Altijd moedwil
of misverstand
Bedek hem onder
klavertjes vier
Novellen van
W. F. Hermans
In Vlaamse velden
Tom Lanoye
ergens schreef Willem Frederik Hermans (1921-1995) onverbloemder over
zichzelf als in zijn novelle Het grote medelijden, die eindigt in een soort
verantwoording van zijn schrijverschap: 'Scheppend nihilisme, agressief
medelijden, totale misantropie'. Het is deze drie-eenheid van 'verschrikkelijke waarheden'
waarop het schrijverschap van Hermans dreef. En dat aanvankelijk zoveel weerstand opriep
en hem zoveel vijanden bezorgde.
Naar dit verhaal is de bunde
ling van de verzamelde no
vellen van Hermans genoemd.
Die geldt als opwarmertje voor
de uitgave van het verzameld
werk dat vanaf 2004 moet ver
schijnen. Behalve Het grote me
delijden zijn i n het boek onder
meer opgenomen de novellen
Het >u den huis en Madeion
ind-st'Of' et schimmen
rijk, 'er .ege verhalen,
waar o is.rjdat Hermans al
op ze?r 'ong'. meftijo gave ver-
halt- sc.jven.
De s. 'cv voelde een 'groot
medelijden' voor de personages
in zijn romans en verhalen,
waarin hij probeert orde te
scheppen in de chaos, in het 'sa
distische universum' waarin we
gevangen zitten en waaruit geen
ontsnapping mogelijkis. Het le
ven is immers een aaneenscha
keling van ongerijmdheden en
toevalligheden. Zeker Her
mans' vroege werk - tot onge
veer begin jaren zeventig - ken
merkt zich door een groot
'agressief' mededogen met de
mens die zichzelf niet kan ken
nen.
De mens ziet zichzelf altijd an
ders dan de anderen hem zien,
geen twee mensen zien ooit de
werkelijkheid hetzelfde, geen
mens ook die weet wie zijn
vriend is en wie zijn vijand,
want wie nu je vijand is kan het
volgende moment je vriend zijn
en andersom. Onverstoorbaar,
met een ijzeren consequentie
droeg Hermans zijn zwarte visie
uit, met als hoogtepunten de ro
mans Ik heb altijd gelijk, De
donkere kamer van Damocles
en Nooit meer slapen, en de bun
del Paranoia. Uit dit laatste
boek is de meesterlijke novelle
met de uitdagende titel Het be
houden huis afkomstig, een be
klemmend verhaal dat speelt in
de Balkan. De hoofdpersoon,
die strijdt aan de kant van de
partizanen, zoekt zijn toevlucht
in een onbewoond huis, dat kort
daarop alsnog verwoest wordt.
Maar nergens schreef Hermans
zo meedogenloos over zichzelf
als in de novelle Het grote m,ede
lijden, dat oorspronkelijk te
vinden is in de bundel Een won
derkind of een total loss (1967).
Het speelt in Parijs, ver voordat
de schrijver zich er voor langere
tijd zou vestigen. Hoofdpersoon
is Richard Simillion, het alter
ego van de schrijver. Richard
overdenkt tijdens zijn zwerf
tocht door Parijs zijn pijnlijke
verlegenheid, zijn mensen
schuwheid, zijn schaamte en
angsten, zijn afkeer voor sociaal
contact: 'Zoals sommige men
sen met één been door het leven
moeten gaan, zo andere met hun
verlegenheid. Mijn verle
genheid is onherstelbaar als een
afgezet been.'
Richard doet schaamteloos eer
lijk verslag van zijn gemoeds
stemming. Hermans vertelt het
allemaal tamelijk monter en la
coniek, waardoor het des te be
klemmender wordt. Een groot
mededogen voelt Richard ook
voor een zekere Otto Verbeek, in
wie Menno ter Braak is te her
kennen. In de Parijse metro laat
Richard zijn gedachten over de
ze gevreesde polemist uit de ja
ren dertig gaan, die hij als een
mislukkeling en wereldvreemde
figuur ontmaskert. Hermans
was geobsedeerd door de in zijn
ogen overschatte essayist Ter
Braak, die hij eerder in zijn le
gendarische essaybundel Man
darijnen op zwavelzuur (1964)
had afgeserveerd, en een Nietz-
sche-naprater noemde.
In Parijs richt Richard niet al
leen zijn gramschap op Ver
beek/Ter Braak, maar ook op
zijn zelfingenomen zwagers
Friso en Adam. Hij veracht ze
om de manier waarop zij met
moeiteloos gemak door het le
ven laveren. In tegenstelling tot
Richard, die zich als schrijver
miskend voelt. Hij ergert zich
groen en geel aan types als zijn
zwagers en Verbeek, die roem en
fortuin vergaren zonder in zijn
ogen iets bijzonders te hebben
gepresteerd. Troost zoekt hij bij
een Russische vriendin, wier 'li
chaam wit is als het geblankette
gezicht van een geishaMaar de
liefde bij Hermans is vooral li
chamelijk, en troosteloos.
Het grote medelijden eindigt
met een verantwoording van de
schrijver, zijn visie op de mens
en de wereld, die hij bijna vro
lijk samenvat met de woorden
scheppend nihilisme. Volgens
Hermans is namelijk alleen via
de kunst, de literatuur, aan dat
verstikkende nihilisme te ont
komen. In het Hermansiaanse
universum huizen wij immers
allen in een donkere kamer,
waarin alles berust op moedwil
of misverstand. Misschien
wordt Hermans' werk daarom
wel zo vaak koud en emotieloos
genoemd. Een misverstand,
moedwillig of niet. In zijn werk
is er enerzijds - onderhuids - al
tijd de ingehouden woede, maar
anderzijds getuigt zijn proza
van een enorme bedwongen
emotie.
Neem nu de novelle De elektri
seermachine van Wimhurst,
waarin Richard Simillion op
nieuw, in een veel jongere uit
voering, de hoofdpersoon is.
Zijn klasgenoten vertrappen
zijn schooltuintje. Uit wraak
knutselt Richard een elektri
seermachine in elkaar. Als hij op
school wil demonstreren hoe
zo'n toestel werkt, vergalt de le
raar zijn triomf. Richard voelt
zich verslagen alsof hij 'een glas
limonade heeft gedronken
waarin iemand een schep zout
heeft gedaan'.
Opvallend is dat Hermans al
vroeg zijn toon te pakken had en
de thematiek uitwerkte die later
zou terugkeren in zijn grote ro
mans. In deze verzamelbundel
staan surrealistische, associa
tief geschreven verhalen als
'Atonale' en absurde, fantasti
sche als 'De kat Kilo' en 'Ezelso
ren', naast realistische als
'Elektrotherapie'. Curieus is
'Inferno' (1943), een verhaal in
de geest van Edgar Allen Poe,
waarin een vrouw via een medi
um contact probeert te krijgen
met haar omgekomen geliefde.
In het verhaal zit 'In de mist van
het schimmenrijk' verstopt, de
titel van het boekenweekge
schenk dat een halve eeuw latei-
zou verschijnen, en uit frag
menten bestaat van het oorlogs
dagboek van de student Karei
R.. Hermans zou dit later her
zien en omdopen in 'Madeion in
Rudy Kousbroek
In Vlaamse velden klappen rozen open
I Tussen witte kruisjes, rij op rij
Die onze plaats hier merken, wijl in 't zwerk
De leeuweriken fluitend werken, onverhoord
Verstomd door het gebulder op de grond.
Wij zijn de Doden. Zo-even leefden wij
Wij dronken dauw. De zon zagen wij zakken.
Wij kusten en werden gekust. Nu rusten wij
In Vlaamse velden voor de Vlaamse kust.
Toe: trekt gij u ons krakeel aan met de vijand.
Aan u passeren wijmet zwakke hand, de fakkel.
Houdt hem hoog. Weest gij de helden. Laat de doden
Die wij zijn niet stikken of wij vinden slaap noch
Vrede ook al klappen zoveel rozen open
In zovele Vlaamse velden.
Tom Lanoye/John McCrae
Elke avond om acht uur
wordt in het Vlaamse leper
een kleine plechtigheid gehou
den. Al meer dan vijfentwintig
duizend keer klonk daarbij de
'Last Post' om de gesneuvelden
uit de Eerste Wereldoorlog te
eren. Eeuwig gedenken: het
heeft iets dwaas en iets ontroe
rends. De veteranen zijn inmid
dels gestorven, nabestaanden
zullen er nauwelijks meer zijn,
alle persoonlijke herinneringen
zijn uitgewist. En toch, en toch,
en toch. Zelfs een tweede ver
woestende oorlog heeft het ritu
eel niet uitgedoofd.
De dichter Tom Lanoye werd
veertig jaar geboren na het be
ëindigen van wat in Vlaanderen
'De Groote Oorlog' heet. Maar
ook hij wil, getuige zijn nieuwe
poëzieboek, nooit vergeten.
Niemands Land heet de prach
tig uitgevoerde bundel, geïllus
treerd met tekeningen van
Dooreman en foto's van Michiel
Hendryckx. Wat de poëzie be
treft: Lanoye bewerkte een aan
tal gedichten van de zogenoem
de 'War Poets', vooral van
Wilfred Owen en Siegfried Sas-
soon. Hij heeft zich de Engelse
verzen op een wonderbaarlijke
manier toegeëigend. De reden
voor het project was naar zijn
zeggen 'withete culturele jaloe
zie'. Vlaanderen heeft wél
littekens aan de oorlog overge
houden, maar nauwelijks lite
ratuur. Die onevenwichtigheid
wilde hij herstellen door de ge
dichten van de 'War Poets' te la
ten klinken alsof ze geschreven
zouden zijn 'door een Vlaamse
piot uit die tijd'.
Vergeleken bij zijn drieste adap
taties van Shakespeare en Euri
pides heeft Tom Lanoye zich
deze keer terughoudend opge
steld. Maar door vaak relatief
beperkte ingrepen heeft het ge
heel een Vlaams karakter gekre
gen. Engelse aardrijkskundige
aanduidingen verving hij: Cots-
wold werd Latem en Severn Ri
ver werd de Leie. Namen van
personages zijn consequent
aangepast: Kamiel Van Raem-
donck in plaats van Kenneth
Farrar. En uiteraard spreekt
men Vlaams: dus niet 'Gas! Gas!
Quick, boys!' maar 'Wat? Gas?
Och mannekes, rap'. In één ge
val ontgaat me de zin van de ver-
anderdrift. Waarom moest in
een vers van Sassoon het simpe
le 'De bisschop houdt ons voor'
worden vervangen door een heel
betoog over oude mannen 'die
op aarde/ De geest van God het
meest reïncarneren/ Met gou
den ringen, geurtjes, grijze
baarden'?
In elk geval lijkt door dit boek
Vlaanderen ineens de oorlogs
poëzie te hebben gekregen die er
in feite niet is. Met dank aan de
'War Poets', maar toch vooral
met dank aan Tom Lanoye. Hij
heeft al zijn talent, vindingrijk
heid, taalgevoel gebruikt om
prachtige poëzie over de af
schuwwekkende oorlog te
maken. De oorlog die 'een be
smetting (was) van het ganse
firmament/ Dat boven onze lan
den doorboog als een pens'. De
oorlog die bestond uit 'het kreu
pel slaan van alles wat verheven
leek/ Verdelging van elk goed
gemutst geloof'. De jongens die
Bill en Jim heetten, hadden al
hun poëtisch requiem, nu is dal
ook weggelegd voor Piet en
Gaston: 'Een echte fuselier. Be
dek hem onder/ Dotterblpem en
klavertjes vier.'
Er klonk voor hen destijds geen
treurmuziek. Met geen duizend
jaar herdenken valt dat goed te
maken. Op de dag dat de 'Last
Post' niet meer klinkt zouden j
we echter niet alleen de doden,
maar ook de levenden verraden, j
Mario Molegraaf
Tom Lanoye: Niemands Land. Ge
dichten uit de Groote Oorlog - Uit
geverij Prometheus, 92 pag./gebon
den, €25,-.
Afscheid
vrijdag 27 september 2002
W.F.Hermans
de mist van het schimmenrijk'.
Prachtig is ook 'Een wonder
kind of een total loss', waarin
Hermans een kritische noot
kraakt over het burgerlijk hu
welijk.
De thematiek in de latere novel
len Philip's sonatine, Homme's
hoest, Geyerstein's dynamiek en
De zegelring blijft dezelfde,
maar deze miniaturen missen
toch de overweldigende kracht
van het eerdere werk. Zo be
schouwd is Het grote medelij
den een wonderlijk ratjetoe ge
worden. Dat is mede te wijten
aan de eigengereide Hermans
zelf, die enerzijds het etiketje
novelle plakte op verhalen die
dat predikaat eigenlijk niet of
nauwelijks verdienen, en an
derzijds novellen bestempelde
als verhalen die moeiteloos als
novelle kunnen worden aange
duid. Zodoende missen we in
deze bundel vernuftige vertel
lingen als 'Paranoia' en 'Glas'.
Hoe het zijmet Het grote mede
lijden is eens te meer het bewijs
geleverd dat W. F. Hermans in
onze naoorlogse letteren op
zeldzame hoogte stond. Zijn
werk is van internationale allu
re. Daarom mag het een daad
foto Klaas Koppe
van gerechtigheid worden ge
noemd dat na Mulisch en Noote-
boom nu ook Plermans einde
lijk, zij het postuum, succes
boekt in Duitsland. Sinds de
verschijning van een nieuwe
vertaling van Die Dunkelkam-
mer des Damokles wordt hij hier
onomwonden gerekend tot de
grootste Europese schrijvers
van de vorige eeuw.
Nico de Boer
Willem Frederik HermansHet grote
medelijden. Verzamelde novellen -
Uitgeverij De Bezige Bij, 616 blz.,
€35,-.
ij de vogels heb je nestvlieders
en nest blij vers. Nestvlieders
zijn vogels die meteen na hun
geboorte kunnen lopen; ze zijn
al snel in staat hun eigen kostje op te scharre
len. Nestblijvers daarentegen komen naakt en
blind uit het ei en moeten nog lang worden ge
voed door de ouders.
Wat wij op deze foto zien is duidelijk een nest
blijver. Zijn verenkleed is nog niet ontwikkeld;
ook de vleugels zijn nog maar nauwelijks ge
vormd. Hij is voor zijn voeding nog afhankelijk
van de ouders, die hier niet op het nest aanwe
zig zijn: ze zijn uitgevlogen om voedsel te zoe
ken. Zodra zij op het nest terug zijn spert het
jong de bek wijd open om gevoed te worden.
Hij is het stadium van de vogelmelk al gepas
seerd, de ouders krijgen het steeds zwaarder
met het aanvoeren van proviand, voorname
lijk bestaande uit blikvoer, worstjes en soms
een plakje rosbeef.
Met welke vogel hebben we hier te maken? Het
afgebeelde dier is geen Holgersongans, geen
Turkse koperwiek, geen zangekster. Hij lijkt
wat op de drieteen strandloper, maar de geoe
fende vogelkenner ziet zonder moeite het ver
schil: het is een van onze grotere trekvogels, de
golden retriever.
De retriever behoort tot de loopvogels; zoals
iedereen weet hebben vogels twee manieren
om zich op de grond voort te bewegen: hippen
en lopen; veel kleinere vogels maken spronge
tjes met twee poten tegelijk, maar vogels die
meer tijd op de grond doorbrengen kunnen
doorgaans goed lopen en rennen; dat geldt ook
voor de retriever. Het exemplaar op deze foto
kan nog niet vliegenhij maakt daar in zijn nest
hoog in de bomen een wat onzekere indruk, het
is of hij ongerust omlaag kijkt. Hij zou inder
daad uit het nest kunnen vallen, of een gemak
kelijke prooi worden voor nestrovers. De ont
aarde stadsmens die sinds lang alle contact
met de Natuur heeft verloren voelt dan de im
puls het weerloze dier te beschermen, maar
daar mag onder geen voorwaarde aan worden
toegegeven. Zoals Konrad Lorenz, de Oosten
rijkse natuurvorser die honderden vogels heeft
geobserveerd, gezegd heeft: 'De natuur elimi
neert vanzelf de zwakke exemplaren, het is
misplaatste sentimentaliteit die te helpen.'
De retriever, het woord zegt het al, is van natu
re een trekvogel, maar het gebeurt meer en
meer dat de dieren bij ons in Holland overwin
teren inplaats van de lange trek naar Labrador
te maken. Het was Linnaeus die ontdekte dat-
onder de hier overblijvende vogels gewoonlijk
meer mannetjes zijn dan vrouwtjes. Dit ver
schijnsel noemen wij deeltrek. Ook onder de
retrievers zijn veel deeltrekkers: ze hebben het
in Nederland niet zo slecht, vooral als zij een
goed tehuis hebben met een ruime mand in een
verwarmde keuken in een gezin met veel kinderen.
Maar het lichaam van de retriever is uitste
kend aangepast aan het vliegen; uit het volgen
van geringde exemplaren blijkt dat meer dan
de helft de barre tocht overleeft! In het hand
boek van Robert Burton las ik zojuist nog dat
van onze zangvogels 90 al in het eerste jaar
doodgaat; hier zien we weer hoe mooi alles ge
regeld is in de Natuur.
Het hier afgebeelde exemplaar is een vrouw
tje; zij zal dus tegen het eind van de zomer
sterk genoeg moeten zijn voor de trek, in staat
om in één vlucht zonder tussenlanding de
meer dan 15.000 km te overbruggen die Ne
derland van Labrador scheiden. Wanneer zal.
zij vertrekken? In de herfst ga ik elke dag naar
het nest om te kijken of zij er nog is. Dan klopt
mij het hart in de keel, misschien vind ik niet
meer dan een lege takkenbos. 'Als ze klaar zijn
voor het vertrek', schrijft Burton, 'hangt het
tijdstip tot op zekere hoogte af van het weer.
Ze geven de voorkeur aan een start met gunsti
ge windrichting.' Met een beetje geluk kom ik
op het juiste moment. Ik zie de dieren het
luchtruim kiezen en nog even rondcirkelen.
En dan, daar gaan ze, de slopende tocht over
de oceaan tegemoet. Je kijkt, je zwaait, het
liefst zou je haar in je armen nemen en nooit
meer loslaten, maar dat mag niet; ze moet te
rug naar Labrador. Zal ik haar ooit nog terug
zien? Vaarwel, lieve retriever, vaarwel.