Nanny is een keihard beroep Lichtstad PZC Zonde en bandeloosheid altegader Emma McLaughlin en Nicola Kraus 25 P.A.S,S,A,G.E,S vrijdag 12 juli 2002 - elf zijn de twee oud-kindermeisjes nog het meest verbaasd over het succes van hun romandebuut Dagboek van een nanny.We schreven het eigenlijk voor onszelf." En terwijl half New York uitpluist wie er achter de geportretteerde stinkend rijke maar liefdeloze familie X schuilgaat, houden de ex- verzorgsters Emma McLaughlin en Nicola Kraus stug vol dat hun verhaal toch louter fictie is. De 4-jarige Grayer moet elke dag worden voorgelezen uit de Wall Street Journal en The Economist, regelmatig een 'tweetalige maaltijd' nuttigen, zo nu en dan het Guggenheim museum bezoeken en zich aan kleden volgens het kleurensche ma dat. zijn garderobediagram aangeeft. Gebeurt dat niet, dan verwacht Grayers Lange-ter- mijn Ontwikkelings Consultant dat het jochie niet optimaal zijn volledige zelf kan ontwikkelen. En het is aan het kindermeisje om Grayer deze onbetaalbare vaardigheden bij te brengen, want zijn pappa en mamma hebben het veel te druk. Emma McLaughlin en Nicola Kraus hebben het in hun acht jaar ervaring als kindermeisje bij in totaal zo'n dertig families nooit zo bont meegemaakt, maar hoorden van collega-nan- ny's verhalen die de overtrok ken Grayer-situatie angstwek kend dicht benaderden. Die ontboezemingen en hun eigen belevenissen bundelden Emma en Nicola in het romandebuut Dagboek van een nanny, dat in de VS inmiddels een geheide kassakraker is geworden. Het boek, waarvan ruim een half miljoen exemplaren zijn ver kocht, prijkt al vier maanden op de bestsellerlij sten en zal in twintig landen verschijnen. Niezend en ternauwernood een geeuw onderdrukkend zit het 28-jarige duo in een Amster dams hotel hun jetlag te verwer ken, stilletjes afwegend wat er ger is: cle kots van een 4-jarige opruimen of de pers te woord staan. Nadat eerder het Ver enigde Koninkrijk was ver overd, promoten de twee nu hun roman in het Koninkrijk der Ne derlanden. „Het zijn uitputten de maanden", snottert Nicola. De hoofdpersoon in Dagboek van een nanny heet eenvoudig weg Nanny. Zij werkt als kin dermeisje bij de ongezond wel gestelde familie X aan Park Avenue in New York. Zij moet zorgen voor de kleuter Grayer. Vader X ziet ze vrijwel nooit, te druk bezig om de fusie van zijn firma te laten slagen en met Miss Chicago onder zijn bureau te friemelen. Moeder X ziet even eens haar kind zo min mogelijk, te druk bezig met zichzelf. Daarom moet Nanny erop letten WBSm Emma McLaughlin (links) en Nicola Kraus: „Een nanny lijkt eigen lijk veel opeen prostituee." foto Harmen de Jong/GPD dat Grayer op tijd naar pianoles gaat, niet te veel koolhydraten binnenkrijgt, alles volgens de richtlijnen van 'Communiceren met je peuter'. Mocht er een les op school niet doorgaan, of de 'Mammie en Ik'-cursus is afge last, dan kan Nanny een verant woord uitstapje maken met Grayer naar de orchideeënafde- ling van de botanische tuin of de beursvioer van de aandelen- beurs. Nanny laat het zich aan leunen, maar gaandeweg ont rolt zich voor de lezer een - hier en daar door tikfoutjes ontsier de - hilarische confrontatie tus sen het meisje en de volstrekt ir rationele moeder. Afgaande op dit verhaal moet het vak van kindermeisje net zo erg zijn als dat van journalist of schoonmaker van giertanks. Maar volgens Emma en Nicola moeten we dat niet zo somber zien. Emma: „Niet al onze be trekkingen waren zo erg." Nico la: „De meeste families behan delden ons met cle grootste waardigheid." Het boek is ontstaan.uit de wens van de twee vriendinnen om 'iets' samen te doen dat zou aan sluiten op hun studies kunstge schiedenis en opvoeding. Em ma: „Daarnaast wilden we graag een verhaal schrijven over werkende vrouwen. En on ze ervaringen als nanny kwa men daarbij uitstekend van pas. We verwachtten dat ons boek vooral veel vrouwen zou aan spreken omdat hun pi*ofessio- nele leven in negen van de tien gevallen begint met babysit ten." Het schrijven ging hen zonderal te veel problemen af, vertelt Ni- cola. „Samen namen we de be langrijkste besluiten over het boek: wat voor persoon Nanny zou zijn, in wat voor familie ze terecht zou komen, hoeveel kin deren. We schreven en herschre ven beurtelings scènes. Wel heb ben we beiden gesleuteld aan de opbloeiende relatie met het vriendje van Nanny, het Har vard Stuk, omdat we dat allebei een uitdaging voixden." Emma: „We schreven dit boek eigenlijk voor onszelf. En mis schien dat onze oudei's het ook wel wilden lezen. Daarom is het zo verbazingwekkend dat onze roman de hele wereld over gaat.Ze kunnen het succes nog steeds niet helemaal bevatten. Emma: „Wellicht dat het boek is", zegt Nicola. „Regelmatig zie je in Amerikaanse tijdschriften verhalen over de zorg voor kin deren. Maar nooit zie je dat daarvoor kindermeisjes zijn ge- inteiwiewd." Emma vult aan: „Dit verhaal is geen monoloog, niet het definitieve nanny- boek. We hopen dat er een dia loog ontstaat met het kinder meisje als volwaai'dige ge sprekspartner." Vooral in New York, de plaats waar de roman speelt, gaat men er van uit dat het verhaal is ge baseerd op ware gebeurtenis sen. Een krant als de New York veel mensen doet terugdenken aan hun eerste betaalde baan tje. Dat het herinneringen op roept aan die vroege uitdaging, hun eerste, onredelijke baas." De twee houden nog steeds con tact met de families waarvoor zij werkten. Nicola: „Ze zijn erg opgewonden over het succes van het boek. Sommigen klop pen zich op de borst: 'Onze nan ny is de Nanny uit het boek'." Het duo verwacht niet dat rijke families aan Park Avenue na dit boek hun voorzorgsmaatrege len zullen treffen, dat wil zeg gen: geen kindermeisje inhuren dat van plan is later een boek te schrijven. „We hopen wel dat zij eivan doordrongen worden dat nanny zijn een keihard beroep Times maakte er een sport van om te achterhalen welk gezin is geportretteerd. De schrijfsters vinden dat belachelijk. Nicola: „Ik vertrouw de Times niet meer." Emma: „Het is geen 'teil all'-verhaal, waarin onthullin gen worden gedaan over rijke families in Manhattan. Even min een non-fictie boek over het werk van nanny's. We hebben er twee jaar over gedaan om er een roman van te maken. Ons doel was uitsluitend van literaire aai'd." Maar uitzonderlijke fa milies als de X'es bestaan echt, weten de twee. „We hebben brieven gekregen van nanny's, die in zulke gezinnen hebben gewerkt", zegt Nicola. „Die voor peuters Coquilles Saint Jacques moesten klaai'maken." Of liefdeloze ouders als vader en moeder X überhaupt kinderen zouden mogen krijgen, laten Emma en Nicola in het midden. „We zijn geen God, geen nazi's, daar gaan we niet over", zegt Nicola. „De vader en moeder van Grayer denken dat ze ge noeg doen omdat ze het kind in materiële zin niets tekort laten komen. De nanny zorgt voor de affectie." Emma: „Gezien de maatstaven die hun kringetje van welgestelden hanteert, hou den ze echt van hun kinderen." Volgens Nicola lijkt een nanny eigenlijk veel op een prostituee, omdat ze ook betaald krijgt voor het geven van een beetje liefde. „Affectie hoort nu een maal bij het beroep. Het is een professie, die zich in een huise lijke omgeving ontwikkelt. Maar evenmin als prostituees horen kindermeisjes niet res pectloos te worden behandeld." Met hun romandebuut hebben de twee zo veel veixliend dat ze, indien nodig, een nanny kunnen bekostigen. Zal hun kinder meisje anders zijn dan het kin dermeisje dat zij waren? Nicola: „We hopen het goede te halen uit de families voor wie wij werk ten. Die ons professioneel tege moet traden." Emma: „Ik hoop in ieder geval dat ik kinderen krijg." Het duo werkt inmiddels aan een tweede roman die in het na jaar van 2003 moet uitkomen. Veel willen ze er niet over kwijt. Emma: „Maar één ding is zeker: het worden geen Granny Di aries." Peter Kuijt Nicola Kraus Emma McLaughlin: Dagboek van een nanny - vertaling Mieke Vastbinder. Uitgeverij Vas- sallucci, 280 pag., €16,95. Parijs trekt en blijft ti'ekken, alsof een reusachtige mag neet zich neêrgevlijd heeft on der het wijdbeens geplooide staal van de ingenieur Alexan dre Gustave Eiffel. De drommen zoeken het licht. Passanten op hun weg naar het Zuiden, maar vooral de rechtgeaarden en doelgerichten, de minnaars van stad, straatmadelieven en mu ziek, het zachte groen van lindes en weverbomen, de tinteling, het licht, nog meer muziek, de aanraking met een lichter leven, de 'droom van hoger honing', le vin des rues, de eeuwige rivier. Route, reis en ritueel roepen niet al te veel vragen op: gaan we via Est, Kwest of toch maar recht door bij Klieklangkloer zonder veel omwegen naax; het Een- drachtsplein en de klankom- rankte kerk van Onze Vrouwe? Met zicht op het Paradijs ver dringen zich tussen stad en ban- lieu de zoekers naar het licht, gespannen en attent op de meest geschikte verkeerspoort die henzonder al te veel schade aan blik en nerven, het Heilig Hart ontsluiten zal. Parijs, centrum van de wereld, het gouden kruispunt der cultu- ren, heet de Lichtstad sedert het wonder van 'het stille licht' wer kelijkheid wex'd en aan de boor den van de Seine, onder het oog van de gebroeders Lumière, een ruime toepassing vond. De stad herbergde in 1881 de Interna tionale Elektriciteitstentoon stelling. Bij die gelegenheid werden zelfs de lijsten van de schilderijen, met dank aan de vernuftige Edison, van gloei lampjes voorzien... Parijs, centrum van de wereld, is bhjven gloeien. Het werd een spraakmakend concentratie punt van schrijvers en wijsge ren, schilders en muzikanten, gedoemde en andere dichters, cineasten en danswonderen, de zoekers van het grote geluk, de nobele onbekenden en een wis selend publiek. Welhaast ieder nam aan dat, als 'het' bestond, 'het' in Parijs gebeurde; jammer voor Rome en Venetië, jammer van Londen, New York en Ber lijn, wenen om Wenen. De sa lons kenden en ondergingen hun opgaan, blinken en verzinken, zoals de mondaine café-cercles bloeiden en ingehaald werden door de tijd. Hoogtepunten werden met zwier zwaai ge noteerd na de beide wereldoor logen die de twintigste eeuw geselden en wel moesten uit draaien op een reinigende storm, een nieuw élan en grootse perspectieven. De Parijse lite raten zagen zich omgeven door veel niet-Franse gezichten, een groeiende entourage van colle ga's, nieuwlichters en aanha- kers. Wilde en Beckett, e.e. cummings, Henry Miller, He mingway, Scott Fitzgerald, Joyce, Gertrude Stein en Yeats, Ezra Pound en Anais Nin, enke le namen, de wind in het woud. Neêrlands trots? De Parijse om zwervingen van Du Perron, Ro land Holst en Nijhoff zijn al van annotaties voorzien. Een oorlog later komen daar de Experi mentelen en Cobra bij, de Rudy Kousbroek schrijvers en schilders binnen en buiten verband. Victor van Vriesland heeft, als Monkelende Oudere, in steil doch algemeen beschaafd Frans de geëei'de deelnemers aan de eerste Biën nale Internationale de Poésie (Knokke, 1952) de kleingeeste- rij zijner dichtende landgenoten verklaard. Ze hebben een ge beeldhouwde mening over die vreselijke Ezra Pound, zegt Van Vriesland. Ze kennen Ghil niet eens, Apollinaire niet en Jacob, ze zwijgen van Salmon. Zoals iedereen hebben ze een beetje Eliot en Auden gelezen, maar Gide nauwelijks. Ze lopen nu eens politiekbewust achter Bre ton aan, achter Eluard en Ara- gon en dan weer zijn het over tuigde existentialisten. Niet dat ze Sartre, Camus, Marcel of De Beauvoir gelezen hebben, neen. Ze wonen in Parijs vanuit de pretentie dat het de enige Hol landse stad is waar nog te leven valt, die jonge dichters in hun verzorgde onverzorgdheid en fluwelen kleertjes, met hun pluizige baardjes. Verder dan Simon Vinkenoog (l'acerbe, wat bepaald bitter klinkt), Remco Campert (le doux, wat al te zoe tig geurt) en Hans Lodeizen (jeune et brillant doch overle den) komt Van Vriesland niet. Nostalgie Geheel anders verging het Rudi Wester die zonder zuur een zo aardig boek samenstelde als Pa rijs, de mooiste verhalen van de Lichtstad. We zien Hans War ren, ter bevestiging van zijn rijvaardigheid in benarde om standigheden, op een hoog he renrijwiel driemaal rond de Pla ce de La Concorde rijden. We volgen hem op zijn hongei*toch- ten door het rijk der Kabylen, in een bloedlinke impasse, in het schrijfhok van Paul Celan dat - naar ik aanneem - het Hotel de Sully is geweest, in de kelders van de rue de la Huchette waar 'les rats' hun zweterige kunstjes tonen, in de hoop en wanhoop van Parijs. We herlezen het ver haal van Ethel Portnoy over het spookhuis dat ze met Rudy Kousbroek bewoont, we lezen Kousbroeks notities over het Bois de Boulogne waar de voor maals levende familiehave, de Guinese biggen Kléber en Ursu- le zomede de kraai Jim, een laat ste rustplaats vond. We volgen Josepha Mendels, de lieve wijze vriendin uit de rue de Trétaigne, de Bibliothèque Nationale en het Institut van Sadi de Gorter, op haar tocht naar het Plein der Onschuldigen. We ontvangen enige bozige bijkaarten van Willem Fi'ederik Hei-mans, de len in de ontmoeting van Bas Heijne en Edmund White, dui ken in het circuit der kunsten met Bernhard Holtrop, worden genood het geheiligde jaar '68 nogmaals mee te vieren, ont moeten Edgar du Perron spu gend op de hobbelige keitjes van de Place du Teitre, spugend aan tafel, spugend in de eenzaam heid. We gaan terug in de tijd met Bei-tus Aafjes, Conrad Bus ken Huet, Hella Haasse en we bezoeken de Parijse lokalen, be dachtzaam naar het zinken toogje geloodst door Simon Carmiggelt: glaasjes Calvados en oude heertjes, een peuk, een droge witte wijn, de harteloze wereld, een vleugje herfst in de rue de l'Ancienne-Comédie. Jean Schalekamp - was hij niet onze laatste existentialist? - verbindt een retourtocht aan zijn herinnering en ziet: het schip Nostalgia vindt geen ha ven, niets is wat het was, de ca fés zijn de cafés niet meer, de lichtstad zucht onder het be wind van de families Hambur ger Ketchup, Sartre is begra ven en ieder die hem - moe van ogen, moe van zinnen - stug schrijvend achter kleine koffie kopjes wil beti-appen, blijkt voor niets en néant gekomen. Wat doen de gelauwerde au teurs nog mééi'? Niet veel anders dan de meeste bezoekers zónder notitieblokje of schootcompu- ter. Ze slenteren voornamelijk. Ze eten niet altijd even fameus doch immer - naar hier blijkt - op plaatsen waar nijver ge- tracht wordt de actualiteit van de roem te verlengen. De melan cholie der verzonken jaren voert naar koperen tenten, pluche nestelplaatsen en bontbeschil derde paleizen als La Rotonde, La Closerie des Lilas, Le Dome en La Coupole, het door de kracht van een reuzenhand ver plaatste Le Petit Zinc en de bo venzaal van Fauchon met zicht op een duur bord en de Madelei ne. Er wordt op elkaar en de we reld gelet op de terrassen van zowel Les $ls Aux Deux Magots, het Café de Flore, Le Sélect en op de Place de l'Odéon. Er wor den ingetogen bezoeken ge bracht aan de kerkhoven waai de roem verdort en het vege lijf verteert, de katten hun roze nachten beleven in weelderig gebouwde folies en het jongvolk zijn mei'ktekenen krast in de denkmalen voor Oscar Wilde, les frères Goncourt, Sarah Bernhardt, de zoon Dumas, De bussy. Wat zoekt gij levenden bij de doden? De aanraking wel licht met een groter leven, de af straling van de roem, bewezen ancien en gedroomd futur. 'Pa rijs? Parijs is van de wereld', sprak Carmiggelt. Daar past een boekje bij. Andreas Oosthoek Rudy Wester: Parijs, de mooiste ver halen over de Lichtstad - Uitgeverij Prometheus, 221 blz., €12,50. Dit gaat over de man die zo hield van de kroeg, dat hij er zat vanaf 's ochtends vroeg en de ganse dag zuipend doorbracht. Werd het dan laat, diep in de nacht, viel hij om van de slaap en was hij zat, dan zei hij dat hij in zijn blote gat bij zijn meid het bed in zou gaan. Zo begint het verhaal, nou ja zo ongeveer, want het originele verhaal is ge schreven in het Middeleeuwse Nederlands en dan klinkt het toch anders. Dits vanden man die herde gheme/ tileec was inde taver ne/ ende langhe duerde ende hoghe dranc. Alse hem die tijt waert te land ende hem twaken ende drincken ontvaect, doe seide, hi sal enen nacht/ slapen gaen bi sire mos sen. Zo'n begint zet een verhaal in dat er niet om liegt. Koddig, flauw bij tijd en wijle, platvloers. Rissen het leven van de heilige Franciscus of de mystieke religiositeit van Hadewijch en de bekende ridderverhalen over Koning Arthur of de grote Karei zit in die Middel eeuwse literatuur nog heel wat dat lang ver- oorgen moest blijven: de uitgesponnen mop, het verhaal van list en bedrog, de voorspel bare vertelling van overspel, huwelijksel lende, vieze verhaaltjes met uitwerpselen en verkleedpartijen. Zonde en bandeloos heid altegader, maar somtijds niet onaar dig. Een man bevuilt de kleding van zijn vrouw met stront. Een geestelijke valt in een beerput. Dieven van een lap spek treffen een boer die de stelende arm afhakt. Een bedro gen echtgenoot copuleert met de vrouw van de concurrent en niet zo zuinig ook. Ko miek? Middeleeuws? In tgoede wijf maect den goeden man be zoekt een man zijn vrouw vermomd als de koopman op wie zij een oogje heeft. Hij ver Pieter Breugel: De Nederlandse Spreekwoorden (detail), 1559. nedert haar en de volgende dag wreekt zij zich op de handelsman - haar beoogde min naar - door opzettelijk eten op hem te mor sen. Morsen is nog kies uitgedrukt. Besmeu ren met eten, hardhandige confrontaties met taarten is nog steeds een dierbaar pro cédé in bepaalde kringen. In alle opzichten is onder ons de slagroomtaart uitgegToeid tot een zachtaardig wapen van hef de en ge weld. De beide dieven in Van drie ghesellen die den bake steken verschuilen zich in een schuur, maar de beroofde boer weet hen te vinden. Hij steekt zijn blote achterste door een gat in het dak - zijn edel deel is goed zichtbaar uiteraard - waarop een der dieven de kont beschrijft als een gezicht. Afge zaagd? In een kort geleden verschenen fraaie uitgave van dit sooxd platvloerse mid deleeuwen vertellingen verwijst de samen steller naar een poëem van Toon Hermans, de Tango en het blote kontje: er zijn billen die 'iets hebben van gezichten' en sommige hebben 'kreukels in de wangen'. Er zijn in derdaad zaken die altijd actueel blijven. In het verhaal Dits van Heilen van Beet-sele krijgt een smid zo'n gespleten bloot gezicht te kussen. Het is nog van een pastoor ook. De smid heeft een discrete afspraak gemaakt met Heile, maar zij is het na twee klanten zat. Als de man die graag met vuur speelt, de mooie Heile smeekt om hem dan tenminste een kusje te geven, krijgt hij het achterwerk van de andere klant te kussen, van die schijnheilige zwartrok. Lezend in een zetel of onder de lamp aan de werktafel zijn dit soort verhalen niet op windend. Als je je echter voorstelt hoe ze ge- functioneei'd hebben, krijgen ze een andere dimensie. Ze werden verteld, veelal in het openbaar, voor groepen mensen en dan worden die vertelsels plotseling volksto neel, straattheater en soap. Zoiets toch. Het begin van het verhaal vanden visscher van Parijs ende van sinen wive begint niet zon der reden als openbare voordracht a la Ka- rel en Elegast: Vraye rime ende scone woert sijn metten genen wel gehoert, die recht en de redenen kinnen. Verstaet na mi, ic sal be ginnen. Die middeleeuwse boerden zijn kort gele den weer onder het stof vandaan gehaald. Ze waren een beetje vergeten. Tegenwoor dig worden ze niet meer als blote tekst onder de loep gelegd. Onderzoekers kijken nu ook naar de culturele context. De vaste ingredi ënten van bedrog, afgestrafte ijdelheid, vunzige geilheid en trouweloze schijnhei ligheid worden door de moderne onderzoe kers in verband gebracht met de literatuur van andere landen. Film en televisie hebben duidelijk gemaakt dat die verhalen en mo tieven, uitgekleed en weer opgemaakt, con stante elementen zijn en een eigen leven blijven leiden. Veel Middelnederlandse komische vertel lingen zijn anekdotes rond seks. In de con flictsituaties die er het gevolg van zijn, pro beren personages elkaar met een list af te troeven. In het veertiende-eeuwse verhaal op rijm Van eenre begahine wordt het intie me samenzijn van een begijntje uit het Brus selse begijnhof Den Wijngaerd met een mooie jongeman bezongen. Ze gaan heftig tekeer - voor het verhaal natuurlijk; voor de film zou de regisseur op outfit, lengte en ca merastandpunt gelet hebben. De gelieven blussen in het middeleeuwse verhaal hun begeerte zo onstuimig dat ze met bed en al door de vloer van de zolder zakken. In deze bloemlezing van komieke verhalen uit onze middeleeuwen staan de oude tek sten op de linker pagina; te rechter zijde staat een moderne vertaling. Die is van de hand van Karei Eykman. Dat begin van het verhaal over die visser uit Parijs klinkt bij hem zo: Een fraai rijm en een goedgekozen woord/ worden door mensen graag ge hoord/ zolang het maar redelijk en netjes is. Wees dus stil en luister naar deze geschiede nis. De vissersvrouw maakt de visser trouwens duidelijk dat ze de lichamelijke omgang met haar echtgenoot met grote te genzin praktiseert. In de tekst staat bijvoor beeld: 'Soudic u minnen dore dat quaet dat tuschen uwe bene staat?' In Eykmans verta ling klinkt dat zo: 'Houd ik van je om je ap paraat/dat daar maar tussen je benen staat? De vertaler heeft af en toe wat stoplappen en tussenvoegsels nodig en ook dwingt hij zichzelf het Middelnedei'landse gepaarde rijm te handhaven. Dan valt het bepaald niet mee om dicht bij de taal en de sfeer van de tekst te blijven en toch geen platvloerse uitglijders te maken. Dat is goed gelukt al loopt het niet altijd even glad. Voor de goede orde: de vrouw en de visser blijven uiteindelijk bij elkaar. En de vertel ler heeft er nog een les bijgevoegd, vooral voor het mannelijke deel van zijn publiek. Die boodschap komt hier op neer. Als je het edele lid niet meer kunt hanteren, ziet geen vrouw je meer staan, maar o wee als je wat in huis hebt, of je nu melaats, mismaakt of kreupel bent, ze wachten op je. Zo klonk dat op de markt van Middelburg, Veere, Kort- i-ijk, Antwerpen, Gent of Brugge: En is ooc lazer noch croepel geen, maer heeft hi tu schen sine been, een ding datmen heet den vede, hine crijchter wijf wel mede. Een vede tussen de benen - dat geeft aan het woord vedelaar nog een interessante betekenis. Lo van Driel Karei Eykman Fred Lodder: Van de man die graag dronk en andere middelnederlandse komi sche verhalen - Uitgeverij Prometheus/Bert Bak ker, 217 pag., €32,95.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 25