PZC Wilde Japanse oester woekert voort Wonderlijke waterwezens in de Oosterschelde 19 21 21 22 22 weerwoord Platteland is te netjes voor mussen Goes honderd jaar geleden Hongersdijk: eeuwenlang landleven Hek beschut rozen tegen harde wind bijzonder blauw dinsdag 27 augustus 2002 Veld met Japanse oesters in de Oosterschelde. Door de strenge winter van 1962/1963 stierven bijna alle platte (Zeeuwse) oesters in de Oosterschelde. Een enorme klap voor de oesterkwekers, van wie er heel wat het bijltje erbij neergooiden. Degenen die doorgingen zochten naar een oplossing om de oester- kweek nieuw leven in te bla zen. Daartoe werd in 1964 de Japanse oester vanuit Bri tish Columbia in de Ooster schelde uitgezet. Problemen waren niet voorzien; er werd vanuit gegaan dat de soort zich niet voorplantte, van wege de te lage zomertempe- ratuur van het water. De Ja panse oesters, ofwel creuses, deden dat echter toch. Ze zijn nu bezig aan een opmars in de zeearm en vormen hele velden op de platen en dijk- glooiingen. Het Centrum voor Schelp - dieronderzoek in Yerseke, onderdeel van het RIVOhet Ne- derlands Instituut voor Visserij - onderzoek, bracht de ontwikke ling van de Japanse oester Crassostrea gigas) in kaart. Een heidens karwei, omdat gege vens uit het verleden ontbraken Pas sinds 1998 wordt regelmatig geïnventariseerd. De onderzoe kers waren echter niet voor één gat te vangen en gebruikten ou de luchtfoto's om aanwezige oesterbanken op te sporen. Ook spraken ze met vissers en veld werkers. Verder is van alle hui dig aanwezige banken ter plek ke de situatie vastgelegd. Er is nu verantwoorde informatie over de groei van de Japanse oesters beschikbaar, vertelt on derzoeker Belinda Kater. De gegevens hebben overigens alleen nog maar betrekking op de aanwezigheid van de schelp dieren op de platen in de Ooster schelde, in het zogenaamde in- tergetijdegebied. „We hebben ons daarbij in eerste instantie geconcentreerd op de banken en niet op losse plukjes, die ook hier en daar voorkomen", zegt Kater.,Het gaat om enorme vel den, waar je niet in één dag om heen loopt. Ze worden steeds groter. Bijvoorbeeld op de Von delingenplaat ligt 69 hectare." De dijkglooiingen en het ge deelte onder de laagwaterlijn zijn (nog) niet onderzocht. Ze ker is dat zich ook daar fikse hoeveelheden Japanse oesters bevinden. De eerste broedval van de Japanse oesters in de Oosterschelde vond plaats in 1976, gevolgd door een tweede in 1982. Het aantal is in de laat ste twintig jaar sterk toegeno men. De oppervlakte van de met laagwater droogvallende oes terbanken wordt geschat op maar liefst 640 hectare. Dat komt neer op (vlees en schelpen) 170.000.000 kilogram. Daarbij is er ook nog een ongeveer even- grote hoeveelheid dood schelp materiaal. Ter vergelijking: in de Oosterschelde worden op ruim 1500 hectare oesters ge kweekt, in de Grevelingen op 500 hectare (samen goed voor jaarlijks 28 miljoen oesters, voornamelijk Japanse en nog wat platte Zeeuwse, sinds 1980 vrijwel uitgeroeid door de infec tieziekte Bonamia ostrea). Kater maakt duidelijk dat de 'wilde' Japanse oesters woeker- gedrag vertonen. Dode schelpen worden op een meter diepte in de bodem gevonden. De oesters hebben de neiging riffen te vor men; opeen gestapelde schel pen, vaak van forse omvang, maar met weinig vlees. Ze zijn ongeschikt voor de handel, dus voor commerciële consumptie. Op de kweekpercelen daarente gen worden de oesters keurig 'onderhouden'. De oesterriffen zijn niet zonder gevaar; de schelpen zijn erg scherp en kun nen verwondingen veroorzaken of bijvoorbeeld een waadpak beschadigen. Ad Smaal, hoofd van het Centrum voor Schelp- dieronderzoek (CvS), geeft aan dat het naar Zeeland halen van de Japanse oesters destijds niet lichtvaardig gebeurde. Toen dat besluit viel, was het nog de be doeling de Oosterschelde af te sluiten, zodat er een zoet meer zou ontstaan. Dan hadden de oesters automatisch het loodje gelegd. Het is allemaal anders gelopen. Smaal vindt het zinvol dat nu om te beginnen de ver spreiding en ontwikkeling van de Japanse oesters is geïnventa riseerd. Hoewel hij (nog) niet van een plaag wil spreken, is het niet uitgesloten dat de gestage toename van de Japanse oesters van invloed is op andere schelp dieren als kokkels en mossels. Ze eten hetzelfde voedsel en zit ten op dezelfde plekken, aldus Smaal. Hij wijst erop dat de broedval van mosselen in de Oosterschelde veel lager is dan in de Waddenzee. „Het kan zijn dat de Japanse oester niet alleen plankton, maar ook mossel- en kokkellarven eet. Dat wordt nu in een vierjarig project onder zocht: in hoeverre is de opkomst van de Japanse oester van in vloed op het ecosysteem van de Oosterschelde. Nemen de Ja panners de macht over en is dat wenselijk?" Onderzoeker Pauline Kamer mans stelt dat onder meer geke ken wordt naar de maaginhoud van de Japanse oesters, waar door duidelijk wordt of ze in derdaad mossellarven consu meren. Ook wordt de broedval van mossels en kokkels in de Augustijn stopt de zomer in bed Sint-Augustinuspatroon van de boekhandelaren en bibliothecarissen, is 28 augustus) Nieuwe weerwoorden zijn welkom bij de redactie PZC, postbus 18, 4380 AA, Vlissingen, fax 0118- 470102, e-mail redactie@pzc.nl. foto's Dirk-Jan Gjeltema buurt van de oesterbanken on derzocht. Mogelijk kunnen ge gevens boven water komen, waaruit blijkt waar het plafond voor de verspreiding van de Ja panse oesters in de Oosterschel de zit. Kamermans merkt op dat het voedselaanbod sowieso een limiterende factor is. Schelpkalk CvS-hoofd Smaal onderstreept dat de buitenlandse gasten zor gen voor ruimtebeslag en een rol spelen in de voedselketen en zo doende weer impact hebben op de visserij. Dat niet alleen. Hun aanwezigheid kan ongunstig uitpakken voor de recreatie en de natuur. „Als de Japanse oes ter een vijand is van de kokkel, is zij ook een vijand van de vo gels die kokkels eten, zoals de scholekster. Het is niet alleen negatief. Ze kunnen ook een functie hebben als vestigings plaats voor andere dieren en planten. Maar het is uiteindelijk een exoot en het kan niet de be doeling zijn dat die inheemse soorten verdringt." Handig als ze zijn in Yerseke, is inmiddels nagegaan of de schel pen van de Japanse oesters bruikbaar zijn als grondstof voor schelpkalk. Dit blijkt het geval te zijn, al moet dan wel op een simpele wijze het vlees ver wijderd kunnen worden. Bedoe ling is de schelpen in diepe put ten te storten, waardoor het vlees tijd krijgt af te sterven. De schelpen kunnen daarna wor den opgevist en omgezet wor den in schelpkalk. Rinus Antonisse Buitengebied is een wekelijkse bijlage over natuur en landschap, land- en tuinbouw, streektaal en streekcultuur, visserij, recreatie en vrije tijd. Vragen, opmerkingen en suggesties zijn welkom bij de redactie van de PZC, postbus 18, 4380 AA, Vlissingen, fax 0118-470102, e-mail redactie@pzc.nl Oude verhalen gaan nogal eens over sprookjes- of spookachtige wezens die onder water leven, zoals het monster van Loch Ness. Het is immers ook nog maar sinds relatief kor te tijd dat de mens zelf goed en comfortabel onder water kan kijken naar wat daar allemaal leeft. Het is dus niet verwonder lijk dat sinds mensenheugenis allerlei, soms wereldberoemde, verhalen de ronde doen over de meest wonderlijke waterwe zens. Wat dichter bij huis, zoals in de Oosterschelde, en heel wat klei ner dan het vermoedelijke monster van Loch Ness, komen diertjes voor die ook tot de ver beelding spreken. Als je ze ziet, dan denk je: hoe kan dat nou le ven? Het lijken wel kleine ske letjes. Dat zie je ook aan de Nederlandse namen: spook- kreeftje, wandelend geraamte, teringlijder. De diertjes behoren De PZC heeft een stuk Oosterscheldenatuur geadopteerd. Het gaat om de Rumoirtschorren en de Slikken in de Krabben- kreek, achterin de Oosterschelde. Ook het schorretje voor de Oesterput, langs de noordkust van Noord-Beveland behoort bij het geadopteerde gebied. De krant betaalt mee aan het be houd van dit bijzondere stukje Zeeland, door een sponsorbij drage aan Het Zeeuwse Landschap. In 'Bijzonder blauw' wordt het wel en wee van het reservaat belicht en bovendien komen er regelmatig vertegenwoordigers van de unieke flora en fauna ter sprake. tot de kreeftachtigen en danken de Nederlandse benamingen aan hun lange, dunne, takachti- ge lichaam dat uit een aantal segmenten bestaat met daaraan gelede poten. De kop is geheel of gedeeltelijk vergroeid met het eerste segment en daarna vol gen nog zes segmenten. In ons land zijn de twee meest voorko mende soorten Phthisica mari- na, die aan elk segment een paar poten draagt en drie paar kieu wen heeft en Caprella linearis (spookkreeftje) die aan het der de en vierde segment een paar rudimentaire (onontwikkelde of gereduceerde) poten heeft en twee paar kieuwen. Caprella macho (machospookkreeft) is zeldzamer en werd in 1993 voor het eerst in Nederland gevon den. Het is waarschijnlijk een Oost-Aziatische soort die be kend is van verschillende plaat sen in de Ooster- en Wester- schelde en heeft stompe stekels op de'rug. Alle genoemde soorten leven in het intergetijdegebied maar ook in dieper water en komen veel Phthisica marina heeft geen Nederlandse naam en komt voor langs de West-Europese kusten en de Middellandse Zee. foto Mat Vestjens en Anne Frijsinger voor op onder meer sponzen, al gen, mosdiertjes en hydroidpo- liepen. Ze kunnen zich daaraan vasthouden met de achterste pootparen en zo meedeinen met het water. Met het voorste deel van het lichaam veroveren zij hun prooi: dierlijk plankton. Als zij zich willen verplaatsen kunnen zij dat 'zwemmend' doen door hun lichaam te strek ken en te buigen. Maar ook 'kruipend', door zich te bewe gen als een spanrups: afwisse lend de voorste en achterste po ten vastgrijpen en het lichaam afwisselend te krommen en te strekken. De mannetjes en vrouwtjes zijn van elkaar te onderscheiden doordat de vrouwtjes een 'broedbuidel' of 'eizak' hebben waarin de eieren gedragen wor den. Ook de lichaamslengte ver schilt iets: mannetjes Phthisica marina ongeveer 2,5 cm; Ca prella linearis ongeveer 2 cm) worden langer dan de vrouwtjes (ongeveer 1,5 cm). Tijdens de excursie Wandelen langs de vloedlijn kunnen be langstellenden een kijkje nemen in de Oosterschelde. De Biologi sche Werkgroep van de Neder landse Onderwatersport Bond leidt wandelaars rond door de duinen van het natuurgebied op Neeltje Jans en langs een aantal aquaria waarin wieren en die ren uit de Oosterschelde ten toongesteld worden. Dominique Willemse De eerstkomende excursie Wandelen langs de vloedlijn is komende zondag om 14.00 uur. Vertrek bij het bord 'Startpunt natuurexcursies' op de parkeer plaats bij Waterland Neeltje Jans (aan de Oosterschelde- kant). Deelname: volwassenen 3,50; kinderen tot en met 12 jaar 1,-; Volwassenen die lid zijn van Het Zeeuwse Land schap of Vereniging Natuurmo numenten: 2,-. Informatie en aanmelden (niet verplicht, voor groepen wel ge wenst): Stichting Het Zeeuwse Landschap (0113-569110)of Dominique Willemse, Biologi sche Werkgroep NOB (0118- 642532).

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 19