Altijd weer de geschiedenis
Overdag slapen doodt de tijd
PZC
Hel hemel
Pelican Bay
foto Marisa Beretta/GPD
^a-y-v
vrijdag 30 augustus 2002
lavernij en hoe het
verleden te
interpreteren zijn
twee van de vele thema's in
de nieuwste roman van
Nelleke Noordervliet,
Pelican Bay. In het boek
schuift ze een historisch en
hedendaags verhaal over
elkaar heen. „Het is moeilijk
om aan het schrijven zelf
plezier te beleven. Ik probeer
de vakvrouw te zijn."
Ja, het komt steeds terug,
beaamt Nelleke Noorder
vliet. ,,Het is altijd weer de ge
schiedenis. Hoe beschrijf je ge
schiedenis, wat is feit en wat is
waarheid? Wat is verzinsel?" Ze
zegt het met een zucht, alsof het
sterker is dan haarzelf, alsof ze
niet anders kan. ,,Het theoreti
seren over geschiedenis zal al
tijd een aspect van mijn romans
blijven, denk ik. Dat het nu weer
opduikt, wil kennelijk zeggen
dat ik er niet over uitgedacht
ben."
In Pelican Bay, haar prachtige,
nieuwe, kloeke roman schrijft
Nelleke Noordervliet (Rotter
dam, 1945) over de voortdux-en-
de vei'schuiving van het per
spectief op de geschiedenis. ,,De
tijdgeest bepaalt vaak hoe je
kijkt naar een fase uit de ge
schiedenis. De context waarin
we feiten plaatsen verandert
met de tijd. Dat heb ik aan de or
de willen stellen in Pelican Bay:
hoe het gebeurt in 'de grote ge
schiedenis', maar ook in het le
ven van de mensen zelf. Wat is
interpretatie? Wat wordt ons
opgelegd en wat bedenken we
zelf?"
boek, nadat ze op een reis door
het Caribisch gebied met eigen
ogen zag hoe de geschiedenis op
de eilanden nog steeds op de een
of andere manier doorwerkt.
,,De gemeenschap daar is be
hoorlijk afhankelijk van toeris
me. Je ziet hoe blanke wester
lingen er exotische romantiek
proberen te vinden en te halen.
Maar je ziet ook hoe die witte
westerlingen en die zwarte
mensen daar een geschiedenis
delen. De zwarte mensen zijn er
neergezet door de slavenhandel,
en die geschiedenis speelt nog
altijd een rol. Niet altijd even
prominent, maar de onder
stroom zit er."
Jacobvande Wetering is de zoon
van een Zeeuwse redex-sfamilie.
Hij wordt verstoten nadat hij
een jonge vrouw heeft bezwan-
gerd. Na tal van omzwervingen
landt hij op Pelican Bay, waar
hij een suikerplantage uitbaat.
Slaven doen het vuile werk.
„Uiteraard is Jacob gefingeerd,
maar ik wist dat de Middelburg
gen, stelden voor de slavenhan
del af te schaffen als ze wel sla
ven mochten blijven houden. Ze
hoopten uit 'eigen aanwas' aan
te vullen. Jacob gaat een beetje
mee in de Verlichtingsgedachte,
maar niet helemaal."
Wat zelfs in de perverse geest
van Jacob niet opkomt, gebeurt:
Fanny pleegt overspel met Pla
to, de zwarte slaaf die Jacob ooit
voor zichzelf heeft uitgezocht.
De interraciale relatie tussen
Fanny en Plato spiegelt zich in
de liaison die Ada van de Wete
ring twee eeuwen later aangaat
met de donkere politieman Mar
cus. En zo zijn er meer, veel meer
overeenkomsten aan te wijzen
tussen de verhalen van Jacob en
Ada, die Noordervliet op mees
terlijke wijze in elkaar vlecht en
over elkaar schuift.
Het slavernij thema is, zeker ook
met de recente onthulling van
het slavernij monument in Am
sterdam, opeens merkwaardig
actueel. „We zijn allemaal be
zig, en zeker in Nederland ver-
Mysterie
In de roman maakt Ada van de
Wetering, een vrouw van 38, een
reis naar het Caribisch eiland
waar haar verre voorvader Ja
cob suikerplanter en slaven
houder was en waar diens
vrouw Fanny in het kraambed
werd vermoord. Maar het is ook
het eiland waar ze hoopt haar
adoptiebroer Antonio te vinden
Zowel het mysterie rond Jacob
en Fanny als de ontmoeting met
Antonio zet het wereldbeeld
van Ada volledig op de kop.
Drie jaar schreef ze aan het
se Commercie Companie een
van de belangrijkste compag
nieën van de slavenhandel was.
Er werd ook veel verlies gele
den, maar Zeeland is er wel
groot mee geworden."
Jacob wordt zwaar verliefd op
de Engelse actrice Fanny, die hij
uiteindelijk weet te veroveren.
Hij verbouwt zijn boerderij voor
haar tot wat op het oog een pa
radijsje lijkt, een oase in een on
beschaafde, ruwe wereld. „Ik
denk niet dat ik daar de werke
lijkheid te rooskleurig heb voor
gesteld. Van meet af aan is dui
delijk dat Jacob voor Fanny een
valse illusie schept. Het is een
zeepbel. Het is maar heel kort
een paradijsje."
Toch is Jacob, ondanks zijn sa
distische driftbuien, een planter
met enig mededogen voor zijn
slaven. Hij houdt, hoewel
mondjesmaat en met oog op ei
gen voordeel, rekening met hun
talenten en hij wil zijn slaven
opleiden. „Zo ging dat aan het
eind van cle achttiende eeuw. Er
was sprake van een kentering.
De Verlichting brak ook daar
enigszins door. Op Barbados
waren experimenten met vrijla
ting en opleiding van slaven,
maar die waren vreselijk moei
lijk van de grond te krijgen om
dat niet iedereen even ver was.
Planters die de bui zagen han
schillende bevolkingsgroepen,
met een positiebepaling, met
een vorm van zelfbewustheid te
veroveren. Ik kan me heel goed
voorstellen dat we dat verleden
weer onder de aandacht krijgen.
Maar ik ben heel sterk gekant
tegen denken in termen van da
ders en slachtoffers. Wij zijn
geen daders van de slavernij
Het speelde twee-, driehonderd
jaar geleden en kun je ons niet
meer aanrekenen. Ik ben niet
van plan excuses daarvoor aan
te bieden. Zoals we ook de Suri-
namers en Antillianen hier niet
als slachtoffers moeten zien. Ze
willen zich rekenschap geven
van het verleden, ze willen er
kermis van nemen. En met die
kennis moeten we dan verder
met elkaar. Een vorm van erken
ning. Het is gezien, het is niet
onopgemerkt gebleven."
In Pelican Bay vraagt Ada zich
in een notitie af of we ooit over
het eiland van Jacob kunnen
schrijven 'zoals we schrijven
over de Atheense democratie
ten tijde van Pericles, zonder
een impliciet moreel oordeel,
omdat het vreemd is een oordeel
te vellen over een afstand van
eeuwen?'
Nelleke Noordervliet: „Naar
mate het verleden verder weg is
en ongrijpbaarder en vreemder
wordt het moeilijker een moreel
oordeel uit te spreken. Bij de sla
vernij zie je nog restanten van de
invloed in de machtsverhoudin
gen. In paternalisme en onder
danigheid, slachtofferschap.
Van het restant moeten we ons
rekenschap geven. Het is goed
dat het monument er is, en nu
verder. Al blijft het een grof
schandaal hoe het ging bij de
onthulling door de koningin,
toen de gewone mensen er niet
bij mochten zijn. Ze mochten
niet eens toekijken. De hekken
waren afgeplakt met zwarte
vuilniszakken. Te krankzinnig
voor woorden. Welke idioot
heeft dat bedacht? Ik begrijp
Beatrix ook niet. Ze had moeten
ingrijpen en de mensen buiten
de poort moeten binnenlaten."
Pelican Bay is een dik boek, een
vol boek qua thematiek. En met
passie geschreven, zo lijkt het.
„Met inzet", corrigeert ze. „Een
doodenkele keer dacht ik dat
het wel redelijk was wat er
stond. Soms dacht ik dat het
lekker ging. Er is een aantal scè
nes waar ik wel tevreden over
was. Op vierhonderd bladzij den
zijn dat er ongeveer twintig. De
rest is met inzet van hoofd en
hart geschreven, maar vooral
met de geweldige angst dat ik
het niet zou kunnen schrijven.
Het is moeilijk om aan het
schrijven zelf plezier te beleven.
Ik ben meer de tobber. Ik pro
beer de vakvrouwte zijn, clie na
denkt over een zin en hoe je 'm
op moet bouwen, over het ritme
van de tekst, over de keuze van
de woorden. Ik ben een jongleur
die een heleboel ballen in de
lucht moet houden: plot, karak
tertekening, stijl."
„Schrijven is instinct en passie.
Dat is het eerste gedeelte. Het
tweede gedeelte is het ambacht.
Zo staan de hoofdstukken over
Jacob in de tegenwoordige tijd.
Zo haal ik het verleden dichter
bij. De hoofdstukken over Ada
staan in de verleden tijd, want
ze spelen in het heden en zo
schep ik afstand. Door het ver
schil in tijd schiet de lezer ge-
makkelij iter van het ene verhaal
in het andere. De stijl van Ada's
hoofdstukken is wat ironischer;
Jacob's hoofdstukken zijn ge
schreven in een panoramische,
epische stijl."
Ook over het schrijverschap re
flecteert Ada in Pelican Bay, al
spreekt hier duidelijk Nelleke
Noordervliet zelf: 'Geen enkele
schrijver is goed genoeg, dacht
ik. Hij zou niet blijven schrijven
als hij goed genoeg was. Het is
altijd een benadering.'
Ze voegt er aan toe: „Je schiet
altijd tekort. Je bent altijd op
zoek. Als je het gevoel hebt het
absolute meesterwerk van de
Nederlandse literatuur te heb
ben geschreven, ben je klaar.
Maar dat gevoel krijg je natuur
lijk niet. Maar wel is elk nieuw
boek een weerlegging van het
vorige, dat dus blijkbaar niet
goed genoeg was. Ik denk altijd
dat een boek niet vol genoeg zit.
Als het af is, is het hoofd leeg en
dan denk je dat het boek ook
leeg is. Ieder boek is een over
winning op zichzelf, maar voor
al ook een overwinning op je ei
gen onzekerheden."
Theo Hakkert
Nelleke Noordervliet: Pelican Bay.
Roma7i - Uitgeverij Augustus, 415
pag. 24,95 (pb.) en 30,- (geb.).
Advertentie
Maak uw encyclopedie weer compleet!
Maak nu uw waardevolle bezit weer actueel met het
Supplement 2002; alle politieke, economische 6t culturele
ontwikkelingen van de afgelopen 12 jaar.
Ook voor uw encyclopedie:
Winkler Prins 7e. 8ste en 9de druk,
Grote Spectrum Encyclopedie,
Larousse en Oosthoek 6de en 7de druk
Teken nu in:
bel: 0348 431393
mail: supplement@spectrum.nl
of surf naar: www.spectrum.nl
VERKRIJGBAAR BIJ DE BETERE BOEKHANDEL
Eindelijk arriveert het been,
een mooi glad nieuw been.
Er is in het ziekenhuis van de
Onbevlekte Ontvangenis in
bange verwachting naar uitge
keken. Niet zonder opwinding
wordt de mechaniek getest. Er
kleeft een smetje aan de ontvan
genis. Het passen mislukt - de
gewrichten doen hun werk,
maar alles in de stomp des lijfs
lijkt te gisten, te groeien, te
zwellen. Jean Nicolas Arthur
Rimbaud staat op de drempel
van zijn zevenendertigste jaar
dag. Het is het jaar 1891. In een
herfstig Marseille, de zuidelijke
uitvalspoort naar de wereld,
wacht de dood. Arthur Rim
baud heeft er gedroomd, gezon
gen, gevloekt. Zwart is zijn ver
wachting, maar het blauw van
de luchten is het blauw van de
zee. De kaai van Marseille. Elk
schip voert er naar een grotere
wereld: de Levant waar de zon
op gaat, Abessinië en Barbarije,
vérder nog. Achter zijn zeven
zeeën lokken steeds die andere
zee, de Golf van Rimbaud, het
avontuur, een nieuwe onrust,
afweer en afkeer. De spraakma
kende dichter heeft de Letteren
ruim achter zich gelaten, maar
zijn Seizoen in de hel ademt nog.
Hij verdort, ver van de berg Par
nassus, aan de Middellandse
zee, onder het hoge toezicht van
de Gouden Moedermaagd op
haar kalkrots. Op 9 november
dicteert hij zijn missive aan een
passagebureau: 'Ik ben geheel
verlamd en daarom wil ik vroeg
aan boord gaan. Gaarne zou ik
vernemen hoe laat ik aan boord
gedragen kan worden.' Hij zal
de splendides villes dezer aarde
niet binnengaan. De volgende
dag overlijdt hij. Zeevogels ru
moeren boven Marseille.
Sensatie
Leven en werken van Arthur
Rimbaud (1854-1891) worden
ten nauwste verbonden met hel,
verdoemenis en genialiteit. Het
vroegrijpe talent is gepresen
teerd als een sensatie van hoge
orde. Parijs en de Parnassiens
openen alle deuren. Op zijn vijf
tiende jaar noemt de éénling
hem een verbijsterend genie -
het woord kaatst duizendvoud
terug en het houdt repertoire:
nog immer blaat de kudde na,
zonder één moment de geniali
teit te duiden. Rimbaud is een
cultfiguur geworden, door velen
geëerd, door weinigen met vol
harding gelezen. De drieste jon
gen met de rosse haardos, het
ophef makende korte leven en
de schamele dood past in het
beeld van de poète maudit, de
gedoemde dichter, de lompen
koning met de lauwerkrans.
Een nieuwe wilde? Een boeren
kind uit de Ardennen, de streek
van Charleville, waar met de
rug naar het glooiende deel van
België wordt geleefd. Sedan ligt
nabij, het slagveld 'achter gind
se heuvlen' waar de pedante
kwast Napoléon-III in 1870 zijn
sierdegen in de bloedbevlekte
handen laat van zijn alduitse
collega Wilhelm I.
In die sfeer van overrompeling
en overgave is het slecht school
gaan. De briljante leerling Rim
baud, die wel eens een klasje
overslaat, vindt vluchtwegen in
de poëzie, schrijft en ontvliedt
het nest. Met opstandige ge
dachten in het hoofd en zijn
brandende gedichten op zak
stapt hij, zonder passagebiljet,
inde trein naar Parijs. Hij wordt
in de kraag gepakt, ontluisd en
opgesloten, heengezonden en
opgenomen in de niet zeer war
me schoot van zijn familie. Het
begin van een reizend bestaan is
gemaakt. Een jaar later wordt
de sprietige jongeling opnieuw
in de hoofdstad gesignaleerd.
Het is de tijd van ongenoegen en
opstand, de Commune, revolu
tie, vrijkorpsen, wapengeklet
ter en bloed aan de muur. Rim
baud slaat krijgshaftige taal uit,
maar op het vechtersuur is hij
ras verdwenen, een ridder te
voet, op het Nooi'derkompas te
rug naar huis. Zijn Chant de gu
erre parisien is verklonken.
Arthur Rimbaud, 17 jaren, ver
diept de theoretische grondsla
gen van zijn dichtwerken en
meent op weg - het slechte pad -
Etienne Carjat, portret van Arthur
Rimbaud, 1872.
te zijn naar le grand malade, le
grand criminel, le grand maudit
et le suprème savant. Het is, be
halve een fraaie opsomming,
een doel dat met grote inzet en
passende verachting verwezen
lijkt moet worden. Zijn jacht op
het spirituele brengt hem, de
stuurloze, in veel troebele wate
ren. Ze levert hem ook een vloed
aan gedichten op. Hij gaat
scheep in het grote gedicht Le
Bateau Ivre, vól onder zeil in de
zwalpende beeldenpracht, ge
dreven door visioenen en een
niet te laven verlangen naar een
leven buiten alle grenzen. Wilde
vaart, uitzinnigheid en dood,
schuim en as, terug op aarde, de
wateren getemd, de storm een
bries. Wat is nieuw onder de zon
van Baudelaire?
Rimbaud kiest andermaal voor
Parijs, waar zich in volle om
vang zijn wil en vermogen tot
kwetsen, kwellen en schofferen
manifesteren. In de door les sa
lons bepaalde wereld van zijn
nieuwverworven vriend Paul
Verlaine komt de rossige storm
tot afweer, vroegwijs, bazig en
dwingend. Zelfs de privileges
van de j eugd - de jongeheer zit er
wat onvolgroeid en schonkig bij
- bieden geen verzachtende om
standigheid. Zijn schaamteloos
misprijzen en de drang tot af
braak monden uit in welover
wogen lomp gedrag. Rimbaud is
zoekend naar een te groot geloof
in krachten die hem - de opper
ste ridder van woord, beeld en
wetenschap - ver boven zichzel-
ve en de miezerige kleinwereld
zullen verheffen. Hij zal verne
derd, verlaten en verwond aan
de eindmeet verschijnen. Zijn
trots zal hem verlaten als het
zwartste uur nadert tussen de
witte, immaculate, lakens van
zijn sterfhuis. En de tien jaren
oudere Paul Verlaine? Hij zet in,
speelt en verliest. Zijn hart
wordt verteêrd door aanblik en
wezen van de jongen. Waar an
deren kwaad zien, ontdekt hij
schoonheid. Hij verlaat vrouw
en kind, sluit het vergulde huis
van de demi-noblesse achter
zich en stort zich in het roekelo
ze leven van de buitenzinnige
liefde. Liefde Noodlot. De lust
des vleesches regeert. Als de Pa-
rij se kringen nauwelijks van de
ze vie scandaleuse bekomen
zijn, is Londen aan de beurt en
Brussel volgt. De geschiedenis is
bekend. In de hoofdstad aller
Belgen bedient de jaloerse en
gekrenkte Verlaine zich van een
revolver. De treiter Rimbaud
loopt een schampschot op, Hij
belandt kort in het ziekenhuis
en Verlaine langer in de gevan
genis. Arthur Rimbaud werkt
aan de eindredactie van Une
Saison en enfer. Het magistrale
boek verschijnt datzelfde jaar,
1873, in eigen beheer en komt
wegens geldgebrek niet in de
handel.
Afscheid
De verschijning van Een seizoen
in de hel en - kort daarna - de af
ronding van Illuminations wor
den gezien als Rimbauds voor
tijdige afscheid van de Letteren.
Het is de wereld waarin hij -
groots en meeslepend, dram
mend en vernederd - kon be
staan. Nu rest hem een zwerf
tocht door Europa. Hij vindt de
weg terug naar Engeland en
Schotland, meldt zich tot het
virtuoos uitroeien van Carlisten
aan bij het Vreemdelingenlegi
oen, tracht Hoogduits te leren in
Stuttgart, verschijnt te Milaan
en Wenen, maakt een snelle
tournee met een circus door
Scandinavië, komt in Hamburg,
onderneemt een voetreis door
Italië, boekt passage naar
Alexandrië, wordt bouwvakker
op Cyprus, vestigt zich op de af
grijselijke rots Aden, steekt de
Rode Zee over naar Zeyla, ver
kent de Ogaden-woestijn in de
Abessijnse streek Harar, schept
weinig genoegen in de handel in
koffie, gom, ivoor, huiden en
muskus, verzekert zich van syfi
lis, ziet Somalië en Egypte, le
vert de koning van Shoa gewe
ren, kruit en kogels en houdt
zich bezig met de begeleiding
van sla ven transporten. Hij
staat nu in dienst van het grote,
ook al onbereikbare, fortuin; de
pot met gouden dukaten aan het
eind van de regenboog. Spaar-
woede en schraapzucht maken
zich meester van de dichter der
hogere waarden die een gagne-
petit werd. Moe, verveeld, ver
vallen en verwilderd meldt hij
zich van tijd tot tijd thuis, in de
boerenbedoening te Roche, in
de straten van Charleville, in
Marseille en Parijs.
Huurling
Een opmerkelijke passage, die
naar Batavia, verlevendigt tus
sentijds de kleuren van het pa
let. In het voorjaar van 1876
duikt de dan éénentwintigjarige
Rimbaud op in Harderwijk, pa
rel van de Zuiderzee, woonstee
van vissers en soldaten. Rim
baud tekent er voor Indië. Hij
laat zich ronselen voor het Ko
ninklijk Nederlandsch Indisch
Leger dat drijft op avonturiers
en desperado's die het Konink
rijk tegen afdoende betaling
willen bijstaan in de borgstel
ling der maatschappelijke ver
houdingen onder den Koperen
Ploert. De gelukzoeker Rim
baud ontvangt zijn handgeld,
wapen en uniform en schaart
zich onder de weinig geliefde
huurlingen. Bij Batavia wordt
dan de nieuwe haven Tandjong-
priok aangelegd, de Max Have-
laar vindt al zestien jaren ver
spreiding en in Atjeh blinkt de
klewang. Drie weken na aan
komst in de Gordel van Sma
ragd ontworstelt de recruut
Rimbaud zich aan de klauwen
de Nederlandsche Leeuw, ver
liest zijn knil-hoed en zoekt een
schip. De rusteloze die Europa
ontvluchtte om nieuwe hori
zonten en méér te vinden, zoekt
de sluipweg retour naar het ou
de Europa en strijkt neer in het
vertrouwde stukje Ardennen
waar men over de moesson zel
den spreekt.
In 1891 bezwijkt Rimbaud, ge
amputeerd, de leden als lamme
vlerken rond het lijf geschikt.
De reizende dichter is dan al een
legende. Hij heeft zich met felle
koortsogen en voorzien van het
Sacrament der Stervenden naar
het einde gezwoegd. Het is een
eenzame dood en ook zijn be
grafenis - requiem aeternam,
eerste klasse, zilver op zwart,
drie geestelijke heren, twintig
weesmeisjes met flakkerende
flambouwen en twee rouwende
vrouwen achter de pompeuze
kist - is eenzaam. Paul Verlaine
zorgt, nu alles geleden is, voor
de literaire nalatenschap: het
Seizoen in de hel heeft nog
adem.
Andreas Oosthoek
Naar aanleiding van het herlezen
boek Une Saison en enfer, vertaald
door Paul Claes en uitgegeven door
Athenaeum-Polak van Gennep te
Amsterdam, 2000, 21,50. Zie ook:
Arthur Rimbaud, Ik heb de zomer-
dageraad omarmd, liefdesgedichten
vertaald door Peter Holvoet Hans-
sen, uitgave Bert Bakker, Amster
dam, 1999, 6,95.
Louise, ooit een mooie vrouw, is veertig
geworden en is nu twintig kilo te zwaar.
Ze wil liposuctie, maar de arts weigert zo'n
behandeling omdat de vrouw door haar al
coholmisbruik teveel risico zou lopen. Het
zal niet goed aflopen met deze vrouw, dat
voel je aankomen tijdens het lezen van
Dochter van één nacht van Helen Dunmore,
Louise is tien jaar getrouwd met Paul, een
succesvolle makelaar, als ze onverwacht
zwanger raakt. Beiden weten dat het kind
niet van hem kan zijn, maar dat blijft een
onuitgesproken geheim. Het kind, Anna, is
zoals de romantitel al aangeeft Dochter van
één nacht. En niet eens een hele nacht: het
kind is verwekt tegen een boom in een Lon-
Helen Dunmore
dens park, met toekijkende beschonken
zwervers vlakbij. De vader is de broer van
Paul, Johnnie,
Zo hard als Paul werkt om rijk te worden -
wat heel goed lukt maar zijn huwelijk er
niet beter op maakt - zo weinig doet Johnnie
om onafhankelijk te worden. Hij is een
mooie jongen, een beau die liever in de kroeg
zit en vage dealtjes sluit, dan fatsoenlijk
werkt. Op papier is hij Pauls zakenpartner,
maar hij gooit er met de pet naar. Toch is het
schenken van geld en grote cadeaus aan
Johnnie Pauls grootste, 'warmste plezier'.
Johnnie is zijn beschermelingetj e sinds Paul
inhun jeugd zijn leven reddebij een geweld
dadige inbraak in hun huis. Het kan niet an
ders dan verkeerd aflopen met Johnnie,
maar schrijfster Helen Dunmore weet de
spanning er lekker lang m te houden.
Eigenlijk is het vooral de kleine Anna wier
leven vermalen wordt door de levensstijlen
van haar ouders, stiefmoeder en oom, Stief
moeder Sonia speelt een wat karikaturale
bijrol als bloedmooie, gesoigneerde en koele
vrouw die niets om het kind geeft en uitbun
dig vreemd gaat. Johnnie houdt van Anna,
hoewel de woorden 'mijn dochter' taboe
zijn, maar omdat hij leeft als een kamikaze
crimineeltje zal ook hij haar uiteindelijk
verdriet doen. Paul heeft geen tijd voor
haar. Louise wel, zeeën van tijd zelfs, maar
vanwege haar alcoholisme is Anna bij haar
weggehaald, de verwaarlozing nam te ern
stige vormen aan. 'Ik ben gek op overdag
slapen. Alleen al vanwege de uren die je er
mee doodt, die je niet hoeft te leven.'
Als Johnnie moet bekennen dat hij een 'gro
te fout' heeft begaan in het criminele circuit
wil hij op de vlucht, uit het zicht blijven en
richting Denemarken. Louise, die hem
maar paranoïde vindt, reist met hem mee.
Samen drinken ze onvoorstelbare hoeveel
heden alcohol, regelrecht hun ondergang
tegemoet. Tegelijkertijd reist Anna, heel
aandoenlijk, vanuit het landhuis in York-
shix-e van haarvader naar Louise's woninkje
in Londen. Ze wil weer bij haar moeder wo
nen en haar als ze groot is en geld kan ver
dienen, helpen om door opname in een kli
niek van haar verslaving af te komen, Anna
en haar kleine dorpse vriendje David in de
grote stad - heel schattig en ze zijn nog heer
lijk onwetend van de ti-agedie die zich aan
het afspelen is.
Dochter van één nacht is een uitstekend ge
schreven, spannende psychologische ro
man. Hopelijk zal uitgeverij De Geus ook
Dunmore's veelgeprezen nieuwste roman
The Siege laten vertalen.
Margot Engelen
Helen Dunmore: Dochter van één nacht. Ven. Re-
ginaWillemse - Uitgeverij De Geus, 286 pag., geb.
€22,50.