Afgeknapt op corrupt Marokko fiss Ter kerke Van Gogh moest schrijven Verrassend volwassen debuut van zestienjarige Fouad Laroui 21 P.A.S.S.A.G.E.S e beroemde Zuid-Afrikaanse schrijver J.M. Coetzee omschreef Nederland nog niet zo lang geleden als een tergend saai laagland waar een kunstenaar niets te zoeken heeft. Een even rusteloze, I kritische geest als FouadLaroui(Oujda, 1958), van wie nu de roman De tanden van de topograaf is vertaald, noemde Nederland juist een bijzonder inspirerend land. vrijdag 19 juli 2002 Waarom? ,,In Nederland mag je kritische vragen stellen. Hier zijn stijl en steen verweven in één stad, om je be ter in staat te stellen van je leven een kunstwerk te maken", schrijft de Amsterdamse schrij ver van Marokkaanse komaf in 'Vreemdeling: aangenaam'. Dat boekje schreef Laroui recht streeks in het Nederlands speci aal voor de Boekenweek 2001, waarin allochtone schrijvers centraal stonden. De vraag is of Coetzee en Laroui er in het hui dige grimmige politieke kli maat in Nederland nog hetzelf de over denken. Feit is dat ons land als toe vluchtsoord voor vervolgde schrijvers een zekere naam heeft op te houden. Laroui wijst daar in zijn essay nog eens fijn tjes op. Kon Voltaire, een van de meesters van de Verlichting, hier immers niet zijn meest con troversiële boeken laten druk ken om aldus de kracht van de satire te bewijzen? Met Voltaire voelt Laroui zich als satiricus verwant. Evenals de 18e-eeuw- se meester neemt hij in zijn werk de samenleving op de korrel en kaart hij op speelse en genade loze wijze fundamentele zaken aan als religieuze (onverdraag zaamheid en het verschijnsel vooroordelen. Maar Laroui is geen nestbevuiler, hij bestrijdt niet zozeer de islam en de cul tuur waaruit hij voortkomt, maar wél de uitwassen ervan. Hij voert in zijn romans figuren van Marokkaanse komaf op die in het westen hun weg proberen te vinden en erachter komen dat ze bij terugkeer 'vreemdeling in eigen land' zijn geworden. Ze kunnen er niet meer aarden. Fouad Laroui is in Marokko ge boren maar deels in Frankrijk getogen, waar hij wis- en na tuurkunde en civiele techniek studeerde. Hij woonde kort in Engeland, week in 1989 uit naar Amsterdam, en bezit sinds 1995 de Nederlandse nationaliteit. Momenteel is hij onderwijsdi- recteur van het instituut voor Milieuvraagstukken van de Vrije Universiteit in Amster dam. Hij schreef drie romans, alle in het Frans. Zijn recente dichtbundel 'Verbannen woor den' schreef hij wél direct in het Nederlands. Dit boek werd ge nomineerd voor de C. Bud- dingh'-prijs, die uiteindelijk ging naar de Vlaming Erwin Mortier met diens 'Vergeten licht'. In zijn poëziedebuut be toont Laroui zich een geënga geerd dichter zonder dat die maatschappelijke betrokken heid de poëzie al te zeer in de weg zit. Zijn derde roman verscheen twee jaar geleden allereerst in Nederlandse vertaling: het schitterende 'Kijk uit voor de parachutisten' ('Méfiez-vous des parachutistes' uit 1999), over een jonge ingenieur wiens leven een onverwachte wending neemt als een zonderlinge para chutist bijkans in zijn armen landt. Daarna verscheen zijn tweede boek, het tragikomische liefdesverhaal 'Judith en Jamal', een moderne variant op Shakespeares Romeo en Julia. Judith is van joodse afkomst, Jamal van Arabische. Onlangs verscheen zijn debuut uit 1996 in Nederlandse vertaling, De tanden van de topograaf, dat in Frankrijk werd bekroond met de Prix Albert Camus. Het is een buitengewoon rijk boek, als de buut verrassend en verfrissend, maar van zijn drie romans toch de minste. Niet omdat Laroui's vermoedelijk meest autobio grafische boek teleur stelt, maar omdat die twee andere boeken zo goed zijn. Hoofdfiguur van De tanden van de topograaf is een jongeman die naar het Franse lyceum in Casablanca gaat. Hij laaft zich aan de Franse Verlichtings schrijvers Diderot en Voltaire - voor Laroui geldt wat voor de Franse meesters gold: vrijheid is de kern van het schrijven. Zijn vader verdwijnt spoorloos en met zijn moeder heeft hij geen contact meer. In een eindeloze reeks anekdotes krijgen we een beeld van de Marokkaanse sa menleving, die door en door cor rupt is, waar de leugen regeert en niets en niemand oprecht lijkt. De verteller knapt af, niets bindt hem nog. Hij wil als indi vidu niet langer opgaan in de onoprechte, kleurrijke grijsheid van het collectief. Op het einde gebeurt er iets verschrikkelijks waardoor de navelstreng met zijn vaderland definitief wordt doorgesneden. Zo bezien lij kt De tanden van de topograaf een zwaar, tragisch boek. Maar dat is bezijden de waarheid, want Laroui vertelt zijn verhaal licht en speels. Een voorbeeld. Als de verteller een spion heeft afgepoeierd, min of meer diens rol heeft overgeno men, schrijft Laroui: „Ik werd een volleerde spion. Ik volgde mezelf overal waar ik ging. Ik kon zelfs mijn eigen gedachten lezen. Maar omdat ik niet zoveel gedachten had leverde dat wei nig op." Laroui beschrijft de wederwaardigheden van zijn antiheld in een wervelende vaart van monologen, associa ties en dialogen, brutaal, hila risch, erudiet, weerbarstig, aan genaam chaotisch zonder dat de schrijver het overzicht verliest. Het is vaak onweerstaanbaar geestig, maar met een bittere ondertoon. Alleen aan het slot, waarin Laroui zich wat al te na drukkelijk een geëngageerd schrijver toont, is het hem dode lijke ernst. Hoe het zij, met De tanden van de topograaf bewijst Fouad Laroui wederom dat hij een bijzonder schrijver is op wie we zuinig moeten zijn. Nico de Boer Fouad Laroui: De tanden van de to pograaf - vertaald door Frans van Woerden; uitgeverij G.A.van Oor schot, 168 blz., €16,-. Twee gedachten strijden na lezing van Adem om de voorrang. Wat is nu eigenlijk verbijsterender? De kwaliteit van de roman of de leeftijd van de schrijfster? Anne-Sophie Brasme was zestien toen ze het boek schreef en zeventien toen het vorig j aar uitkwam en al me teen werd genomineerd voor de prestigieuze Franse literaire prijs Prix Femina; ze moest haar eindexamen voor het lyceum nog afleggen. De verleiding om van een 'nieu we Frangoise Sagan' te spreken is groot. Sagan was bijna even jong als Brasme, toen haar de buutroman 'Bonjour tristesse' in 1958 meteen een hit werd. Met een knipoog naar een van Sagans latere boeken ('Aimez- vous Brahms?') zette Le Nouvel Observateur dan ook alAimez- vous Brasme?' boven een recen sie van Adem. Maar eigenlijk hebben andere Franse bladen gelijk, die stelden dat zo'n ver gelijking met Sagan tekort doet aan het onmiskenbare eigen ta lent van Brasme. Al op pagina dertien van Adem wordt de lezer met de harde fei ten geconfronteerd: 'Mijn naam is Charlène Boher en ik ben ne gentien jaar. Al bijna twee jaar zit ik hier te verkommeren, en wacht tot er weer een dag voor bijgaat en eindigt die precies zo was als de vorige. Ik was nog maar net kind af en ik had al iets onherstelbaars gedaan. Twee jaar geleden, in de nacht van 7 op 8 september, heb ik iemand gedood... De mensen om me heen mogen me dan verachten, me blikken vol haat toewerpen, ik heb geen spijt, hoort u me, ik heb nergens spijt van, van geen van de gebeurtenissen die mijn leven hebben verwoest. Wegzin ken in waanzin is niet alleen een noodlot, misschien is het ook wel een keuze.' Charlène Boher zit in de gevan genis en probeert, al schrijvend, te overzien hoe het zover heeft kunnen komen dat ze iemand heeft vermoord, dat ze ging lij den aan 'een ongeneeslijke ob sessie'. Wat volgt is het leven, eerst van een wat lastig, onstui mig kind, dat de liefde van haar ouders en broer niet herkent en zich vaak in eenzaamheid te rugtrekt, dan van een adoles cente die op onheilspellende wijze in de ban raakt van Sarah, die zich steevast als Charlènes 'beste vriendin' afficheert. Met een ijzingwekkend precieze woordkeuze legt Brasme vast hoe het tienermeisje Charlène zich door Sarah laat overdonde ren: 'Het was geen liefde die weldadig was, integendeel. Een teveel aan liefde, een liefde die omslaat in haat, betekent dat je je eergevoel opoffert, je eigen vrijheid prijsgeeft, betekent dat je jezelf pijn doet, onherroepe lijk. Mijn liefde voor Sarah was een perverse, smartelijke, kop pige hartstocht.' Even lijkt het erop of het tij nog kan worden gekeerd als de zachtaardige Maxime in het leven van Char lène opduikt, maar dan, in een duizelingwekkende versnel ling, raast het boek naar het 'on herstelbare' einde. Aly Knol Anne-Sophie Brasme: Adem. Verta ling Marianne Kaas - Uitgeverij Meulenhoff, 157pag., 15,-. Naar Russeland varen! De roep van Sint-Petersburg, stad aan de Newa, paleizen en boulevards, tsaren, tsarina's, grootvorsten, vergulde krullen en kristal, orkesten, de lichte cavalerie, het versierde leven, het ruischende licht der kathe dralen, de schittering van de Witte Nachten. Petersburg, stad van de ijzige stormen, de golf slag in de straten, oord van kille kerkers, sombere dichters, de snelle opkomst, de tand des tijds. De ochtenden bieden hun keuze: de koude dag brengt zil ver op water, keien en gevels, een zonnige dag wappert met goud en de grauwe ochtend stond die - op dagen zonder mu ziek - aanwaait vanuit de Golf, verzekert een grijze greep, uit zichtloos. Is dit een stad van mensen of een beeldenpark, vol hoog brons en neêrdrukkend marmer? Petersburg komt van de tekentafel. Het is aangelegd en niet ontstaan, op bloed ge bouwd, in zweet en tranen, met zakelijke zorg gecomponeerd, geheel volgens het meesterplan. Voorbeelden te over. Amster dam wordt genoemd en Venetië aan de lagune. Ten rechte? Pe tersburg, breed en ruim en open, komt tekort bij zijn voorbeel den. Het mist de groei en het hart, de lange lijn, een doorleef de traditie. En toch, de lokroep is er: de stad noodt tot verga pen. In het jaar 1867 verlaten de heer Charles Lutwidge Dodgson en diens reisgenoot Henry Parry Liddon op zaterdag 13 juli te Dover het perfide Albion op weg naar het Continent, op weg naar Petersburg waar Rusland op af stand wordt bestierd. Dodgson, 35 jaren vroegoud, noemt zich zelf ook wel Lewis Carroll, de schrijver die Alice haar Won derland heeft bezorgd. Boten en treinen voeren het mensenkluwen aan dat twee volle maanden, in wisselende samenstelling, het ongenode ge zelschap der reislustige Angli canen zal vormen. Dodgson moet er even aan wennen, maar niet gedraald, de wereld ligt open en hij kan zowaar zijn veeleisende studieën als mathe maticus voor een wijle terzijde schuiven. Er is wat werk achter de rug: hetzelfde jaar 1867 had al de uitgave van zijn Guide to the mathematical student; ele mentary treatise on determi nants te zien gegeven. Nu kan hij zich overgeven aan het mate loos beloeren van het vasteland en zijn inboorlingen, strijden om koteletten en wondere wij nen, werven om de blikken van zeer jeugdige dames en de dor stende ziele laven aan het geluk dat het Woord des Heeren hem - met tussenpozen, doch in niet geringe mate - vermag te schen ken. Journaal Dodgson hield een deel van zijn belevenissen warm in een dag boek dat nu als Journaal van een reis naar Rusland in 1867 einde lijk in een Nederlandse verta ling is verschenen. Hoewel het journaal onweêrsprekelijk door de man Dodgson is genoteerd zonder enig oogmerk van ver spreiding, luidt de auteursnaam Lewis Carroll. De faam van het alter ego waarborgt immers een wat ruimere distributie, ook al is het overige journaaiwerk van Carroll dor, droog en weinig uit nodigend voor nadere leesoefe ningen. Hoe volstrekt anders is het met dit dagboek! Het is een aaneenschakeling van spranke lende observaties, verbazing- Ch. L. Dodgson/Lewis Carroll wekkende scènes van stad en lande, beschrijvingen van mu sea, hotels, de razende trein in het landschap, de zaken des ge- meenen levens, copieuze maal tijden, schutterende obers en - vergeten we niet - de zeer jeug dige dames. Dodgson doet tijdens zijn pas sage bijzondere waarnemingen. Op dinsdag 23 juli meent hij bij Dantzig kraanvogels in hun nesten bovenop hoge daken te zien. Het zullen het moeras ont vloden laatbroeders zijn ge weest. In Brussel ontwaart hij - ik volg de vertaling - tijdens een processie in de Sint-Goedele 'een grote lijkvaas op vier stok ken, waaronder de priesters lie pen die de hostie droegen'. Een lijkvaas op stokken? Wie mag daar wel in gehuisd hebben? Was er toevallig een aflijvige koning van Siam op staatsbe zoek? Het lijdt weinig twijfel dat het de Sacrementsprocessie betrof en dat de vier gekende stokkenisten volgens beproefd gebruik het Baldakijn strak en hoog hielden, waaronder de hostie in de monstrans het vro me volkske werd getoond. Te Petersburg wordt Dodgson het slachtoffer van pure 'verlakke rij'. Hij prijst het prachtige mar mer van de vestingskerk. De at tente beschouwer heeft niet veel seconden nodig om te zien dat Petrus Paulus het met kunstig gelakt hout moeten stellen... Er wordt - samen op weg - danig en met toewijding gekerkt. Twee maanden duurt de reis. Die ommeganck levert 59 noti ties op van bezoeken aan kathe dralen, basilieken, kerken, kloosters, kapellen, een enkele synagoge en een moskee. Voor waar een hoog daggemiddelde, dat ten minste recht geeft op een volle aflaat en eeuwige troost in het hemelrijk waar het Paasch- brood op gouden schalen wordt geserveerd. Het lijkt op een mis sie met passie. Het streven is kennelijk om zoveel mogelijk contacten te leggen met verte genwoordigers van de geestelij ke stand. De gezochte personen bevinden zich in de hoogste ran gen: px*elaten, wijbisschoppen, metropolieten en archiman drieten. Het kerkbezoek is niet louter gericht op het schouwen van architectuur en stoffering; de diensten worden - ademloos en onbegrepen - gevolgd, de ser moenen beluisterd, muziek en zang gesavoureerd. Het ver moeden groeit dat kunstmin, kwezelarij en hysterie hier een verbond hebben gesloten. De reisgenoot Liddon, die ook al journaal hield, getuigt: 'Ik trof hem leunend tegen het Koor hek, snikkend als een kind. Toen de koster ons de kapellen achter het Koor wilde laten zien, maakte hij zich uit de voeten: hij zei dat hij 's mans grove stem in tegenwoordigheid van zoveel schoonheid niet kon verdragen. Dat gebeurde op de heem-eis, in de Dom van Keulen. Dodgson was toen nog niet doorgedron gen tot de porfieren pracht, de mengeling van graniet, lazul en malachiet van Petersburgs Isa- acskathedraal - in 1867 zo goed als nieuw! Maagden Bieden zoveel ingetogenheid en vergeestelijking nog ruimte voor aardse geneugten? Ja. Dodgson lijkt gegrepen door de vreugden van de fotografie. Hij legt zich toe op het portret en kiest zijn modellen met zorg. Zo ontstaat een, achteraf spraak makende, verzameling met een hoog Lolita-gehalte. Victoria's Heyday staat bekend als dé tijd van pudeur en preutsheid, maar Dodgson overleeft zonder blaam de roeitochtjes, verhaal- kransjes en fotosessies met zijn nymphen. De stamelaar Ch.L. Dodgson, in de wereld der grote mensen slecht in het vel, groeit verhalen vertellend voor zijn jong gehoor uit tot Lewis Carroll. De kleine meisjes pose ren. Hij zet ze in dagponnetjes en nachthemden, in deftige stoelen, op de keukentrap, bar revoets en met rijglaarsjes, schikt een dorre plant in de mol lige knuisten, een griffel en lei, een boek, een polostick, een kapspiegel en vlijt de dunste van het stel tussen de oosterse lappen. Ze kijken vanaf het fo topapier de wereld in: decent, licht pruilend soms, een beetje zoetemelks, gestreng en uiter mate professorabel, immer zon der glimlach als voorbodes van de eindverschrikking. In onze post-Victoriaanse hysteriestaat zouden alleen al het bezit en de aard van een dergelijke verza meling tot de duiding 'virtuele pornografie' en publieke steni ging in het Korthalsplantsoen leiden. Ook op de Russische reis houdt Dodgson, in de trein en op straat, het oog gericht op jong talent. In Petersburg tracht hij tegen betaling een grote foto van een jeugdige schone te ver krijgen. De vorstelijke vader van het kind heeft daar - aan vankelijk - gi'ote bezwaren te gen, maar de noeste, verzame laar wint. In Breslau wordt de reiziger getroffen door de aan blik van de speelplaats ener meisjesschool. Hij vindt dat 'een heel verleidelijk terrein voor een fotocamera: na de Russische kinderen, die gewoonlijk een le lijk type gezocht hebben, en bij hoge uitzondering een gewoon, is het een hele opluchting om te- rug te zijn onder de Germanen met huxx grote ogen en fijne trek ken.' De opluchting groeit als Dodg son aan het eind van zijn reis de lichten van Dover ziet en meent dat 'het oude land zijn armen opende om zijn kinderen - op weg naar huis - te ontvangen'. Thuis, bij de Curiosa Mathema tica en de maagden. Thuis op vrijdag 13 september 1867: van de Witte Kliffen naar de Witte Nachten, vice versa. Dodgson en Carroll zouden thuis blijven tot hun beider sterfdag in 1898. Het zou tot 1928 duren vooral eer het journaal onder de naam Dodgson werd gepubliceerd. De volgende uitgaven staan alle op naam van Lewis Carroll, inclu sief de eei-ste Nederlandse edi tie, vertaald en helder in- en uit geleid door Nicolaas Matsier. Andreas Oosthoek Lewis Carroll: Journaal van een reis naar Rusland in 1867 - Uitgave Hoogland Van Klaveren, Kappel- man-Reeks,€ 10,25. Toen Vincent van Gogh op 27 juli 1890 zijn fatale zelfmoordpoging deed, had hij naar schatting enkele duizenden bx-ieven geschreven. Ruim negenhonderd zijn be waard gebleven, het grootste deel gericht aan zijn broer Tlxeo. De tentoonstelling die het Van Gogh Museum aan het onderzoek naar deze correspondentie wijdt, heet niet voor niets De noodzaak tot schrijven. Voor Vincent was schrijven een onmisbare emo tionele uitlaatklep. Zijn brieven bevatten zóveel gemoedsuitstortingen dat het zelfs verleidelijk is te vermoeden dat hij zonder de gave van het geschreven woord al eerder een eind aan zijn leven zou hebben gemaakt. Neerlandici Leo Jansen en Hans Luijten werken sinds 1994 in opdracht van het mu seum en het Constantijn Huygens Instituut aan een nieuwe wetenschappelijke uitgave, een monnikenai'beid die ze pas in 2008 zul len hebben afgerond. Ze begonnen met on derzoek van de originele manuscripten om door inktvraat aangetaste fragmenten en in eerdere edities niet opgenomen of aange paste woorden, zinsdelen en zelfs hele stuk hen tekst in kaart te brengen. Zo werden in Lettres de Vincent van Gogh a Emile Ber nard' (Parijs, 1911) brieven gekuist waarin Vincent in niet mis te verstane klare taal Bernards tekeningen 'Een prostituee die Dankzij Theo van Gogh zijn enkele honderden brieven overgeleverd van zijn broer Vincent. zich wast' en 'Twee prostituees aan tafel' van commentaar voorzag. Theo's weduwe Jo van Gogh-Bonger bracht in de driedelige editie van 1914 de naam van Vincents nicht Kee Vos terug tot haar initia len omdat ze op het moment van publicatie nog in leven was. In een brief aan Theo, om streeks 21 december 1881 geschreven uit Etten, probeerde Vincent te verwerken dat Kee zijn liefde rigoureus had afgewezen met de woorden 'nee, nooit, nimmer'. Alleen al de gebrekkige interpunctie onthult zijn hef tige emoties: 'En Och heer, ik heb Kee Vos lief om duizend redenen maar juist omdat ik in het leven en in iets wei'kelijks geloof word ik niet abstract meer als vroeger toen ik ook ten opzigte van God en godsdienst gedach ten had, zoo plus minus als Kee Vos nu schijnt te hebben. Ik geef haar niet op maar die crisis van zielstrijd waarin zij mogelijk is moet zijn tijd hebben en daar kan ik ge duld mee hebben en niets van wat zij nu zegt of doet maakt mij boos.' Een voorbeeld van een passage die Jo van Gogh volgens Jansen en Luijten 'omwille van de gevoeligheid' zelfs bijna geheel weg liet, staat in de brief waarin Vincent op 5 of 6 december 1883 vanuit Nuenen aan Theo be klag deed over de houding van hun vader. Om zijn intense woede te uiten, voorzag hij zijn tekst van veelbetekenende uitroepte kens, hoofdletters en onderstx-epingen: 'Gij moogt van mij denken wat gij goedvindt Theo maar ik zeg U dat het geen verbeelding van mij is, ik zeg U Pa wil niet. Ik zie nu wat ik zag toen, ik sprak toen vierkant Tegen Pa, ik spreek nu in elk geval hoe het ook loope wederom TEGEN Pa als willende NIET, als makende het ONMOGELIJK. Het is lam broer.In de nieuwe editie worden de (in dit fragment niet aangegeven) onderstre pingen gecursiveerd en de twee of drie maal onderstreepte woorden in kleine kapitalen gezet. Het meest tragische voorbeeld van een niet vei-zonden exemplaar op deze expositie is debrief die Vincent op 24 juli 1890 aan Theo schreef: hij droeg deze versie in zijn binnen zak toen hij zijn zelfmoordpoging deed. Theo kreeg het exemplaar waaraan Vincent briefschetsen van 'De tuin van Daubigny te Auvers-sur-Oise' en 'Huizen met strodaken en figuren' toevoegde. De nadrukkelijk on leesbaar gemaakte regels achterop een brief aan zijn collega Eugène Boch (Arles, 2 okto ber 1888) bleken na de ontcijfering bestemd te zijn geweest voor Paul Gauguin. Achter de dikke zwarte strepen verschuilde zich een advies: 'Mijn waarde vriend, schrijf toch vooral aan mijn broer de prijs van uw schilderijen hetzelfde te houden, in plaats van ze voor minder aan te biedenHet i s niet gemakkelijker ze te verkopen als ze goedko per zijn, noch is het moeilijker ze voor meer te verkopen, neem dat van mij aan, als ze al verkocht worden. In de familie Van Gogh was Theo 'de grote bewaarder': dankzij hem zijn enkele hon derden brieven overgeleverd die een on- schatbare bi'on van kermis over Vincents turbulente gevoelsleven en ontwikkeling van zijn kunstenaai'schap vormen. Arme Theo: op 25 juli 1890 vermoedt hij in een brief aan zijn vrouw dat al zijn insparxnin- gen om Vincent op te beuren zeer vermoede lijk vergeefs zijn geweest. Zijn toon is bitter: 'Er is een brief van Vincent die ik weer zeer onbegrijpelijk vind. We hebben toch niets gehad, nog met hem, nog onder elkaar.' De expositie over Vincents noodzaak tot schrij ven is echter allesbehalve meelijwekkend: Van Goghs wisselde zijn gemoedsuitstortin gen op papier menigmaal af met. naar de on derzoekers verzekeren, goed geschi'even uiteenzettingen over zijn werk. Zo vexlelde hij in een brief op 12 oktober 1881 vanuit Etten enthousiast over zijn werk aan een spitter en voegde er een kleine tekening bij om alvast een indruk te geven. Boven de vi trine met de brief hangt het eindresultaat in houtskool, zwart en groen krijt en water verf. Frangoise Ledeboer Expositie: De noodzaak tot schrijven. De brieven van Vincent van Gogh - Van Gogh Museum Am sterdam, t/m 6 oktober. Geopend dagelijks van 10-18 uur. foto Bert Nienhuis Fouad Laroui: vaak onweerstaanbaar geestig, maar met een bittere ondertoon.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 21