Schrijven
vanuit het
zwijgen
Na jou kom jij opnieuw
Marie
Kessels:
Het
nietigste
Uit het leven van een gebruiker
1® Ll&MD!A
rk zwijg. Met die mededeling opent Het nietigste, het
nieuwe boek van Marie Kessels. De twee woorden
•r. drukken uit wat reeds bekend is. De schrijfster schrijft,
maar spreken doet zij niet. Haar zwijgen intrigeert
bovenmatig, niet in de laatste plaats omdat zij behalve
schrijfster al jarenlang kioskhoudster is op het NS-station in
Den Bosch, een combinatie van werkzaamheden die een
romantisch soort eigenzinnigheid suggereert en die
nieuwsgierig maakt naar de achtergronden ervan.
vrijdag 23 augustus 2002
De vier boeken die Marie
Kessels tot nu toe schreef,
naast de hoge omzetten die zij
boekte aan gevulde koeken,
werden alle vier met een of an
dere prijs bekroond. Voor de
vier tezamen kreeg ze in januari
van dit jaar de Anna Bijnsprijs.
Op geen van de huldigingen liet
ze zich zien, laat staan dat ze
sprak.
Mede gezien de strenge onver
biddelijkheid van de openings
zin van Het nietigste en de hard
nekkigheid waarmee ze de
pubLiciteit mijdt, zullen
nieuwsgierigen zich bij haar
zwijgen moeten neerleggen. Wel
komen zij in het eerste hoofd
stukje van haar nieuwe boek
aan de weet waarom Marie Kes
sels zwijgt. Spreken verveelt
haar, schri j ft ze. Al zwijgend ge
beurt haar iets wonderbaar
lijks. Zij tuimelt 'angstig en ver
rukt' in een reusachtige vrije
ruimte, waarin de werkelijk
heid zich aan haar openbaart en
weer verdwijnt. Als ik het goed
begrijp dan is schrijven voor
haar het tot in de allerkleinste
details terughalen van de wer
kelijkheid en de woorden te be
hoeden voor het moeras van
welbespraaktheid en gebabbel.
Korter gezegd komt het erop
neer dat zwijgen voor Marie
Kessels een voorwaarde is om te
schrijven. Wat een geluk dat zij
zwijgt, want het levert boeken
op die het lezen meer dan waard
zijn.
Het nietigste is wel een beetje
een vreemd boek. Want wat is
dit nu? Een roman, zoals de uit
gever meent dat het gelezen zou
kunnen worden? Dat in geen ge
val. Een roman suggereert een
zich ontwikkelende verhaallijn,
hetgeen Het nietigste ten enen
male ontbeert. Een verhalen
bundel? Een filosofisch essay?
Wellicht. Het boek bestaat uit
een verzameling korte stukjes.
Anderhalve bladzij, soms meer,
meestal minder. Sporadisch
vertellen ze een verhaal, vrijwel
steeds zijn ze bespiegelend van
aard, filosofisch, vaker nog psy
chologisch. Maar een essay?
Mogelijk komt autobiografi
sche notities nog het meest in de
buurt, al is notities ook al zo'n
ongelukkig woord bij het proza
van Marie Kessels, omdat zij
juist een grote nauwkeurigheid
nastreeft. En allemaal autobio
grafisch zijn ze ook niet, maar
de meeste denkelijk wel.
Wat sprekend niet gaat, kan
schrijvend blijkbaar wel: Marie
Kessels geeft zich in Het nietig
ste schaamteloos bloot. Als een
doe-het-zelf-dokter analyseert
zij haar kwellingen van lichaam
en geest ('Als ik toch eens baby-
zachte wangen en een harde
mannentorso had, wat zou ik
dan goed in mijn vel zitten!
haarsombere buien, haar inner
lijke strijd, tussen zwijgen en
spreken, bijvoorbeeld, haar om
gang met de buitenwereld, de
spanning van andermans nabij
heid, haar overlevingsstrategie-
en, de herrie in haar hoofd, haar
woede, de gevoeligheid van
haar zintuigen, haar verlangen
iemand eens flink op zijn bek te
timmeren; het prikkelend mon
sterverbond, kortom, dat zij met
het leven aangaat.
De ik-figuur in het boek, zou je
zeggen, is iemand die door haar
compromisloze onaangepast
heid gedoemd is alleen te blij
ven. Of toch niet? In de tweede
helft van het boek, getiteld
'Vooreen nieuwe mens', wordt
een tweede personage ten tonele
gevoerd, met wie een soort van
samenleven mogelijk lijkt.
Waarmee 'Het nietigste' mis
schien toch weer neigt in de
richting van een roman.
Met name in het eerste deel,
'Aantekeningen van een verwil
derde (ik)', legt de schrijfster
een buitengewoon scherp en bij
tijd en wijle tamelijk meedo
genloos observatievermogen
aan de dag, vooral ten aanzien
van haarzelf. Naar de lezer toe
werkt dat hier en daar behoor
lijk confronterend, zoals een
goed boek overigens behoort te
doen.
Dat én haar geconcentreerde
schrijfstijl maken het lezen van
Het nietigste tot een inspannen-
foto PeerReede
de bezigheid. Het is geen boek
om, zoals een meeslepende ro
man, in een keer doorheen te ja
gen. Noodgedwongen heb ik dat
toch gedaan, maar voor u schrijf
ik als recept twee tot drie keer
per dag een stukje voor.
Peter van Vlerken
Marie Kessels: Hel nietigste - Uitge
verij De Bezige Bij, 238 blz., €1 9,50.
Er zijn veel meer mensen die
gedichten schrijven dan
mensen die gedichten lezen.
Vijfhonderd verkochte exem
plaren: dat wordt voor een
dichtbundel als een succes be
schouwd. Intussen wordt op wel
vijftigduizend zolderkamers re
gelmatig poëzie geschreven. En
dan tel ik de koortsachtige toe
standen vlak voor 5 december
niet mee! Het kan met zulke cij
fers bijna niet anders of de ama
teur-dichters hebben weinig in
teresse voor de kunsten van hun
professionele collega's. Of pro
fessioneel is met zulke verkoop
cijfers eigenlijk het woord niet.
Een feit is dat het werk van de
zondagsdichters steeds minder
op de officiële poëzie lijkt
Navolging blijft het opvallend
ste kenmerk van amateur-poë-
zie. Het zijn echter niet de dich
ters van vandaag die worden
geïmiteerd, maar de. dichters
van gisteren of liever nog die
van eergisteren. Dat kan tot re
gels leiden als: 'Luister naar
mijn oor, mijn hart./ Die gij be
mint spreekt niet van liefde./ De
snaren van zijn lier zijn onge
stemd.' Merkwaardig genoeg is
dit een citaat uit een keurig uit
gevoerde bundel die onlangs
verscheen bij een keurige lite
raire uitgeverij. Geen schrijfsels
van de zolderkamer dus, maar
officiële literatuur? Toch ook
weer niet helemaal.
Niets dat zegt heet de bundel
waar het om gaat. De dichteres
in kwestie is Patricia de Marte-
laere (geb. 1957). De pretenties
die haar gedichtenboekje uit
straalt worden in een verant
woording weer gedimd. ,,Deze
bundel is niet bedoeld als een
debuut in de dichtkunst, maar
als een volstrekt eenmalige ge
legenheidsbundel", zegt ze. Ver
der meldt ze een selectie te heb
ben gemaakt uit de gedichten
die ze de afgelopen twintig jaar
schreef: „zonder de ambitie een
dichter te willen zijn en zonder
een eigentijdse poëtica voor
ogen."
Zij neemt aldus met de ene hand
wat ze met de andere gaf. Wil ze
nu wel of niet als dichteres wor
den beoordeeld? Ze heeft de
keuze gemaakt haar poëzie te
publiceren, daarom tellen de
aarzelingen en verontschuldi
gingen niet. Misschien komen
die uit misplaatste gêne voort.
Want Niets dat zegt bevat -
naast een aantal zwakke, om
slachtige en sleets overkomende
verzen - óók verfrissende, kern
achtige en sterke poëzie. Voor
het hierbij afgedrukte gedicht
waarin op een paar bekende for
mules uit kinderspelen wordt
gevarieerd, hoeft de dichteres
zich niet te schamen. Sterker,
zelfs Judith Herzberg zou zich
voor dit gedicht niet schamen.
Ja,hetvaltrnoeili,kteontke„.
nen dat in dit geval haar aanpak
is geleend. p
Toch is Patricia de Martelaerein
deze poëzie eerst en vooral Pa
tncia de Martelaere, deschnif"
ster zoals we die kennen uit haar
romans en essaybundels dé
wijsgeer die heilig gelooft in de
herhaling van de dingen Eer
nieuwe liefde is in haar ogen de
voortzetting van een oude lief
de. Of zoals ze het in een gedicht t
noemt: 'Na jou kom jij opnieuw'
Veel zondagsdichters schrijven
over de liefde, maar niet op deze
manier: tegelijk zo hevig door
leefd en zo genadeloos relative
rend. De thematiek van de ama
teurs, de toon van de profs. Het:
is daarom niet vreemd dat ook
Patricia de Martelaere zich zelf
geen raad weet met haar poëzie
Hoort ze bij de vijftigduizend
zolderkamers of bij de vijfhon
derd verkochte bundels?
Mario Molegraaf
Patricia de Martelaere: Niets datj
zegt. Gedichten - Uitgeverij Men-
lenhoff, 48 pag., €13,50. 11
Zo dichtbij niets, zo zonder
onderkomen, zo zonderling.
Zo draai ik mij om en om en
zie en zie wat niemand ziet.
Het begint met nergens, en eindigt
op niets. Koud. Koud. Warmer.
Alleen wie weg is, is gezien.
Hoe kun je zo zijn, zegt hij.
Niet, zeg ik. Niet
Patricia de Martelaere
Literatuur en drankzucht
hebben wat met elkaar. Zo
als jazz en drugs wat met elkaar
hebben. Legendarisch zijn de
verhalen over al die woorden
pracht die uit een kelkje is gebo
ren. De dichter J.C. Bloem was
een onverbeterlijke drinker.
Desondanks, of misschien juist
dankzij, schreef hij wonder
schone verzen. En Carmigggelt
natuurlijk, de geboren kroeglo
per: wat had hij gemoeten zon
der de drank.
Het heeft ook wel wat, die ge
borgenheid van de kroeg, het
zachte lamplicht, het zwijgen
van de habitués, af en toe een
nieuwkomer die beschutting
zoekt tegen de boze buitenwe
reld. Langzaam vervaagt het
hier en nu en wordt de tijd een
warme zee waarin het zacht
dobberen is. Of zoiets. Het is
meestal het beeld dat de buiten
staander, de niet-drinker, uit li
teraire alcoholdampen weet te
destilleren. Carmiggelt wist zijn
lezers zo een veelkleurig rad
voor ogen te draaien. Dat de
werkelijkheid heel wat schrij
nender was wisten slechts een
paar ingewijden. Maar die wer
kelijkheid was niet literair.
Onlangs verscheen En boven al
les de maan. Notities van een
drinker van de Rotterdamse
journalist, columnist en dichter
Hans Kok. Notities, korte en
langere verhalen, over zijn le
ven als 'gebruiker', alcoholist,
of hoe je het noemen wilt. De
verhalen gaan over ontmoetin
gen, met vrienden, met wou
wen. Over de grijnzende leeg
heid van het bestaan, maar ook
over de geborgenheid van de
kroeg. Over de langzame ont
hechting aan het dagelijks be
staan. Over de rituelen van het
drinken, de ongeschreven wet
ten. De vage grenzen tussen het
sociale glas aan de tap met
wienden en het drinken waar
van geen weg meer terug is.
Maar ook over de moed der
wanhoop die nodig is om die
laatste banden met een steeds
bezorgder omgeving niet kwijt
te raken. Om het laatste beetje
waardigheid te koesteren en
met inzet van alle krachten via
de kliniek voor verslaafden te
beginnen aan de moeizame weg
terug, die slechts weinigen tot
een goed einde brengen. Terug
naar een leven zonder drank.
Maar zonder garantie dat het
leuk wordt. 'Alcoholisten gaan
door op de neergaande weg tot
Rudy Kousbroek
er geen weg meer is. Vrijwel elk.- r;
poging om het pad der drank- E
zucht te verlaten faalt. Aan jcr: e
te proberen die voorspelling it d
logenstraffen.' K
Hans Kok beschrijft die wej'wi
naar beneden en naar boves tc
zonder nadruk, met humor es-gj
zelfspot, in een sober, ma» c
prachtig proza. De verhalen n- hi
gen zich aaneen, ogenschijnlijk]
als losse fragmenten, bespiegt- L
lingen, maar gaandeweg vojjsf
men ze een geheel. 0i
Geen galgenhumor en nw ct
schrijverij om de lezer op af; N
stand te houden. Geen geroj-m
mantiseerd beeld, waar je all d<
lezer altijd buitenstaande ze
blijft. Geen wrede werkelijk- M
heid bij het ontwaken 'ter lemj.ee
en vermaan'. Maar met een bijj-vE
na ob j ecti verende eerlijkheids gr
lichtvoetigheid laat Hans Koim
je meelopen met z'n ups eéü
downs. Dan zie je jezelf zitte'vi
tegenover hem op het terras, Sa
lekker soezerig in het zonnetje;, te
en zou je willen zeggen, kom lil
Hanswe nemen er nog een, se
'ze
Frans Alter, op
Hans Kok: En boven alles de mac: le
Notities van een drinker - Uitgeiei da
Ad. Donker, 176 pag., €17,90. I mi
D
Co
ste
rit
po
voedsel voor krokodillen
Op een boot als deze heb ik als
kind een tocht gemaakt over
een van de grote rivieren van
Sumatra, vanaf waar wij
woonden in het binnenland tot aan de kust,
waar de rivier vele kilometers breed werd, zo
dat je de oevers haast niet meer kon zien. Ik zeg
'een boot als deze', maar eigenlijk is dat een ru
we benadering: de onze, de 'Victoria', was klei
ner, ouder en met oneindig veel meer zorg ge
bouwd en afgewerkt, met blinkend messing en
geverniste mahoniehouten koekoeks. Maar
toch, als ik kijk naar de achtersteven, de klink
nagels, de houten stootrand om het schip heen,
de railings (hoe armoedig van detail ook), het
tentzeil en de slap hangende Nederlandse vlag
- dan overvalt mij weer dat gevoel van 'aan
boord' te zijn, in zo'n klein universum, afge
sneden van de buitenwereld, een nergens mee
te vergelijken ervaring.
Hoeveel van zulke schepen zouden er nu nog
rondvaren op de tropische rivieren van Azië en
Zuid-Amerika? Op een rivierboot is dat gevoel
van 'aan boord zijn' nog intiemer, vooral als er
de geuren bijkomen van oerwoud en stoomma
chine, de neusklanken van een koffergrammo
foon en het bonken en schuren van voorbijdrij
vende ontwortelde bomen tegen de
scheepswand. Zulke details staan me nog dui
delijk voor de geest, met het geroep van de vo
gels en apen uit de twee groene muren die zich
voor ons openden als de gordijnen bij een to
neelvoorstelling.
De geluiden van het oerwoud zijn onvergete
lijk beschreven door Evelyn Waugh in Ninety-
two Days, A Journey in Guiana and Brazil
(1934), (ik citeer naar de Nederlandse verta
ling van G.J. Zwier, Veen 1987): '..vaak hoor
den wij dood hout neervallen in het omringen
de woud, maar achter dat alles en er bovenuit
en er dwars doorheen waren de stemmen van
het oerwoud te horen (-), zelfs voor mij waren
enkele geluiden onmiskenbaar. Zo had je de
brulapen (-) en dan had je de kikkers, sommige
helder als die in Zuid-Frankrijk, andere diep
en hees. Er was een vogel die loeide als een koe
(-) en weer een andere die twee schelle, metaal
achtige tonen sloeg, als met een hamer op een
koperen waterbak; deze werd de klokvogel ge
noemd; er was een vogel die het geluid maakte
van een startende motorfiets; een spechtsoort
die heel snel met zijn snavel hamerde; er waren
verschillende vogels die floten als loopjon
gens; er was er een die onophoudelijkQu'est-
ce qu'il ditop uitdagende toon herhaalde. Er
was een insect dat op een bepaalde manier
gonsde (-): 'Luister, heel interessant. Dat is de
'zes-uur-kever', zo noemen we hem omdat hij
dat geluid altijd precies om zes uur maakt.
'Maar het is nu kwart over vier.' 'Ja, daarom is
het zo interessant.'
Intussen is wat op deze foto de aandacht trekt
natuurlijk dat krokodillenpaar op de achter
plecht, waarbij ik moet aantekenen dat kroko
dillen bijna zo hoog uit het water kunnen
springen als ze daar nu hangen; daar bestaan
foto's van, er staat er een in het boek van Jet
Bakels, Het verbond met de tijger. Tijdens de
tocht met de Victoria zag ik links en rechts op
de modderbanken dozijnen krokodillen lig
gen, soms met hun bek wijd open, een beeld dat
mij veel later nog uit de slaap kon houden. Van
af zo'n boot op krokodillen schieten was een
populair tijdverdrijf in Indië.
In een wat vroeger verleden hielden Indonesi
sche vorsten er soms een vijver met 'heilige
krokodillen' op na, welke dieren gevoed wer
den met mensen wier gezicht of levenswandel
de vorst niet aanstond. Midden in de negen
tiende eeuw was er in Soerakarta nog een mos
kee met een heilige krokodil. Er is het bloed
stollende verhaal van de VOC-onderkoopman
Anthonij Paulo die in 1625 samen met nog een
paar anderen gevangen werd genomen door de
sultan van Mataram. Deze probeerde hen tot
de islam te bekeren en blijkbaar was dat na elf
jaar nog niet gelukt, want in 1642 besloot de
vorst enkele van deze ongelovigen die 'onbe
sneden ofte nae hunne wijse geen vrouwen wil
len trouwen' voor de krokodillen te werpenZo
geschiedde met Anthonij Paulo, alleen zonder
medewerking van de krokodillen, die 'tegens
natuer, in 't aansien van onse gevangens en
duijsende Javaenen, aan 't lichaem kwamen
ruijeken', maar van het Christen vlees weiger
den te proeven. Ook nadat de dieren drie dagen
lang niet waren gevoederd bleven ze devoot
vasten, ja zelfs kon Paulo in stukken worden
foto ANP. 1953
gesneden 'sonder datter ooijt een der caimans
nae taelde'. Zo redde onderkoopman Anthonij
Paulo, bijgestaan door de heilige krokodillen,
wel de eer van het Christelijk geloof maarniet
het leven.
Bel<