PZC
PROFRONDE
Rambo zweeft
tussen uitersten
Keepershanden kneden nu de dijen van coureurs
21
Nico Eeckhout
Ton van Engelen
dinsdag 3 september 2002
De finale van de profron-
de vorig jaar. Nico
Eeckhout maakt tempo in
een kopgroepje waarin on
der meer ook Johan Mu
seeuw, Peter van Petegem en
Servais Knaven zitten en ziet
aan de reacties dat niemand
met hem naar de finish wil.
De Belg, die door zijn krach
tige verschijning de bijnaam
Rambo heeft in het peloton,
verkeert in de vorm van zijn
leven.
Hij zet onderweg naar Goes aan
voor een fikse versnelling en
krijgt alleen Geert Omloop mee.
„Ik voelde me zo sterk dat ik die
er ook nog heb afgereden." Nico
Eeckhout wint de Delta Prof
ronde en schrijft later in die
week nog twee wedstrijden op
zijn naam. Het wordt (we schrij
ven 2001) het mooiste j aar uit
zijn carrière.
Ver voor de finale in de Ronde
van Vlaanderen van dit j aar. Het
is nou niet direct zijn wedstrijd,
maar Nico Eeckhout is al vroeg
in vorm en voelt zich sterker dan
ooit. Tot op de gevaarlijke kas
seien van Wannegem. Daar
stropt het peloton en kan hij een
valpartij niet ontwijken. Het
lijkt een onschuldige tuimeling.
„Ik had een beetje pijn aan mijn
rechterhand, maar ben gewoon
doorgereden."
Twee weken later is de pijn nog
niet weg en blijkt uit een onder
zoek dat er een botje in de pols is
gebroken. De 31-jarige Vla
ming, vorig jaar nog winnaar
van elf wedstrijden, moet voor
zes weken in het gips en mag een
kruis over het voorseizoen zet
ten.
Zweven tussen uitersten. Vorig
jaar had Nico Eeckhout het
prettige gevoel dat hij bijna al
les kon winnen. Hij zette met
een moordende solo in Dwars
door Vlaanderen een heel pelo
ton voor schut. Bijna tweehon
derd kilometer voorop, eerst
met zijn ploegmaat Marichal,
later alleen. „We wilden een
waaierke trekken, maar zaten
plots alleen", zei hij later. Het
werd een overwinning om nooit
te vergeten.
Plij had het zelf nooit voor mo
gelijk gehouden dat hij zoiets
kon. „Maar Walter Planckaert,
die me meenam van Palmans
naar Lotto, heeft mij doen in
zien dat ik veel meer kon dan
kermiskoersen winnen. Voor
het echte klassiekerwerk kom ik
snelheid en kracht tekort. Ik
kan geen helling oprijden zoals
Museeuw, Tsjmil en andere top
pers dat kunnen. Maar ik kan
wel Gent-Wevelgem winnen,
om maar eens iets groots te noe
men."
Die intentie had hij vooral dit
jaar, maar tot nu toe glipte zo
wat alles uit zijn vingers. „Ik
was met grote plannen van start
gegaan. Het was zelfs de bedoe
ling dat ik de Tour ging rijden.
Ik zou twee weken meegaan om
voor Robbie McEwen de sprints
aan te trekken. Na die val kon ik
dat gelijk vergeten."
Het leed is nu wel voorbij. Nico
Eeckhout is terug in het peloton,
zij het nog niet in de beste vorm.
Plij heeft in de nazomer een paar
kermiskoersen gereden, de Ron
de van van Denemarken en
vorig week de Ronde van Neder
land. „Het gaat met de dag be
ter", zei hij op de dag dat het
halve peloton was afgestapt in
een helse rit door Limburg.
Hij haalde zelf ook het einde
niet en maakte die zondag in de
Grote Prijs Eddy Merckx als
tijdrijder niet zo'n beste indruk.
Toch heeft hij zich aardig
herpakt, zoals de Belgen het zo
mooi zeggen. „Ik heb altijd twee
periodes per jaar waarin ik kan
scoren. Het voorjaar is mislukt,
nu moet het maar gebeuren in de
wedstrijden die nog komen."
Het is nog altijd geen verloren
jaar. De Lotto-renner, die lang
als een kermiscoureur werd ge
zien, maar op latere leeftijd ook
grotere wedstrijden kon win
nen, heeft zijn ambities verlegd
naar het najaar. Hij komt met
winstplannen naar Zeeland,
gokt op Parijs-Brussel en is ver
re van opgebrand. „Ik leef toe
naar de dag dat ik weer kan win
nen."
Kwetsuren
Tegenslagen heeft hij al volop
gehad in zijn carrière. Die van
nu zal hij ook wel overwinnen.
Eeckhout is door schade en
schande wijzer geworden.
„Toen ik in mijn tweede prof-
jaar zat, kwam ik de ene kwet
suur na de andere tegen. Ik heb
vijf operaties ondergaan, aan
het scheenbeen, de knie en de
achillespees, allemaal blessures
die misschien met overbelasting
te maken hadden. Ik wilde altij d
sneller weer op de fiets stappen
dan goed voor me was."
De Eeckhout van nu is een ande
re coureur, slimmer vooral. Hij
heeft zich thuis in het West-
Vlaamse Wielsbeke, niet zo ver
van de Franse grens, de hele zo
mer opvallend rustig gehouden.
Voor zo ver dat in zijn directe
omgeving kon tenminste. „We
hebben drie kindjes thuis", ver
telt hij, „de jongste is één, de
oudste vier. Dus als ik in de
koers zit, of op mijn hotelkamer,
heb ik het veel rustiger dan
thuis."
Maar lichamelijk begint hij su
perfit aan het najaar. „Veelren
ners hebben al een lange, zware
zomer achter de rug. En er is
veel onrust in het peloton, om
dat er nogal wat collega's op
zoek zijn naar een nieuwe ploeg.
Voor mij ligt dat anders. Ik heb
nog twee jaar contract bij Lotto
en kan het jaar zorgeloos afma
ken." Het peloton is alvast ge
waarschuwd. Als Rambo weer
op zijn best is, kan hij nog veel
oorlogen winnen.
Frits Bakker
Nico Eeckhout hoopt zijn grootse vorm van vorig jaar, toen hij onder meer de Delta Profronde op zijn naam schreef, weer snel terug te vin
den. foto Yves Boucau/Belga
De huidige lichting wielrenners kent hem
alleen als de soigneur van Rabobank. Hij
staat aan de finish om Michael Boogerd op
te vangen na een slopende Touretappe, mas
seert de benen van Erik Dekker en praat in
op jonge, aankomende renners als Karsten
Kroon en Addy Engels, om ze wegioijs te
maken in de harde wereld van hetproffiet-
sen.
Maar Ton van Engelen (52, uit Vlijmen) kan
zelf bogen op een rijk verleden als keeper in
het profvoetbal. Bij PSVwas hij tioeede
man achter de legendarische Jan van Beve-
ren en bij Feyenoord de opvolger van Eddie
Treytel. De blonde Brabander maakte de
overstap naar het peloton nadat hij bij Go
Ahead Eagles zijn keepersloopbaan had af-
Via een amateurploeg en de profs van Scala
en Roland kwam hij in 1993 terecht bij Jan
Raas, waar hij is uitgegroeid tot een soig
neur met een onberispelijke staat van
dienst. Ton van Engelen, over het leven tij
dens ennahetvoetbal. „Het zijntwee onver
gelijkbare grootheden."
Het zijn de vingers die het
moeten doen, maar die
zijn ernstig misvormd. Kijk
maar, zegt hij, in de bar van
een hotel waar de Raboploeg
vertoeft. Ton van Engelen
legt zijn handen op tafel en
laat zien hoe ze in zijn tijd als
keeper hebben geleden. Met
die vingers kneedt hij nu de
dijen van coureurs en maakt
hij de spieren na de koers
weer soepel. Het is een vak
dat hij na al die jaren nog met
veel liefde uitvoert. „Je ziet
het zelden aan me, maar ik
kan intens genieten als een
renner van ons wint."
Hij doet het altij d ingetogen, zo
als hij het vroeger ook in de goal
deed. „Ik heb nooit wild lopen
juichen als we scoorden. Je staat
als keeper altijd alleen, ver van
de vreugde vandaan. Ik draaide
me meestal even om naar de tri
Ton van Engelen knuffelt Erik Dekker na diens overwinning in de Amstel Gold Race
bune, om de supporters te zien.
Want ik ben niet zo'n uitbundig
mens. Toen Michael de mooiste
rit in de Tour won, ben ik heel
even blij geweest. Daarna gaat
het werk weer gewoon verder."
„Karsten Kroon, die uit het
niets ineens een beroemde Ne
derlander werd, heb ik wel in
mijn armen gesloten toen hij
aankwam. Ik wist, omdat ik
hem elke avond op de massage
tafel had, wat Kroontje door
maakte, door de dood van het
meisje van zijn vxiend. De ontla
ding was daarom des te groter.
Ik zat in de bus toen hij zijn laat
ste kilometer reed. Ze zullen
hem wel gelijk na de finish op
vangen, dacht ik, maar hij reed
nog even door en viel recht in
mijn armen. Dat zijn voor mij
nou momenten van intens ge
luk."
Ton van Engelen is meer dan al
leen soigneur. Door zijn jaren
lange ervaring sleept hij jonge
coureurs door moeilijke dagen
in een rittenkoers. Hij hoort ze
aan, onder het masseren, over
het thuisfront, over de wedstrijd
van die dag en de hardheid van
het profbestaan. „Je moet het
vertrouwen van die jongens
winnen, anders deug je niet voor
dit beroep. Het mooie van het
wielrennen is dat je weken met
die gasten optrekt. Ik ken ze van
binnen en van buiten. Daarom
kan ik ook zo kwaad worden
over al die kritiek in de kranten.
Het is dit jaar ook weer gebeurd,
toen we zogenaamd te weinig
wonnen in het voorjaar."
„Ik verbaas me er wel eens over
dat ze nog zo open blijven staan
voor iedereen. Voetballers gaan
daar anders mee om. Jongens als
Davids en Seedorf zijn zo ver
schrikkelijk aangepakt, dat ze
na een wedstrijd alles en ieder
een voorbij lopen. Maar wiel
renners zijn altijd beschikbaar
voor de kranten en tv. Kijk maar
naar Kroon, die toch was afge
schilderd als een jongen van de
patatgeneratie. Hij wint een
Touretappe en iedereen wil
meejuichen."
Voor hem maakt het niet uit of
zijn renners winnen of niet. Ton
van Engelen doet gewoon zijn
werk. „Ik maak het eten klaar,
ik masseer en zorg dat ze niets
tekortkomen. Als je zo lang
meeloopt als ik, weet je precies
foto Vincent Jannink/GPD
hoe een renner in elkaar steekt.
Ze zijn allemaal anders. De ene
dag moet je zo masseren, de vol
gende dag weer anders. Als ik
Boogerd op mijn tafel krijg, voel
ik eerst hoe zijn spieren er bij
staan. Soms moet je een dag kei
hard masseren, dan weer nor
maal. Het hangt er vanaf hoe
hard de finale is geweest, of het
zwaar weer is en hoe h ij er fysiek
aan toe is. Dat werkt allemaal
door op de benen."
„We zijn meestal met drie soig-
neurs bij Rabo. Zeker in wed
strijden die drie weken duren,
zoals de Tour. We doen drie ren
ners per soigneur, maar elke
ronde heb je andere jongens. Die
verdelen we voor de start onder
elkaar. Ik had Boogerd dit jaar
niet in de Tour, Kroon wel. Het is
niet zo dat renners zelf om een
bepaalde soigneur vragen. Bij
sommige ploegen doen ze dat
wel, wij niet.
Voorliefde
Ton van Engelen maakte de
switch naar de wielersport kort
nadat hij door veel blessureleed
het keepersvak vaarwel moest
zeggen. De passie voor het fiet
sen had hij al toen hij nog in de
goal stond. „Ik ging in de buurt
vaak naar criteriums kijken,
omdat ik het een prachtige sport
vond. Het heeft me altijd ge
boeid om daar ooit nog eens te
recht te komen."
Op school had hij geleerd voor
auto-electricien. „Ik ben op
mijn zestiende gaan werken in
een garage, maar kreeg een paar
jaar later de kans om profvoet
baller te worden." Zijn eerste
grote club (na de amateurs van
Vlijmense Boys, BW en Wilhel-
mina) was PSV, waar hij op zijn
22e een contractje kreeg. Veel il
lusies over een vaste plaats
mocht hij zich niet maken, om
dat Jan van Beveren eerste kee
per was. „Jan was van wereld
klasse en ik kwam nog maar net
kijken."
Toch mocht hij in zijn eerste jaar
af en toe al eens invallen, omdat
Jan van Beveren voortdurend
geblesseerd was. Na vier jaar
PSV (met spelers als Willy van
der Kuylen en René en Willy van
der Kerkhof) werd hij in 1976
weggekocht door Feyenoord,
waar de beste jaren van Eddie
Treytel net voorbij waren. Het
was de periode van Jezek in de
Kuip, met Pierre Vermeulen en
Bennie Wijnstekers als opval
lendste spelers. „We speelden
wel elk jaar in de Europa Cup,
maar lagen er meestal na een
paar ronden weer uit. Ik was
drie jaar eerste keus bij Jezek.
Toen kreeg Joop Hiele de voor
keur en ben ik naar Go Ahead
vertrokken."
Zijn voetballoopbaan eindigde
toen hij net 32 was, gedwongen
door de naweeën van kapotte
enkelbanden en veelvuldig ge
broken vingers. „Ik was zo'n
beetje opgebrand en wilde terug
de gewone maatschappij in. In
mijn eerste jaar ben ik als post
bode aan de slag gegaan. Ik ging
wel al als masseur mee van Sca
la, waar onder andere Erik
Breukink en Jean Paul van Pop-
pel voor reden. En weer een jaar
later werd ik gevraagd om met
de profploeg van Roland mee
naar het buitenland te gaan."
Via Post (met Panasonic) kwam
hij in 1993 bij deNovell-ploeg
van Raas terecht, een jaar later
nam Rabobank de sponsoring
over. De professionele aanpak
van de bankploeg heeft ook het
leven van de soigneurs wat aan
genamer gemaakt. Met drie vex--
zorgers in vaste dienst wox'dt er
nu op toerbeurt gewerkt. Ton
van Engelen: „Toen ik begon,
was ik meer dan tweehondex-d
dagen per jaar op pad met ren
ners. Dat is nu veel minder ge
worden."
Tropendag
Hij heeft de Toxir inmiddels
veertien keer gedaan en de be
zieling is nog net zo groot als in
de beginjaren. „Het is ons wel
veel makkelijker gemaakt, om
dat alles veel px-ofessioneler is.
De ploeg heeft een truck die van
alles voorzien is: wasmachine,
droger, ijskast en diepvries.
Voor de start gooien we die vol
met broodjes, taartjes, drinken
voor de renners en alles wat
maar nodig is voor zo'n dag. Dat
is een enorme vooruitgang.
Vroeger moest je tijdens de
koers een bakker gaan zoeken
om taartjes te kopen en overal
koele drank vandaan slepen."
Toch is een dag in de Tour nog
altijd een tropendag. Vooral
etappes in de bergen zijn slo
pend, voor renners en volgers.
„Het duurt al een eeuwigheid
voordat je zo'n berg af kan rij
den door het drukke verkeer. En
dan is het zoeken naar het hotel,
zorgen dat alles weer klaarstaat
en de renners massex'en. Het ge
beurt vaak dat wij om tien uur
pas aan tafel gaan,"
Maar elke dag is anders. Ton van
Engelen: „Ikben natuurlijk heel
vaak van huis. Mijn kindei'en
heb ik veel te weinig gezien,
toen ze nog klein waren. Ze zijn
opgevoed door mijn vrouw. Ik
was bijna altijd weg. En toch
zou ik het nooit kunnen missen.
Wie één keer in dit vak is ge
stapt, x-aakt eraan verslaafd."
Frits Bakker