Thuis heb je meer kansen
PZC
Blanken rest geen barmhartigheid
Gans alleen
Mary
Lawson
25
P.A.S.S.A.G.E.S
Eben Venter
DeBrits-Canadese schrijfster Mary Lawson: „Schrijven is een verslavende bezigheid." foto Marisa Beretta/GPD
Y' e debuut meteen een bestseller. Klinkt mooi, maar in
het geval van de Brits-Canadese schrijfster Mary
Lawson is de waarheid weerbarstiger. Tien jaren van
zwoegen en afgewezen worden, gingen vooraf aan het grote
succes van haar subtiele familieroman De vijverjaren.
Ze woont al sinds 1968 in En
geland. „Maar ik ben een
Canadese schrijfster", bezweert
Mary Lawson (56). Daar kwam
ze zelf trouwens ook pas later
achter, na een aantal pijnlijke
ervaringen bovendien.
„Ikhad al een aantal jaren korte
verhalen geschreven en gepu
bliceerd. Mijn man verdiende
I genoeg. Ik kon rustig mijn baan
opgeven. Ik wilde proberen een
roman te schrijven." Vijfjaar
arbeid gingen verloren aan een
I manuscript dat nooit een boek
I zou worden „Ik stuurde het
naar vier literaire agenten. In
het Angelsaksische gebied kun
je niet een manuscript direct
naar een uitgever sturen, dat
kan alleen via een agent. Alle
ner wezen ze mijn boek reso
luut afOm er achter te komen of
ze gelijk hadden, besloot ik het
een half jaar te laten liggen. En
ze hadden geli j kHet was niet
goed genoeg. Erg pijnlijk."
Maar die roman moest en zou er
komen. Inmiddels zijn er weer
vijf jaar voorbijMary Lawson
staat al ruim een half jaar in de
Canadese en Amerikaanse best
sellerlijsten met haar debuut,
dat in het Nederlands is ver
taald onder de titel De vijverja
ren. Maar dat het dit keer glad
jes verliep, niet bepaald.
„In de tussentijd was ik natuur
lijk wel korte verhalen blijven
schrijven. Een daarvan ging
over een meisje dat een enorme
bewondering voor haar broer
koestert, maar hij stelt haar la
ter enorm teleur. Mensen die ik
het liet lezen, zeiden dat er in
dat gegeven een roman zat."
Haar moeder werd ziek en twee
jaar lang reisde Mary Lawson
met grote regelmaat heen en
weer tussen Engeland en Cana
da. „De laatste twee maanden
van haar leven woonde ik weer
thuis, bij mijn moeder in Cana
da. Ik was terug in het huis van
mijn jeugd, terug in mijn ge
boortestreek. Toen wist ik dat ik
daar mijn roman moest laten
spelen en niet, zoals dat misluk
te eerste boek, in Engeland. Ik
denk dat je het meest overtui
gend schrijft over dat wat je het
beste kent. En wat ken je het
best? Je jeugd en je geboorte
streek. Ik ken karakters van de
mensen, ik ken de geschreven en
ongeschreven regels. Schrijven
over je eigen cultuur, dat bleek
de oplossing."
Ze plaatste de handeling van De
vijverjaren in de jaren vijftig, de
tijd van haar eigen jeugd. In de
roman vertelt ze namelijk het
verhaal van de familie Morrison
grotendeels vanuit het perspec
tief van dochter Kate, die op dat
moment twaalf jaar is. Net als in
het korte verhaal koestert Kate
een mateloze bewondering voor
haar zeer intelligente broer
Matt. De familie leeft in een af
gelegen streek genaamd Crow
Lake, in Noord-Ontario. Matt
lijkt voorbestemd voor een uni
versitaire studie en een succes
volle loopbaan als bioloog. Bio
logie is zijn passie. Hij neemt
zijn zusje Kate telkens mee naar
de vijvers in de buurt om het le
ven in en om het water te bestu
deren. Maar dan verongelukken
de ouders. Het geld ontbreekt
om Matt te laten studeren. De
oudste broer, Luke, offert zich
op en neemt de opvoeding van
Matt, Kate en hun kleine zus Bo
op zich, maar door omstandig
heden komt Matt alsnog niet op
de universiteit terecht. Kate
schat de situatie volkomen ver
keerd in, zo blijkt. Ze denkt dat
ze Matt is kwijtgeraakt, terwijl
het juist zij is die Matt teleur
stelt. Een spel van ragfijne psy
chologie. Mary Lawson heeft dit
gegeven op ongewoon subtiele
en gevoelige wijze beschreven.
„Ik zou nu een lange neus kun
nen maken naar de agenten die
ook dit manuscript eerst weer
hebben afgewezen. Maar zo zit
ik niet in elkaar. Blijkbaar komt
er bij het uitgeven van je eerste
boek ook veel geluk kijken.
Maar de mate van het succes
heeft ook mij weer verbaasd. Ik
dacht dat als het al mensen zou
interesseren, het alleen Canade
zen zouden zijn die gewend zijn
in een afgelegen streek te leven.
Maar ik besefte ook dat Canade
zen mij, gezien mijn verblijf in
Engeland, zo ongeveer het
slechtste soort vreemdeling
zouden vinden. Iemand die haar
vaderland had verlaten. Maar
dat viel mee."
„Ik had gedacht dat het vooral
door vrouwen zou worden gele
zen. Maar de meeste recensies
werden geschreven door man
nen en ze zijn er erg positief over
geweest. Ik hoop dat de thema's
breed genoeg zijn om iedereen
aan te spreken. Het is niet aan
mij om mijn publiek te kiezen.
De plot is opgehangen aan een
meisje, maar het grote verhaal
draait toch om een gezin, een fa
milie."
Toen De vijverjaren een succes
was geworden, heeft ze op een
dag haar eerste manuscript nog
eens uit de mottenballen ge
trokken. „Goede karakters,
goede plot. Alleen, er zat geen
reden in waarom het geschreven
moest worden. Wat ontbrak,
was een centraal probleem. Ik
zou het desondanks gemakke
lijk kunnen verkopen, maar ik
heb het door de shredder ge
haald, om te voorkomen dat ik
het in een zwak moment alsnog
uit handen zou geven."
Achteraf gezien is het de moeite
allemaal waard geweest, uiter
aard, maar waarom zwoegde ze
twee maal vijf jaren in onzeker-
heid aan een roman? „Laat ik
voorop stellen dat schrijven een
verslavende bezigheid is. Ik
moest per se de romanvorm pro
beren, want in verhalen kun je
een karakter zich nauwelijks la
ten ontwikkelen. Ik heb de
ruimte en de tijd van de roman
nodig. Ik ben nu eenmaal geen
Alice Munro, de Canadese au
teur die alleen maar verhalen
schrijft. Zij kan in vijftien blad
zijden een heel leven beschrij
ven. Zo kan ik het niet."
Openhartig is ze ook over wat ze
de zwakkere momenten in de ro
man noemt. Het verhaal is ge
schreven vanuit Kate, als kind
en als volwassen vrouw. „Een
probleem was dat Kate ais kind
niet te wijs moest zijn. Kinderen
kunnen niet alles weten of snap
pen. Zo moest ik dus bijvoor
beeld het verhaal over de buren
van de Morrisons, de familie
Pye, aan Kate laten vertellen
door een oudere vrouw. Dat is
niet erg subtiel, maar het moest
maar."
„De episodes over Kate als vol
wassene heb ik zo klein moge
lijk gehouden. Kate is twintig
jaar blind geweest voor het be
langrijkste in haar leven. De
grootste tragedie in Matts leven
is dat Kate hem niet meer be
wondert. Het begrip dringt bij
haar door dat er meer manieren
zijn om een fijn leven te hebben.
Soms kun je fouten niet herstel
len, daar moet je dan mee leren
leven. Maar daarnaast zijn er
vele manieren om gelukkig te
worden. Dat Matt gelukkig is,
komt geen moment bij haar op."
Het enorme belang dat heden
ten dage aan hoger onderwijs
wordt gehecht, het is Mary Law
son een gruwel. Matt heeft een
heerlijk leven, ook zonder een
universitaire graad. „In Canada
is educatie de ladder omhoog, de
manier om van de boerderij weg
te komen. De liefde voor de na
tuur en het land en de waarde
die gehecht wordt aan educatie,
het zit allebei in mijn boek. In
Engeland is het nog erger. In En
geland kun je al zakken voor je
eerste examen als je nog maar
zeven jaar bent! We hebben he
lemaal geen behoefte aan al die
academici. Het nieuwste van
het nieuwste is dat ze in Enge
land nu een test krijgen voor
kinderen van vier. Zijn ze nu
echt helemaal gek geworden?
Vier jaar! We kunnen veel beter
het woord Talen' uit het woor
denboek schrappen. De balans
is volledig doorgeslagen."
Bo, het jongste zusje van de
Morrisons, leeft er vooralsnog
lustig op los. „Het dreigde een
erg serieus boek te worden, om
dat ik de ouders moest laten ver
ongelukken. Overigens heb ik
het vreselijke woord 'wees' om
deze reden weten te vermijden.
Ik had een komische noot nodig.
Bo is de enige van de figuren die
ik niet heb bedacht. Het was
mijn zuster die model voor haar
stond. Zij vond het eerst wel
goedZe dacht dat het boek toch
niet zou worden gepubliceerd.
Toen het werd geaccepteerd,
heeft ze maanden moeten na
denken of ze wilde worden ge
noemd in het nawoord. Een
krant beschreef Bo als 'een na
tuurkracht'. Daar was mijn zus
ter dan weer trots op, natuur
lijk. Overigens: Bo is de naam
van haar kat."
Theo Hakkert
Mary LawsonDe vijverjaren - Ver-
laling: Erica Feberwee. Uitgeverij
Luitingh-Sijthoff, 286 pag., 15,90.
Ze mag gaarne wandelen. Als
het kan, met haar lieve
lingshonden Mohammed en
Shadow. In 1860 loopt de keize
rin op de klippen. Gans alleen.
Gedesoriënteerd, zwak van ze
nuwen, ten prooi aan depres
sies, zoekt ze soelaas op een rots,
de vulkaan in de Atlantische
Oceaan die het houteiland heet
en van basalt blijkt te zijn. Eli
sabeth Amalie Eugenie, dochter
van de boerenhertog in Beieren
en keizerin van Oostenrijk,
strijdt tussen de bloemen van
Madeira voornamelijk tegen
zichzelf. De boze wereld? Ach,
Wenen is ver. Daar wordt met
veel omhaal getracht het keizer-
rijk in stand te houden. Zij heeft
genoeg aan zichzelf, aan de klei
ne zwarte wereld van Sissi. Ze is
niet zonder hulp. Queen Victo
ria heeft haar - Duitse mevrou
wen onder elkaar - het grooten
gelse jacht ter beschikking
gesteld. Koning Pedro der Por
tugezen vond de graaf Carval-
ho, die men wel de vorst van Ma
deira noemt, zowaar bereid zijn
paleisje op het boventerras van
Funchal tijdelijk af te staan.
Doch, dankbaarheid blijkt ver
te zoeken: de keizerin, door ve
len schaapachtig bejubeld als
een afgezante uit het Engelen
rijk, blijkt een kwaadwillige
harpij. Goed, er zijn acht pony's
nabezorgd. Maar, hoe zit het
met de geliefde hengst Nihilist
Ze eist en eist, ze overlaadt de
omgeving met snauwen en
grauwen. Intussen groeien de
geruchten - sa majesté houdt het
wel erg lang vol onder de pal
men, tussen de jacaranda en or
chideeën en op de hellingen
waar de zoete Malvasia en de
Boal de wrange Blauburgunder
doen vergeten. Wordt daar niet
een spruit verdonkeremaand
aan wiens conceptie geen bij
zondere inspanningen zijdens
Franz-Joseph, imperator-rex,
ten grondslag liggen? De spruit
zal zich decennia later melden.
Zout en zwavel
De passages van de keizerin
blijven niet beperkt tot de eilan
den in de Oceaan. Ze heeft zich
vast voorgenomen om niet - aan
de zijde van de oude keizer - de
gevangene van de paleizen te
worden. Het Habsburgse Rijk
reikt ver, maar de wereld is gro
ter. Ze zoekt de hoofdsteden van
Europa. Ze zoekt de zee, de
stranden van Nederland en
Normandië, de Engelse kust,
Bella Italia, de oneindige vlucht
van meeuwen en Jan van Gen
ten. Ze ontwikkelt een passie
voor de kuuroorden, les villes
d'eau. Ze reist en reist. Waar het
haar bevalt worden huizen ge
bouwd en chateaux gevorderd,
villa's met uitzicht op zee, pa-
leisjes voor meevoelende jonge
heren. In haar laatste acht
maanden (1898) kreunen ander
maal de koetsen. Ze laat zich
zien in Parijs, waar ze op de ci-
metiere de Montmartre een
krans legt bij het marmeren ge
laat van de geliefde dichter
Heinrich Heine. Ze rept zich
vervolgens naar Marseille, San
Remo, Territet-sur-Montreux,
Mannheim, Homburg, Frank
furt, München en Genève. Tot
haar diepe leedwezen kan ze
maar niet in Lourdes geraken en
ook al niet op de Canarische Ei
landen. Ze kuurt ter compensa
tie, in diezelfde acht maanden,
te Kissingen, achter de Kaiser-
villa van Bad Ischl, Nauheim, in
Bex, Évian-les-Bains en Caux-
sur-Glion in de blauwe schadu
wen van La Dent du Midi. Zout,
zwavel en zon! In Pregny, dat
tegen Genéve leunt, bezoekt ze
la baronne de Rothschild, drinkt
tamgezweepte champagne, laat
Keizerin Elisabeth van Oostenrijk
de menukaart onverwijld ter
kennis brengen van de Weense
werkezel Franz-Joseph en
wordt een tikkeltje jaloers op de
tuinen, de ceders van de Liba
non, de bloemenweelde, de vo
gels in hun grote kooien, de vis
sen in de aquaria. Ze zou er -
eigenlijk - wel willen sterven,
gans alleen. Het leven heeft haar
immers niets te bieden, of het
zou - in het zog van de vereerde
Heine - haar literarische Arbeit
moeten zijn.
Kistje
Elisabeth is aangeraakt door de
muze. Als meisje heeft ze zoet-
zachte gedichten geschreven.
Ruim dertig jaren later pakt ze
de veder weer op, na ernstige
aansporingen van de schrijven
de collega Elisabeth van Roe
menië die als Carmen Sylva de
vruchten harer pen verzamelt.
Ik schrijf maar zwijg, voegt ze
de koningin van den Hogen Hil
toe. Alles zal pas na haar dood
gepubliceerd worden. En zo ge
schiedt. In 1950 ontvangt de
president van de Confederatie
aller Helveten te Bern een geze
geld kistje waarin de honderden
keizerlijke rijmen zijn opgesla
gen. In 1980 neemt graaf Corti
een aantal gedichten op in zijn
biografie Elisabeth d'Autriche
(Payot), in 1997 gevolgd door de
geannoteerde Hamann-editie.
Het snibbige gansje, dat welge
oefende minnaars en stoeten
dwepers kon bekoren, geeft zich
in al hare werken over aan de
droom, het verlangen naar idea
le doch oneindige verten, naar
vrijheid, de eeuwige zee, ruisen
de golven, zingende bossen, het
stille gebeuren van de natuur,
de liefde die bitterzoet zal zijn,
de kosmische liefde die alles te
bovengaat. In 1885 schrijft ze, a
Zandvort, waar ze van haar
kwalen tracht te genezen:
Ik houd wel van jou, jij trotse.
Jij ruwe, woeste zee:
Met ruige hoge golven,
En storm ben ik tevree!
Du stolzes, du rauhes, barsches
Meer! Elisabeth komt gaarne in
Nederland, waar ze onderdak
vindt in een Zandvoortse villa
en in het hoofdstedelijke Am-
stelhotel. Het heeft weinig - een
zilverhaartje - gescheeld, of ze
was aan de hand van Carmen
Sylva neergestreken in Bad
Domburg. Ze heeft evenwel de
Kop van Schouwen en het krui-
vende zeetje over de Hompels
niet mogen aanschouwen. Sissi
was ten volle aangedaa n d oor de
heden ten dage te Domburg nog
immer aanbeden meesterstrij-
ker Metzger. Deze omstreden
wondergenezer van de hooga-
del, een specialist in de behan
deling van Verstuikingen met
fricties, hield zitting in het Am-
stelhotel, in Domburg, Wiesba
den, Bonn en Parijs. De keizerin
reisde hem - waar mogelijk - na
zéér tegen de zin van Franz-Jo
seph die niets van charlatans
moest hebben. Ze kreeg zware
kuren opgelegd, zó onwezenlijk
dat ze zich - tot vreugde van de
heelmeesters ten paleize - uit
eindelijk van Metzger afkeerde
Veilige haven
Zwitserland is van grote bete
kenis geweest in dit jachtige,
storingsvolle leven. Elisabeth
vond er een rustpunt in Territet,
een half dorp in de luwte van
Montreux. Ze liet er een streng
burgerpaleisje bouwen, een
schonkige behuizing tegen de
grimmige bergwand. Vlakbij
verrees een privé-station waar
de staatsierijtuigen knersend
aankwamen en vertrokken. In
het plantsoen staat Sissi in sui
kersteen, poppetjeswit, tussen
hard gras en een border van geu
rige afrikaantjes naar de Boom
van Byron te turen. Het is eer
geliefd punt. In het nabije Wes
ten schittert de koninklijke villa
waar Willem III zich gaarne,
zonder de drukkende last van
enige kledij, aan 'onbehouwen
Zwitsers' toonde, wat leidde tol
vermakelijk schandaal. Bene
den, aan het altijd koele water
van Le Léman, kwettert de boe-
rengroene vogelkooi, vergaat
het Oude Zeer op nette banker
en is er voor de eenzaipcn een
bois d'amour zonder nachtelij
ke sluiting. Baron Mannerheim.
maarschalk van Finland, houdt
toezicht, met bronzen blik. Hel
haventje heet, geruststellend.
Bon Port. Van deze steiger ver
trok, september 1898, de Dich
teres en hier zou ze per rader
boot terugkeren. Het is er niet
van gekomen.
Op de rommelmarkt van Genè-
ve tikt Luigi Lucheni, de ontsla
gen huisbediende van prins
d'Aragona, een driekanten vijl
op de kop. Hij zoekt een slacht
offer. Onder de vrije hemelen
van Zwitserland komen velen
samen: vorsten en samenzweer
ders. Lucheni heeft zich te Pa
rijs bezig gehouden met de af
faire-Dreyfus en zich achter het
J' Accuse van Émile Zola ge
steld. Een Frans slachtoffer
blijkt evenwel niet zo gauw te
regelen. Geheel anders ligt dat
voor de keizerin van Oostenrijk
die zich bij voorkeuronbewaakt
op straat wenst te begeven. De
Abessinië-veteraan drijft de viji
in de bewonderde borst van Eli
sabeth. Deze beoordeelt de situ
atie als 'onaangenaam', er is
niets aan de hand, een 'onzachte
aanraking', méér niet. Kort
daarna kleurt een kleine bloed
vlek het gewaad - de keizerin
geeft de geest. Lucheni (26)
krijgt zowel betuigingen van lof
en dank als vloekbeden over
hem uitgestort. Levenslange
opsluiting luidt het verdict. Hij
houdt een aangescheipt sardie
nenblikje paraat, voor het geval
hij de dood mocht verkiezen
Uiteindelijk verandert hij van
werktuig: in oktober 1910 ver
hangt hij zich met behulp van
een lederen riem. Elisabeth rust
in het vervloekte Wenen, in de
Kapuzinergruft waar met de
glorie ook het stroef verdriet de
zer wereld vergaat. Die na haar
kwamen, lezen haar gedich
ten...
Andreas Oosthoek
Naar aanleiding van het verschijnen
van de bundel Liefde die moet vrij
zijn, de mooiste gedichten van Eli
sabeth van Oostenrijk-Hongarije,
vertaald en ingeleid door Gerda
Meijerink, 74 pp., uitgegeven door
Bert Bakker Amsterdam, 6,81
Aanbevolen: Martin Ros, Elisabeth,
uitgave (1999) De Prom/Aspekt.
Soesterberg.
Elke roman die zich afspeelt in het turbu
lente Zuid-Afrika van nu zal onvermij
delijk vergeleken worden met Coetzee's
meesterwerk In ongenade. Zo ook de nieu
we roman van Eben Venter, Dans aan het
einde van de dag. Er zijn meer verschillen
dan overeenkomsten, maar Venters boek
mag er absoluut zijn.
Is Coetzee vooral beroemd om zijn geser
reerde en onopgesmukte stijl, Eben Venter
daarentegen verlustigt zich nu en dan graag
in het exuberante. De schrijver leeft zich
bijvoorbeeld uit in de beschrijving van een
woeste disconacht in Johannesburg, en op
elke plek waar eten aan de orde is. Een van
de hoogtepunten is het springbokbout-
avondje' dat door een van de blanke boeren
elk jaar georganiseerd wordt, en juist ook nu
iedereen het einde van de blanke suprema
tie voelt naderen. Het smulfestijn eindigt
abrupt met het plotselinge doodgaan van
een van de dikste disgenoten, wiens laatste
woorden luiden; 'O Brood, O Vlees!Hieruit
blijkt al een groot verschil tussen Venter en
Coetzee: de jonge Zuid-Afrikaan schuwt de
humor niet en heeft een gretig oog voor het
absurde.
De haast wellustige overdaad aan voedsel
en comfort staat in scherp contrast met de
leefomstandigheden van de zwarte bedien
Eben Venter
den. De poverheid van hun bestaan wordt
door de schrijver niet aangedikt - zoals bij
voorbeeld André Brink zou doen - maar
slechts in details aangestipt. Mét de blanke
boeren is de lezer verontwaardigd als onbe
houwen zwarten een traditionele land
bouwtentoonstelling verstoren, de met veel
zorg ingelegde weckpotten met fruit dom
weg niet open weten te krijgen en ze daarom
maar stukgooien om er het fruit uit te vis
sen. En de daags tevoren liefdevol geslachte
schapen rauw naar binnen schrokken. Tot
dat eindelijk bij de lezer het besef komt dat
diezelfde boeren hun zwarten net niet laten
creperen van de honger, zodat ze nog net wel
kunnen werken maar nauwelijks iets kos
ten. Het lijkt alleen maar lang geleden: de
dikke wollen tapijten van de blanken, en de
met mest aangestampte vloeren in de hutjes
van hun zwarte bedienden.
Het verhaal van de roman, oorspronkelijk
getiteld Foxtrot van die vleiseters, wordt
verteld door de blanke Petrus Steenekamp,
in wie wij eerst een kind vermoeden maar
die al een jonge volwassene moet zijn. die
rookt en autorijdt. Hij is het geweten van de
familie Steenekamp, de luis in de pels die
soms kritische vragen stelt. Zijn popperige
zusje maakt zich op voor haar bruiloft met
de rechtse fanaat Fritzie, zijn oudere broer
Johannes leeft een grote-stadsleven in
Johannesburg. Johannes wordt vooral ge
kenmerkt door zijn afkeer van het platte
landsleven, en door een misstap die hij als in
trance beging: hij volgde stiekem een bloed
mooie blanke vrouw tot bij haar auto en
stootte toen ze zich bukte zijn hand tussen
haar benen, en zijn vinger naar binnen. De
rechtszaak die de vrouw tegen Johannes
aanspant maar uiteindelijk niet door laat
gaan is een slecht inpasbaar element in de
roman. Of zijn ongeremde greep zou symbo
lisch moeten zijn voor het ongegeneerde le
ven in de grote stad. maar dat lijkt onwaar
schijnlijk.
De jongere Petrus, op zijn beurt, wordt ge
fascineerd door een bijzonder mooi zwart
meisje op de ouderlijke boerderij Wildeper-
dehoek. Behalve mooi en sensueel is het
Xhosameisje Buziwe ook nog slim; ze loopt
elke ochtend, hitte of ijzige kou, in draf de
15 kilometer naar school om eindexamen te
kunnen gaan doen. Ze laat schriftelijk we
ten dat ze liever wil studeren dan een soort
fokmachine te worden voor haar 'kamera
den' van het Volksleger, dat zovel mogelijk
soldaten wil kweken. De spanning tussen
Petrus en Buziwe ontlaadt zich niet. Hij
neemt haar één keer mee, om stiekem te
gaan zwemmen in het voor zwarten verbo
den bronnenbad, waarvan het meisje luid
keels geniet. Na het poedelen vertelt ze hem
een even gruwelijk als prachtig verhaal, een
schokkende Xhosa-variant op een 'eigen'
blanke legende. Als Petrus gevraagd wordt
aan de politie te verklikken dat een belang
rijke blanke luitenant seks heeft gehad met
de zwarte Buziwe - waar hij ongewild getui
ge van was - weigert Petrus dat na lang twij -
felen. Het mag allemaal niet baten: het ein
de van de hechte blanke samenleving is in
zicht; de Grote Ontreddering is nabij en die
zal gepaard gaan met zeer veel geweld. Een
enkeling heeft een flintertje begrip voor de
gewelddadigheid van de zwarten: „Hier op
de boerderij hebben we onze goede jaren ge
kend. Maar nu zijn we op een punt beland
dat we alle welwillendheid hebben opge
bruikt. Er blijft geen barmhartigheid meer
voor ons over."
Het naderende geweld wordt door Eben
Venter met kleine stapjes aangekondigd. Ie
mand ziet een necklace-moord, een oud
boerenechtpaar wofdt in een plas bloed
aangetroffen, wegen in het donker zijn le
vensgevaarlijk. De dreiging die in toene
mende mate van de zwarte meerderheid uit
gaat wordt door Venter even goed als door
Coetzee in In ongenade opgeroepen. De
spanning zindert. Slechts gesuggereerd,
maar dan wel met de nodige kracht, wordt
het gebruik van de aan de Chileense junta
ontleende blanke martelmethode 'El Sub-
marino', in het Zuid-Afrikaans 'submareen'
geheten. Hierbij wordt het hoofd van het
slachtoffer herhaaldelijk ondergedompeld
in een bak vol bloed, kots en stront. De
schrijver laat dit motief op zo'n manier
weerkeren in zijn boek dat het haast een
schuldbekentenis wordt.
De Grote Ontreddering in Dans aan het ein -
de van de dag is onafwendbaar, de Dag des
Oordeels gaat achter elke zwarte schaduw
schuil. Die spanning, de ondraaglijke drei
ging pal naast de intense beschrijvingen van
tropische etenswaren, vruchten en vleesge
rechten maken van deze roman een fraai li
terair testament van de blanke overheer
sing in Zuid-Afrika. Wie de eerste bladzijde
leest is verloren.
Margot Engelen
Eben Venter: Dans aan het einde van de dag - ver
taling Riet de Jong-Goossens. Uitgeverij Queri-
do, 280 blZj, €18,50.
vrijdag 18 oktober 2002