Lepelaar weet toch te overleven
Steilwand geschikte verblijfplaats voor vogels en insecten
21
22
weerwoord
Telers nemen
Fruit Packing
Zeeland over
Thoolse boer
haalt zoet
water binnen
Eerherstel
voor linies
en forten
Erinneringen
an d'n aauwe
stervaolje
bijzonder blauw
Hamerslag,
weer overstag
met de derde dag
hamerslag zijn kleine
schapenwolkjes)
Nieuwe Weerwoorden zij" welkom
bij de redactie PZC, postbus 18.
4380 AA. Vlissingen, fax 0118-
470102. e-mail redactie@pzc.nl.
Buitengebied, is een wekelijkse
bijlage over natuur en
landschap, land- en tuinbouw,
streektaal en streekcultuur,
visserij, recreatie en vrije tijd.
Vragen, opmerkingen en
suggesties zijn welkom bij de
redactie van de PZC, postbus
18, 4380 AA, Vlissingen,
fax 0118-470102,
e-mail redactie@pzc.nl
dinsdag 16 juli 2002
Lepelaars nemen in het
leven van Mat Jongene-
len uit Wolphaartsdijk een
grote plaats in. Ze vormen
een van zijn passies. Hij ver
telt gedreven over de grote
waadvogel met een gebro
ken-wit verenkleed, de ei
genwijze kuif en de opval
lende platte snavel, aan het
eind verbreed en op de punt
een oranje-gele vlek. Het
scheelde een haartje of de
soort was in ons land uitge
storven. Dertig jaar geleden
waren er minder dan 200
broedparen over. Mede door
het Soortbeschermingsplan
Lepelaar van Vogelbescher
ming Nederland en risico
spreiding door de vogels zelf,
is de lijn omhoog ingezet. Dit
broedseizoen zijn ruim 1400
paren vastgesteld.
Het hoogste aantal sinds
honderd jaar", constateert
Mat Jongenelen. Om meteen té
groot enthousiasme te tempe
ren. „Niet te gauw hosanna aan
heffen, want het gaat nog niet
goed genoeg. We zijn er nog lang
niet." Uit ervaring weet hij hoe
gevoelig de positie van de lepe
laar is. „In 1999 hadden we in
eens 30 procent minder broed
paren dan het jaar ervoor.
Gebeurt dat drie jaar achtereen,
dan gaan we terug naar af. Nu
hebben we ook weer een slecht
broedseizoen, vooral op de
Wadden zijn veel jongen door
regen en kou dood gegaan en
zijn door een springvloed veel
nesten weggespoeld."
Het leven van een lepelaar gaat
niet over rozen. Vanaf eind fe
bruari/begin maart verblijft het
dier in Nederland om er te broe
den en jongen groot te brengen,
meestal twee uit een nest van
drie/vier eieren. Ongeveer 60
procent van de als kool groeien
de jongen komt niet meer terug
in het geboorteland. In septem
ber maakt de lepelaar zich op
voor de 5000 kilometerlange
reis naar de overwinteringsge-
bieden voor de kust van West-
Afrika. Jacht, hoogspannings
leidingen, slecht weer vormen
onderweg bedreigingen. En hij
moet maar afwachten of de om
standigheden in het winterver
blijf gunstig zijn. Slechts enkele
maanden later begint weer de
trek naar de broedgebieden.
Opnieuw een reis vol gevaren.
Verontreiniging
Dat het een halve eeuw geleden
zo slecht ging met de lepelaar in
Nederland kwam vooral door
het verdwijnen van foerageer-
gebieden, door het op grote
schaal droogleggen van moer
asgebieden en drastische wijzi
gingen in de waterafvoer in de
polders. Verontreiniging van
het water (industriële lozingen,
landbouwbestrijclingsmiddel-
en) deed de rest. De bekende ko
lonies in het Naardermeer en
het Zwanenwater werden ver
stoord door vossen. Dankzij
schoner water en nieuw ontdek
te broedplaatsen kon de lepe
laar overleven. Het opdringen
van de vossen noodzaakte de
vogels andere broedgebieden te
ontdekken en dat is er volgens
Jongenelen de oorzaak van dat
de lepelaar nu op veel meer
plaatsen dan voorheen broedt.
Kolonie lepelaars: de laatste jaren wordt de vogel steeds vaker gesignaleerd.
Ook het Deltagebied is in trek,
met 80 broedparen op zes plaat
sen (de kolonie in het Quackj es-
water op Voorne niet meegere
kend).
Sinds vorig jaar broeden lepe
laars op de Sasseplaat aan de
zuidrand van de Biesbosch (15
paar), op de Middelplaten aan
het Veerse Meer verblijven 14
paren, op de Plaat van de Vliet
38 paren, in het Markiezaats-
meer 3 pax-en en in het Sloege-
bied, onder de rook van de indu
strie, 7 paren. Nieuw is een
vestiging van 3 paren in de Mai-
re bij Oosterland. Met trots
merkt Jongenelen op dat de vo
gels op de Middelplaten (die hij
sinds 1997 voor Natuurmonu
menten inventariseert) vorig
jaar het grootste broedsucces
van Nederland hadden, met een
gemiddelde van 2,75 uitgevlo
gen jongen per nest. „Een goed
broedsucces is belangrijker dan
het aantal broedparen. De jon
gen moeten voor het voortbe
staan zorgen."
De gestaag groeiende kolonie op
de (niet-toegankelijke) Middel
platen zit op een eiland van 40
hectare. Daar vestigden zich
eerst broedende meeuwen (dit
seizoen ongeveer 1600 paar zil
vermeeuwen en 800 paar kleine
mantelmeeuwen). Ze waren als
het ware kwartiermakers voor
de lepelaars. Jongenelen: „Er is
niks dat lepelaars zo aantrekt
als meeuwen. Die fungeren als
schildwachten en signalex-en tij
dig gevaren. Daar maken de le
pelaars gebruik van. Ze zitten
het liefst aan de rand van een
meeuwenkolonie met een ruim
uitzicht." Op het kleine Middel-
plateneiland (20 hectare), dat
begroeid is met een ondoor
dringbaar moerasbos, huizen
sinds 1977 aalscholvers, dit jaar
ruim 500 paren. Ook dat is voor
de lepelaars een pré.
Om te broeden moet een lepe
laar het gevoel hebben dat het
veilig is. Zeer belangrijk is xoxst;
zeker in de pexiode van eieren
leggen betekent verstoring dat
de diei^en verdwijnen en op die
plek voorlopig niet tex'ug keren.
Eten in de buux-t is uitex-aard on
misbaar. Zout of zoet maakt niet
uit, als het maar ondiep is, zodat
ze wadend door het water met
hun snavel voedsel kunnen op
lepelen. Stapelvoedsel vormen
stekelbaars en garnalen. Bij
aankomst in Nederland begin
nen ze met stekelbaars om later
over te schakelen op garnalen.
De broedval van de garnalen
valt meestal samen met het uit
komen van de eieren. De vogel
foerageex-t tot 40 kilometer van
de broedplaats. Dat is nog net
rendabel. Het liefst heeft hij het
foto's Otto Overdijk
eten vlakbij, want de jongen
kunnen veel verslinden.
Mat Jongenelen is lid van de
landelijke Weikgroep Lepelaar
en vormt het steunpunt in de
Delta. Monitoring en broedbio-
logisch onderzoek zijn de voor
naamste activiteiten, In het
Deltagebied geeft een harde
kern van circa 25 mensen waar
nemingen van lepelaars aan
hem door. Niet alleen de broe
dende, maar ook de vogels die
alleen foerageren en als verken
ner fungeren, zoekend naar ge
schikte broed-, eet- en rustge
bieden. Naast de broedkoppels
vliegen in de Delta enkele hon
derden 'losse' lepelaars rond.,
die op heel wat plaatsen te zien
zijn, tot in parkvijvers in Goes
en Zierikzee toe.
Dit jaar zijn voor het eerst jonge
dieren met opvallende kleux-rin-
gen geringd. Dit dient als hulp
middel voor het doox-gronden
van de levenswandel van de le
pelaar. Veel ervan is nog onbe
kend. Alle onderzoek levex*t
'gereedschappen' op voor een
juiste bescherming van het gra
cieuze, mooie en geheimzinnige
dier. Zijn passie voor de lepelaar
vindt Jongenelen een goede ba
sis voor alle tijd die hij in waar
nemen en onderzoek stopt.
„Hier kan ik mijn ei in kwijt. En
je ziet resultaat."
Rinus Antonisse
Waarnemingen van lepelaars
zijn welkom bij Mat Jongene
len, telefoon 0113-581962,
e-mail: matheus@zeeland.nl.
Steilwand met nestholen van oeverzwaluwen en bijeneters.
foto Chiel Jacobusse
Langs de noordelijke oever
van de vroegere Mattenha-
ven op Neeltje Jans ligt een me
ters hoge steilwand, ontstaan
doordat er voortdurend afkal
ving optreedt. Gemiddeld zijn
het vel enkele decimeters per
jaar die afslaan, en daardoor
blijft de steilwand goeddeels
vrij van begroeiing. Juist daar
door vinden allerlei dieren er
een geschikte verblijfplaats.
Vroeg in het voorjaar zijn er tal
rijke nestholletjes van het rood-
gatje en andere zandbijtjes. Mo
menteel zijn in de wand gaatjes
van ruim een halve centimeter
doorsnede te zien. Wie geduld
heeft om op de bewoner te
wachten, ontwaart na verloop
van tijd een gx-oot, wespachtig
dier, niet zelden met een prooi
tussen zijn poten geklemd. Het
is de bijenwolf, een graafwesp
die gerust als de doodsvijand
van onze honingbijen getypeerd
mag worden. De bijenwolf
vangt honingbijen, om die ver
volgens met een steek te verlam
men. De verlamde prooien wor
den in het ondergrondse holletje
ondergebracht, samen met ei
tjes waaruit de nieuwe bijen
wolf-larven tevoorschijn ko-
men. Die vinden hun tafel
gedekt met verse prooien, zodra
ze uit het ei komen. Of er van al
die bijen en wespennesten veel
terecht komt, valt echter te be
twijfelen, want de afslag kan
natuurlijk flink roet in het eten
gooien.
Steilwanden zijn in ons land
bijna per definitie tijdelijk van
aard. Natuurlijke steilwanden
onstaan door afslag langs het
water, zoals boven beschreven,
maar ook de mens zorgt vaak
voor steile kanten die tijdelijk
bewoond worden. Zandafgra-
vingen, coupures door dijken en
allerlei andere werkzaamheden
aan onze infrastructuur bieden
tijdelijk geschikt woongebied.
En dan gaat het niet alleen om
insecten; ook sommige vogel
soorten vestigen hun nest in al of
niet kunstmatige steilwanden.
De bekendste daarvan is de oe
verzwaluw; een klein bruinach
tig zwaluwtje, dat in steilwan
den diepe gangen graaft om
daarin te broeden. Kolonies van
de oeverzwaluw kunnen soms
uit honderden nesten bestaan,
maar net als de meeste andere
zwaluwen gaat het de oever
zwaluw niet bepaald voor de
wind en kolonies van honderden
nesten zijn zeer uitzonderlijk
geworden. Gelukkig laat de oe
verzwaluw zich wel tot broeden
verleiden in speciaal voor de vo
gels aangelegde steilwanden.
Een andere bewoner van steil
wanden is de kleurigste broed-
vogel van onze avifauna, de ijs
vogel. In tegenstelling tot wat
zijn naam zou doen vermoeden,
is deze tropische verrassing heel
slecht bestand tegen strenge
winters. Na een aantal zachte
winters op een rij is het aantal
broedgevallen in Zeeland mo
menteel behoorlijk hoog. Vooral
in Zeeuws-Vlaanderen, maar
ook elders in Zeelaixd zijn broe
dende ijsvogels aan te treffen.
Ze nestelen in een zelfgegraven
gang die tot ongeveer een meter
diep is.
Bewoners van steilwanden zijn
voortdurend op zoek naar nieu
we woongebieden. Meestal zijn
steilwanden immers slechts en
kele jaren geschikt, omdat ze
daarna begroeid raken, of - wat
in ons cultuurlandschap nog va
ker voorkomt - vergraven zijn.
Misschien is het aan het voort
durend zoeken naar nieuwe mo
gelijkheden te danken dat zich
een heel bijzondere nieuweling
gevestigd heeft. Het is de bijen
eter, een broedvogel uit Zuid-
Europa, die de ijsvogel als kleu
rigste inheemse soort naar de
kroon steekt. Bijeneters hebben
zich gevestigd in het grensge
bied van Zeeuws-Vlaanderen,
niet ver over de Belgische grexxs.
De precieze locatie wordt een
beetje stil gehoudexx, want het
zou ixatuurlijk zonde zijn als
zo'n bijzondere gast door al te
veel publieke belangstellingzou
verdwijnen. Ik had het voor
recht om de broedplaats - een
rommelige zandafgraving - vo
rige week te bezoeken. In een
grote kolonie van oeverzwalu
wen lagen enkele iets grotere
holen die volgens onze infor
mant door bijeneters bewoond
werden. Het wachten duurde
tien minuten, een kwartier,
maar nog steeds geen bijeneter
te bekennen. Wel vlogen de tal
rijke oeverzwaluwen af en aan
met de bek vol muggen voor de
hongerige jongen. Na nog vijf
minuten werd ons wachten be
loond. Een groengele flits en
daar zat-ie vijftig meter voor
ons op een uit de grond stekend
stuk betonijzer. De vogel had
een libel in de snavel, maar ken
nelijk was die nog in leven want
de bijeneter probeerde het beest
dood te slaan, ongeveer zoals
een lijster een huisjesslak ka
potmaakt. Eventjes ontsnapte
de libel, maar direct werd-ie
weer gepakt en vervolgens ver
dween de vogel in de nestholte.
Een tweede exemplaar kwam
op het paaltje zitten, maar die
flitste weer weg toen er een ata
lanta voorbij fladderde. De vo
gel ondernam een stootduik van
zo'n zes meter hoogte om de
vlinder te pakken, maar voordat
dat lukte waren we vier vergeef
se stootduiken verder. Een
adembenemend schouwspel,
waarvoor je normaal gesproken
vijfhonderd kilometer naar het
zuiden moet reizen. Waar zo'n
steilwand allemaal al niet goed
voor kan zijn.
Chiel Jacobusse
De PZC heeft een stuk Oosterscheldenatuur geadopteerd. Het
gaat om de Rumoirtschorren en de Slikken in de Krabben-
kreek, achterin de Oosterschelde. Ook het schorretje voor de
Oesterput, langs de noordkust van Noord-Beveland behoort
bij het geadopteerde gebied. De krant betaalt mee aan het be
houd van dit bijzondere stukje Zeeland, door een sponsorbij
drage aan Het Zeeuwse Landschap. In 'Bijzonder blauw'
ivordt het ivel en wee van het reservaat belicht en bovendien
komen er regelmatig vertegenwoordigers van de unieke flora
en fauna, ter sprake.
'j