Altijd weer de geschiedenis Overdag slapen doodt de tijd PZC Hel hemel Pelican Bay foto Marisa Beretta/GPD ^a-y-v vrijdag 30 augustus 2002 lavernij en hoe het verleden te interpreteren zijn twee van de vele thema's in de nieuwste roman van Nelleke Noordervliet, Pelican Bay. In het boek schuift ze een historisch en hedendaags verhaal over elkaar heen. „Het is moeilijk om aan het schrijven zelf plezier te beleven. Ik probeer de vakvrouw te zijn." Ja, het komt steeds terug, beaamt Nelleke Noorder vliet. ,,Het is altijd weer de ge schiedenis. Hoe beschrijf je ge schiedenis, wat is feit en wat is waarheid? Wat is verzinsel?" Ze zegt het met een zucht, alsof het sterker is dan haarzelf, alsof ze niet anders kan. ,,Het theoreti seren over geschiedenis zal al tijd een aspect van mijn romans blijven, denk ik. Dat het nu weer opduikt, wil kennelijk zeggen dat ik er niet over uitgedacht ben." In Pelican Bay, haar prachtige, nieuwe, kloeke roman schrijft Nelleke Noordervliet (Rotter dam, 1945) over de voortdux-en- de vei'schuiving van het per spectief op de geschiedenis. ,,De tijdgeest bepaalt vaak hoe je kijkt naar een fase uit de ge schiedenis. De context waarin we feiten plaatsen verandert met de tijd. Dat heb ik aan de or de willen stellen in Pelican Bay: hoe het gebeurt in 'de grote ge schiedenis', maar ook in het le ven van de mensen zelf. Wat is interpretatie? Wat wordt ons opgelegd en wat bedenken we zelf?" boek, nadat ze op een reis door het Caribisch gebied met eigen ogen zag hoe de geschiedenis op de eilanden nog steeds op de een of andere manier doorwerkt. ,,De gemeenschap daar is be hoorlijk afhankelijk van toeris me. Je ziet hoe blanke wester lingen er exotische romantiek proberen te vinden en te halen. Maar je ziet ook hoe die witte westerlingen en die zwarte mensen daar een geschiedenis delen. De zwarte mensen zijn er neergezet door de slavenhandel, en die geschiedenis speelt nog altijd een rol. Niet altijd even prominent, maar de onder stroom zit er." Jacobvande Wetering is de zoon van een Zeeuwse redex-sfamilie. Hij wordt verstoten nadat hij een jonge vrouw heeft bezwan- gerd. Na tal van omzwervingen landt hij op Pelican Bay, waar hij een suikerplantage uitbaat. Slaven doen het vuile werk. „Uiteraard is Jacob gefingeerd, maar ik wist dat de Middelburg gen, stelden voor de slavenhan del af te schaffen als ze wel sla ven mochten blijven houden. Ze hoopten uit 'eigen aanwas' aan te vullen. Jacob gaat een beetje mee in de Verlichtingsgedachte, maar niet helemaal." Wat zelfs in de perverse geest van Jacob niet opkomt, gebeurt: Fanny pleegt overspel met Pla to, de zwarte slaaf die Jacob ooit voor zichzelf heeft uitgezocht. De interraciale relatie tussen Fanny en Plato spiegelt zich in de liaison die Ada van de Wete ring twee eeuwen later aangaat met de donkere politieman Mar cus. En zo zijn er meer, veel meer overeenkomsten aan te wijzen tussen de verhalen van Jacob en Ada, die Noordervliet op mees terlijke wijze in elkaar vlecht en over elkaar schuift. Het slavernij thema is, zeker ook met de recente onthulling van het slavernij monument in Am sterdam, opeens merkwaardig actueel. „We zijn allemaal be zig, en zeker in Nederland ver- Mysterie In de roman maakt Ada van de Wetering, een vrouw van 38, een reis naar het Caribisch eiland waar haar verre voorvader Ja cob suikerplanter en slaven houder was en waar diens vrouw Fanny in het kraambed werd vermoord. Maar het is ook het eiland waar ze hoopt haar adoptiebroer Antonio te vinden Zowel het mysterie rond Jacob en Fanny als de ontmoeting met Antonio zet het wereldbeeld van Ada volledig op de kop. Drie jaar schreef ze aan het se Commercie Companie een van de belangrijkste compag nieën van de slavenhandel was. Er werd ook veel verlies gele den, maar Zeeland is er wel groot mee geworden." Jacob wordt zwaar verliefd op de Engelse actrice Fanny, die hij uiteindelijk weet te veroveren. Hij verbouwt zijn boerderij voor haar tot wat op het oog een pa radijsje lijkt, een oase in een on beschaafde, ruwe wereld. „Ik denk niet dat ik daar de werke lijkheid te rooskleurig heb voor gesteld. Van meet af aan is dui delijk dat Jacob voor Fanny een valse illusie schept. Het is een zeepbel. Het is maar heel kort een paradijsje." Toch is Jacob, ondanks zijn sa distische driftbuien, een planter met enig mededogen voor zijn slaven. Hij houdt, hoewel mondjesmaat en met oog op ei gen voordeel, rekening met hun talenten en hij wil zijn slaven opleiden. „Zo ging dat aan het eind van cle achttiende eeuw. Er was sprake van een kentering. De Verlichting brak ook daar enigszins door. Op Barbados waren experimenten met vrijla ting en opleiding van slaven, maar die waren vreselijk moei lijk van de grond te krijgen om dat niet iedereen even ver was. Planters die de bui zagen han schillende bevolkingsgroepen, met een positiebepaling, met een vorm van zelfbewustheid te veroveren. Ik kan me heel goed voorstellen dat we dat verleden weer onder de aandacht krijgen. Maar ik ben heel sterk gekant tegen denken in termen van da ders en slachtoffers. Wij zijn geen daders van de slavernij Het speelde twee-, driehonderd jaar geleden en kun je ons niet meer aanrekenen. Ik ben niet van plan excuses daarvoor aan te bieden. Zoals we ook de Suri- namers en Antillianen hier niet als slachtoffers moeten zien. Ze willen zich rekenschap geven van het verleden, ze willen er kermis van nemen. En met die kennis moeten we dan verder met elkaar. Een vorm van erken ning. Het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven." In Pelican Bay vraagt Ada zich in een notitie af of we ooit over het eiland van Jacob kunnen schrijven 'zoals we schrijven over de Atheense democratie ten tijde van Pericles, zonder een impliciet moreel oordeel, omdat het vreemd is een oordeel te vellen over een afstand van eeuwen?' Nelleke Noordervliet: „Naar mate het verleden verder weg is en ongrijpbaarder en vreemder wordt het moeilijker een moreel oordeel uit te spreken. Bij de sla vernij zie je nog restanten van de invloed in de machtsverhoudin gen. In paternalisme en onder danigheid, slachtofferschap. Van het restant moeten we ons rekenschap geven. Het is goed dat het monument er is, en nu verder. Al blijft het een grof schandaal hoe het ging bij de onthulling door de koningin, toen de gewone mensen er niet bij mochten zijn. Ze mochten niet eens toekijken. De hekken waren afgeplakt met zwarte vuilniszakken. Te krankzinnig voor woorden. Welke idioot heeft dat bedacht? Ik begrijp Beatrix ook niet. Ze had moeten ingrijpen en de mensen buiten de poort moeten binnenlaten." Pelican Bay is een dik boek, een vol boek qua thematiek. En met passie geschreven, zo lijkt het. „Met inzet", corrigeert ze. „Een doodenkele keer dacht ik dat het wel redelijk was wat er stond. Soms dacht ik dat het lekker ging. Er is een aantal scè nes waar ik wel tevreden over was. Op vierhonderd bladzij den zijn dat er ongeveer twintig. De rest is met inzet van hoofd en hart geschreven, maar vooral met de geweldige angst dat ik het niet zou kunnen schrijven. Het is moeilijk om aan het schrijven zelf plezier te beleven. Ik ben meer de tobber. Ik pro beer de vakvrouwte zijn, clie na denkt over een zin en hoe je 'm op moet bouwen, over het ritme van de tekst, over de keuze van de woorden. Ik ben een jongleur die een heleboel ballen in de lucht moet houden: plot, karak tertekening, stijl." „Schrijven is instinct en passie. Dat is het eerste gedeelte. Het tweede gedeelte is het ambacht. Zo staan de hoofdstukken over Jacob in de tegenwoordige tijd. Zo haal ik het verleden dichter bij. De hoofdstukken over Ada staan in de verleden tijd, want ze spelen in het heden en zo schep ik afstand. Door het ver schil in tijd schiet de lezer ge- makkelij iter van het ene verhaal in het andere. De stijl van Ada's hoofdstukken is wat ironischer; Jacob's hoofdstukken zijn ge schreven in een panoramische, epische stijl." Ook over het schrijverschap re flecteert Ada in Pelican Bay, al spreekt hier duidelijk Nelleke Noordervliet zelf: 'Geen enkele schrijver is goed genoeg, dacht ik. Hij zou niet blijven schrijven als hij goed genoeg was. Het is altijd een benadering.' Ze voegt er aan toe: „Je schiet altijd tekort. Je bent altijd op zoek. Als je het gevoel hebt het absolute meesterwerk van de Nederlandse literatuur te heb ben geschreven, ben je klaar. Maar dat gevoel krijg je natuur lijk niet. Maar wel is elk nieuw boek een weerlegging van het vorige, dat dus blijkbaar niet goed genoeg was. Ik denk altijd dat een boek niet vol genoeg zit. Als het af is, is het hoofd leeg en dan denk je dat het boek ook leeg is. Ieder boek is een over winning op zichzelf, maar voor al ook een overwinning op je ei gen onzekerheden." Theo Hakkert Nelleke Noordervliet: Pelican Bay. Roma7i - Uitgeverij Augustus, 415 pag. 24,95 (pb.) en 30,- (geb.). Advertentie Maak uw encyclopedie weer compleet! Maak nu uw waardevolle bezit weer actueel met het Supplement 2002; alle politieke, economische 6t culturele ontwikkelingen van de afgelopen 12 jaar. Ook voor uw encyclopedie: Winkler Prins 7e. 8ste en 9de druk, Grote Spectrum Encyclopedie, Larousse en Oosthoek 6de en 7de druk Teken nu in: bel: 0348 431393 mail: supplement@spectrum.nl of surf naar: www.spectrum.nl VERKRIJGBAAR BIJ DE BETERE BOEKHANDEL Eindelijk arriveert het been, een mooi glad nieuw been. Er is in het ziekenhuis van de Onbevlekte Ontvangenis in bange verwachting naar uitge keken. Niet zonder opwinding wordt de mechaniek getest. Er kleeft een smetje aan de ontvan genis. Het passen mislukt - de gewrichten doen hun werk, maar alles in de stomp des lijfs lijkt te gisten, te groeien, te zwellen. Jean Nicolas Arthur Rimbaud staat op de drempel van zijn zevenendertigste jaar dag. Het is het jaar 1891. In een herfstig Marseille, de zuidelijke uitvalspoort naar de wereld, wacht de dood. Arthur Rim baud heeft er gedroomd, gezon gen, gevloekt. Zwart is zijn ver wachting, maar het blauw van de luchten is het blauw van de zee. De kaai van Marseille. Elk schip voert er naar een grotere wereld: de Levant waar de zon op gaat, Abessinië en Barbarije, vérder nog. Achter zijn zeven zeeën lokken steeds die andere zee, de Golf van Rimbaud, het avontuur, een nieuwe onrust, afweer en afkeer. De spraakma kende dichter heeft de Letteren ruim achter zich gelaten, maar zijn Seizoen in de hel ademt nog. Hij verdort, ver van de berg Par nassus, aan de Middellandse zee, onder het hoge toezicht van de Gouden Moedermaagd op haar kalkrots. Op 9 november dicteert hij zijn missive aan een passagebureau: 'Ik ben geheel verlamd en daarom wil ik vroeg aan boord gaan. Gaarne zou ik vernemen hoe laat ik aan boord gedragen kan worden.' Hij zal de splendides villes dezer aarde niet binnengaan. De volgende dag overlijdt hij. Zeevogels ru moeren boven Marseille. Sensatie Leven en werken van Arthur Rimbaud (1854-1891) worden ten nauwste verbonden met hel, verdoemenis en genialiteit. Het vroegrijpe talent is gepresen teerd als een sensatie van hoge orde. Parijs en de Parnassiens openen alle deuren. Op zijn vijf tiende jaar noemt de éénling hem een verbijsterend genie - het woord kaatst duizendvoud terug en het houdt repertoire: nog immer blaat de kudde na, zonder één moment de geniali teit te duiden. Rimbaud is een cultfiguur geworden, door velen geëerd, door weinigen met vol harding gelezen. De drieste jon gen met de rosse haardos, het ophef makende korte leven en de schamele dood past in het beeld van de poète maudit, de gedoemde dichter, de lompen koning met de lauwerkrans. Een nieuwe wilde? Een boeren kind uit de Ardennen, de streek van Charleville, waar met de rug naar het glooiende deel van België wordt geleefd. Sedan ligt nabij, het slagveld 'achter gind se heuvlen' waar de pedante kwast Napoléon-III in 1870 zijn sierdegen in de bloedbevlekte handen laat van zijn alduitse collega Wilhelm I. In die sfeer van overrompeling en overgave is het slecht school gaan. De briljante leerling Rim baud, die wel eens een klasje overslaat, vindt vluchtwegen in de poëzie, schrijft en ontvliedt het nest. Met opstandige ge dachten in het hoofd en zijn brandende gedichten op zak stapt hij, zonder passagebiljet, inde trein naar Parijs. Hij wordt in de kraag gepakt, ontluisd en opgesloten, heengezonden en opgenomen in de niet zeer war me schoot van zijn familie. Het begin van een reizend bestaan is gemaakt. Een jaar later wordt de sprietige jongeling opnieuw in de hoofdstad gesignaleerd. Het is de tijd van ongenoegen en opstand, de Commune, revolu tie, vrijkorpsen, wapengeklet ter en bloed aan de muur. Rim baud slaat krijgshaftige taal uit, maar op het vechtersuur is hij ras verdwenen, een ridder te voet, op het Nooi'derkompas te rug naar huis. Zijn Chant de gu erre parisien is verklonken. Arthur Rimbaud, 17 jaren, ver diept de theoretische grondsla gen van zijn dichtwerken en meent op weg - het slechte pad - Etienne Carjat, portret van Arthur Rimbaud, 1872. te zijn naar le grand malade, le grand criminel, le grand maudit et le suprème savant. Het is, be halve een fraaie opsomming, een doel dat met grote inzet en passende verachting verwezen lijkt moet worden. Zijn jacht op het spirituele brengt hem, de stuurloze, in veel troebele wate ren. Ze levert hem ook een vloed aan gedichten op. Hij gaat scheep in het grote gedicht Le Bateau Ivre, vól onder zeil in de zwalpende beeldenpracht, ge dreven door visioenen en een niet te laven verlangen naar een leven buiten alle grenzen. Wilde vaart, uitzinnigheid en dood, schuim en as, terug op aarde, de wateren getemd, de storm een bries. Wat is nieuw onder de zon van Baudelaire? Rimbaud kiest andermaal voor Parijs, waar zich in volle om vang zijn wil en vermogen tot kwetsen, kwellen en schofferen manifesteren. In de door les sa lons bepaalde wereld van zijn nieuwverworven vriend Paul Verlaine komt de rossige storm tot afweer, vroegwijs, bazig en dwingend. Zelfs de privileges van de j eugd - de jongeheer zit er wat onvolgroeid en schonkig bij - bieden geen verzachtende om standigheid. Zijn schaamteloos misprijzen en de drang tot af braak monden uit in welover wogen lomp gedrag. Rimbaud is zoekend naar een te groot geloof in krachten die hem - de opper ste ridder van woord, beeld en wetenschap - ver boven zichzel- ve en de miezerige kleinwereld zullen verheffen. Hij zal verne derd, verlaten en verwond aan de eindmeet verschijnen. Zijn trots zal hem verlaten als het zwartste uur nadert tussen de witte, immaculate, lakens van zijn sterfhuis. En de tien jaren oudere Paul Verlaine? Hij zet in, speelt en verliest. Zijn hart wordt verteêrd door aanblik en wezen van de jongen. Waar an deren kwaad zien, ontdekt hij schoonheid. Hij verlaat vrouw en kind, sluit het vergulde huis van de demi-noblesse achter zich en stort zich in het roekelo ze leven van de buitenzinnige liefde. Liefde Noodlot. De lust des vleesches regeert. Als de Pa- rij se kringen nauwelijks van de ze vie scandaleuse bekomen zijn, is Londen aan de beurt en Brussel volgt. De geschiedenis is bekend. In de hoofdstad aller Belgen bedient de jaloerse en gekrenkte Verlaine zich van een revolver. De treiter Rimbaud loopt een schampschot op, Hij belandt kort in het ziekenhuis en Verlaine langer in de gevan genis. Arthur Rimbaud werkt aan de eindredactie van Une Saison en enfer. Het magistrale boek verschijnt datzelfde jaar, 1873, in eigen beheer en komt wegens geldgebrek niet in de handel. Afscheid De verschijning van Een seizoen in de hel en - kort daarna - de af ronding van Illuminations wor den gezien als Rimbauds voor tijdige afscheid van de Letteren. Het is de wereld waarin hij - groots en meeslepend, dram mend en vernederd - kon be staan. Nu rest hem een zwerf tocht door Europa. Hij vindt de weg terug naar Engeland en Schotland, meldt zich tot het virtuoos uitroeien van Carlisten aan bij het Vreemdelingenlegi oen, tracht Hoogduits te leren in Stuttgart, verschijnt te Milaan en Wenen, maakt een snelle tournee met een circus door Scandinavië, komt in Hamburg, onderneemt een voetreis door Italië, boekt passage naar Alexandrië, wordt bouwvakker op Cyprus, vestigt zich op de af grijselijke rots Aden, steekt de Rode Zee over naar Zeyla, ver kent de Ogaden-woestijn in de Abessijnse streek Harar, schept weinig genoegen in de handel in koffie, gom, ivoor, huiden en muskus, verzekert zich van syfi lis, ziet Somalië en Egypte, le vert de koning van Shoa gewe ren, kruit en kogels en houdt zich bezig met de begeleiding van sla ven transporten. Hij staat nu in dienst van het grote, ook al onbereikbare, fortuin; de pot met gouden dukaten aan het eind van de regenboog. Spaar- woede en schraapzucht maken zich meester van de dichter der hogere waarden die een gagne- petit werd. Moe, verveeld, ver vallen en verwilderd meldt hij zich van tijd tot tijd thuis, in de boerenbedoening te Roche, in de straten van Charleville, in Marseille en Parijs. Huurling Een opmerkelijke passage, die naar Batavia, verlevendigt tus sentijds de kleuren van het pa let. In het voorjaar van 1876 duikt de dan éénentwintigjarige Rimbaud op in Harderwijk, pa rel van de Zuiderzee, woonstee van vissers en soldaten. Rim baud tekent er voor Indië. Hij laat zich ronselen voor het Ko ninklijk Nederlandsch Indisch Leger dat drijft op avonturiers en desperado's die het Konink rijk tegen afdoende betaling willen bijstaan in de borgstel ling der maatschappelijke ver houdingen onder den Koperen Ploert. De gelukzoeker Rim baud ontvangt zijn handgeld, wapen en uniform en schaart zich onder de weinig geliefde huurlingen. Bij Batavia wordt dan de nieuwe haven Tandjong- priok aangelegd, de Max Have- laar vindt al zestien jaren ver spreiding en in Atjeh blinkt de klewang. Drie weken na aan komst in de Gordel van Sma ragd ontworstelt de recruut Rimbaud zich aan de klauwen de Nederlandsche Leeuw, ver liest zijn knil-hoed en zoekt een schip. De rusteloze die Europa ontvluchtte om nieuwe hori zonten en méér te vinden, zoekt de sluipweg retour naar het ou de Europa en strijkt neer in het vertrouwde stukje Ardennen waar men over de moesson zel den spreekt. In 1891 bezwijkt Rimbaud, ge amputeerd, de leden als lamme vlerken rond het lijf geschikt. De reizende dichter is dan al een legende. Hij heeft zich met felle koortsogen en voorzien van het Sacrament der Stervenden naar het einde gezwoegd. Het is een eenzame dood en ook zijn be grafenis - requiem aeternam, eerste klasse, zilver op zwart, drie geestelijke heren, twintig weesmeisjes met flakkerende flambouwen en twee rouwende vrouwen achter de pompeuze kist - is eenzaam. Paul Verlaine zorgt, nu alles geleden is, voor de literaire nalatenschap: het Seizoen in de hel heeft nog adem. Andreas Oosthoek Naar aanleiding van het herlezen boek Une Saison en enfer, vertaald door Paul Claes en uitgegeven door Athenaeum-Polak van Gennep te Amsterdam, 2000, 21,50. Zie ook: Arthur Rimbaud, Ik heb de zomer- dageraad omarmd, liefdesgedichten vertaald door Peter Holvoet Hans- sen, uitgave Bert Bakker, Amster dam, 1999, 6,95. Louise, ooit een mooie vrouw, is veertig geworden en is nu twintig kilo te zwaar. Ze wil liposuctie, maar de arts weigert zo'n behandeling omdat de vrouw door haar al coholmisbruik teveel risico zou lopen. Het zal niet goed aflopen met deze vrouw, dat voel je aankomen tijdens het lezen van Dochter van één nacht van Helen Dunmore, Louise is tien jaar getrouwd met Paul, een succesvolle makelaar, als ze onverwacht zwanger raakt. Beiden weten dat het kind niet van hem kan zijn, maar dat blijft een onuitgesproken geheim. Het kind, Anna, is zoals de romantitel al aangeeft Dochter van één nacht. En niet eens een hele nacht: het kind is verwekt tegen een boom in een Lon- Helen Dunmore dens park, met toekijkende beschonken zwervers vlakbij. De vader is de broer van Paul, Johnnie, Zo hard als Paul werkt om rijk te worden - wat heel goed lukt maar zijn huwelijk er niet beter op maakt - zo weinig doet Johnnie om onafhankelijk te worden. Hij is een mooie jongen, een beau die liever in de kroeg zit en vage dealtjes sluit, dan fatsoenlijk werkt. Op papier is hij Pauls zakenpartner, maar hij gooit er met de pet naar. Toch is het schenken van geld en grote cadeaus aan Johnnie Pauls grootste, 'warmste plezier'. Johnnie is zijn beschermelingetj e sinds Paul inhun jeugd zijn leven reddebij een geweld dadige inbraak in hun huis. Het kan niet an ders dan verkeerd aflopen met Johnnie, maar schrijfster Helen Dunmore weet de spanning er lekker lang m te houden. Eigenlijk is het vooral de kleine Anna wier leven vermalen wordt door de levensstijlen van haar ouders, stiefmoeder en oom, Stief moeder Sonia speelt een wat karikaturale bijrol als bloedmooie, gesoigneerde en koele vrouw die niets om het kind geeft en uitbun dig vreemd gaat. Johnnie houdt van Anna, hoewel de woorden 'mijn dochter' taboe zijn, maar omdat hij leeft als een kamikaze crimineeltje zal ook hij haar uiteindelijk verdriet doen. Paul heeft geen tijd voor haar. Louise wel, zeeën van tijd zelfs, maar vanwege haar alcoholisme is Anna bij haar weggehaald, de verwaarlozing nam te ern stige vormen aan. 'Ik ben gek op overdag slapen. Alleen al vanwege de uren die je er mee doodt, die je niet hoeft te leven.' Als Johnnie moet bekennen dat hij een 'gro te fout' heeft begaan in het criminele circuit wil hij op de vlucht, uit het zicht blijven en richting Denemarken. Louise, die hem maar paranoïde vindt, reist met hem mee. Samen drinken ze onvoorstelbare hoeveel heden alcohol, regelrecht hun ondergang tegemoet. Tegelijkertijd reist Anna, heel aandoenlijk, vanuit het landhuis in York- shix-e van haarvader naar Louise's woninkje in Londen. Ze wil weer bij haar moeder wo nen en haar als ze groot is en geld kan ver dienen, helpen om door opname in een kli niek van haar verslaving af te komen, Anna en haar kleine dorpse vriendje David in de grote stad - heel schattig en ze zijn nog heer lijk onwetend van de ti-agedie die zich aan het afspelen is. Dochter van één nacht is een uitstekend ge schreven, spannende psychologische ro man. Hopelijk zal uitgeverij De Geus ook Dunmore's veelgeprezen nieuwste roman The Siege laten vertalen. Margot Engelen Helen Dunmore: Dochter van één nacht. Ven. Re- ginaWillemse - Uitgeverij De Geus, 286 pag., geb. €22,50.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 27