Als een moderne meester Prikkebeen Drieteenmeeuw komt alleen om te broeden aan land Project Insect 21 21 22 22 weerwoord Fraaie natuur met uitzicht op Groede Zeeuwse kaarten onder de hamer Een kwee is een appel noch een peer Psalmen op z'n Zeeuws bijzonder blauw PZC dinsdag 24 september 2002 Mensen zien insecten vooral als vervelende en lastige beesten. Ze steken, bijten, zoemen en zijn hin derlijk aanwezig in de slaap kamer of op het terras. Men sen ontwijken het liefst insecten. Doodslaan of ver delgen is heel gebruikelijk. Toch zijn insecten erg be langrijk voor de biodiversi teit, de verscheidenheid aan planten en dieren op aarde. Ze vormen een voedselbron voor veel vogels en zoogdie ren. Bodeminsecten zorgen voor afbraak van planten resten. Sommige vliegende insecten bestuiven bloemen. Ze zijn klein, kieskeurig en bij nadere bestudering op vallend mooi. Stichting Het Zeeuwse Landschap heeft er speciaal het Project Insect voor opgezet. We proberen de markt een beetje af te tasten. Wat ge beurt er eigenlijk in de insecten wereld?", omschrijft Ron Brouwer van Het Zeeuwse Landschap (HZL) het Project Insect. De aanpak is ingegeven door de overtuiging dat insecten een grote bijdrage leveren aan de kwaliteit van de levensge meenschap. Bovendien draagt het project bij aan de kennis en de bescherming van de natuur in de provincie. De aan- of afwe zigheid van insecten is van be lang om te kunnen vaststellen hoe een gebied erbij staat en of er bepaalde beheermaatregelen nodig zijn. Het aantal soorten insecten wordt wereldwijd op 5 tot 25 miljoen geschat. Desal niettemin is Zeeland voor enke le soorten exclusief leefgebied. Dat geeft een extra verantwoor delijkheid. Hoewel uitbreiding van het pro ject vanwege de succesvolle re sultaten niet is uitgesloten, beperkt het onderzoek zich in eerste aanleg tot bijen, graaf- wespen, plooivleugelwespen en enkele vliegensoorten. Aan dacht voor de bijen is hoog no dig: bijna eenzesde van de in heemse soorten is uitgestorven; tweederde wordt in het voortbe staan bedreigd. Er zijn aanwij zingen dat de situatie voor de wespen nog alarmerender is dan voor de bijen. Over de vliegen is weinig bekend, al weet menig een uit ei-varing dat de dazen (in dialect brimsten, steekvliegen of paardevliegen) pijnlijke be ten kunnen veroorzaken. Zee land is leefgebied bij uitstek voor deze soort. In het kader van Project Insect worden de meeste gegevens ver zameld in de eigen reservaten van de stichting, maar ook in andere gebieden. Op die manier kan een zo compleet mogelijk beeld ontstaan van de aanwezi ge soorten en hun verspreiding, legt Brouwer uit. Het inventari seren van de insecten gebeurt op een meester Prikkebeen-achti- ge wijze: vangen met een schep net. Wie, zonder te weten wat er aan de hand is, de onderzoekers bezig ziet, kan een glimlach moeilijk onderdrukken. Maar het werkt wel. In enkele terrei nen is met een zogeheten 'malai- se-val' gewerkt, een vangtent in vaste opstelling. Nadeel is dat Graafwesp Halvemaan-zweefvlieg (boven-, zijaanzicht) alle insecten worden gevangen, ook die waar het onderzoek zich niet op richt. Wat al werd vermoed is beves tigd: de leefomgeving is erg be langrijk voor insecten. „Dat hebben we met de vlinders al ge merkt, maar het geldt nog ster ker voor bijvoorbeeld de bijen. Voor sommige bijen is er maar één plant waar ze zich op rich ten", vertelt Ron Brouwer. Hij noemt als voorbeeld de slob kousbij. „Een ongelooflijk leuk bijtje. De achterschenen en dij en zijn een beetje dik, het lijkt inderdaad een beetje op slob kousen, vandaar de naam. Deze bij haalt zijn grondstoffen en foerageert uitsluitend op moe raswederik. Dan zet je toch een heel markant beest neer. Voor het voortbestaan van die soort is het van belang dat moeraswe derik in stand blijft. Er zijn niet zoveel plaatsen waar die plant groeit. Het onderstreept het be lang van natte natuurgebie den." Brouwer raakt over 'zijn' insec ten niet gauw uitgepraat. „Als je goed naar die beesten kijkt, dan gaat er niet één, maar wel twee of drie werelden voor je open. We ontdekten op Ox-anjezon de harkwesp. Dat is een hele grote, de enige soort uit een familie van 345 die in Nederland voor komt en in Zeeland alleen in de duinen van Schouwen en Wal cheren. Deze graafwesp heeft het begin van sociaal gedrag. Ze voeren de larven tot die vol groeid zijn. Dat is een gi-ote sprong in de evolutie." Nog een voorbeeld: de klokjesbij. Die richt zich uitsluitend op de Campanula (klokjesfamilie). Is die er niet, dan ook geen klok jesbij. Zeeland moet volgens Brouwer apetrots zijn op de aanwezig heid van de schorzij debij en de daarbij weer horende nestpara siet, de schorviltbij. De ontdek king van deze kustsoorten mag gerust 'spectaculair' worden ge noemd, stelt Brouwer. Het zijn twee Zeeuwse pai'adepaardjes. Het Verdronken Land van Saef- tinge is de grootste vliegplaats ter wereld van de schorzij debij. Ze zitten alleen op zeeaster (be kend als lamsoor) en nu het schoxrepaars de kop opsteekt, vliegen ze uit. De aanwezigheid van de schorviltbij is zelfs we reldwijd beperkt tot de Zeeuwse schorren. „Ze zijn puur afhan kelijk van natte, zoute ecosyste men", betoogt Brouwer. Hij vult aan dat dankzij die schorren ook de kweldergifoogdaas als een typisch Deltabeest kan wor den beschouwd. „Die zit in de groep zeldzaam, maar als hij je steekt, sla je hem wel meteen hartstikke dood." De vraag waarom al die drukte over insecten nodig is, vindt September-regen komt 'tzaad gelegen. Nieuwe weerwoorden zijn welkom bij de redactie PZC, postbus 18, 4380 AA Vlissingen, fax 0118- 470102, e-mail redactie@pzc.nl illustraties Adri Karman Brouwer diep in zijn hart een beetje onfatsoenlijk. Hij kan er een hele (wetenschappelijke) verhandeling over houden, zo van: insecten staan aan de basis van de voedselketen, enzovoort. „Ik heb er eigenlijk maar één antwoord op: het is verbijste rend om er naar te kijken lioe het allemaal in elkaar zit. We leven in een maatschappij waar we helaas natuurreservaren nodig hebben. Die moet je zo goed mo gelijk beheren. Dan moet je niet alleen kijken naar planten en dieren en daar kermis over ver zamelen, maar ook naar insec ten, naar het totale ecosys teem." Rinus Antonisse Buitengebied is een wekelijkse bijlage over natuur en landschap, land- en tuinbouw, streektaal en streekcultuur, visserij, recreatie en vrije tijd. Vragen, opmerkingen en suggesties zijn welkom bij de redactie van de PZC, postbus 18, 4380 AA, Vlissingen, fax 0118-470102, e-mail redactie@pzc.nl Drieteenmeeuwen zijn prachtige zeevogels. Van alle bij ons voorkomende meeu wensoorten is deze vogel onge twijfeld de meest uitgesproken zeemeeuw. In de winter 1998/1999 werden drieteen meeuwen gesignaleerd bij het oude Zwinhaventje Cadzand. Dit is meteen wellicht de enige vaste overwinteringsplaats van deze soort voor Nederland en België. De drieteenmeeuw is iets groter dan de kokmeeuw en iets klei ner dan de stormmeeuw. Deze laatste heeft zwart-witte vleu- gelpunten. Bij de drieteen meeuw zijn die helemaal zwart, alsof ze in inkt werden gedoopt. De jonge vogels zijn gemakke lijk te herkennen; ze hebben een brede zwarte vleugelband die van de ene vleugelpunt, over de rug, naar de andere loopt. Ze hebben ook een zwartgrijze nekband. Dat is dan weer een duidelijk verschilpunt met jon ge dwergmeeuwen. Deze laatste zijn bovendien ook heel wat kleiner. De drieteenmeeuw heeft rela tief korte, zwarte poten en een zwavelgele snavel, althans de volwassen vogels. Praktisch het hele jaar brengt deze soort door op de zeeën en oceanen. Ze ko men enkel aan land om te broe den. Lopen is voor hen van on- De PZC heeft een stuk Oosterscheldenatuur geadopteerd. Het gaat om de Rumoirtschorren en de Slikken in de Krabben- kreek, achterin de Oosterschelde. Ook het schorretje voor de Oesterput, langs de noordkust van Noord-Beveland behoort bij het geadopteerde gebied. De krant betaalt mee aan het be houd van dit bijzondere stukje Zeeland, door een sponsorbij drage aan Het Zeeuwse Landschap. In 'Bijzonder blauw' wordt het wel en wee van het reservaat belicht en bovendien komen er regelmatig vertegenwoordigers van de unieke flora en fauna ter sprake. dergeschikt belang. Hun tenen zijn dan ook minder stevig ont wikkeld dan bij andere meeu wensoorten; bovendien ont breekt de achterteen bijna volledig. Vandaar de naam. De Engelse benaming 'kittiwake' is een echte klanknabootsing of onomatopee. De drieteenmeeuw is een 'open zeevogel'. De vlucht is heel ka rakteristiek en verschilt sterk van die van de andere kleine meeuwensoorten. Dit komt vooral goed tot uiting bij storm achtig weer boven zee. Dan glij den deze bijzonder elegante meeuwen met diepe bogen tus sen de golven door, net zoals de stormvogels en de pijlstormvo gels. Bij zware storm zijn drie teenmeeuwen trouwens de enige meeuwensoort die je waarneemt boven zee. Ze voe den zich bijna hoofdzakelijk met kleine vissen. Ze kunnen zich wel goed aanpassen en eten dan soms kleine weekdieren, plankton en allerlei kleine on gewervelde dieren (invertebra- ten). 's Winters verblijven de drieteenmeeuwen meestal in volle Atlantische Oceaan waar hun hoofdvoedsel dan wel plankton is. Deze meeuwensoort is een echte kolonie-broedyogel. Op IJs Drieteenmeeuw land, in Bretagne, Schotland, Ierland, Engeland, Wales en Noorwegen bevinden zich kolo nies van soms vele duizenden paartjes. Er is een vrij recente vestiging van de drieteenmeeu wen op Kaap Blanc-Nez, ten zuiden van Calais. Hun nesten bestaan vooral uit zeewier, ver mengd met guano (verdroogde mest en overblijfselen van zee vogels). Deze kleine wonderen van broos metselwerk liggen meestal op kleine uitsteeksels in de kliffen. In ieder geval kunnen roofdieren daardoor de nesten moeilijk bereiken. Als ze dat wel lukt worden de dieren massaal aangevallen door honderden vogels die hun jongen op deze manier optimaal beschermen. In tegenstelling tot de andere foto Chiel Jacobusse meeuwensoorten hebben de drieteenmeeuwen meestal slechts twee in plaats van drie eieren. Deze zijn priktolvormig; breed uitlopend naar de ene punt en smal naar de andere. Zo kunnen ze moeilijk wegrollen als de broedende vogel het nest verlaat. De eieren zijn relatief groot. Beide drieteenmeeuw- ouders broeden ongeveer 26 da gen. De jongen hebben een prachtig grijswit donspak. Dat betekent een buitengewoon goede camouflage tussen de rotsformaties waarop de nesten zich bevinden. Pas na een zestal weken verlaten de jongen het nest. Af en toe keren ze er terug als de oudervogels voedsel aan brengen. Geleidelijk aan komen ze er steeds minder. De jonge vo gels worden steeds zelfstandi ger en gaan tenslotte volledig zelf voor hun voedsel zorgen. Ze zijn pas na drie jaar geslachts rijp; pas dan ook zullen ze naar de broedkolonies terugkeren. De onvolwassen vogels verblij ven al die tijd ergens tussen de broedplaatsen in de Noordzee en hun overwinteringsgebie- den. Deze bevinden zich vooral voor de kusten van Groenland en Newfoundland. Voor een goede kennis van de versprei ding van de drieteenmeeuw is echter nog heel wat onderzoek nodig. Ook de overwinterings plaats bij Cadzand is een nieuw gegeven rondom deze bijzonder geheimzinnige vogelsoort. Guido Burggraeve Guido Burggraeve is conserva tor van Natuurreservaat Het Zwin te Knokke.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 19