Allerminst een achtste plaag
Haren van de zeemuis kleuren mooi in het licht
20
20
21
21
Sprinkhanen en krekels
weerwoord
Visie op
toekomst
Deltawater
Handen uit
de mouwen
in de natuur
Gerommel
in de bedstee
Voordêêl
om dialect
te praete
bijzonder blauw
Houdt oktober zijn
bladeren lang,
wees voor een
lange winter bang
Nieuwe weerwoorden zijn welkom
bij de redactie PZC, postbus 18,
4380AA, Vlissingen, fax 0118-
470102, e-mail redactie@pzc.nl.
Buitengebied is een wekelijkse
bijlage over natuur en
landschap, land- en tuinbouw,
streektaal en streekcultuur,
visserij, recreatie en vrije tijd.
Vragen, opmerkingen en
suggesties zijn welkom bij de
redactie van de PZC, postbus
18, 4380 AA, Vlissingen,
fax 0118-470102,
e-mail redactie@pzc.nl
dinsdag 22 oktober 2002
Een zwoele zomeravond,
enkele maanden gele
den. In de lichtbundel van
mijn bureaulamp verschijnt
ineens een vreemd gevormd
insect. Groen lijfje, ranke
poten en op de kop een lange
antenne. Het zit doodstil,
maakt geen geluid en laat
zich makkelijk op een pa
piertje schuiven, zodat ik het
beest kan terugdragen naar
de tuin. Een onverwachte
ontmoeting met waarschijn
lijk een struiksprinkhaan,
maar het kan ook een boom
sprinkhaan zijn. Ik vergeet
van schrik goed te kijken.
Wie rekent ook op bezoek
van zo'n insect? Want het
gaat helemaal niet zo goed
met de sprinkhanen en kre
kels in Zeeland.
Van de 45 inheemse soorten
sprinkhanen staan er 18 op
de Rode Lijst. Dit zijn bedreigde
soorten. Net als veel andere in
secten gaan ook sprinkhanen en
krekels in Nederland achteruit.
Het rijtje oorzaken is zo langza
merhand welbekend: versnip
pering, vergrassing, verzuring
en vermesting. Blijdschap daar
om bij de Vereniging Natuur
monumenten, nu uit onderzoek
blijkt dat de zeldzame blauw-
vleugel-sprinkhaan in Voornes
Duin nog veelvuldig gezien
wordt. In Zeeland komt deze
soort enkel nog voor in de dui
nen van Schouwen en Walche
ren. Via het Project Insect van
stichting Het Zeeuwse Land
schap is vastgesteld dat in de
provincie totaal 25 soorten
sprinkhanen rond hupsen.
Lucien Calle, parttime-mede
werker aan het Project Insect,
deelt de insecten in twee groe
pen in: de langsprieten en de
kortsprieten. Dat verwijst naar
de lengte van de voelsprieten.
Tot de eerste groep worden on
der meer de sabelsprinkhanen
(met een langwerpig borststuk)
en de krekels (met een breed
borststuk) gerekend. Bij de
kortsprieten horen de kleine
doomsprinkhanen en veld-
sprinkhanen. De dieren maken
met hun vleugels en poten een
typerend geluid ('zingen') en ze
horen met hun buik (veld-
sprinkhanen) of poten (sabel
sprinkhanen).
Kleuren
Vooral bij de veldsprinkhanen
zijn de kleuren heel gevarieerd,
van groentinten, geel, purper
tot dieprood. Deze soort is vege
tarisch; de beestjes eten vooral
grassen. Veel sabelsprinkhanen
eten ook kleine insecten. De
sprinkhanen staan zelf op het
menu van vogels als zanglijster,
ekster en ooievaar. De in Neder
land aanwezige soorten kunnen
niet goed vliegen en dat beperkt
hun verspreiding. Volgens Calle
is bij de greppelsprinkhaan nog
steeds te zien welke delen van
Grote groene sabelsprinkhaan
Zeeland door de Februariramp
van 1953 zijn getroffen. Daar is
het dier vijftig jaar later nog
steeds niet teruggekeerd.
Er zijn exemplaren die wel goed
kunnen vliegen en die maken
daar ook gebruik van door gro
tere afstanden te overbruggen.
Als voorbeeld noemt Calle zes
soorten die een populatie heb
ben gevormd op de Hompelvoet,
een drooggevallen plaat in het
Grevelingenmeer. De afstand
naar het vasteland is ongeveer
één kilometer. Op de Hooge Pla
ten, een natuurgebied in de Wes-
terschelde, is het spitskopje
aangetroffen. In herfst en win
ter overstromen deze platen met
springtij; kennelijk weet het
spitskopje het zoute water te
weerstaan.
Calle stelt dat de temperatuur
stijging ook invloed heeft. Hij
verwacht dat op korte termijn
zuidelijke soorten, als de bra-
menspnnkhaande sikkel
sprinkhaan en gouden sprink
haan, via Vlaanderen in
Zeeland arriveren. Overigens
niet omdat het milieu ineens zo
veel beter is geworden; de kli
maatverandering is juist een
verslechtering. Verschuivingen
doen zich ook voor binnen de al
in Zeeland aanwezige groepen
sprinkhanen. Calle signaleert
dat soorten als de krasser, de
snortikker en de ratelaar sterk
vooruit gaan. Waar de krasser
oprukt, gaat dat trouwens weer
ten koste van de kustsprink-
haan.
De soorten die slecht vliegen on
dervinden veel nadeel van de
versnippering van het land
schap en de toename van het
verkeer. Ook de vermesting is
een fikse bedreiging. Calle
maak1; duidelijk dat de dieren
hun ei?ren op de grond of laag in
de vegstatie leggen. De eieren
ontwilkelen zich dankzij zon
licht.
Verrresting
Vermeiing zorgt voor te voed
selrijkebodems en ruige be-
groeiin| en dat is funest voor
een gezinde ontwikkeling van
de insecien. Door in het beheer
meer nadruk te leggen op ver
schraling en afplaggen van bo
dems kan daar wat aan gedaan
worden. Zo is in Zeeuws-Vlaan-
deren voor de krekel een speci
aal plagproject uitgevoerd. Ook
andere insecten, als graafbijen
en wespen, mieren en de veen
mol, profiteren hier trouwens
van. Voorbeeld van de achter
uitgang is de duinsabelsprink-
haan, die al geruime tijd niet
meer is gesignaleerd in Zeeuws-
Vlaanderen. Calle vraagt zich af
of het dier hier nog wel voor
komt. De blauwvleugelsprink-
haan handhaaft zich alleen nog
in de duinen van Schouwen en
Walcheren. Voor één soort is ex
tra zorg geboden: de grep
pelsprinkhaan. Dit insect komt
in Nederland alleen nog in Oost-
Groningen en Zeeland (met na
me in Zeeuws-Vlaanderen en op
Zuid-Beveland) voor. De dijken
vormen prima leefgebieden,
maar de soort is ook op schorren
gezien.
De sprinkhanen en krekels zijn
allerminst een achtste plaag,
waarvan in het bijbelboek Exo-
illustraties Adri Karman
dus gewag wordt gemaakt. Inte
gendeel, weten hoe het er met
deze dieren in Zeeland bij staat,
is nuttig. Insecten spelen een
steeds belangrijkere rol in het
natuurbeheer. Hun aan- of af
wezigheid geeft mede aan hoe
de toestand van een ecosysteem
is en daarmee hoe de kwaliteit
van een natuurgebied is. Zo zijn
dagvlinders een voorname
graadmeter hiervoor, maar ook
de sprinkhanen en krekels zeg
gen iets over de verscheidenheid
aan soorten en over de situatie
van de vegetatie.
Rinus Antonisse
Zie ook Zeeuws Landschap, 18e
jaargang nummer 2 en het boek
Zeldzaam Zeeuws van stichting
Het Zeeuwse Landschap.
4»v'
De Zierikzeese arts Job Bas-
ter schreef rond 1740 aan
een van zijn vrienden: „Is men
een eerbiedige verwondering
aangedaan over de Wijsheid in
de Schepping en over de voor
zienigheid in de onderhouding
der Vogelen en Insecten, die in
de lugt en op de aarde leven, zal
men het niet minder over beide
weezen, als men de voortteling
der vissen en andere zig in Zee
onthoudende Dieren nagaat."
Job Baster deed veel onderzoek
naar het leven onder water in de
Oosterschelde. Een van de die
ren die zijn speciale interesse
had, was de zeemuis. Een fasci
nerend diertje. Andere onder
zoekers, zoals Swammerdam,
noemen dit dier fluwelen zee
slak.
Baster nam de naam over van
vissers. Zeemuis is niet zo'n
vreemde naam voor het diertje
omdat het een spitse kop en een
harig lichaam heeft. Hieruit
blijkt overigens weer dat de zee
dieren later hun Nederlandse
namen hebben gekregen dan de
landdieren. (Zie ook namen als
zeemuis, zeehaas, zeekoe, zee
hond, zeekat en zeeduizend
poot.) De Latijnse naam van de
zeemuis is Aphrodite acuieata.
Waarom het diertje naar de go
din van vruchtbaarheid en
schoonheid is genoemd, is niet
duidelijk. Wellicht is dat van
wege de verrassende kleuren.
De Fransen noemen hem ook
Aphrodite en souris de mer en
taupe de mer. Duitsers en En
gelsen gaven net als wij een min
der poëtische naam: respectie
velijk Seemaus en sea-mouse.
De zeemuis behoort tot de dier-
groep wormen. Dit is een zeer
uitgebreide groep, ook onder
water. Het dier is ondergebracht
in de klasse van de borstelwor
men. Het lichaam van de
zeemuis is enigszins spits toelo
pend aan de achterzijde, tien tot
twintig centimeter lang en drie
tot zeven centimeter breed. De
bolle rug is bedekt met een dik
ke viltachtige laag grijze haren
met dikke donkere borstels. Aan
de onderkant zijn dwarse plooi
en zichtbaar, die in de lengte be
zet zijn met 32 uitstekende de
len in de vorm van tepels. De
kleinste zitten bij de kop en het
achterste gedeelte van het li
chaam, de grootste in het mid
den van de buik. Uit deze uit
stulpingen groeien stevige,
zwarte, blinkende haren. Job
Baster vertelt over de schitte
rende kleuren die het dier heeft
wanneer de zon erop schijnt. De
iriserende borstelharen nemen
dan alle kleuren van de regen
boog aan. De zeemuis leeft inge
graven in een zanderige bodem.
Soms na een storm is het dier in
het aanspoelsel van de vloedlijn
te vinden. De zeemuis komt
langs de hele Zeeuwse kust voor
en ook in de Oosterschelde. Hij
voedt zich met andere wormen
en met weekdieren. Onder de
'viltlaag' op de rug bevinden
zich schubben, die regelmatig
opgelicht en ingeklapt worden,
waardoor vers water naar de
kieuwen wordt gevoerd. De
zeemuis kan zijn borstels zo
kort in zijn lichaam trekken, dat
maar even de puntjes te zien
zijn. Door ze weer uit te steken
stoot hij zijn lichaam voor
waarts.
De meest bekende borstelworm
is de zeepier. Deze leeft in zan
derige of modderige bodem in
een diepe, U-vormige krater
van zo'n twintig tot dertig centi
meter lang. De gangen in de bo
dem worden langs de wanden
verstevigd met een slijmachtige
deklaag. De uitgang is gemak
kelijk te herkennen aan een
bergje uitwerpselen. Dat be
staat uit een paar hapjes bodem,
waar de worm het voedsel uit
heeft gehaald. De trechtervor
mige ingang heeft een doorsne
de van anderhalf a twee centi
meter en is vlakbij zo'n hoopje
uitwerpselen te vinden als klein,
min of meer dichtgeslibd kuil
tje. De zeepier leeft ongeveer
dertig centimeter onder de op
pervlakte. Deze worm speelt in
de levensgemeenschap van de
Oosterschelde een cruciale rol.
Veel vogels zijn afhankelijk van
deze wormen.
Petra Sloof
Zeepierenhoopjes op de slikken van de Oosterschelde. f0to Chiel Jacobusse
De PZC heeft een stuk Oosterscheldenatuur geadopteerd. Het
gaat om de Rumoirtschorren en de Slikken in de Krabben-
kreek, achterin de Oosterschelde. Ook het schorretje voor de
Oesterput, langs de noordkust van Noord-Beveland behoort
bij het geadopteerde gebied. De kran t betaalt mee aan het be
houd van dit bijzondere stukje Zeeland, door een sponsorbij
drage aan Het Zeeuwse Landschap. In 'Bijzonder blauw'
wordt het wel en wee van het reservaat belicht en bovendien
komen er regelmatig vertegenwoordigers van de unieke flora
en fauna ter sprake.
Bruine sprinkhaan