Nanny is een keihard beroep
Lichtstad
PZC
Zonde en bandeloosheid altegader
Emma McLaughlin
en Nicola Kraus
25
P.A.S,S,A,G.E,S
vrijdag 12 juli 2002
- elf zijn de twee
oud-kindermeisjes
nog het meest
verbaasd over het succes van
hun romandebuut Dagboek
van een nanny.We schreven
het eigenlijk voor onszelf."
En terwijl half New York
uitpluist wie er achter de
geportretteerde stinkend
rijke maar liefdeloze familie
X schuilgaat, houden de ex-
verzorgsters Emma
McLaughlin en Nicola
Kraus stug vol dat hun
verhaal toch louter fictie is.
De 4-jarige Grayer moet elke
dag worden voorgelezen uit
de Wall Street Journal en The
Economist, regelmatig een
'tweetalige maaltijd' nuttigen,
zo nu en dan het Guggenheim
museum bezoeken en zich aan
kleden volgens het kleurensche
ma dat. zijn garderobediagram
aangeeft. Gebeurt dat niet, dan
verwacht Grayers Lange-ter-
mijn Ontwikkelings Consultant
dat het jochie niet optimaal zijn
volledige zelf kan ontwikkelen.
En het is aan het kindermeisje
om Grayer deze onbetaalbare
vaardigheden bij te brengen,
want zijn pappa en mamma
hebben het veel te druk.
Emma McLaughlin en Nicola
Kraus hebben het in hun acht
jaar ervaring als kindermeisje
bij in totaal zo'n dertig families
nooit zo bont meegemaakt,
maar hoorden van collega-nan-
ny's verhalen die de overtrok
ken Grayer-situatie angstwek
kend dicht benaderden. Die
ontboezemingen en hun eigen
belevenissen bundelden Emma
en Nicola in het romandebuut
Dagboek van een nanny, dat in
de VS inmiddels een geheide
kassakraker is geworden. Het
boek, waarvan ruim een half
miljoen exemplaren zijn ver
kocht, prijkt al vier maanden op
de bestsellerlij sten en zal in
twintig landen verschijnen.
Niezend en ternauwernood een
geeuw onderdrukkend zit het
28-jarige duo in een Amster
dams hotel hun jetlag te verwer
ken, stilletjes afwegend wat er
ger is: cle kots van een 4-jarige
opruimen of de pers te woord
staan. Nadat eerder het Ver
enigde Koninkrijk was ver
overd, promoten de twee nu hun
roman in het Koninkrijk der Ne
derlanden. „Het zijn uitputten
de maanden", snottert Nicola.
De hoofdpersoon in Dagboek
van een nanny heet eenvoudig
weg Nanny. Zij werkt als kin
dermeisje bij de ongezond wel
gestelde familie X aan Park
Avenue in New York. Zij moet
zorgen voor de kleuter Grayer.
Vader X ziet ze vrijwel nooit, te
druk bezig om de fusie van zijn
firma te laten slagen en met Miss
Chicago onder zijn bureau te
friemelen. Moeder X ziet even
eens haar kind zo min mogelijk,
te druk bezig met zichzelf.
Daarom moet Nanny erop letten
WBSm
Emma McLaughlin (links) en Nicola Kraus: „Een nanny lijkt eigen lijk veel opeen prostituee."
foto Harmen de Jong/GPD
dat Grayer op tijd naar pianoles
gaat, niet te veel koolhydraten
binnenkrijgt, alles volgens de
richtlijnen van 'Communiceren
met je peuter'. Mocht er een les
op school niet doorgaan, of de
'Mammie en Ik'-cursus is afge
last, dan kan Nanny een verant
woord uitstapje maken met
Grayer naar de orchideeënafde-
ling van de botanische tuin of de
beursvioer van de aandelen-
beurs. Nanny laat het zich aan
leunen, maar gaandeweg ont
rolt zich voor de lezer een - hier
en daar door tikfoutjes ontsier
de - hilarische confrontatie tus
sen het meisje en de volstrekt ir
rationele moeder.
Afgaande op dit verhaal moet
het vak van kindermeisje net zo
erg zijn als dat van journalist of
schoonmaker van giertanks.
Maar volgens Emma en Nicola
moeten we dat niet zo somber
zien. Emma: „Niet al onze be
trekkingen waren zo erg." Nico
la: „De meeste families behan
delden ons met cle grootste
waardigheid."
Het boek is ontstaan.uit de wens
van de twee vriendinnen om
'iets' samen te doen dat zou aan
sluiten op hun studies kunstge
schiedenis en opvoeding. Em
ma: „Daarnaast wilden we
graag een verhaal schrijven
over werkende vrouwen. En on
ze ervaringen als nanny kwa
men daarbij uitstekend van pas.
We verwachtten dat ons boek
vooral veel vrouwen zou aan
spreken omdat hun pi*ofessio-
nele leven in negen van de tien
gevallen begint met babysit
ten."
Het schrijven ging hen zonderal
te veel problemen af, vertelt Ni-
cola. „Samen namen we de be
langrijkste besluiten over het
boek: wat voor persoon Nanny
zou zijn, in wat voor familie ze
terecht zou komen, hoeveel kin
deren. We schreven en herschre
ven beurtelings scènes. Wel heb
ben we beiden gesleuteld aan de
opbloeiende relatie met het
vriendje van Nanny, het Har
vard Stuk, omdat we dat allebei
een uitdaging voixden."
Emma: „We schreven dit boek
eigenlijk voor onszelf. En mis
schien dat onze oudei's het ook
wel wilden lezen. Daarom is het
zo verbazingwekkend dat onze
roman de hele wereld over
gaat.Ze kunnen het succes nog
steeds niet helemaal bevatten.
Emma: „Wellicht dat het boek
is", zegt Nicola. „Regelmatig zie
je in Amerikaanse tijdschriften
verhalen over de zorg voor kin
deren. Maar nooit zie je dat
daarvoor kindermeisjes zijn ge-
inteiwiewd." Emma vult aan:
„Dit verhaal is geen monoloog,
niet het definitieve nanny-
boek. We hopen dat er een dia
loog ontstaat met het kinder
meisje als volwaai'dige ge
sprekspartner."
Vooral in New York, de plaats
waar de roman speelt, gaat men
er van uit dat het verhaal is ge
baseerd op ware gebeurtenis
sen. Een krant als de New York
veel mensen doet terugdenken
aan hun eerste betaalde baan
tje. Dat het herinneringen op
roept aan die vroege uitdaging,
hun eerste, onredelijke baas."
De twee houden nog steeds con
tact met de families waarvoor
zij werkten. Nicola: „Ze zijn erg
opgewonden over het succes
van het boek. Sommigen klop
pen zich op de borst: 'Onze nan
ny is de Nanny uit het boek'."
Het duo verwacht niet dat rijke
families aan Park Avenue na dit
boek hun voorzorgsmaatrege
len zullen treffen, dat wil zeg
gen: geen kindermeisje inhuren
dat van plan is later een boek te
schrijven. „We hopen wel dat zij
eivan doordrongen worden dat
nanny zijn een keihard beroep
Times maakte er een sport van
om te achterhalen welk gezin is
geportretteerd. De schrijfsters
vinden dat belachelijk. Nicola:
„Ik vertrouw de Times niet
meer." Emma: „Het is geen 'teil
all'-verhaal, waarin onthullin
gen worden gedaan over rijke
families in Manhattan. Even
min een non-fictie boek over het
werk van nanny's. We hebben er
twee jaar over gedaan om er een
roman van te maken. Ons doel
was uitsluitend van literaire
aai'd." Maar uitzonderlijke fa
milies als de X'es bestaan echt,
weten de twee. „We hebben
brieven gekregen van nanny's,
die in zulke gezinnen hebben
gewerkt", zegt Nicola. „Die
voor peuters Coquilles Saint
Jacques moesten klaai'maken."
Of liefdeloze ouders als vader en
moeder X überhaupt kinderen
zouden mogen krijgen, laten
Emma en Nicola in het midden.
„We zijn geen God, geen nazi's,
daar gaan we niet over", zegt
Nicola. „De vader en moeder
van Grayer denken dat ze ge
noeg doen omdat ze het kind in
materiële zin niets tekort laten
komen. De nanny zorgt voor de
affectie." Emma: „Gezien de
maatstaven die hun kringetje
van welgestelden hanteert, hou
den ze echt van hun kinderen."
Volgens Nicola lijkt een nanny
eigenlijk veel op een prostituee,
omdat ze ook betaald krijgt
voor het geven van een beetje
liefde. „Affectie hoort nu een
maal bij het beroep. Het is een
professie, die zich in een huise
lijke omgeving ontwikkelt.
Maar evenmin als prostituees
horen kindermeisjes niet res
pectloos te worden behandeld."
Met hun romandebuut hebben
de twee zo veel veixliend dat ze,
indien nodig, een nanny kunnen
bekostigen. Zal hun kinder
meisje anders zijn dan het kin
dermeisje dat zij waren? Nicola:
„We hopen het goede te halen uit
de families voor wie wij werk
ten. Die ons professioneel tege
moet traden." Emma: „Ik hoop
in ieder geval dat ik kinderen
krijg."
Het duo werkt inmiddels aan
een tweede roman die in het na
jaar van 2003 moet uitkomen.
Veel willen ze er niet over kwijt.
Emma: „Maar één ding is zeker:
het worden geen Granny Di
aries."
Peter Kuijt
Nicola Kraus Emma McLaughlin:
Dagboek van een nanny - vertaling
Mieke Vastbinder. Uitgeverij Vas-
sallucci, 280 pag., €16,95.
Parijs trekt en blijft ti'ekken,
alsof een reusachtige mag
neet zich neêrgevlijd heeft on
der het wijdbeens geplooide
staal van de ingenieur Alexan
dre Gustave Eiffel. De drommen
zoeken het licht. Passanten op
hun weg naar het Zuiden, maar
vooral de rechtgeaarden en
doelgerichten, de minnaars van
stad, straatmadelieven en mu
ziek, het zachte groen van lindes
en weverbomen, de tinteling,
het licht, nog meer muziek, de
aanraking met een lichter leven,
de 'droom van hoger honing', le
vin des rues, de eeuwige rivier.
Route, reis en ritueel roepen niet
al te veel vragen op: gaan we via
Est, Kwest of toch maar recht
door bij Klieklangkloer zonder
veel omwegen naax; het Een-
drachtsplein en de klankom-
rankte kerk van Onze Vrouwe?
Met zicht op het Paradijs ver
dringen zich tussen stad en ban-
lieu de zoekers naar het licht,
gespannen en attent op de meest
geschikte verkeerspoort die
henzonder al te veel schade aan
blik en nerven, het Heilig Hart
ontsluiten zal.
Parijs, centrum van de wereld,
het gouden kruispunt der cultu-
ren, heet de Lichtstad sedert het
wonder van 'het stille licht' wer
kelijkheid wex'd en aan de boor
den van de Seine, onder het oog
van de gebroeders Lumière, een
ruime toepassing vond. De stad
herbergde in 1881 de Interna
tionale Elektriciteitstentoon
stelling. Bij die gelegenheid
werden zelfs de lijsten van de
schilderijen, met dank aan de
vernuftige Edison, van gloei
lampjes voorzien...
Parijs, centrum van de wereld,
is bhjven gloeien. Het werd een
spraakmakend concentratie
punt van schrijvers en wijsge
ren, schilders en muzikanten,
gedoemde en andere dichters,
cineasten en danswonderen, de
zoekers van het grote geluk, de
nobele onbekenden en een wis
selend publiek. Welhaast ieder
nam aan dat, als 'het' bestond,
'het' in Parijs gebeurde; jammer
voor Rome en Venetië, jammer
van Londen, New York en Ber
lijn, wenen om Wenen. De sa
lons kenden en ondergingen hun
opgaan, blinken en verzinken,
zoals de mondaine café-cercles
bloeiden en ingehaald werden
door de tijd. Hoogtepunten
werden met zwier zwaai ge
noteerd na de beide wereldoor
logen die de twintigste eeuw
geselden en wel moesten uit
draaien op een reinigende
storm, een nieuw élan en grootse
perspectieven. De Parijse lite
raten zagen zich omgeven door
veel niet-Franse gezichten, een
groeiende entourage van colle
ga's, nieuwlichters en aanha-
kers. Wilde en Beckett, e.e.
cummings, Henry Miller, He
mingway, Scott Fitzgerald,
Joyce, Gertrude Stein en Yeats,
Ezra Pound en Anais Nin, enke
le namen, de wind in het woud.
Neêrlands trots? De Parijse om
zwervingen van Du Perron, Ro
land Holst en Nijhoff zijn al van
annotaties voorzien. Een oorlog
later komen daar de Experi
mentelen en Cobra bij, de
Rudy Kousbroek
schrijvers en schilders binnen
en buiten verband. Victor van
Vriesland heeft, als Monkelende
Oudere, in steil doch algemeen
beschaafd Frans de geëei'de
deelnemers aan de eerste Biën
nale Internationale de Poésie
(Knokke, 1952) de kleingeeste-
rij zijner dichtende landgenoten
verklaard. Ze hebben een ge
beeldhouwde mening over die
vreselijke Ezra Pound, zegt Van
Vriesland. Ze kennen Ghil niet
eens, Apollinaire niet en Jacob,
ze zwijgen van Salmon. Zoals
iedereen hebben ze een beetje
Eliot en Auden gelezen, maar
Gide nauwelijks. Ze lopen nu
eens politiekbewust achter Bre
ton aan, achter Eluard en Ara-
gon en dan weer zijn het over
tuigde existentialisten. Niet dat
ze Sartre, Camus, Marcel of De
Beauvoir gelezen hebben, neen.
Ze wonen in Parijs vanuit de
pretentie dat het de enige Hol
landse stad is waar nog te leven
valt, die jonge dichters in hun
verzorgde onverzorgdheid en
fluwelen kleertjes, met hun
pluizige baardjes. Verder dan
Simon Vinkenoog (l'acerbe, wat
bepaald bitter klinkt), Remco
Campert (le doux, wat al te zoe
tig geurt) en Hans Lodeizen
(jeune et brillant doch overle
den) komt Van Vriesland niet.
Nostalgie
Geheel anders verging het Rudi
Wester die zonder zuur een zo
aardig boek samenstelde als Pa
rijs, de mooiste verhalen van de
Lichtstad. We zien Hans War
ren, ter bevestiging van zijn
rijvaardigheid in benarde om
standigheden, op een hoog he
renrijwiel driemaal rond de Pla
ce de La Concorde rijden. We
volgen hem op zijn hongei*toch-
ten door het rijk der Kabylen, in
een bloedlinke impasse, in het
schrijfhok van Paul Celan dat -
naar ik aanneem - het Hotel de
Sully is geweest, in de kelders
van de rue de la Huchette waar
'les rats' hun zweterige kunstjes
tonen, in de hoop en wanhoop
van Parijs. We herlezen het ver
haal van Ethel Portnoy over het
spookhuis dat ze met Rudy
Kousbroek bewoont, we lezen
Kousbroeks notities over het
Bois de Boulogne waar de voor
maals levende familiehave, de
Guinese biggen Kléber en Ursu-
le zomede de kraai Jim, een laat
ste rustplaats vond. We volgen
Josepha Mendels, de lieve wijze
vriendin uit de rue de Trétaigne,
de Bibliothèque Nationale en
het Institut van Sadi de Gorter,
op haar tocht naar het Plein der
Onschuldigen. We ontvangen
enige bozige bijkaarten van
Willem Fi'ederik Hei-mans, de
len in de ontmoeting van Bas
Heijne en Edmund White, dui
ken in het circuit der kunsten
met Bernhard Holtrop, worden
genood het geheiligde jaar '68
nogmaals mee te vieren, ont
moeten Edgar du Perron spu
gend op de hobbelige keitjes van
de Place du Teitre, spugend aan
tafel, spugend in de eenzaam
heid. We gaan terug in de tijd
met Bei-tus Aafjes, Conrad Bus
ken Huet, Hella Haasse en we
bezoeken de Parijse lokalen, be
dachtzaam naar het zinken
toogje geloodst door Simon
Carmiggelt: glaasjes Calvados
en oude heertjes, een peuk, een
droge witte wijn, de harteloze
wereld, een vleugje herfst in de
rue de l'Ancienne-Comédie.
Jean Schalekamp - was hij niet
onze laatste existentialist? -
verbindt een retourtocht aan
zijn herinnering en ziet: het
schip Nostalgia vindt geen ha
ven, niets is wat het was, de ca
fés zijn de cafés niet meer, de
lichtstad zucht onder het be
wind van de families Hambur
ger Ketchup, Sartre is begra
ven en ieder die hem - moe van
ogen, moe van zinnen - stug
schrijvend achter kleine koffie
kopjes wil beti-appen, blijkt
voor niets en néant gekomen.
Wat doen de gelauwerde au
teurs nog mééi'? Niet veel anders
dan de meeste bezoekers zónder
notitieblokje of schootcompu-
ter. Ze slenteren voornamelijk.
Ze eten niet altijd even fameus
doch immer - naar hier blijkt -
op plaatsen waar nijver ge-
tracht wordt de actualiteit van
de roem te verlengen. De melan
cholie der verzonken jaren voert
naar koperen tenten, pluche
nestelplaatsen en bontbeschil
derde paleizen als La Rotonde,
La Closerie des Lilas, Le Dome
en La Coupole, het door de
kracht van een reuzenhand ver
plaatste Le Petit Zinc en de bo
venzaal van Fauchon met zicht
op een duur bord en de Madelei
ne. Er wordt op elkaar en de we
reld gelet op de terrassen van
zowel Les $ls Aux Deux Magots,
het Café de Flore, Le Sélect en
op de Place de l'Odéon. Er wor
den ingetogen bezoeken ge
bracht aan de kerkhoven waai
de roem verdort en het vege lijf
verteert, de katten hun roze
nachten beleven in weelderig
gebouwde folies en het jongvolk
zijn mei'ktekenen krast in de
denkmalen voor Oscar Wilde,
les frères Goncourt, Sarah
Bernhardt, de zoon Dumas, De
bussy. Wat zoekt gij levenden bij
de doden? De aanraking wel
licht met een groter leven, de af
straling van de roem, bewezen
ancien en gedroomd futur. 'Pa
rijs? Parijs is van de wereld',
sprak Carmiggelt. Daar past
een boekje bij.
Andreas Oosthoek
Rudy Wester: Parijs, de mooiste ver
halen over de Lichtstad - Uitgeverij
Prometheus, 221 blz., €12,50.
Dit gaat over de man die zo hield van de
kroeg, dat hij er zat vanaf 's ochtends
vroeg en de ganse dag zuipend doorbracht.
Werd het dan laat, diep in de nacht, viel hij
om van de slaap en was hij zat, dan zei hij
dat hij in zijn blote gat bij zijn meid het bed
in zou gaan. Zo begint het verhaal, nou ja zo
ongeveer, want het originele verhaal is ge
schreven in het Middeleeuwse Nederlands
en dan klinkt het toch anders. Dits vanden
man die herde gheme/ tileec was inde taver
ne/ ende langhe duerde ende hoghe dranc.
Alse hem die tijt waert te land ende hem
twaken ende drincken ontvaect, doe seide,
hi sal enen nacht/ slapen gaen bi sire mos
sen. Zo'n begint zet een verhaal in dat er niet
om liegt. Koddig, flauw bij tijd en wijle,
platvloers.
Rissen het leven van de heilige Franciscus
of de mystieke religiositeit van Hadewijch
en de bekende ridderverhalen over Koning
Arthur of de grote Karei zit in die Middel
eeuwse literatuur nog heel wat dat lang ver-
oorgen moest blijven: de uitgesponnen mop,
het verhaal van list en bedrog, de voorspel
bare vertelling van overspel, huwelijksel
lende, vieze verhaaltjes met uitwerpselen
en verkleedpartijen. Zonde en bandeloos
heid altegader, maar somtijds niet onaar
dig. Een man bevuilt de kleding van zijn
vrouw met stront. Een geestelijke valt in een
beerput. Dieven van een lap spek treffen een
boer die de stelende arm afhakt. Een bedro
gen echtgenoot copuleert met de vrouw van
de concurrent en niet zo zuinig ook. Ko
miek? Middeleeuws?
In tgoede wijf maect den goeden man be
zoekt een man zijn vrouw vermomd als de
koopman op wie zij een oogje heeft. Hij ver
Pieter Breugel: De Nederlandse Spreekwoorden (detail), 1559.
nedert haar en de volgende dag wreekt zij
zich op de handelsman - haar beoogde min
naar - door opzettelijk eten op hem te mor
sen. Morsen is nog kies uitgedrukt. Besmeu
ren met eten, hardhandige confrontaties
met taarten is nog steeds een dierbaar pro
cédé in bepaalde kringen. In alle opzichten
is onder ons de slagroomtaart uitgegToeid
tot een zachtaardig wapen van hef de en ge
weld.
De beide dieven in Van drie ghesellen die
den bake steken verschuilen zich in een
schuur, maar de beroofde boer weet hen te
vinden. Hij steekt zijn blote achterste door
een gat in het dak - zijn edel deel is goed
zichtbaar uiteraard - waarop een der dieven
de kont beschrijft als een gezicht. Afge
zaagd? In een kort geleden verschenen
fraaie uitgave van dit sooxd platvloerse mid
deleeuwen vertellingen verwijst de samen
steller naar een poëem van Toon Hermans,
de Tango en het blote kontje: er zijn billen
die 'iets hebben van gezichten' en sommige
hebben 'kreukels in de wangen'. Er zijn in
derdaad zaken die altijd actueel blijven.
In het verhaal Dits van Heilen van Beet-sele
krijgt een smid zo'n gespleten bloot gezicht
te kussen. Het is nog van een pastoor ook. De
smid heeft een discrete afspraak gemaakt
met Heile, maar zij is het na twee klanten
zat. Als de man die graag met vuur speelt, de
mooie Heile smeekt om hem dan tenminste
een kusje te geven, krijgt hij het achterwerk
van de andere klant te kussen, van die
schijnheilige zwartrok.
Lezend in een zetel of onder de lamp aan de
werktafel zijn dit soort verhalen niet op
windend. Als je je echter voorstelt hoe ze ge-
functioneei'd hebben, krijgen ze een andere
dimensie. Ze werden verteld, veelal in het
openbaar, voor groepen mensen en dan
worden die vertelsels plotseling volksto
neel, straattheater en soap. Zoiets toch. Het
begin van het verhaal vanden visscher van
Parijs ende van sinen wive begint niet zon
der reden als openbare voordracht a la Ka-
rel en Elegast: Vraye rime ende scone woert
sijn metten genen wel gehoert, die recht en
de redenen kinnen. Verstaet na mi, ic sal be
ginnen.
Die middeleeuwse boerden zijn kort gele
den weer onder het stof vandaan gehaald.
Ze waren een beetje vergeten. Tegenwoor
dig worden ze niet meer als blote tekst onder
de loep gelegd. Onderzoekers kijken nu ook
naar de culturele context. De vaste ingredi
ënten van bedrog, afgestrafte ijdelheid,
vunzige geilheid en trouweloze schijnhei
ligheid worden door de moderne onderzoe
kers in verband gebracht met de literatuur
van andere landen. Film en televisie hebben
duidelijk gemaakt dat die verhalen en mo
tieven, uitgekleed en weer opgemaakt, con
stante elementen zijn en een eigen leven
blijven leiden.
Veel Middelnederlandse komische vertel
lingen zijn anekdotes rond seks. In de con
flictsituaties die er het gevolg van zijn, pro
beren personages elkaar met een list af te
troeven. In het veertiende-eeuwse verhaal
op rijm Van eenre begahine wordt het intie
me samenzijn van een begijntje uit het Brus
selse begijnhof Den Wijngaerd met een
mooie jongeman bezongen. Ze gaan heftig
tekeer - voor het verhaal natuurlijk; voor de
film zou de regisseur op outfit, lengte en ca
merastandpunt gelet hebben. De gelieven
blussen in het middeleeuwse verhaal hun
begeerte zo onstuimig dat ze met bed en al
door de vloer van de zolder zakken.
In deze bloemlezing van komieke verhalen
uit onze middeleeuwen staan de oude tek
sten op de linker pagina; te rechter zijde
staat een moderne vertaling. Die is van de
hand van Karei Eykman. Dat begin van het
verhaal over die visser uit Parijs klinkt bij
hem zo: Een fraai rijm en een goedgekozen
woord/ worden door mensen graag ge
hoord/ zolang het maar redelijk en netjes is.
Wees dus stil en luister naar deze geschiede
nis. De vissersvrouw maakt de visser
trouwens duidelijk dat ze de lichamelijke
omgang met haar echtgenoot met grote te
genzin praktiseert. In de tekst staat bijvoor
beeld: 'Soudic u minnen dore dat quaet dat
tuschen uwe bene staat?' In Eykmans verta
ling klinkt dat zo: 'Houd ik van je om je ap
paraat/dat daar maar tussen je benen staat?
De vertaler heeft af en toe wat stoplappen
en tussenvoegsels nodig en ook dwingt hij
zichzelf het Middelnedei'landse gepaarde
rijm te handhaven. Dan valt het bepaald
niet mee om dicht bij de taal en de sfeer van
de tekst te blijven en toch geen platvloerse
uitglijders te maken. Dat is goed gelukt al
loopt het niet altijd even glad.
Voor de goede orde: de vrouw en de visser
blijven uiteindelijk bij elkaar. En de vertel
ler heeft er nog een les bijgevoegd, vooral
voor het mannelijke deel van zijn publiek.
Die boodschap komt hier op neer. Als je het
edele lid niet meer kunt hanteren, ziet geen
vrouw je meer staan, maar o wee als je wat in
huis hebt, of je nu melaats, mismaakt of
kreupel bent, ze wachten op je. Zo klonk dat
op de markt van Middelburg, Veere, Kort-
i-ijk, Antwerpen, Gent of Brugge: En is ooc
lazer noch croepel geen, maer heeft hi tu
schen sine been, een ding datmen heet den
vede, hine crijchter wijf wel mede. Een vede
tussen de benen - dat geeft aan het woord
vedelaar nog een interessante betekenis.
Lo van Driel
Karei Eykman Fred Lodder: Van de man die
graag dronk en andere middelnederlandse komi
sche verhalen - Uitgeverij Prometheus/Bert Bak
ker, 217 pag., €32,95.