Eerder lichtheid
en verbazing
PZC
Poëzie vraagt durf
Familieziek van
Adriaan van Dis
26
Intocht
vrijdag 20 september 2002
opas is Familieziek verschenen, het derde en
misschien mooiste boek van Adriaan van Dis over
dat merkwaardige oud-Indische gezin in Bergen
aan Zee. Hij is graag bij gezinnen, vertelt hij. ,,Ik heb veel
vrienden met kinderen.En, al zegt hij het zelf, voor hen is hij
een hele goede oom.
Maar de vraag aan Adriaan
van Dis - met een verwij
zing naar de veelzeggende titel
Familieziek - luidt of hij niet
graag zélf kinderen had gehad.
„Op mijn 5e of 6e besloot ik dat
ik geen kinderen zou krijgen. Ik
wist toen al dat ik nooit wilde
wat ik om mij heen in het gezin
zag gebeuren. Helaas is het zo
gelopen. Nu zou ik wel kinderen
willen, denk ik. Maar de vrouw
met wie ik al jaren samen ben is
op een leeftijd dat ze naar een
Italiaanse wonderdokter zou
moeten om het mogelijk te ma
ken. Soms komt het in me op om
dat te doen. Ik ben in alles een
laatbloeier, misschien zelfs in
het vaderschap." Vergenoegd:
„Het grappige is dat mannen
zich op hun negenentachtigste
nog kunnen voortplanten, tenzij
met een theelepeltje in te bren
gen. Maar alles is nog mogelijk.
Tenminste voor een deel gaat
zijn nieuwe prachtboek over
zijn jeugd in dat merkwaardige
gezin, dat zich na repatriëring
uit Nederlands-Indië vestigt in
Bergen aan Zee, en dan met na
me over zijn wrede vader, die
Van Dis-lezers kennen uit 'Na
than Sid' en 'Indische duinen'.
Nee, de auteur denkt niet dat hij
het op zijn 55-ste nog steeds
over zijn vader heeft, doordat
hij zelf kinderloos is gebleven.
„Er zijn veel schrijvers die over
hun jeugd gaan schrijven juist
op het moment dat ze kinderen
krijgen. Dan zien ze hun eigen
jeugd weer voor zich.
Hij bestrijdt met klem dat Fa
milieziek een herhalingsoefe
ning is. „Ik wilde een mytholo
gisch verhaal vertellen, een
boek schrijven dat niets meer
met de werkelijkheid te maken
heeft en toch bij een werkelijk
heid uitkomen waarmee je kunt
leven. Het verhaal gaat over
mensen die zich verplaatst heb
ben en die na hun verplaatsing
sterk verlangen naar wat ze
hebben achtergelaten. Het is
niet uniek voor een oud-Indi-
sche familie."
Hij komt nog regelmatig in Ber
gen aan Zee, vertelt hij - „over
elke steen daar kan ik een ver
haal schrijven". Zoals de vader
figuur in zijn boek uit het raam
staart (maar eigenlijk naar bin
nen kijkt, naar zijn van heim
wee vervulde ziel), precies zo
ziet hij er nu de donkere gestal
ten van Somalische asielzoe
kers staan. „Het zijn mensen die
noodgedwongen op avontuur
zijn gegaan. Omdat wij niet in
staat zijn de rijkdom beter te
verdelen, hebben zij hun gebie
den verlaten en leiden zij hier in
asielzoekerscentra een verstik
kend leven van eindeloze verve
ling." Hij heeft ze zien rond
scharrelen bij dat ene armzalige
kruideniertje in Bergen aan Zee,
tot diens ergernis knijpend in
allerlei producten. Ze willen al
leen rijst eten, maar die verkoop
ik niet, hoorde hij de midden
stander zeggen. 'Ze leren maar
aardappels eten...'
Tot zijn genoegen heeft Van Dis
geconstateerd dat de kruidenier
inmiddels failliet is, want hoe
sterk deed het voorval hem den
ken aan de manier waarop des
tijds oud-Indischgasten werden
is hij voorgoed kwijt. In Neder
land heeft hij geen baan, krijgt
hij geen pensioen, heeft hij zijn
status totaal verloren.
Dan woedt in de grote boze bui
tenwereld ook nog eens de kou
de oorlog en is er de dreiging van
de bom. De angst daarvoor was
volgens Van Dis in oud-Indische
kringen veel groter dan in Ne-
deiiandse gezinnen. „In Am
sterdam leek Moskou ver weg,
maar voor ons was het pakweg
de afstand Djakarta-Palem-
bang, meer niet."
Al heeft hij het er niet bewust in
willen leggen, ook in het be
schreven gezin woedt, op kleine
schaal maar af en toe niet min
der heftig, een koude oorlog. Je
zou aan de titel van zijn boek
een nog enigszins positieve uit
leg kunnen geven, „maar ik be
doel in de eerste plaats dat je
echt ziek kunt worden van je fa
milie. Sommige families dragen
generaties lang hun merkwaar
digheden aan elkaar over. Gekte
kan flink doorzieken. Misschien
wordt het genetisch doorgebla
zen, wie weet. Ook laat ik zien
hoe funest en verstikkend de rol
van de ouder kan zijn. Met als
gevolg dat kinderen vaak meer
bejegend. „Er werd kwaad van
gesproken dat ze te veel water
gebruikten, omdat ze nagenoeg
elke dag in bad gingen. De Hol
lander nam, zeker in de jaren
'50, één keer in de week een
bad."
„Wat wij nu in ons land hebben
gehaald, zal nog tot de tweede,
derde generatie zijn pijn bele
ven en zijn literatuur opleveren.
Hun geschiedenissen zullen
worden uitvergroot en veran
derd, zoals ik mijn geschiedenis
heb uitvergroot en veranderd.
Het is niet iets dat ophoudt."
In tegenstelling tot 'Nathan Sid'
en 'Indische duinen' wilde Van
Dis de vader nu eens niet als da
der neerzetten, maar als slacht
offer. Dat hij daarin slaagde,
zegt hij, „is het gevolg van ja
renlang nadenken, hopend los
te geraken van een obsessie."
In Familieziek roept de vader
voortdurend dat heimwee
zwakte is, maar de heimwee
verteert hem gewoon. Een zeu
rend verleden hindert hem in de
vooruitgang. Hij vecht als voor
malig KNIL-soldaat tot gekma-
kens toe voor eerherstel. Ver
geefs. Alles wat hij in Indië had,
met hun ouders bezig zijn dan
ouders met hun kinderen. Ter
wijl ouders met hun gedrag niks
kwaads bedoeld hebben, kan
het kind er later toch redelijk
kapot van raken."
De vaderfiguur in Familieziek
mag dan weinig hebben van de
vader van Van Dis - „de krank
zinnigheden en angsten van de
man zijn waarschijnlijk mijn ei
gen krankzinnigheden en ang
sten" - aan één aspect van hem
zit wel een persoonlij ke geschie
denis vast: zijn tropenmanieren.
„Mijn vader was een hele vor
melijke man. In de koloniën
werd vormelijkheid op prijs ge
steld. Nooit je jasje uit en zo
Dat waren de eisen aan een be
paalde status. In Nederland kon
hij achter zijn tropenmanieren
verbergen dat hij een praatjes
maker en een mislukkeling
was."
„Kijk. ontkend wordt dat we in
een rangen- en standensamen
leving leven. Maar Nederland is
een rangen- en standensamen
leving dóór en dóór. Ik wilde de
subtiliteit daarvan beschrijven.
Hoe mensen oordelen en veroor
delen. Dat het belangrijk is hoe
je eruit ziet, wat je draagt..."
Van Dis wordt een beetje krib
big als zijn eigen 'tropenmanie
ren' ter sprake worden ge
bracht. Nee, dan de interviewer
met zijn zachte g... „Die hoffe
lijkheid heb ik geleez-d, maar
deftig ben ik helemaal niet. Ik
eet netjes met mes en vork, dat
wel, en ik heb geleerd hoe ik met
dames moet omgaan. Als jongen
ben ik gedrild om een zekere ga
lanterie te tonen." Zijn accent,
legt hij uit, is een soort HBS-
Goois. „Vroeger, toen ik dat
boekenprogramma op televisie
had, werd over dat rare accent
van mij nooit gesproken. Maar
nu iedereen plat praat, wat ik
best vind, valt het plotseling
reuze op en is het een onderwerp
van gesprek geworden."
Van Dis stopt met zijn tv-werk.
„Voorgoed, omdat ik het een
steeds platter en grover medium
vind worden en ook omdat het
onderscheid tussen de man ach
ter het scherm en de man achter
de schrijftafel blijkbaar steeds
slechter gemaakt wordt. De 'ik'
die je creëert in je boek wordt
gelegd naast de 'ik' die men be
weert te kennen. Ik begrijp wel
dat mensen die neiging hebben,
maar ik kan die twee werelden
steeds slechter beheren. Ik kies
nu voor nog maar één scherm,
het scherm van mijn computer."
Zijn kribbigheid neemt nog wat
toe als hem wordt voorgelegd
dat hij een zekere onaange
daanheid uitstraalt, wat bij
voorbeeld zijn beschrijving van
de wanhoop van het kind dat ja-
renlang worstelde met de ver
stikkende verhouding met zijn
vader, een beetje ongeloofwaar
dig maakt.
„Het is niet onaangedaan. Waar
ik een ongelooflijke hekel aan
heb is aan zeuren en zelfmede
lijden als levenshouding. In
plaats daarvan zoek ik troost in
ironie en humor. Ik heb er heel
erg mijn best voor gedaan om
het in Familieziek nog een keer
te vertellen, zonder woede, zon
der larmoyant te zijn, eerder
met lichtheid en verbazing: zo
was het dus."
Zijn kribbigheid - waarvoor hij
zich later netjes verexcuseert -
is nergens voor nodig, want
minstens zo groot als de groep
die zich ergert aan zijn bekakt-
heid, is de groep die Van Dis de
charmantste man van Neder
land vindt. Vroeger, vertelt hij,
was hij een hele driftige man die
wel eens een stoel door het raam
wilde gooien. „Maar die tijden
zijn allang voorbijIk breek nog
maar zelden iets."
Heeft zijn charme ertoe bijge
dragen dat Van Dis na de plagi
aatkwestie al lang en breed
weer een gerespecteerd schrij
ver is?
„Ik heb fouten gemaakt. Ik ben
diep door het stof gegaan. Het is
een slepende zaak geweest. Ik
heb er erg onder geleden, niet
zozeer om het plagiaat, dat was
gewoon stom. Veel erger was dat
ik het me zo aantrok. Het scheel
de niet veel of ik zat hier niet. Ik
heb mezelf aangepakt en ben in
analyse gegaan. Ik moet van de
kritiek niet een straffende vader
maken."
„Wat sommigen mij het meest
kwalijk nemen", zegt Van Dis,
„is dat ik teruggekomen ben als
schrijver. Me dunkt dat ik lang
zamerhand bewezen heb hoe ei
gen mijn toon en hoe oorspron
kelijk mijn verhaal is. Ik moet
schrijven..."
Peter van Vlerken
Adriaan van Dis: Familieziek - Uit
geverij Augustus, 207 blz., €.18,50.
Het is goed van hoog te vallen:
de grond voelt beter aan,
uitbundiger dan een kus,
zachter vooral, een vlucht veulens
aan mijn zool, de moederkaak
van een krokodil die mij opneemt
in het clair-obscur van de slaap.
Aldus uit de hoogte ontkomen
kan ik mij verbreken, mijn
kostbare hebzucht vergooien
aan meedogenloze trottoirs
die ik vraag om leeftocht en
het zachtste, ineenduikend
en omhoog naar invitatie
en vervoerend open steen.
Gretig buig ik mijn knie
voor de vele gouden eeuwen
en raap gejuich van de balkons.
Om te worden toegelaten
is happy ending vereist.
Philip Ingelse
Adriaan van Dis: „Ik bedoel in de eerste plaats datje echt ziek kunt worden van je familie." foto Klaas Koppe/GPD
Een gedicht schrijven: wan
neer je nog weinig weet, is
het simpel. Heel wat gevoelige
meisjes en jongens van zestien
gaat het dan ook moeiteloos af.
Met meer ervaring wordt het pa
radoxaal genoeg minder een
voudig. Een gedicht blijkt niet
zomaar een verzameling diep
gevoelde woorden. De afgelo
pen dagen is mijn bewondering
voor mensen die dit geheimzin
nige vak verstaan alleen maar
gestegen. Voor het eerst sinds
een kwart eeuw voelde ik de
drang zelf weer eens een gedicht
te schrijven.
Ik zal u niet lastig vallen met de
aanleiding: die kunt u trouwens
wel raden. En nog minder wil ik
u vervelen met het resultaat:
hier heeft gissen gelukkig geen
zin. Hoe dan ook, ik kwam er
achter dat in ieder vers de dicht
kunst opnieuw moet worden
uitgevonden. Een cliché kan
best in een essay, maar in poëzie
is zo'n wending ontoelaatbaar.
In een roman kun je je gerust
vergrijpen aan de vondst van
een ander, een gedicht wordt
daardoor waardeloos. Kortom,
met hele goede bedoelingen kun
je hele slechte gedichten schrij
ven.
Hoe kun je voorkomen dat je in
je gedicht ondergaat? Ik greep
zelf de gemakkelijkste midde
len: de redding van het rijm en
de railing van het ritme. Strak
in het gelid geperst kan een ge
meenplaats nogal verrassend
overkomen. In feite zijn er géén
dichters die zonder de zwem
band van de vorm de woelige
woordgolven in gaan. Het hoeft
geen opzichtige vorm te zijn, la
ten de debutanten Philip Ingel
se (geb.1943) en Geert Buelens
(geb. 1971) zien. Het is aardig om
hun bundels te vergelijken. In
gelse waagt zich in Gratie
slechts voetje voor voetje in het
onpeilbaar diepe water van de
poëzie. Hij heeft voor een voor
zichtige en verzorgde aanpak
gekozen. Buelens neemt juis:
vol bravoure een duik.
Mijn lof voor dat lef, maar ikbe-
speur in zijn boekje weinig be
langwekkends. Het is heet zijn
bundel, en die twee woordenke
ren voortdurend terug. Wel,
is vooral strooien met woorden
wat hij doet. De auteur blinkt
uit in opsommingen die bevlo
gen klinken, maarniet bevloger
zijn. Hij is een man van wijshe-,
den als: 'Zijn geluk is het lijk
van het gelijk'. Vorig jaar heefij
hij een boek gepubliceerd ove:.
Van Ostaijens invloed o;
Vlaamse dichters: hij spant ziet
opzichtig in niet in die rij te ont
breken. Je krijgt de indruk da'
hier eerder poëzie wordt nage
maakt dan gemaakt.
Ingelse heeft, z'n bescheiden-:
heid ten spijt, meer een eig«|
stem. De gedichten in deze bun-,
del zijn elegant afgeronde mini
atuurtjes, soms bijna verhalet
in versvorm. Maar dan wel ver
halen waarop moeilijk vat val:
te krijgen. Op het moment dat jt
de zeepbel grijpt, spat die uit el
kaar. Op zijn best is hij mis
schien in het hierbij afgedrukt
'Intocht', met de gedachten var-
een hoopvolle zelfmoordenaar
Maar ook dit debuut bevat nieil
de poëzie waarnaar we verlan-|
gen, poëzie die je overweldigt j
Het is allemaal verantwoord en
beheerst, maar tegelijk braaf en
mat. Een gedicht schrijven:
wanneer je alles weet, durf je er)
niet meer aan te beginnen.
Mario Molegraafj
Geert Buelens: Het is. Gedichten-
70pag., €13,50;
Philip Ingelse: Gratie. Gedichten-'
56pag., €13,50;
beide uitgaven: Uitgeverij Meuler,
hoff.
Rudy Kousbroek
zeehuis
oe ziet het paradijs er uit?
De gangbare voorstelling is
een soort beschermd natuur
gebied met wandelpaden, of
zoals de Bijbel zegt een weelderige tuin met al
le geboomte spruitend uit het aardrijk, begeer-
lij k voor het gezicht; de Hof waar j e de wind des
daags hoort en waar de leeuw ligt met het lam.
Het bijbelse paradijs is een oord zonder stran
den zoals Zwitserland, land-locked, oceanen
zijn er onbekend, de zee speelt in de bijbel geen
rol. Vreemd, want Palestina lag toch aan zee,
maar woorden als kust of strand of zeestrand
komen in de bijbel niet voor. 'Bij de zee is be
kommernis', klaagde de profeet Jeremia, 'men
kan er niet rusten'. Misschien is er ook verband
met de voorstelling die men zich van 'natuur'
maakte in de oudheid.
Hoe dan ook, aan deze voorstelling heb ik mij
nooit kunnen onderwerpen. Als kind al zag ik
bij het inslapen onafzienbare meren met eilan
den, stranden met klapperbomen tegen een
diepblauwe zee, lagunes vol gekleurde vissen
als juwelen. Dat, begreep ik pas later, moet het
echte paradijs zijn geweest. De zee is prehisto
risch; terwijl landinwaarts tijdens krijt en car-
boon de bergen over elkaar heen tuimelden, de
vulkanen vurige lava spuwden en de wonder
lijkste planten en dieren kwamen en gingen,
bleef de zee het oerlandschapviervij f de van de
aardbol, in miljoenen jaren niet veranderd, al
tijd zichzelf en toch nooit hetzelfde, zodat je
niet moe wordt er naar te kijken.
Een huis in zee zoals op deze foto is wat ik zou
wensen als ik drie wensen mocht doen. Daar
zou ik dan wonen, met mijn eeuwige jeugd en
mijn altijd voorziene bankrekening. Het komt
in de buurt van het in alle opzichten ideale
huis: op palen, met een regengang of kaki lima,
een open voor- en achtergallerij, hoge koele
kamers, ja zelfs het dak ziet er precies uit als de
Indische daken uit mijn jeugd - maar dat alles
dan bovendien ook nog in zeeEen echt Indisch
huis, in zee, met trappen die zo het water in
gaan, zodat je 's morgens zo uit je bed die trap
kunt afdalen, na je sarong en je handdoek over
de balustrade te hebben gelegd. Het heeft ra
men waar kree's voor hangen en er is een serre
achtige uitbouw met van die ruitjes, zoals in
het onvergetelijke huis Zeelandia op Prapat
aan het Tobameer. Hoe langer ik er naar kijk
hoe sprookjesachtiger het wordt: wat waren
dat voormensen, die het niet lieten bij een fan-
tasme maar werkelijk een echt huis in zee lie
ten bouwen? Dat is het bijzondere van deze fo
to. het laat zien dat het echt gebeurd is, dat het
bestaan heeft. Hetzelfde geldt voor huizen in
bomen, waar dit zeehuis ook een zekere ver
wantschap mee heeft: de ongebruikelijke
plaats, het feit dat mensen in de 18e eeuw er toe
overgingen om een echt huis te bouwen in een
boom.
Het was niet eens zo'n zeldzaamheid, er waren
meer van zulke zeehuizen bij Singapore; de ei
genaars waren blijkbaar vooral Chinezen,
vermoedelijk was het hele idee oorspronkelijk
Chinees. Dat zou dan aan kunnen sluiten op
historische voorbeelden, paviljoens in het wa
ter zijn een bekend motief in de Chinese schil
derkunst. Dit herinnert mij aan hoe ik mij Den
Haag voorstelde toen ik ontdekte dat de naam
van deze stad in het Chinees geschreven wordt
met de karakters voor 'zee' en 'tand', dent de
mer: een stad gebouwd op een kaap die voor
uitstak in zee - ik zag een mistige stad buiten de
kust in het water gebouwd, 'hoog en ommuurd,
grijs en vol meeuwen, carillons spelend in de
zeewind en het geluid van de branding overal
hoorbaar in de stad'.
Het roept de vraag op wat de begeleidende ge
luiden van het wonen in dat zeehuis moeten
zijn geweest. Ik hoor zonder moeite het eenza
me klotsen van de golven onder het huis tegen
de palen waar het op gebouwd is; ook vrij dui
delijk het pruttelen van de motorboot op de
voorgrond. Maar de hoofdzaak is natuurlijk
het eeuwige ruisen van de zee, hoe je dat hoort
Hmi
The Singapore House, circa 1925
als je 's nachts in bed ligt. 'De wind des daags':
in het boek Genesis wordt daarin de stem van
God gehoord. Bij de gedachte van daar in dat
foto Lee Kip Lin
huis te overnachten, ergens achter die ramen,
voel ik mijn hart een slag overslaan. En hoe zou
het geweest zijn in een zware storm?