PZC kunst cultuur 25 Geheel de uwe en toch onbereikbaar Altijd leven alsof je onsterfelijk bent Connie Palmen Harry Mulisch 75 jaar vrijdag 30 augustus 2002 ngstiger, sinds de dood van haar man Ischa Meij er, leeft Connie Palmen haar vaderlijk leven. ,,Ik ben op en top vrouw, maar mijn beroep is mannelijk: iets scheppen dat voortkomt uit het denken en niet uit het lichaam." Gisteren verscheen haar nieuwe boek, Geheel de Connie Palmen: „Ik vind het letterlijk zonde om niet lief te hebben." foto Klaas Koppe uwe. Connie Palmen: ,,De Heer geeft en de Heer neemt, maar de Heer heeft mij weinig sociaal vermogen gegeven. Ik kan moeilijk tegen andere men- j sen. Dat ligt niet aan de andere mensen. Ik vind ze overwegend aardig, maar de omgang met ze kost zo veel energie. Het is een geërfd verlangen naar alleen zijn; mijn drie broers hebben hetzelfde. Als ik ergens vijf mi nuten ben, word ik zenuwach tig. Altijd haast. Elke dag acht uur met anderen in één ruimte, een kantoor, een redactie, is on denkbaar. Ik kan me goed ver liezen in een gezelschap, maar ik voel me verantwoordelijk. Ik kan er niet tegen als mensen het niet naar hun zin hebben. Zodra ik iemand in een hoekje zie zit ten, ga ik van alles doen om te 1 zorgen dat-ie het wél naar de zin heeft, óf ik word woedend om- i dat ik het niet kan uitstaan dat iemand zich niet amuseert. ,Het is geen mensenangsthet is onvermogen. Doormijn vak heb I ik dat bovendien extreem kun nen ontwikkelen. Vanaf het mo- ment dat ik aan een boek werk, sluit ik me op. Iets uitdrukken gedijt alleen in afzondering, i Dat is zwaar én prettig; het lij- ken wel twee botsende karak- tertrekken.Hetiseenvande zwaarste kanten van het schrij - ven, maar ik kan het verdragen omdat ik er zo van houd. In ruil I voor mijn eenzaamheid krijg ik het genot en de lust van het schrijven, het experimenteren I en zoeken waar de grenzen lig gen. Dat is een enorm plezier. Het is beslist geen totaal isole- ment, maar ik laat dan alleen in- 1 timi toe, mij n geliefde en mij n beste vrienden. Mensen die mij 's ochtends de krant voorlezen. Ik lees geen krantèn, ik kén 't niet. Voordat iedereen nu gaat denken dat ik wereldvreemd ben: ik blijf wel op de hoogte, ik kijk vijf keer per dag naar het journaal." „Als ik een boek af heb, ben ik op, kapot. Het is diep treurig, maar niets ernstigs. Ik mag ge woon naar buiten en een dubbe le dosis antibiotica helpt me er weer bovenop. Vooral de laatste fase van het schrijven, het laat ste jaar, is slopend. Het schrij ven is toch al het allermoeilijk ste deel van het maken van een boek, maar tegelijk het meest bevredigende. Je ziet pas of het iets is, of het iets voorstelt, als je I schrijft. De logica van een ge dachte blijkt als je haar naar buiten brengt. Dan wordt het soms anders dan toen het boek nog in je hoofd zat, toen je nog bezig was met het denken en het vormgeven aan de gedachten. Al schrijvend komen er andere wendingen, gebeuren er dingen die ik niet van tevoren had uit gedacht." „Vanaf het eerste idee voor een boek speelt er een genre door mijn hoofd. Bij mijn debuut De wetten was dat de Bildungsro- man, waarin het om een periode in iemands leven gaat waarin een ommekeer plaats vindt, een overgang naar een andere fase in het leven. De wetten is een Faustiaanse roman; de hoofd persoon heeft alles over voor groei in kennis en vrijheid. Je ziel verkopen aan de duivel, daar bestonden mannenverha- len over, nauwelijks vrouwen- verhalen. Ik kende alleen Mari- ken van Nieumeghen en daar heb ik een equivalent voor de 21e eeuw van gemaakt." „De vriendschap is ook een ont wikkelingsroman, beschreven vanuit een grote vriendschap. IM is een combinatie van een roadnovel én een liefdesroman en in Geheel de uwe speur ik naar de wetten van de biografie. Ik wil spelen met een genre, niet imiteren, maar het op z'n kop zetten en daarmee misschien iets zeggen over de aard en de definitie van de roman. Ik ben geen verhalenverteller. Dat laat ik over aan schrijvers als Mar- quez, dat is een verteller. Mar- quez hóórt verhalen, sprokkelt ze in de cafés waar hij komt, waar hij een kopje koffie drinkt, met mensen praat. Ik houd het nog geen vijf minuten uit in een kroeg, dan word ik gék. „Ik teer op hechte vriendschap pen en een liefdesleven dat deugt. Dan ben ik het geluk kigst. Na de dood van Ischa, acht jaar geleden, ben ik een veel angstiger iemand gewor den. Angstig voor de dood. Niet om zelf dood te gaan, maar wat je anderen aandoet. Zo veel ver driet, zo veel pijn. Angst om ook je nieuwe geliefde te verliezen. Er is geen moment van de dag dat ik niet bang ben. Ik moet op passen om te overdrijven, maar ik sta er mee op en ik ga er mee naarbed.Aande andere kant zie je dat het leven doorgaat. Het is geen prestatie om voort te leven. Je leeft voort, dat is de wet. Je ontdekt dat je weer kunt lief hebben, dat je een verhouding kunt hebben." „Dat heeft wel een jaar, nee, twee jaar geduurd. Daarna voelde ik dat ik kan liefhebben, omdat ik dat heb geleerd, omdat ik erop ingesteld ben. j^at het minder moeilijk is dan ik dacht. Dat ik weer andere persoonlijk heden aankan, verdraag, er van kan genieten. Dat behoort tot je mooiste vermogens. Als het goed is verrijk je het leven van anderen. Ik vind het letterlijk zonde om niet lief te hebben." „Vrouwen oefenen zich in het liefhebben met vriendinnen. Zeker in mijn geval, met mijn bijna symbiotische vriendschap in mijn jeugd. Vrouwen oefenen op elkaar, ze corrigeren elkaar, zijn jaloers. Vriendschappen tussen meisjes zijn de leerschool der liefde, zoals Flaubert het noemde. Als meisje begin je te oefenen op meisjes, zonder seks dan, en niet op jongens. Toen wist ik al dat het leven van de vaders mij meer aansprak dan dat van de moeders. Al zag ik toen vooral dat een vrouw door het moederschap wordt opge ëist en niet, zoals nu, dat het ook een deeltijdbaan kan zijn." „Het zat er van jongs af aan in dat ik kinderloos zou blijven. Het is een keuze voor een be paalde situatie in het leven waarin je je geheel aan iets an ders wijdt. Daar gaat Geheel de uwe ook over. Godzijdank is dat andere mij gelukt, waardoor het gemis mij bespaard is gebleven. Want ik heb het hoog gespeeld. Al op mijn achttiende zat ik bij de dokter om me te laten sterili seren. Hij heeft dat niet gedaan en dat was wijs van hem." „Ik wist dat ik een vaderlijk le ven zou gaan leiden: buiten de deur, zonder directe zorg en vooral zonder de permanente angst om het leven en het geluk van kinderen. Die angst is zo be palend bij vrouwen. Angst datje kind iets overkomt, dat het dood gaat of ongelukkig wordt of het niet redt in het leven. Die angst heb ik nooit willen hebben. Bij de kinderen van vriendinnen voel ik nog geen twintig procent van hun huiver, maar ik voel die wel. Bij mijn twee neefjes stijgt het percentage, daar heb je die bloedband. Ik denk vaak: o god, met die kinderen moet toch niets gebeuren. Ik zou een neu rotische, overbezorgde moeder geweest zijn. Je ziet moeders hun kinderen mishandelen om dat ze kwaad worden dat die kinderen hen zoveel angst be zorgen. Als je een kind baart, wordt ook een mogelijke dood geboren." „Ik ben op en top vrouw, maar ik vind dat ik een mannelijk be staan leid. Ik vind het beroep mannelijk: een ding maken dat in de buitenwereld een eigen le ven gaat leiden. Dat is toch een mannelijke vorm van baren. Het is iets scheppen wat voortkomt uit het denken en niet uit het li chaam. Ik heb mijn eigen huis, ik heb die vorm van zelfstandig heid nodig. Ik voel me oerafhan- kelijk, maar waar ik niet afhan kelijk van hoef te zijn, ben ik dat ook niet. Bezit, kapitaal, vaar digheden, daarin wil ik een absolute zelfstandigheid be houden. Emotionele afhanke lijkheid is al zwaar genoeg. Het geeft een prettig gevoel dat ik alles wat ik bezit zelf heb ver diend. In je eigen huis kun je ook de spullen op orde houden, zo dat het eruit ziet zoals jij dat wilt." „Je leeft van schaamtevolle mi nuut tot schaamtevolle minuut. Maar mijn schaamte ligt niet in praten of schrijven over een in tieme relatie, over het al dan niet kinderen hebben, niet in dat soort gegevens. Dat zijn burgerlijke-stand-gegevens. Je dénkt dat je veel van me weet, maar wat ik niet wil dat je weet, dat weet j e niet. IM is een intiem boek, maar de suggestie van in timiteit wekken is een vorm van kunst. Er is nog genoeg over tus sen Ischa en mij waar niemand iets van weet en nooit te weten zal komen. En over mijn huidige relatie, met Hans van Mierlo, zul je evenmin iets van mij ho ren. Alles wat je over hem wilt weten, moet je aan hem vragen. Dat zul je moeten respecteren, dat zullen mensen moeten res pecteren. Ik vertel slechts wat ik wil vertellen en in mijn werk maak ik slechts herkenbaar wat ik herkenbaar wil maken. „Natuurlijk is het een legitieme vraag of zo'n boek als IM geen druk legt op een nieuwe relatie, maar ik kan daar geen antwoord op geven. Dat kan alleen Hans. Ja, vanaf de eerste dag wist ik dat hij mijn tweede grote liefde was. Maar grote liefde, grote liefde... die term gebruik ik niet, die gebruiken anderen. Dus als jij zegt dat er in het leven van een mens slechts ruimte is voor twee grote liefdes, zeg ik: het is ook mooi geweest." „Liefde heeft altijd een belang rijke rol gespeeld in mijn leven - voor wie niet, maar daar ga ik het niet over hebben. Dat wil ik niet delen met de natie. Ik ben geheel de uwe, opdat ik onbe reikbaar kan zijn. Deze wonder lijke combinatie is alleen moge lijk door mij alleen symbolisch te geven. Dat is de essentie van Geheel de uwe." ,Ik ben schrijver, maker van een boek, een literair werk. De rest is niet ter zake doend en bovenal niet te hebben. Wat ik te zeggen heb, mijn visie, staat in mijn boeken, ondergebracht bij de verschillende personages. Dat ga ik hier niet nog een keer ver tellen. Kom op zeg, ik ga het je niet zó makkelijk maken. Dat moet je er zelf maar uithalen. Ik heb er te hard voor gewerkt om dat hier nog eens uit de doeken te doen. De liefde in Geheel de uwe is weer een andere dan in IM. Het gaat over een wat onmachtige liefde, over symbo lische liefde, over liefde voor idealen, liefde voor het onbe reikbare, liefdevoor geld, want dat is ook een middel om datge ne wat je nog niet hebt morgen wel te hebben. Het verlangen naar de vader en het verlies van de vader speelt een belangrijke rol in dit boek. Het is een roman over een man, een niet alledaag se, zeer intelligente man met ei genschappen die niet iedereen even aangenaam zal vinden, maar die voor veel vrouwen on weerstaanbaar is. Een Don Juan dus. En de Don Juan is al heel vaak beschreven dus dat pro beer ik weer eens een keer an ders te doen." „Ik ben buitengewoon nieuws gierig naar de kritieken. Je hebt het boek gemaakt, het oordeel is aan de anderen. Het spreekt vanzelf dat ik geprikkeld ben door de benadering de afgelo pen jaren van IM. De kritiek daarop was zeer heftig. Het is verbijsterend om te zien hoe het tij keert, maar ik moet zeggen dat ik me beter kan verweren te gen kritiek dan tegen lof. Het wordt alleen een probleem als die kritiek niet mijn boek be treft, maar mij als persoon. Dan denk ik: wacht eens even, jij kent mij niet. Zo'n kritiek vol doet natuurlijk aan het verlan gen om over iemand te oordelen. En ik moet eerlijk zeggen dat ik daar zelf graag aan meedoe. Als iemand zou zeggen 'Ik vind je boek helemaal niks', dan is mijn eerste gedachte: ik vind jou ook helemaal niks. Maar ik sla niet dicht. Ik bloei op. Ik ben over al les onzeker, behalve over mijn werk. Laat maar horen waarom je het niks vindt, met argumen ten en kennis van zaken. Ik heb niks aan opmerkingen over taalfouten of kleine onjuisthe den. Haal er materiaal bij, de vergelijkbare boeken, maak duidelijk waarom je iets vindt. Ik wil graag mijn werk beoor deeld zien, maarniet met vlakke meningen. Daarvoor heb ik geen vier jaar aan Geheel de uwe gewerkt." „Mijn denken komt voort uit al les wat ik moeilijk en zwaar vindt, wat pijn doet. Geheel de uwe gaat onder meer over de last van het medelijden. Ik hoor bij een generatie die gebukt gaat onder een grote mate van mede dogen die niet direct kan wor den omgezet in sociaal gedrag. Het is een soort ingevreten zuur. Het komt voort uit de histori sche situatie van de generatie die ons heeft gebaard en ver zorgd. Alles deden ze voor ons, alles hadden ze voor ons over. In Geheel de uwe'/ noem ik dat het juk van het geluk, dat wij dra gen. Er was ons geen ongeluk meer gegund. Ik had op mijn zestiende een Vespa, opgevoerd door één van mijn broertjes. Mijn ouders lagen er króm voor, ze wilden dat het hun kinderen aan niets ontbrak. Het is gewel dig, het noopt tot intense dank baarheid en het is een last. Wij verbieden ons het ongenoegen. Niet al te veel verzet tegen je ou ders, niet al te veel slechte ge dachten. Hun leven, hun eigen geboorte was nog vanzelfspre kend. Er was nog geen sprake van selectie, ze kwamen gewoon achter elkaar, zonder per se ge wild te zijn. Wij zijn nog gewild ook. Daardoor hebben wij een verbod op ontevredenheid, een verbod op verveling. Dat mag je jezelf niet toestaan, net als on geluk en verdriet." „Bij ons heet alles gauw een luxeprobleem. Dat heeft ons een beetje theatraal gemaakt en die theatrale persoonlijkheid neem ik in mijn boek onder de loep, de aanstellers en overdrijvers. We spelen vaak dat we gelukkig zijn. Medelijden, mededogen, het is een weinig vruchtbare emotie, maar je kunt er behoor lijk onder lijden. Als ik nou bij Artsen zonder Grenzen een prik in zo'n bruin armpje zou geven zodat het kindje een half uur la ter helemaal opbloeit, ja, dan zou een ander er nog iets aan hebben. Maar helaas, dat soort sociaal betrokken gedrag heb ik niet in huis, dat zit er domweg niet in. Ik ben niet geschikt om in den lijve voor de goegemeente een rol van betekenis te spelen. Het is maar goed dat ik een schrijver ben geworden," Dick Hofland Connie Palmen: Geheel de uwe - Uitgeverij Prometheus, €24,95. Het zal misschien weinigen zijn opgeval len, maar 2002 is het jaar van de literai re herdenkingen. Zo kwamen Jacob van Lennep en Alexandre Dumas (père) 200 jaar geleden ter wereld. Menno ter Braak en John Steinbeck zouden dit jaar honderd zijn geworden. Emile Zola is een eeuw dood. Tolstoi's tragische 'Anna Karenina' begon 125 jaar geleden aan haar 'zegetocht'. Tien jaar geleden zag De ontdekking van de he mel het levenslicht. En de schepper ervan, Harry Mulisch, werd 75 jaar geleden gebo ren, ter ere waarvan de jubilaris deze zomer uitbundig wordt gefêteerd, onder andere met zeventien heruitgaven van zijn boeken en vier nieuwe publicaties. Het zijn maar cijfers en getallen. Wie de boeken van Harry Mulisch evenwel kent, weet dat hij altijd al iets met getallen en symbolen gehad heeft. Zo is Mulisch, heeft hij meermalen verklaard, ondanks zijn 75 jaren in zijn hart altijd een jongen gebleven, die op zijn zestiende besloot nooit meer iets te doen waar hij geen zin in had en voor wie achttien een cruciale leeftijd is. Hij is een le venslustig type dat, met een krimpende toe komst voor zich, altijd goedgemutst verze kert dat je moet leven alsof je onsterfelijk bent. Hoezo leven alsof elke dag je laatste kan zijn? Leven en werk zijn bij Harry Mulisch onver brekelijk met elkaar verweven. Wonderlij ke anekdotes en toevallige gebeurtenissen zet hij geraffineerd naar zijn hand. Zo schrijft hij in Mijn getijdenboek dat op zijn geboor- Harry Mulisch tedag de Vesuvius plots tot leven kwam: 'Maar de kranten berichtten niet of dat kwam door mijn geboorte of door Mussoli ni, die ook die dag zijn verjaardag vierde.' En kijk eens naar de achterflap van zijn compacte roman 'De pupil'. Op de foto zien we Mulisch, op de achtergrond de Vesuvius. Het onderschrift luidt: 'Van links naar rechts: de Vesuvius, Harry Mulisch, 1985.' Zijn 'geboorte' als schrijver werd niet min der krachtig aangekondigd. Toen hij in ge zelschap van zijn vriend, de journalist Jan Blokker, in 1952 het manuscript van zijn debuutroman Archibald Strohalm kwam inleveren (het was vijf voor twaalf, vijf mi nuten voor de inschrijvingstermijn sloot van de Reina Prinsen Geerligsprijs), barstte boven Amsterdam een hels onweer los. De secretaris verscheen in pyjama aan de deur en zei: 'Het kan niet anders of dit boek wint de prijs.' Aldus geschiedde. Het was het be gin van een groot en veelbesproken schrij verschap van inmiddels internationale al lure. Het is typisch Mulisch om uitspraken te doen die j e zowel ergeren als hem voor j e in nemen. Van Mulisch, die chique vlegel op leeftijd, kun je dat op de een of andere ma nier wel hebben. Waarom? Omdat hij zich zowel in zijn werk als daarbuiten te kijk durft te zetten. Zelfspot is hem niet vreemd. Hij is er inmiddels aan gewend dat hij naast talloze bewonderaars ook veel vijanden heeft. Zo'n actie laatst van het satirische studentenblad Propria Cures om al zijn boe ken vol 'filosofisch geneuzel' demonstratief in te ruilen voor andere boeken en bij hem thuis af te leveren, zal hem geen slapeloze nacht hebben bezorgd. De voortdurende hoon van Propria Cures op zijn persoon en in mindere mate op zijn werk is vaak koste lijk om te lezen, maar snijdt zelden hout Mulisch kan het allemaal niet zo veel (meer) schelen, de kritiek glijdt van hem af als wa ter van een badeend. Dat hij onlangs 75 jaar is geworden, kan de genen die dezer dagen een boekhandel be zoeken, onmogelijk ontgaan. Zeventien van zijn boeken zijn nu te koop in een nieuwe, gebonden uitgave (met 25 procent korting). Daaronder de 38e druk van zijn magnum opus De ontdekking van de hemel (1992), waarvan alleen al in Nederland nu meer dan 600.000exemplaren zijn verkocht. Het be zorgde hem, meer nog dan De aanslag, in binnen- en buitenland grote faam. Ook is nu al de vijfde druk uit van Siegfried (150.000 exemplaren), zijn gewaagde boek uit 2001 over de zoon van Hitier, dat mede zo genietbaar is dankzij de ironie en over drijving. Tevens verscheen de derde (gebon den) druk van een ander - meer omstreden - hoofdwerk van de schrijver, De compositie van de wereld. In dit hoogst pretentieus en moeilijk doordringbaar filosofisch werk wil Mulisch bewijzen dat een allesomvattende visie op de wereld en de plaats van de mens daarin mogelijk is. 'Het is misschien geen boek om te lezen', zei Mulisch ooit over de negatieve reacties, 'maar wel een boek om te schrijven.' Nieuw en heel wat toegankelijker is Mu lisch toegesproken, waarin bewonderaars van de schrijver de loftrompet over hem ste ken. En van de auteur zelf verscheen ter op luistering van het feest het bescheiden boekje Vonk, een dertig jaar oud curiosum, geïnspireerd door de geboorte van zijn eer ste kind in 1971Voor Mulisch vormde deze tekst een van de kiemen voor De ontdekking van de hemel. In het verhaal treedt net als in De ontdekking van de hemel een engel als verteller op. De engel richt zich tot een 'vonk' die naar de aarde wordt gezonden om deze in een menselijke gedaante te verken nen. De vertelling waaiert alle kanten uit, er is geen kern, er staat weinig spanning op de zinnen, al zitten er wel een paar mooie vondsten tussen. De bundel Mulisch toegesproken is een aar dig boek, amusant vaak en interessant, maar tegelijkertijd onevenwichtig. De bij dragen springen heen en weer tussen kritiekloze bewondering op de rand van meligheid en adoratie, en interessante maar veelal gortdroge analyses die dieper op Mu lisch' werk ingaan. Verrassingen zitten er ook tussen, zoals het polemische stuk van Job Cohen over Siegfried. De burgemeester van Amsterdam bijt de schrijver toe: 'U maakt mij niet wijs dat Adolf Hitler be grijpt.' Mooi meegenomen is dat in Mulisch toege sproken een aantal veronachtzaamde gen res en kwesties in het werk van de schrijver worden uitgelicht. Zo hebben nog opmex-ke- lijk weinig literaire exegeten hun tanden in zijn poëzie gezet. Die is misschien niet groots, wel verheven en nuchter tegelijker tijd, zo niet ontnuchterend. Mulisch' poëzie verscheen voornamelijk in de jaren zeventig in bundels met veelzeggende titels als Egyp tisch en De wijn is drinkbaar dank zij het glas. Neem dit vers over het kunstenaar schap: 'God schiep, zegt men,/ het tijdelijke uit het eeuwige./ De dichter maakt die blun der/ stukje bij beetje/ Eenvoudig onge daan.' Nico de Boer Harry Mulisch: Vonk (Fragment), Kiem van De ontdekking van de hemel, 44 blz., gebonden; €9,90. Mulisch toegesproken, Uitgeverij De Bezige Bij, 173 blz, €16,50. In september verschijnen over Mulisch 'Zijn ge tijdenboek 1952-2002' van letterkundige Onno Blom en 'Het voorbestemde toeval' van Marita Mathijsen. De Bezige Bij viert Mulisch' verjaar dag ivoensdag 4 september met een feestelijke presentatie, en op 27 en 28 september met een tweedaags literair festival in de Amsterdamse Balie.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 25