Wellicht had hij de muzikaalste stem PZC Opstand tegen de heilige ernst van de poëzie Lucebert definitief Zo zijn onze manieren eze week verschijnt - eindelijk - de 'definitieve' uitgave van de verzamelde gedichten van Lucebert (1924-1994), waarnaar de liefhebber jarenlang reikhalzend heeft uitgezien: een monument voor de Bergense dichter en graficus van liefst 912 pagina's, met alle veertien bundels in één band, 26 niet eerder gepubliceerde, nagelaten gedichten, en vijfenzestig niet eerder gepubliceerde tekeningen. Lucebert zag het somber in, zoals blijkt uit het gedicht 'stand van zaken'. 'In het grote nest is er altijd wel geweld/ god die als goed gold bladert/ als een waanzinnige in zijn eigen boek/ en telt en telt de verminkten'.. Zijn gedichten en beeldend werk zijn doortrokken van het menselijk tekort en het mense lijk onvermogen, ook al was hij zelf ongeneeslijk aan het leven verslaafd. Want hij had nog 'ontzettend veel willen zeggen', zoals zijn weduwe onlangs zei. Kunst was volgens de dichter 'het enige redmiddel. Voor de rest is de mens een secreet. 'Te genover de vele mensen die be reid zijn om te vernietigen, kan de kunstenaar zijn vermogen stellen om te ontroeren'. Voor Lucebert was dichten en schil deren dé manier om te overle ven. De Keizer der Vijftigers, de rebelse geest en flamboyante kunstenaar, was dan ook altijd gedreven en bezeten aan het werk. Zijn atelier in Bergen, waar hij sinds 1953 woonde, verkeert nog in precies dezelfde staat als acht jaar geleden. Alsof de kun stenaar elk moment kan bin nenlopen om meteen weer aan de slag te gaan. 'Als ik geen dichter was zou ik/ uit honder den woordwonden bloeden/ niets zou mij helpen geen ge vleugeld/ geen hemels woord zou het bloeden stelpen'schreef Lucebert in 'dichter'. Het vers kan gelden als motto van zijn gehele oeuvre. Zijn familie liet bet niet voor niets boven zijn rouwadvertentie zetten. Lucebert stierf acht jaar gele den, op 10 mei 1994, in het zie kenhuis te Alkmaar, nadat en kele jaren eerder bij hem de ziekte van Hodgkin, lymfklier- kanker, was geconstateerd. Hij ligt begraven in Bergen. Maar dankzij de Dode Dichters Al manak, het enige programma (van nauwelijks vier minuten per week) over poëzie op de Ne derlandse televisie, keert hij nog geregeld naar ons terug. Vorige week las hij in de jaarlijkse ma rathonuitzending van de Dode Dichters Almanak 'Het is de aarde die drijft', een opname uit 1983. Het was een kleine beleve nis, want er is geen dichter die zo betoverend mooi kon voor dragen als Lucebert. Fluiste rend. Bezwerend. Hij bezat mis schien wel de muzikaalste stem van de Nederlandse dichters. Ook nu weer liet hij de woorden zingen en dansen, en zinnen die op papier raadselachtig en duis ter zijn, wekte hij met zijn voor dracht als bij toverslag tot le- Lubertus Jacobus (Bert of Ber- tus) Swaanswijk, zoals zijn fa milienaam luidt, werd in 1924in Amsterdam geboren, in de Jor- daan, waar zijn vader huisschil der was. Hij weigerde militaire dienst in Nederlands-Indië en belandde in de gevangenis. Het inspireerde hem tot wat een van zijn beroemdste gedichten zou worden; 'Minnebrief aan onze gemartelde bruid Indonesia'. Hij vormde met onder anderen Gerrit Kouwenaar en Remco Campert de Vijftigers, de dich tersbent die in de naoorlogse ja ren een frisse wind door de ver starde naoorlogse Nederlandse poëzie blies. Hij werd de keizer van de club, en baarde van dit groepje expe rimentelen niet alleen het mees te opzien met zijn vernieuwende poëzie, die evenzeer werd be wonderd als verguisd, maar ook door zijn excentrieke optre dens. Ver voor Wim T .Schippers een glas water in zee gooide en dit kunst noemde, goot Lucebert - in 1951 - een glas water boven zijn hoofd uit terwijl hij het ge dicht 'herfst' voordroeg. De jon ge dichter las vervolgens schut tingwoorden voor uit een rood zakwoordenboekje en ontstak koud vuursterret j es Lucebert publiceerde vanaf het vijftig jaar geleden verschenen 'Apocrief/De analphabetische naam' in rap tempo een hele reeks dichtbundels, met als hoogtepunt 'Val voor de vlie gengod' (1959). Tot hij droogviel en in een depressie verzonk. Lu cebert, die veel van zijn gedich ten vergezeld liet gaan van illu straties, legde zich in de jaren zeventig vooral toe op zijn beel dend werk, met een onuitputte lijke productie als gevolg. Dat werk - tekeningen, aquarellen, etsen, gouaches en olieverven - onderscheidt zich door een overdadig palet van tinten, zwart-wit en grijs, kleurrijk en beeldend, waarop figuren die vooral wanhoop en ontredde ring uitdrukken. Nee, niet al leen in zijn poëzie wist Lucebert de nietigheid van de ontredder de en redderende mens raak te treffen. Vanaf de jaren tachtig begon Luceberts dichtader weer rijke lijk te vloeien, van 'Oogsten in de dwaaltuin' tot het postuum verschenen 'Van de maltentige losbol'. Krachtiger dan ooit te voren. De taal was directer en verstaanbaarder geworden, minder metaforisch misschien, maar niet minder groots en mee slepend, en soms even raadsel achtig en nog pessimistischer getoonzet dan ooit. De poëzie van Lucebert - luce betekent licht in het Latijn, bert is licht in het oud-Germaans - heeft altijd de naam gehad moeilijk en ontoegankelijk te zijn. Hij schreef inderdaad niet de gemakkelijkste of direct aan sprekende poëzie, al dacht hij daar zelfs soms anders over. 'Poëzie is kinderspel', heet dan ook een van zijn gedichten licht provocerend. Maar moeilijk? Sommige gedichten hoef je he lemaal niet te begrijpen om ze toch mooi te vinden. Maar zelfs het meest raadselachtige ge dicht van Lucebert biedt wel een houvast, een strohalm, een sterk beeld of heldere slogan, een fascinerende constructie, die de sleutel tot het gedicht is en verleidt tot verder lezen. Prachtige, raadselachtige re gels schreef Lucebert, zoals: 'de oude meepse barg ligt nimmer meer in drab'. En: 'over het kra kende ei/ dwaalt een hemelse bode/ op zoek naar zijn antipo de/en dat zijtgij'. Lang kun je op deze regels broeden, ze proe ven, hardop lezen, je kunt ervan alles in zien, van metafysische metaforen tot verwijzingen naar de dichter J.A. Dèr Mouw en diens hang naar het brahma nisme. Maar je kunt er ook niets in zien, gewoon mooie regels die lekkerbekken. Als eenraptekst, want Lucebert kun je gerust be schouwen als een rapper avant- la-lettre. Er is geen naoorlogse dichter die onze taal zozeer heeft verrijkt als Lucebert. Hij is de schepper van dichtregels als 'alles van waarde is weerloos', 'een brood kruimel te zijn op de rok van het universum', 'overal zanikt bag ger', 'onder het boze bed van de boeren knielen de dieren', 'een goed woord vindt steeds een goede plaatsi k ben geen lief lij - ke dichter/ ik ben de schielijke oplichter'. Hij is de maker van klassieke gedichten als het be roemde 'Visser van ma yuan': 'golven worden hoge wolken/ wolken worden hoge golven/ maar i ntussen rust de visser'En van 'het einde': 'oud de tijd en vele vogels sneeuwen/ in de leegte in de verte/ wordt men moe en de stemmen/ staan stijf om zelfs de zuiverste lippen'. Het is poëzie die rijk is aan metaforen, paradoxen en neolo- Lucebert (1924-1994), zelfportret. gismen, waaruit een grote bele zenheid spreekt. Zij fluistert en ritselt, schreeuwt en schalt. Er gaan grote raadsels en gruwelij ke geheimen achter schuil, die soms even oplichten, zodat je een moment zicht krijgt op wat anders verborgen zou blijven, en dan weer worden toegedekt. Ook het engagement schuwde Lucebert niet. In de nagelaten gedichten, nu bijeengebracht in een prachtige uitgave van zijn Verzamelde gedichten, zijn daar krasse staaltjes van terug te vin den. Een ervan is opgedragen aan Salman Rushdie, de ge plaagde Brits-Indiase schrijver die vanwege een fatwa jaren lang moest onderduiken: voor salman rushdie/ in de schaduw van de grote Idee of grote God/ staan kleine maar venijnige fa naten/ die het ringeloren niet kunnen laten/ oh Vrijheid hun haat moeten wij uit Uw naam haten/ zo dat zij de Geest geven aan wie die toebehoort/ aan al len die Waarheid vinden door het vrije Woord. De nagelaten gedichten zijn niet alle even sterk. Maar een aantal bezit dezelfde overrompelende kracht als de verzen in 'van de maltentige losbol'. Zoals 'vrede' ('letters sneeuwen uit het ge wonde boek') en 'zielsverhui zing', die kunnen wedijveren met het beste van wat hij ooit schreef. 'Zielsverhuizing' was Luceberts zwanenzang. Hij vol tooide het vlak voor zijn dood. Het lijkt alsof de dichter in dit vers al zijn thema's en obsessies nog één keer wilde samenbal len: zielsverhuizing stram strompelt hij van knoop punt naar knooppunt de eens zo bekoorlijke zonden- bok je mag hem aanlachen als je kunt hij grijnst maar trekt het zich niet aan op dfc-reünies hoor je altijd veel sterke verhalen maar zelden zó sterk en frappant als dit jaar van leo van bruggen hij (leo) zat op het gymnasium toen zijn leraar nederlands over moderne poëzie kwam te praten en een aantal namen noemde waaronder ook de naam buddingh' buddingh', zei leo, die ken ik wel; die zit altijd elke zondag bij ons op dfc waarop de leraar sprak: jongen, ga jij de klas maar uit! C. Buddingh' aangebrand niet maar afge brand een flauwte dat gaat weer over hij zal wel weer opstaan plooiend zijn broek zijn rok het ouwe rund dra staat hij lang en breed tus sen de pilaren door schaduwen bestormd het marmer van zijn kaken de zweep spelemeiend met de laars aldoordringend de blik gericht op de dreigende maan langzaam daalt hij af men juicht pondereus buiten alle proportie daalt hij af en plaatst zich naast de labbe kak de losplaats onveranderd niet met verlos sing als poetslap Nico de Boer Lucebert: Verzamelde gedichten, gedichten en tekeningen - Uitgeverij De Bezige Bij, 912 blz., in cassette, 49,50, na 1 december:€59,50. Maan dag 16 september wordt het boek of ficieel overhandigd aan Tony Sioaansdijlc. De dichters Remco Campert, Rudy Kousbroek, Gerrit Kouwneaar en Tonnus Oosterhoff brengen een hommage aan Luce bert. Een dichter is alleen dichter omdat er 'dichter' op staat. Zo'n dichter houdt zich, meent de gemiddelde lezer, louter met. verheven dingen bezig. Zijn verzen moet je wel tien keer le zen om de diepe boodschap te doorgronden. De Dordtse au teur C. Buddingh' (1918-1985) heeft dergelijke verwachtingen steeds weer doorbroken. Hij maakte geen doorwrochte ge dichten, z'n werk staat midden in het leven. Neem het hierbij afgedrukte 'Zo zijn onze manie ren'. Een leraar Nederlands kan zich niet voorstellen dat een be roemde dichter óók supporter van de plaatselijke voetbalclub is. Dus meent hij dat de leerling, die Buddingh' van de tribune kent, hem een brutale streek le vert. Het gedicht wordt geciteerd door Bertram Mourits in zijn studie Zestig. Een nieuwe da tum in de poëzie. 'Zo zijn onze manieren' is namelijk niet al leen een aardige anekdote, maar biedt ook een dichterlijk pro gram. In de achteloze vorm (niet wat men zich van een gedicht voorstelt) en in de inhoud (de dichter blijkt een alledaagse man) weerspiegelen zich de ideeën van de Zestigers. Een los gezelschap van mensen als Cor nells Bastiaan Vaandrager, Hans Verhagen, J. Bernlef en K. Schippers die aan de tijd schriften Gard Sivik en Barbar- ber meewerkten. De Nederlandse poëzie heeft af en toe baldadige eenlingen ge kend. Maar het is een bijzonder moment in de literatuurhistorie dat een complete beweging in opstand komt tegen de heilige ernst die de dichtersscholen van Tachtig tot Vijftig kenmerkte. In de overzichten zijn de Zesti gers er nogal bekaaid afgeko men: een geestig intermezzo, maar nu snel over tot de serieuze orde van de dag. Door het boek van Mourits wordt dat gebrek aan aandacht ruimschoots goed gemaakt. Zijn werk lijdt soms aan proefschrifttaai: „De con sequentie van de ontdekking van de readymade is dat het es thetische domein in principe oneindig groot is geworden." Maar hij heeft ook aardige ter men om de intenties van de Zes tigers te omschrijven. Die deden volgens hem aan 'conventieon dermijning'. Ze bliezen de normen op door gewóón te doen. Retoriek moest worden vermeden. Een grapje kon nooit kwaad. En de poëzie lag letterlijk op straat. De re censenten zagen echter geen heil in gedichten als: 'De kro ketten in het restaurant/ zijn aan de kleine kant.' Waar bleef op die manier de scheiding tus sen de hoge dichtkunst en de platvloerse taal? Alsof dat on derscheid een natuurlijk gege ven is in plaats van een wille keurige afspraak. De Zestigers deden niet deftig over de kunst, Voetbal en televisie, kroket en reclame: het mocht allemaal in een gedicht. Door hun succesvolle optreden tijdens de manifestatie in Carré op 28 februari 1966 werd de poëzie verder gedemocrati seerd. Inmiddels is men er in geslaagd haar weer op een voet stuk te zetten. Je hoeft dit on schuldige gedicht van Bud dingh' maar te lezen om te zien hoe wankel het fundament daarvan is. Poëzie is alleen poë zie omdat we er 'poëzie' op heb ben gezet. Mario Molegraaf Bertram Mourits: Zestig. Een nieu we datum in de poëzie - Uitgeverij Podium, 200pag., €16,75. Rudy Kousbroek Tunnels aatst hoorde ik onze oudste kat de twee jongere uitleggen wat er gebeurt als wij uit gaan. - Dan zijn ze niet weg, stelde hij ze gerust, na een poosje komen ze weer terug. Dan hoor je de sleutel in het slot en daar zijn ze weer. - Na hoe lang? vroegen de twee jongeren. - Dat varieert, zei de oudere, soms na tien mi nuten, soms na een paar uur. - En waar zijn ze dan als ze niet hier zijn? - Dan staan ze gewoon voor de deur. Ze wach ten voor de deur tot het tijd is om weer binnen te komen. Huisdieren werken met een vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid. Honden en katten die in een tas meegenomen worden naar de dierenarts zien de practijkruimte vermoe delijk als een deel van ons huis dat via die tas wordt bereikt. De tas heeft voor hen de ge daante van een tunnel tussen de twee ruimtes. Hier ga je er in en je komt er daar weer uit, bij de dierenarts. Zo liggen de verschillende plaatsen waar de dieren wel eens geweest zijn allemaal tegen elkaar aan, verbonden door tassentunnels. Het volledige uitspansel neemt maar weinig ruimte in. Voor honden die mee uit wandelen worden genomen is de wereld misschien wat groter, maar de samenhang be antwoordt aan hetzelfde beginsel. Zo toont deze foto hoe de tunnel er uitzag die in de vorige eeuw Frankrijk met Amerika ver bond. Als kat of hond ging je er in Le Havre in en je kwam er in New York weer uit. Je moest dan wel een dag of vier in die tunnel blijven. Waarom? Geen hond die het wist. Honden on der elkaar noemden het een van de grote mys teries van het leven, ondoorgrondelijk voor dieren. Gelukkig niet voor mensen: het zijn de hokken voor honden en katten aan boord van een oce aanstomer, in casu de Normandie. De Nor mandie! In 1935 het grootste, snelste en meest luxueuze schip ter wereld, het legendarische drijvende hotel waarop beroemdheden als Co- lette, Maurice Chevalier, Philippe Soupault, Mariene Dietrich en nog vele anderen de over tocht hebben gemaakt. Plus een onbekend aantal dieren, wier nu sinds lang vergeten na men vermeld stonden op de elegante naam bordjes boven de hokken - helaas! ook met een loupe zijn ze niet te lezen. Vermoedelijk was de onderste etage voor honden en de bovenste voor katten. Indrukwekkende details zijn de mozaïekvloer en in het midden de majestueuze hondenbrink (gelegenheden om dit woord te gebruiken zijn uiterst zeldzaam); in de scha duw ervan is met veel inspanning nog net een zwarte hond te onderscheiden, een poedel ge loof ik, gemaakt van schaduw, aan een riem of ketting gehouden door de jongeman met het piccolo-uniform. Op zijn hoofddeksel staat de N van Normandie - niemand wist toen nog dat het schip in 1942 roemloos aan zijn einde zou komen, in brand gevlogen in de haven van New York en gekapseisd door het bluswater. Voor wie zich verwonderd mocht hebben over de ovale vorm van het dierenverblijf: dat was omdat het in een van de schoorstenen was ge huisvest. Hoewel het stoomtijdperk al lang achter de rug was werd het aanzien van een oceaanschip in die tijd nog steeds bepaald door het aantal schoorstenen; de Normandie had er drie: bij haar eerste feestelijke aankomst op de Hudsoonriver merkten de New Yorkers al op dat uit de derde geen rook kwam. Een ooievaar had er zijn nest op kunnen maken. Die dierenruimte heeft ook wel iets van een ge vangenis. Het is zoals met slaag, zeggen de honden tegen elkaar, je moet er even doorheen. Alle grote hondenreligies leren dat je zo door de tunnel van de ene wereld in de andere komt; de leefruimtes grenzen aan elkaar, het is maar Dierenverblijf aan boord van de Normandïe. Foto circa 1938. tijdelijk en dan ben je in de Nieuwe Wereld. Misschien is het voor ons ook wel zo en grenst ook voor ons de ene ruimte aan de andere; de tunnel die er tussenin zit is ons leven - ook zo- Cie GleTransatlantique iets als een tas of een schoorsteenpijp, een on doorgrondelijk mysterie. En intussen is er ook nog troost, op de foto kun je zien dat er drink- bakjes staan in de kooien. vrijdag 13 september 2002

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 24