Thuis heb je meer kansen PZC Blanken rest geen barmhartigheid Gans alleen Mary Lawson 25 P.A.S.S.A.G.E.S Eben Venter DeBrits-Canadese schrijfster Mary Lawson: „Schrijven is een verslavende bezigheid." foto Marisa Beretta/GPD Y' e debuut meteen een bestseller. Klinkt mooi, maar in het geval van de Brits-Canadese schrijfster Mary Lawson is de waarheid weerbarstiger. Tien jaren van zwoegen en afgewezen worden, gingen vooraf aan het grote succes van haar subtiele familieroman De vijverjaren. Ze woont al sinds 1968 in En geland. „Maar ik ben een Canadese schrijfster", bezweert Mary Lawson (56). Daar kwam ze zelf trouwens ook pas later achter, na een aantal pijnlijke ervaringen bovendien. „Ikhad al een aantal jaren korte verhalen geschreven en gepu bliceerd. Mijn man verdiende I genoeg. Ik kon rustig mijn baan opgeven. Ik wilde proberen een roman te schrijven." Vijfjaar arbeid gingen verloren aan een I manuscript dat nooit een boek I zou worden „Ik stuurde het naar vier literaire agenten. In het Angelsaksische gebied kun je niet een manuscript direct naar een uitgever sturen, dat kan alleen via een agent. Alle ner wezen ze mijn boek reso luut afOm er achter te komen of ze gelijk hadden, besloot ik het een half jaar te laten liggen. En ze hadden geli j kHet was niet goed genoeg. Erg pijnlijk." Maar die roman moest en zou er komen. Inmiddels zijn er weer vijf jaar voorbijMary Lawson staat al ruim een half jaar in de Canadese en Amerikaanse best sellerlijsten met haar debuut, dat in het Nederlands is ver taald onder de titel De vijverja ren. Maar dat het dit keer glad jes verliep, niet bepaald. „In de tussentijd was ik natuur lijk wel korte verhalen blijven schrijven. Een daarvan ging over een meisje dat een enorme bewondering voor haar broer koestert, maar hij stelt haar la ter enorm teleur. Mensen die ik het liet lezen, zeiden dat er in dat gegeven een roman zat." Haar moeder werd ziek en twee jaar lang reisde Mary Lawson met grote regelmaat heen en weer tussen Engeland en Cana da. „De laatste twee maanden van haar leven woonde ik weer thuis, bij mijn moeder in Cana da. Ik was terug in het huis van mijn jeugd, terug in mijn ge boortestreek. Toen wist ik dat ik daar mijn roman moest laten spelen en niet, zoals dat misluk te eerste boek, in Engeland. Ik denk dat je het meest overtui gend schrijft over dat wat je het beste kent. En wat ken je het best? Je jeugd en je geboorte streek. Ik ken karakters van de mensen, ik ken de geschreven en ongeschreven regels. Schrijven over je eigen cultuur, dat bleek de oplossing." Ze plaatste de handeling van De vijverjaren in de jaren vijftig, de tijd van haar eigen jeugd. In de roman vertelt ze namelijk het verhaal van de familie Morrison grotendeels vanuit het perspec tief van dochter Kate, die op dat moment twaalf jaar is. Net als in het korte verhaal koestert Kate een mateloze bewondering voor haar zeer intelligente broer Matt. De familie leeft in een af gelegen streek genaamd Crow Lake, in Noord-Ontario. Matt lijkt voorbestemd voor een uni versitaire studie en een succes volle loopbaan als bioloog. Bio logie is zijn passie. Hij neemt zijn zusje Kate telkens mee naar de vijvers in de buurt om het le ven in en om het water te bestu deren. Maar dan verongelukken de ouders. Het geld ontbreekt om Matt te laten studeren. De oudste broer, Luke, offert zich op en neemt de opvoeding van Matt, Kate en hun kleine zus Bo op zich, maar door omstandig heden komt Matt alsnog niet op de universiteit terecht. Kate schat de situatie volkomen ver keerd in, zo blijkt. Ze denkt dat ze Matt is kwijtgeraakt, terwijl het juist zij is die Matt teleur stelt. Een spel van ragfijne psy chologie. Mary Lawson heeft dit gegeven op ongewoon subtiele en gevoelige wijze beschreven. „Ik zou nu een lange neus kun nen maken naar de agenten die ook dit manuscript eerst weer hebben afgewezen. Maar zo zit ik niet in elkaar. Blijkbaar komt er bij het uitgeven van je eerste boek ook veel geluk kijken. Maar de mate van het succes heeft ook mij weer verbaasd. Ik dacht dat als het al mensen zou interesseren, het alleen Canade zen zouden zijn die gewend zijn in een afgelegen streek te leven. Maar ik besefte ook dat Canade zen mij, gezien mijn verblijf in Engeland, zo ongeveer het slechtste soort vreemdeling zouden vinden. Iemand die haar vaderland had verlaten. Maar dat viel mee." „Ik had gedacht dat het vooral door vrouwen zou worden gele zen. Maar de meeste recensies werden geschreven door man nen en ze zijn er erg positief over geweest. Ik hoop dat de thema's breed genoeg zijn om iedereen aan te spreken. Het is niet aan mij om mijn publiek te kiezen. De plot is opgehangen aan een meisje, maar het grote verhaal draait toch om een gezin, een fa milie." Toen De vijverjaren een succes was geworden, heeft ze op een dag haar eerste manuscript nog eens uit de mottenballen ge trokken. „Goede karakters, goede plot. Alleen, er zat geen reden in waarom het geschreven moest worden. Wat ontbrak, was een centraal probleem. Ik zou het desondanks gemakke lijk kunnen verkopen, maar ik heb het door de shredder ge haald, om te voorkomen dat ik het in een zwak moment alsnog uit handen zou geven." Achteraf gezien is het de moeite allemaal waard geweest, uiter aard, maar waarom zwoegde ze twee maal vijf jaren in onzeker- heid aan een roman? „Laat ik voorop stellen dat schrijven een verslavende bezigheid is. Ik moest per se de romanvorm pro beren, want in verhalen kun je een karakter zich nauwelijks la ten ontwikkelen. Ik heb de ruimte en de tijd van de roman nodig. Ik ben nu eenmaal geen Alice Munro, de Canadese au teur die alleen maar verhalen schrijft. Zij kan in vijftien blad zijden een heel leven beschrij ven. Zo kan ik het niet." Openhartig is ze ook over wat ze de zwakkere momenten in de ro man noemt. Het verhaal is ge schreven vanuit Kate, als kind en als volwassen vrouw. „Een probleem was dat Kate ais kind niet te wijs moest zijn. Kinderen kunnen niet alles weten of snap pen. Zo moest ik dus bijvoor beeld het verhaal over de buren van de Morrisons, de familie Pye, aan Kate laten vertellen door een oudere vrouw. Dat is niet erg subtiel, maar het moest maar." „De episodes over Kate als vol wassene heb ik zo klein moge lijk gehouden. Kate is twintig jaar blind geweest voor het be langrijkste in haar leven. De grootste tragedie in Matts leven is dat Kate hem niet meer be wondert. Het begrip dringt bij haar door dat er meer manieren zijn om een fijn leven te hebben. Soms kun je fouten niet herstel len, daar moet je dan mee leren leven. Maar daarnaast zijn er vele manieren om gelukkig te worden. Dat Matt gelukkig is, komt geen moment bij haar op." Het enorme belang dat heden ten dage aan hoger onderwijs wordt gehecht, het is Mary Law son een gruwel. Matt heeft een heerlijk leven, ook zonder een universitaire graad. „In Canada is educatie de ladder omhoog, de manier om van de boerderij weg te komen. De liefde voor de na tuur en het land en de waarde die gehecht wordt aan educatie, het zit allebei in mijn boek. In Engeland is het nog erger. In En geland kun je al zakken voor je eerste examen als je nog maar zeven jaar bent! We hebben he lemaal geen behoefte aan al die academici. Het nieuwste van het nieuwste is dat ze in Enge land nu een test krijgen voor kinderen van vier. Zijn ze nu echt helemaal gek geworden? Vier jaar! We kunnen veel beter het woord Talen' uit het woor denboek schrappen. De balans is volledig doorgeslagen." Bo, het jongste zusje van de Morrisons, leeft er vooralsnog lustig op los. „Het dreigde een erg serieus boek te worden, om dat ik de ouders moest laten ver ongelukken. Overigens heb ik het vreselijke woord 'wees' om deze reden weten te vermijden. Ik had een komische noot nodig. Bo is de enige van de figuren die ik niet heb bedacht. Het was mijn zuster die model voor haar stond. Zij vond het eerst wel goedZe dacht dat het boek toch niet zou worden gepubliceerd. Toen het werd geaccepteerd, heeft ze maanden moeten na denken of ze wilde worden ge noemd in het nawoord. Een krant beschreef Bo als 'een na tuurkracht'. Daar was mijn zus ter dan weer trots op, natuur lijk. Overigens: Bo is de naam van haar kat." Theo Hakkert Mary LawsonDe vijverjaren - Ver- laling: Erica Feberwee. Uitgeverij Luitingh-Sijthoff, 286 pag., 15,90. Ze mag gaarne wandelen. Als het kan, met haar lieve lingshonden Mohammed en Shadow. In 1860 loopt de keize rin op de klippen. Gans alleen. Gedesoriënteerd, zwak van ze nuwen, ten prooi aan depres sies, zoekt ze soelaas op een rots, de vulkaan in de Atlantische Oceaan die het houteiland heet en van basalt blijkt te zijn. Eli sabeth Amalie Eugenie, dochter van de boerenhertog in Beieren en keizerin van Oostenrijk, strijdt tussen de bloemen van Madeira voornamelijk tegen zichzelf. De boze wereld? Ach, Wenen is ver. Daar wordt met veel omhaal getracht het keizer- rijk in stand te houden. Zij heeft genoeg aan zichzelf, aan de klei ne zwarte wereld van Sissi. Ze is niet zonder hulp. Queen Victo ria heeft haar - Duitse mevrou wen onder elkaar - het grooten gelse jacht ter beschikking gesteld. Koning Pedro der Por tugezen vond de graaf Carval- ho, die men wel de vorst van Ma deira noemt, zowaar bereid zijn paleisje op het boventerras van Funchal tijdelijk af te staan. Doch, dankbaarheid blijkt ver te zoeken: de keizerin, door ve len schaapachtig bejubeld als een afgezante uit het Engelen rijk, blijkt een kwaadwillige harpij. Goed, er zijn acht pony's nabezorgd. Maar, hoe zit het met de geliefde hengst Nihilist Ze eist en eist, ze overlaadt de omgeving met snauwen en grauwen. Intussen groeien de geruchten - sa majesté houdt het wel erg lang vol onder de pal men, tussen de jacaranda en or chideeën en op de hellingen waar de zoete Malvasia en de Boal de wrange Blauburgunder doen vergeten. Wordt daar niet een spruit verdonkeremaand aan wiens conceptie geen bij zondere inspanningen zijdens Franz-Joseph, imperator-rex, ten grondslag liggen? De spruit zal zich decennia later melden. Zout en zwavel De passages van de keizerin blijven niet beperkt tot de eilan den in de Oceaan. Ze heeft zich vast voorgenomen om niet - aan de zijde van de oude keizer - de gevangene van de paleizen te worden. Het Habsburgse Rijk reikt ver, maar de wereld is gro ter. Ze zoekt de hoofdsteden van Europa. Ze zoekt de zee, de stranden van Nederland en Normandië, de Engelse kust, Bella Italia, de oneindige vlucht van meeuwen en Jan van Gen ten. Ze ontwikkelt een passie voor de kuuroorden, les villes d'eau. Ze reist en reist. Waar het haar bevalt worden huizen ge bouwd en chateaux gevorderd, villa's met uitzicht op zee, pa- leisjes voor meevoelende jonge heren. In haar laatste acht maanden (1898) kreunen ander maal de koetsen. Ze laat zich zien in Parijs, waar ze op de ci- metiere de Montmartre een krans legt bij het marmeren ge laat van de geliefde dichter Heinrich Heine. Ze rept zich vervolgens naar Marseille, San Remo, Territet-sur-Montreux, Mannheim, Homburg, Frank furt, München en Genève. Tot haar diepe leedwezen kan ze maar niet in Lourdes geraken en ook al niet op de Canarische Ei landen. Ze kuurt ter compensa tie, in diezelfde acht maanden, te Kissingen, achter de Kaiser- villa van Bad Ischl, Nauheim, in Bex, Évian-les-Bains en Caux- sur-Glion in de blauwe schadu wen van La Dent du Midi. Zout, zwavel en zon! In Pregny, dat tegen Genéve leunt, bezoekt ze la baronne de Rothschild, drinkt tamgezweepte champagne, laat Keizerin Elisabeth van Oostenrijk de menukaart onverwijld ter kennis brengen van de Weense werkezel Franz-Joseph en wordt een tikkeltje jaloers op de tuinen, de ceders van de Liba non, de bloemenweelde, de vo gels in hun grote kooien, de vis sen in de aquaria. Ze zou er - eigenlijk - wel willen sterven, gans alleen. Het leven heeft haar immers niets te bieden, of het zou - in het zog van de vereerde Heine - haar literarische Arbeit moeten zijn. Kistje Elisabeth is aangeraakt door de muze. Als meisje heeft ze zoet- zachte gedichten geschreven. Ruim dertig jaren later pakt ze de veder weer op, na ernstige aansporingen van de schrijven de collega Elisabeth van Roe menië die als Carmen Sylva de vruchten harer pen verzamelt. Ik schrijf maar zwijg, voegt ze de koningin van den Hogen Hil toe. Alles zal pas na haar dood gepubliceerd worden. En zo ge schiedt. In 1950 ontvangt de president van de Confederatie aller Helveten te Bern een geze geld kistje waarin de honderden keizerlijke rijmen zijn opgesla gen. In 1980 neemt graaf Corti een aantal gedichten op in zijn biografie Elisabeth d'Autriche (Payot), in 1997 gevolgd door de geannoteerde Hamann-editie. Het snibbige gansje, dat welge oefende minnaars en stoeten dwepers kon bekoren, geeft zich in al hare werken over aan de droom, het verlangen naar idea le doch oneindige verten, naar vrijheid, de eeuwige zee, ruisen de golven, zingende bossen, het stille gebeuren van de natuur, de liefde die bitterzoet zal zijn, de kosmische liefde die alles te bovengaat. In 1885 schrijft ze, a Zandvort, waar ze van haar kwalen tracht te genezen: Ik houd wel van jou, jij trotse. Jij ruwe, woeste zee: Met ruige hoge golven, En storm ben ik tevree! Du stolzes, du rauhes, barsches Meer! Elisabeth komt gaarne in Nederland, waar ze onderdak vindt in een Zandvoortse villa en in het hoofdstedelijke Am- stelhotel. Het heeft weinig - een zilverhaartje - gescheeld, of ze was aan de hand van Carmen Sylva neergestreken in Bad Domburg. Ze heeft evenwel de Kop van Schouwen en het krui- vende zeetje over de Hompels niet mogen aanschouwen. Sissi was ten volle aangedaa n d oor de heden ten dage te Domburg nog immer aanbeden meesterstrij- ker Metzger. Deze omstreden wondergenezer van de hooga- del, een specialist in de behan deling van Verstuikingen met fricties, hield zitting in het Am- stelhotel, in Domburg, Wiesba den, Bonn en Parijs. De keizerin reisde hem - waar mogelijk - na zéér tegen de zin van Franz-Jo seph die niets van charlatans moest hebben. Ze kreeg zware kuren opgelegd, zó onwezenlijk dat ze zich - tot vreugde van de heelmeesters ten paleize - uit eindelijk van Metzger afkeerde Veilige haven Zwitserland is van grote bete kenis geweest in dit jachtige, storingsvolle leven. Elisabeth vond er een rustpunt in Territet, een half dorp in de luwte van Montreux. Ze liet er een streng burgerpaleisje bouwen, een schonkige behuizing tegen de grimmige bergwand. Vlakbij verrees een privé-station waar de staatsierijtuigen knersend aankwamen en vertrokken. In het plantsoen staat Sissi in sui kersteen, poppetjeswit, tussen hard gras en een border van geu rige afrikaantjes naar de Boom van Byron te turen. Het is eer geliefd punt. In het nabije Wes ten schittert de koninklijke villa waar Willem III zich gaarne, zonder de drukkende last van enige kledij, aan 'onbehouwen Zwitsers' toonde, wat leidde tol vermakelijk schandaal. Bene den, aan het altijd koele water van Le Léman, kwettert de boe- rengroene vogelkooi, vergaat het Oude Zeer op nette banker en is er voor de eenzaipcn een bois d'amour zonder nachtelij ke sluiting. Baron Mannerheim. maarschalk van Finland, houdt toezicht, met bronzen blik. Hel haventje heet, geruststellend. Bon Port. Van deze steiger ver trok, september 1898, de Dich teres en hier zou ze per rader boot terugkeren. Het is er niet van gekomen. Op de rommelmarkt van Genè- ve tikt Luigi Lucheni, de ontsla gen huisbediende van prins d'Aragona, een driekanten vijl op de kop. Hij zoekt een slacht offer. Onder de vrije hemelen van Zwitserland komen velen samen: vorsten en samenzweer ders. Lucheni heeft zich te Pa rijs bezig gehouden met de af faire-Dreyfus en zich achter het J' Accuse van Émile Zola ge steld. Een Frans slachtoffer blijkt evenwel niet zo gauw te regelen. Geheel anders ligt dat voor de keizerin van Oostenrijk die zich bij voorkeuronbewaakt op straat wenst te begeven. De Abessinië-veteraan drijft de viji in de bewonderde borst van Eli sabeth. Deze beoordeelt de situ atie als 'onaangenaam', er is niets aan de hand, een 'onzachte aanraking', méér niet. Kort daarna kleurt een kleine bloed vlek het gewaad - de keizerin geeft de geest. Lucheni (26) krijgt zowel betuigingen van lof en dank als vloekbeden over hem uitgestort. Levenslange opsluiting luidt het verdict. Hij houdt een aangescheipt sardie nenblikje paraat, voor het geval hij de dood mocht verkiezen Uiteindelijk verandert hij van werktuig: in oktober 1910 ver hangt hij zich met behulp van een lederen riem. Elisabeth rust in het vervloekte Wenen, in de Kapuzinergruft waar met de glorie ook het stroef verdriet de zer wereld vergaat. Die na haar kwamen, lezen haar gedich ten... Andreas Oosthoek Naar aanleiding van het verschijnen van de bundel Liefde die moet vrij zijn, de mooiste gedichten van Eli sabeth van Oostenrijk-Hongarije, vertaald en ingeleid door Gerda Meijerink, 74 pp., uitgegeven door Bert Bakker Amsterdam, 6,81 Aanbevolen: Martin Ros, Elisabeth, uitgave (1999) De Prom/Aspekt. Soesterberg. Elke roman die zich afspeelt in het turbu lente Zuid-Afrika van nu zal onvermij delijk vergeleken worden met Coetzee's meesterwerk In ongenade. Zo ook de nieu we roman van Eben Venter, Dans aan het einde van de dag. Er zijn meer verschillen dan overeenkomsten, maar Venters boek mag er absoluut zijn. Is Coetzee vooral beroemd om zijn geser reerde en onopgesmukte stijl, Eben Venter daarentegen verlustigt zich nu en dan graag in het exuberante. De schrijver leeft zich bijvoorbeeld uit in de beschrijving van een woeste disconacht in Johannesburg, en op elke plek waar eten aan de orde is. Een van de hoogtepunten is het springbokbout- avondje' dat door een van de blanke boeren elk jaar georganiseerd wordt, en juist ook nu iedereen het einde van de blanke suprema tie voelt naderen. Het smulfestijn eindigt abrupt met het plotselinge doodgaan van een van de dikste disgenoten, wiens laatste woorden luiden; 'O Brood, O Vlees!Hieruit blijkt al een groot verschil tussen Venter en Coetzee: de jonge Zuid-Afrikaan schuwt de humor niet en heeft een gretig oog voor het absurde. De haast wellustige overdaad aan voedsel en comfort staat in scherp contrast met de leefomstandigheden van de zwarte bedien Eben Venter den. De poverheid van hun bestaan wordt door de schrijver niet aangedikt - zoals bij voorbeeld André Brink zou doen - maar slechts in details aangestipt. Mét de blanke boeren is de lezer verontwaardigd als onbe houwen zwarten een traditionele land bouwtentoonstelling verstoren, de met veel zorg ingelegde weckpotten met fruit dom weg niet open weten te krijgen en ze daarom maar stukgooien om er het fruit uit te vis sen. En de daags tevoren liefdevol geslachte schapen rauw naar binnen schrokken. Tot dat eindelijk bij de lezer het besef komt dat diezelfde boeren hun zwarten net niet laten creperen van de honger, zodat ze nog net wel kunnen werken maar nauwelijks iets kos ten. Het lijkt alleen maar lang geleden: de dikke wollen tapijten van de blanken, en de met mest aangestampte vloeren in de hutjes van hun zwarte bedienden. Het verhaal van de roman, oorspronkelijk getiteld Foxtrot van die vleiseters, wordt verteld door de blanke Petrus Steenekamp, in wie wij eerst een kind vermoeden maar die al een jonge volwassene moet zijn. die rookt en autorijdt. Hij is het geweten van de familie Steenekamp, de luis in de pels die soms kritische vragen stelt. Zijn popperige zusje maakt zich op voor haar bruiloft met de rechtse fanaat Fritzie, zijn oudere broer Johannes leeft een grote-stadsleven in Johannesburg. Johannes wordt vooral ge kenmerkt door zijn afkeer van het platte landsleven, en door een misstap die hij als in trance beging: hij volgde stiekem een bloed mooie blanke vrouw tot bij haar auto en stootte toen ze zich bukte zijn hand tussen haar benen, en zijn vinger naar binnen. De rechtszaak die de vrouw tegen Johannes aanspant maar uiteindelijk niet door laat gaan is een slecht inpasbaar element in de roman. Of zijn ongeremde greep zou symbo lisch moeten zijn voor het ongegeneerde le ven in de grote stad. maar dat lijkt onwaar schijnlijk. De jongere Petrus, op zijn beurt, wordt ge fascineerd door een bijzonder mooi zwart meisje op de ouderlijke boerderij Wildeper- dehoek. Behalve mooi en sensueel is het Xhosameisje Buziwe ook nog slim; ze loopt elke ochtend, hitte of ijzige kou, in draf de 15 kilometer naar school om eindexamen te kunnen gaan doen. Ze laat schriftelijk we ten dat ze liever wil studeren dan een soort fokmachine te worden voor haar 'kamera den' van het Volksleger, dat zovel mogelijk soldaten wil kweken. De spanning tussen Petrus en Buziwe ontlaadt zich niet. Hij neemt haar één keer mee, om stiekem te gaan zwemmen in het voor zwarten verbo den bronnenbad, waarvan het meisje luid keels geniet. Na het poedelen vertelt ze hem een even gruwelijk als prachtig verhaal, een schokkende Xhosa-variant op een 'eigen' blanke legende. Als Petrus gevraagd wordt aan de politie te verklikken dat een belang rijke blanke luitenant seks heeft gehad met de zwarte Buziwe - waar hij ongewild getui ge van was - weigert Petrus dat na lang twij - felen. Het mag allemaal niet baten: het ein de van de hechte blanke samenleving is in zicht; de Grote Ontreddering is nabij en die zal gepaard gaan met zeer veel geweld. Een enkeling heeft een flintertje begrip voor de gewelddadigheid van de zwarten: „Hier op de boerderij hebben we onze goede jaren ge kend. Maar nu zijn we op een punt beland dat we alle welwillendheid hebben opge bruikt. Er blijft geen barmhartigheid meer voor ons over." Het naderende geweld wordt door Eben Venter met kleine stapjes aangekondigd. Ie mand ziet een necklace-moord, een oud boerenechtpaar wofdt in een plas bloed aangetroffen, wegen in het donker zijn le vensgevaarlijk. De dreiging die in toene mende mate van de zwarte meerderheid uit gaat wordt door Venter even goed als door Coetzee in In ongenade opgeroepen. De spanning zindert. Slechts gesuggereerd, maar dan wel met de nodige kracht, wordt het gebruik van de aan de Chileense junta ontleende blanke martelmethode 'El Sub- marino', in het Zuid-Afrikaans 'submareen' geheten. Hierbij wordt het hoofd van het slachtoffer herhaaldelijk ondergedompeld in een bak vol bloed, kots en stront. De schrijver laat dit motief op zo'n manier weerkeren in zijn boek dat het haast een schuldbekentenis wordt. De Grote Ontreddering in Dans aan het ein - de van de dag is onafwendbaar, de Dag des Oordeels gaat achter elke zwarte schaduw schuil. Die spanning, de ondraaglijke drei ging pal naast de intense beschrijvingen van tropische etenswaren, vruchten en vleesge rechten maken van deze roman een fraai li terair testament van de blanke overheer sing in Zuid-Afrika. Wie de eerste bladzijde leest is verloren. Margot Engelen Eben Venter: Dans aan het einde van de dag - ver taling Riet de Jong-Goossens. Uitgeverij Queri- do, 280 blZj, €18,50. vrijdag 18 oktober 2002

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 33