Vredeman de Vries speelde met diepte De kleuren krioelen en kronkelen Probeer maar eens een Klepzeiker in één ruk uit te lezen Tilburg toont Anton Henning Overzicht in Antwerpen Eric Schreurs vrijdag 13 september 2002 De in Leeuwarden geboren Hans Vredeman de Vries kon bijna alles: hij was schilder en architect, maar een hefbrug kon hij ook ontwerpen. Bovenal blonk hij uit in het suggereren van diepte. Hij telde zelfs kei zers onder zijn klanten. Overal in Noord-Europa zijn huizen te vinden met Vredeman-trekjes. In Antwerpen is een overzichts tentoonstelling van deze artis tieke duizendpoot. De hel schilderen, daar komt ie dereen een heel eind mee. Je stelt je monsters voor, en onge hoorde kwellingen, zondaars wier gezichten star van ontzet ting staan, vuur, schaduw, duis ternis en het vermoeden van chaos, en dat schilder je zo goed mogelijk. Hans Vredeman de Vries, de invloedrijke architec tuurschilder en alleskunner uit Leeuwarden, kon dat ook. Zijn schilderij 'Het laatste oordeel', gewoonlijk alleen in Danzig te zien, hangt op een prachtige overzichtstentoonstelling in Antwerpen. Op dat werk, tweeënhalve me ter breedpakt hij het Brueghel- achtig aan (hij had met Pieter Brueghel samengewerkt), met demonen die als kale zwarte honden aan blote mensen klau wen en een reusachtige openge sperde karperbek waar de zon daars in verdwijnen. Op de achtergrond is tussen de bran dende gebouwen de pauselijke Engelenburcht te ontwaren. Vredeman de Vries kon heel veel, en schrok nooit terug voor iets nieuws: hij was boekont- werper, schilder, etser, waterbouwkundig ingenieur, vestingbouwer, gelegenheids dichter, architect, tuinontwer per en hij maakte, als dat zo uitkwam, triomfbogen voor feestelijke intochten. Zijn in vloed als architect is terug te vinden in heel Noord-Europa en zelfs in Bolivië. De vele afbeeldingen op de ex positie tonen Vredemans voor liefde voor enorme en luchtig overkoepelde ruimtes, met vrij zicht op tuinen en ranke torens, lange zuilengalerijen, fonteinen en een paar mensen als acteurs voor een reuzendecor. Soms zijn die een beetje doorzichtig, want Vredeman schilderde ze niet al tijd zelf. Op een aan hem en zijn zoon Paul toegeschreven schil derij is zelfs een soort geest te herkennen in twee net niet hele maal weggeschilderde benen. Het meest in het oog springende, zeker in de tijd van Vredeman, was de enorme diepte die er ge suggereerd wordt. Je kunt zo binnenlopen en als je daar ach ter de hoek omgaat, is er natuur lijk weer zo'n feestelijke galerij van marmerzuilen, of nog weer een tuin. Allemaal ontsproten aan de fantasie van de schilder, want de gebouwen staan ner gens. Hoewel de verschillende schilderijen en prenten aan el kaar doen denken, herhaalt hij nooit iets: daar is zijn fantasie te groot voor. Vredeman de Vries werd in 1526 in Leeuwarden geboren, als zoon van een kanonnier en telg uit een artistiek-ambachtelijke familie. Broer Sebastiaan was kerkmuzikant, en diens zoon Jacob was componist, onder meer van muziek bij Starters liedbundel 'De Friesche Lust hof'. Vredemans eigen zoon Paul zou hem als schilder opvol gen. Hans Vredeman kon al jong verdienstelijk tekenen, maar werd bij een schrijnwerker in de leer gedaan en later bij een glas schilder. Toen hij zelf al timmer- man was, verdiepte hij zich bij een collega in Kollum in de wer ken van Sebastiano Serlio, een Italiaan die een achtdelig hand boek voor architecten had ge schreven, dat ook veel invloed op toneel en theaterbelichting zou hebben. Met andere werken over archi tectuur en perspectief had het veel invloed op Vredeman, die in Antwerpen aan het werk ging en onder meer een reeks bestsellers voortbracht, stalenboeken voor bouwmeesters en opdrachtge vers. Allerlei voorbeelden van zuilen, van caryatiden (zuilen met menselijke vormen), pilas ters (halve zuilen tegen de wand), monsterkopjes, maskers en vooral heel veel versieringen. Bij dat laatste valt Vredemans voorliefde op voor ijzerbeslag achtige versieringen en voor krullen, die kenners 'rolwerk' noemen. Bouwers, ontwerpers, edelsme den en pottenbakkers: ze kon den maar raak ornamenten uit Gedeelte van één van de liefdestuinen die Hans Vredeman de Vries met zijn zoon Paul schilderde. kiezen. Overal in Europa staan Vredeman-huizen: hij heeft ze dan wel niet zelf gebouwd, maar ze hebben steevast dat kenmer kende rolwerk, zoals het raad huis van Bolsward. Op de tentoonstelling zijn boekont- werpen te zien, spiegellijsten, stoelen en zelfs een rijk versierd geweer. Antwerpen mocht dan bloeien, de stad zat ook middenin de Tachtigjarige Oorlog, de strijd tussen Spanje en de Nederlan den. Dat had gevolgen voor de niet-katholieke kunstenaars. Vredeman woonde er een aantal malen en stond er zelfs een tijdje als katholiek ingeschreven - de schoorsteen moest roken, hij was vader en voerde een grootse huishouding met personeel - maar ook hij moest uiteindelijk uitwijken. Hij ging naar Duits land, waar hij voor de hertog van Braunschweig-Lüneburg watergemalen en een arrenslee ontwierp. Naar Danzig, waar een reeks van acht allegorische schilderij en ontstond, met het boven ge noemde 'Laatste oordeel' als slotstuk. Een ging verloren, de rest mocht één keer Danzig uit voor deze tentoonstelling. Hij ging naar Praag, waar hij voor keizer Rudolf II een aantal 'Liefdestuinen' schilderde: ei genlijk nog meer van die open gebouwen vol zuilengalerijen waar Vredeman in uitblonk. Hij kwam ook terug in Neder land, naar Amsterdam. In het verleden had hij voor Willem van Oranje zes ontwerpen voor het verbouwen van een Ant werpse vestingwal gemaakt, en een slot ontworpen. Op voor spraak van Maurits van Oranje hoopte Vredeman aan het werk te kunnen bij de Leidse univer siteit, als leraar in perspectief. Dat ging niet door. Vredeman legde al zijn kennis over het realistisch afbeelden van breedte, diepte en hoogte vast in het boek 'Perspective', zijn grootste bestseller: tussen 1605 en 1651 verschenen er 21 I drukken. Tenslotte zou hij naar Hamburg verhuizen, waar Vre deman de Vries in 1609 over leed. Zo is te verklaren dat zijn i werk op allerlei plaatsen te vin- I den is. Asing Walthaus Expositie: Hans Vredeman de Vries 1 und die Renaissance im Norden -15 1 sept. t/m 8 dec. in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in I Antwerpen. Striptekenaar Eric Schreurs krijgt mor gen in DenBosch de Stripschapprijs uit gereikt. Dat had volgens de laureaat veel eerder moeten gebeuren. „De jury had zijn nek moeten uitsteken toen er echt wat aan de hand was.Niettemin blijft de Leidenaar scheppen uit zijn eigen afgrond. „Het kan nóg smeriger. Er zitten vele dubbele lagen in het oeuvre van Eric Schreurs, maar minstens ook één tweeslachtigheid. Als je de moed kunt op brengen een Klepzeiker-album van hem in één ruk uit te lezen, ben je psychisch volle dig uitgeput. Zó dringen alle perversiteiten zich aan je op. Anderzijds zitten er onder al le sperma-, stront-, speeksel- en bloederup- ties zoveel kunstzinnige details verborgen, dat elke pagina van een Schreursalbum langdurig plaatjeskijken rechtvaardigt. De 44-jarige Eric Schreurs heeft met zijn Klepzeiker-strips de meeste roem vergaard. Het is ook deze stripfiguur die hem na ruim twintig jaar eindelijk de Stripschapprijs oplevert. Eindelijk en dat is vreemd, want Klepzeiker is inmiddels wel over zijn hoog- lllustratie uit stripboek Klepzeiker van Eric Schreurs. tepunt heen. Van de zeventien albums zijn meer dan een miljoen exemplaren verkocht. Pieken doen zich niet meer voor, de schare fans heeft zich al jaren gestabiliseerd. Eric Schreurs is de zelfbenoemde meester geworden van menselijke verdorvenheden, die zelfs in de vrije(re) jaren tachtig van de vorige eeuw hun gelijke niet kenden. Het leek de tekenaar slechts te gaan om choque ren, de smerigste kant van mensen naar bo ven te halen. „Het zijn de knopen in mijn ei gen hersenpan die ik in beeld breng. Ik speel met mijn eigen nachtmerries. Bovendien, als je je eigen stront niet erkent, moet je je aars maar dicht laten schroeien", zo vatte hij zijn werkwijze ooit samen. Die typering werd subliem belichaamd door zijn geesteskind Joop Klepzeiker, een schle miel die zich slechts tussen hoeren, junks en psychiatrische patiënten thuisvoelt. Ga pende vagina's, onstuimig geërecteerde pe nissen, straatvuil, spermastromen, agressie, hondenstront, braaksel, gebruikte con dooms, het trekt in een bonte verzameling aan deze kleine burgerman èn aan de lezer voorbij. Naast Klepzeiker kwamen ook de super macho Dick van Bil, de viespeuk Adrianus en de schietgrage Adrian Backfish van de tekentafel van Eric Schreurs. In feite de zelfde perverselingen als Joop Klepzeiker, losers van deze consumptiemaatschappij. Toch heeft de bedenker ervan er nooit een boodschap mee willen uitdragen. „Wat ik teken zijn zaken waar ik bewust of onbe wust voor mezelf mee bezig ben en die ik projecteer op papier." Om er snel aan toe te voegen: „Het tekenen van viezigheid is in elk geval geen uitlaatklep voor een frustra tie." In het werk van Schreurs gaat het altijd om de overdrijving en daarmee wordt de nuan ce aan de kant geschoven. Neem zijn kijk op het zwarte deel van de wereldbevolking. Schreurs schuwt dan geen enkel cliché: dik ke lippen, grote tanden, monstrueuze ge slachtsdelen, zonder enige vorm van gêne vloeit alles uit zijn tekenpen. Sommigen zien het werk van Eric Schreurs als dat van een psychopaat. Zelf leidt hij zijn voorkeur voor alle smerigs terug naar zijn jeugd en latere jaren, waarin hij tijden door het leven ging als alcoholist. Schreurs' overgrootvader heeft zeker wat van zijn ei genaardigheden op hem overgebracht. De oud-walvisvaarder placht bromvliegen die op de vensterbank hun laatste adem uitblie zen in zijn mond te stoppen. Dan mocht de kleine Eric zijn oor tegen 's mans wang drukken om te horen hoe de insecten tussen overgrootvaders tanden knapten en kraak ten. En hoe hij ze dan doorslikte. Eric Schreurs is niet alleen een vriend, maar ook de favoriete striptekenaar van tv-ma- ker Theo van Gogh. Hij omschreef Schreurs' werk wellicht het treffendst: „De eerste keer dat ik Erics werk zag rook ik de meur van God, hoorde Zijn kringspier spreken en heel zeker wist ik: hier wast een varken zijn han den." Inmiddels lijkt ook Eric Schreurs ech ter gearriveerd bij de jaren der mildheid. „Ik had vroeger de houding van een angry young man. Nu vind ik het allemaal wel best. Tegenwoordig kun je niet meer cho queren. Wat moet ik? Nog gierender door de bocht? Ik slalom overal tussendoor en doe gewoon wat ik leuk vind." Dat leuke heeft inmiddels een vervolg ge kregen in een nieuwe stripfiguur: Kleppie. j In feite is dat joch de puber Joop Klepzeiker. Kleppie's avonturen lijken op die van Klep- zeiker, maar ze zijn puntiger weergegeven. Het zijn nog steeds de strips die de schoor steen van huize Schreurs doen roken. Maar zijn absolute voorkeur gaat uit naar zijn vrije grafische werk. Daarin ligt ook zijn hartenwens besloten: „Ik heb de dringende behoefte serieus genomen te worden. Ik zou beduidend liever erkenning krijgen voor mijn vrije werk, dan voor Joop Klepzeiker, i Rinus van der Heijden De Stripdagen, zaterdag 14 en zondag 15 sept, Brabanthallen Den Bosch. e Pont jubileert. De Tilburgse kunstinstelling wilde daarom een nieuwe, onbekende kunstenaar die bij De Pont zou passen. Het werd de veelzijdige Duitser Anton Henning. Henning is een schilder die van vele markten thuis is. Hedendaagse lounge, jaren zeventig psychedelica, popart, vroege abstractie: de vertegenwoordiger van de jonge Duitse generatie maakt er een verrassend geheel van. Is de nog immer actieve Duitse schildersgeneratie met Lü- pertz, Baselitz, Richter, Kiefer en Polke vooral gericht op de re cente Duitse geschiedenis, de jongere generatie zoekt haar ei gen weg. Het Bonnef anten in Maastricht introduceerde Neo Rauch, De Pont in Tilburg schuift Anton Henning (Berlijn, 1964) naar voren. De Tilburgse kunstinstelling die deze maand tien jaar bestaat, wilde een on bekende, verrassende kunste naar en vond die in de Duitser. Tot nu toe is een kleine expositie bij de Amsterdamse galerie Vous Etes lei het enige echte wa penfeit van Henning in Neder land. Verrassend is het werk zeker. Henning presenteert een heel palet aan stijlen. Hedendaagse lounge, jaren zeventig psyche delica. popart, vroege abstrac tie, de lichaamscultuur van de jaren dertig, negentiende- eeuwse schilderkunst van Gus- tave Courbet: het ligt allemaal op zijn bordje en Henning weet er een intrigerend geheel van te maken. Opvallend is de loungeruimte die Henning zelf in De Pont in richtte, Van een afstand lijkt het weer op een interieurschilderij: het hoofdthema van de Duitse schilder. Henning legde een oranje vloerkleed in de ruimte, hing een aantal eigen schilderij - en van pin-ups (een tweede the ma) aan de van Henning-kleu- ren voorziene wand, zette er eigenhandig gemaakte meubels in en laat er een video met mu ziek en beeld van zijn eigen band draaien die kabbelende loungemuziek voortbrengt. De loungeruimte zorgt voor een vreemde wisselwerking met zijn genummerde interieurschilde rijen waarvan er een tiental in De Pont hangen. Want die inte rieurs zijn weer een afbeelding van wat een loungeruimte zou kunnen zijn. Neem 'Interieur No. 93'(2001). Een o zo licht ge schilderd vloerkleed is in een vaal oranje gehouden. Aan de muur van het schilderij hangen schilderijen. Twee pin-ups, waarvan de ene in rode tinten ook weer op ware grootte in de loungeruimte hangt. Ironisch spel Zo grijpt alles op deze tentoon stelling in elkaar. Het schilderij 'Spiel no 3' (2002) toont twee naakte meisjes die in een groene weide met een kalf in de weer zijn. Het schilderij is ook weer terug te vinden in 'Interieur no 127', als schilderijtje aan de wand. Echter weer net anders geschilderd. Is dit dan nummer twee of één, of is het een be staand schilderij van een andere schilder? Henning speelt een ironisch spel met de toeschou wer. Je hebt de interieurschilderijen Anton Henning vrolijk strandtafereeltje met vier naakte vrouwen rond een voorwerp op het strand wat zich laat beschrijving als een 'Henn- ling'een motief in het werk van Henning dat lijkt op een propel- lor. Steeds duikt de 'Hennling' op, ook in 'Fliegen no 2' (2002) dat een beetje aan Riefenstahl doet denken. En ook op de rema ke van Courbets 'LaRencontre', in grove gelen geschilderd, heb ben drie figuren een 'Hennling' in de hand. Toch hangen al de verschillende Hennings (er is ook nog een zaaltje met tekeningen en por tretten) niet als los zand aan el kaar. Want altijd is de hand van Henning herkenbaar. Zijn non chalante verfbehandeling, de draaiende en kerende verfba- nen, de 'Hennling' of een ander typisch Hennling-motief ver binden de werken. Kenmerkend voor Henning is 'Pin-upNo51'(2001).Depin-up staat op het strand, in haar hand iets wat lijkt op een tuinslang maar het best geïnterpreteerd kan worden als een streng verf. Op het strand verderop zijgt de verf ineen, uitlopend in een draaiing die weer aansluit op zijn abstracte psychedelische werken. Gerrit van den Hoven Expositie: Anton Henning, Surpas- sing Surplus - De Pont Tilburg 14 sept. t/m 12 jan. 2003, dinsdag t/m zondag 11-17 uur. Pin-up No 51, 2001, olieverf op doek. Zonder titel, 2002, olieverf op doek. en je hebt de pin-ups. Maar daarmee heb je Henning nog niet. Henning speelt als schilder ook een spel met de geschiedenis van de schilderkunst. Hij toont ook een groot aantal abstracte schilderijen. Soms doen die haast ouderwets aan, als vroege abstracten. Maar er zijn ook grotere kleurige werken die Henning weer laat aansluiten bij schilders in De Pont zoals Robert Zandvliet en Bernard Frize. Wie even de moeite neemt langs Frize's 'Eixen' (1992) te lopen een paar zaaltjes verderop, ziet de verwantschap. Want net als De Pont-helden Luc Tuymans, Raul de Keyser, Toon Verhoef, Zandvliet en Frize is ook Hen ning bezig met de mogelijkhe den van verf. Vaak, zoals in 'Interieur no 126' (2002) laat Henning zijn verf kronkelen en draaien als DN A-strengen of spaghettislierten. En nog ben je er dan niet. Weer geheel anders van toon is het realistische 'Tanz' (1996), een

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 28