Geschiedenis van een ambitieus plan
Je moet keuzes durven maken
IN/IU
ZEE
UIVI
25
STUKKEN
Macht en
welstand
dinsdag 2 juli 2002
D plannen voor een Zeeuws maritiem muse-
m zijn al tien jaar oud. In 1992 ontstond een
plan n het Stedelij k Museum in Vlissingen om te
bouwi tot een maritiem museum. Het gebouw en
de ui traling van het pand aan het Bellamypark
voldeen niet meer aan de huidige publiekseisen.
In eenieuw, maritiem, museum zou de collectie
van Ut Stedelijk beter tot haar recht komen.
In 195 concludeerde de Rijksgebouwendienst in
een halbaarheidsonderzoek dat in het Lamps-
rnshis aan de Nieuwendijk met de nodige bouw
kunde ingrepen een 'verrassend, compact en
toegakelijk museumcomplex' zou kunnen ont-
staarWethouder L. C. Poppe-de Looff van cul
tuur reageerde meteen enthousiast. ,,Zo'n unieke
kans", zei ze, „krijgt Vlissingen nooit meer."
Een jaar later, december 1997, kocht de gemeente
Vlissingen het Lampsinshuis aan. Weer een jaar
later presenteerde de toekomstig exploitant, de
stichting Maritiem Museum Zeeland, een eerste
ontwerp. Om de collectie en de maritieme ge
schiedenis goed te kunnen laten zien, werden ook
het aangrenzende VW-pand, Nieuwendijk 13 en
twee voormalige pakhuizen aan de Nieuwstraat
10 en 12 verworven. De totale investeringskosten
voor het maritiem museum bedragen 14,3 miljoen
gulden (ruim 6,5 miljoen euro). Rijk, provincie,
gemeente en sponsors schieten bij.
De verbouwing van het Lampsinshuis begon eind
'98. Vrijwilligers gingen aan de slag om het monu
mentale pand voorzichtig van zijn waardevolle
ornamenten en lambrizering te ontdoen. Ook
werden allerlei scheidingswandjes gesloopt. De
totale verbouwing duurde twee jaar. Tussentijds
werd de klus getroffen door een bouwstaking.
Daardoor moest het muZEEum enkele weken la
ter dan gehoopt, openen. Na de ingrijpende reno
vatie en verbouwing telt het maritiem museum in
totaal twintig zalen. Bezoekers komen binnen via
een grote, centrale ruimte, gevestigd in de nieuw
bouw. Een transparante ruimte geeft direct zicht
op de kelders. In het eigenlijke Lampsinshuis
wordt de Zeeuwse maritieme geschiedenis gepre
senteerd. Elke verdieping heeft een eigen thema:
water, werk en glorie. Voor recepties en ontvang
sten kent het muZEEum de Pronkzaal, vanwaar-
uit bezoekers een schitterend uitzicht hebben op
de schepen op de Westerschelde.
In de twee monumentale pakhuizen achter het
Lampsinshuis worden jaarlijks wisselende ten
toonstellingen gehouden. Vanaf 6 juli is de exposi
tie De VOC over de grens te zien. In de Scheldezaal
wordt Zeeuwse maritieme kunst geëxposeerd, te
beginnen met de tentoonstelling Met zicht op zee.
Ab van der Sluis
Het5 een beetje een chaos
nu, erontschuldigt mu-
ZEBm-directeur Wilbert
Webr zich op voorhand.
De Taag luidde hoeveel
vooverpen het oude Ste-
deli: Museum in beheer
had.,Veel meer in ieder
gev; dan we dachten.
Ma£, Dick weet 't uit zijn
hooi. Ik zit er altijd een
paaduizend naast."
Dick is Dick Broers, collec
tiebeheerder van het Ste
delijk en straks het muZEEum.
Een snel telef oontje leert dat het
museum een kleine twintigdui
zend stukken behéert. Toen
Weber in 1980 aantrad als direc
teur ontbrak een goede inventa
risatie. De collectie telde niet
meer dan tweeduizend voor-
werpen. De verklaring was sim
pel. Op een inventariskaart
stond vermeld: één kist met te
gels. Bij openmg bleek het krat
vijf- a zeshonderd tegels te be
vatten. En zo waren er meer
kratten. „Er was", weetWeber
inmiddels, „nauwelijks sprake
van een inventarisatie. Nu we
daarmee nagenoegrondzijn, lo
pen we tegen de twintigduizend
voorwerpen aan."
Weber en Broers haasten zich te
vertellen dat het muZEEum en
het Stedelijk geen eigen collec
tie hebben of hadden. „We zul
len dat ook nooit hebben. Wat
we wel doen is collecties behe
ren van het Rijk, de gemeente
Vlissingen en het Koninklijk
Zeeuwsch Genootschap der We
tenschappen. De Stichting' Ma
ritiem Museum Vlissingen (de
toekomstige beheerder van de
collectie) wil alleen beheren. De
inventaris is nodig, omdat de
oude collectie van het Stedelijk
niet zomaar kan overgaan naar
de Stichting. Die stichting' zou
de stukken kunnen verpatsen.
En zo ga je niet om met het Vlis-
sings cultureel erfgoed." Het
muZEEum beheert een deel van
het Vlissings cultuurverleden
en het gemeente-archief voor
namelijk het papieren deel.
De inventarisatie van objecten
is dan ook bedoeld om aan de
overheid, de gemeenteraad van
Vlissingen, duidelijk te maken
wat de rijkdom is van de ge
meente. Als stukken afgestoten
Stadricht vanuit het torentje bovenin het Lampsinshuis.
moeten worden, dan is dat een
verantwoordelijkheid van de
politiek.
De Vlissingse collectie is enorm
en staat opgeslagen in diverse
gemeentelijke gebouwen. Van
een weloverwogen groei is in de
afgelopen tientallen jaren nooit
sprake geweest. Weber: „Van al
les wat de gemeente dacht: dat is
oud, kregen wij. Stoelen, oude
stenen; alles werd naar het mu
seum gebracht. Het museum is
een tijdlang opslagplaats ge
weest voor bouwfragmenten,
tegels, balken, deuren, kozijnen
van deuren en lambrizering. We
hebben alle oude stoelen van de
gemeenteraad van Oost-Sou
burg, we hebben bureaus, de
stoel van de burgemeester, lam
pen. Het zag er oud uit, dus.We
hebben de laatst gebruikte ty
pemachine. Vanuit cle mensen,
die het bij ons brachten, was het
goed bedoeld. Want alles is ab
soluut in de gemeente Vlissin
gen gebruikt. De gedachtegang
is heel goed, maar het gevolg is
wel geweest dat de collectie een
beetje een ratjetoe is geworden.
Er zitten soms ook nuttige din
gen tussen. We hebben in Vlis
singen bijvoorbeeld één van de
grootste collecties gevelstenen.
We hebben hier de grootste col
lectie haardplaten."
Het ratjetoe aan objecten was
voor het Vlissingse college re
den om een nota 'museale col
lectie' te laten schrijven. B en W
vroegen zich daarin af of het nog
wel zinvol is alles te bewaren.
Het college stelde voor dat de
Stichting Maritiem Museum
Zeeland de collectie van mari
tieme voorwerpen overnam en
objecten die van belang zijn (ge
weest) voor de stadshistorie.
Ook voorwerpen die voor stu
diedoeleinden gebruikt kunnen
worden, zoals de verzameling
tegels, munten en penningen,
mochten niet afgestoten wor
den. Voorwerpen die niet thuis
horen in het muZEEum, krijgen
een andere bestemming. Mede
werkers van het museum moe
ten voorzover mogelijk de
schenkers achterhalen om de
stukken terug te géven. Objec
ten die niet passen in de ge
schoonde collectie, maar die wel
museale waarde hebben, mogen
naar andere musea in bruikleen.
Financieel kostbare stukken,
waarvoor geen passende be
stemming kan worden gevon
den, worden verkocht. De op
brengst gaat in een potje voor
onderhoud of aankoop. De veer
tig a vijftig haardplaten in Vlis
singen waren reden voor een e-
mailtje naar het Haardplaten-
museum in Klarenbeek. Weber:
„Wij zullen in het muZEEum
geen haardplaten laten zien. Als
een ander museum, dat voldoet
aan de voorwaarden, ze wil heb
ben, zetten we ze daar neer in
bruikleen. Dat zijn ook voor
werpen waar mensen ze ver
wachten." Een ander voorbeeld
zijn drie zilveren vazen, die het
Stedelijk in bruikleen had ge
kregen van een Vlissingse, die ze
op haar beurt van haar vader
had geërfd. Hij was ten tijde van
de Culturele Revolutie werk
zaam op de ambassade in China.
De man hielp een Chinese offi
cier te ontsnappen. Als dank
ontving hij een zilveren kaststel.
„Het verhaal achter het kaststel
is bijzonder aardig, maar het
muZEEum heeft helemaal niets
met China. Het Museum voor
Volkenkunde in Leiden heeft
dat wel. Zilver was tijdens de
Culturele Revolutie heel bijzon
der, omdat het bijna allemaal
was omgesmolten. Wij vinden
dat we spullen thuis moeten
brengen in musea die daar wél
iets mee kunnen doen. Het zilve
ren kaststel was voor Leiden een
bijzondere goede aanvulling op
hun collectie." Een grote collec
tie resten van grafstenen uit de
Jacobskerk, die bij de inventa
risatie in de kelder werd terug
gevonden, gaat terug naar de
kerk. „We hebben daar", glim
lacht Weber, „als een goed huis
vader netjes opgepast en nu ge
ven we ze terug."
Moreel verplicht
Het opschonen van de collectie
is ook ingegeven door een ge
brek aan opslagruimte. Spullen
die niet direct in het muZEEum
thuishoren, moeten onder goede
klimatologische omstandighe
den in depot. Dat kost niet al
leen ruimte, maar ook geld. „Je
moet", vindt Weber, „als muse
um ook een keuze durven ma
ken. De gemeenteraad van Vlis
singen heeft ervoor gekozen om
van het Stedelijk een maritiem
museum te maken. Wij hebben
als museummedewerkers de
taak om spullen, die daarbuiten
vallen, een goede plek te geven.
Ik voel me ook moreel verplicht
om een lijst te maken van wat
afgestoten of vernietigd kan
worden. De gemeenteraad kan
dan ja of nee zeggen."
Hoeveel voorwerpen Weber en
zijn medewerkers uiteindelijk
afstoten, is nog niet duidelijk.
Eerst moet de collectie worden
overgebracht naar het Lamps
inshuis. Dan ontstaat ruimte in
het oude Stedelijk aan het Bel
lamypark. „Ik zou niet durven
zeggen, hoeveel stukken we weg
doen. We hebben heel veel meu
bilair staan. Dat vreet opslag
ruimte. Kleine voorwerpen ne
men nauwelijks plek in. Het
heeft geen nut 24 stoelen te be
waren. We hebben ookeenmun-
tencollectie met 4500 munten.
Die neemt evenveel ruimte in als
twee stoelen." Bij twijfel wordt
niets weggegooid.
Het opschonen van de collectie
en de aanstaande opening van
het muZEEum kent ook voorde
len. Na een publicatie in deze
krant, belde het Frans Halsmu
seum. Of het nieuwe maritieme
museum soms interesse had in
een scheepsmodel? Weber ging -
nieuwsgierig gemaakt - kijken.
Hij vond in Haarlem een model
van D'Elisabeth galey. „Ik wist
dat vanuit Zeeland schepen uit
gereed werden voor de slaven
handel in Afrika. D'Elisabeth
galey was van oorsprong een
koopvaardijschip, maar later
een slavenhaler. Of ik het model
wilde hebben? Tuurlijk, graag.
Hebbes! We hebben nu dus in
onze collectie een echte slaven
haler. Het moet nog wel geres
taureerd worden, maar we heb
ben hiermee wel een kwalitatief
hoogstaand scheepsmodel in
huis gehaald waarbij je een
Zeeuws verhaal kan vertellen."
De mariene modellenkamer van
het Amsterdam Historisch Mu
seum kwam over de brug met
een aantal negentiende eeuwse
schilderijtjes met voorstellin
gen over het leven van Michiel
de Ruyter, de bekendste Zeeuw.
„Je kunt zo", zegt Weber, „een
kwaliteitsslag maken zonder-
veel geld uit te geven."
Ook het Koninklijk Zeeuwsch
Genootschap der Wetenschap
pen heeft beloofd de maritieme
collectie over te brengen naar
het Lampsinshuis. Daaronder
vallen onder meer botten en
haarrestanten van de gebroe
ders E vertsen en het doodshemd
van Michiel de Ruyter. „Zoiets
vind ik best spannend. Een
beetje gruwelen in het museum
mag toch wel?"
Ab van der Sluis
Cornelis Lampsins (1600-1664),
reder en magistraat.
Cornelis Lampsins is de naam.
In 1600 in Vlissingen geboren
als zoon van de uit Oostende af
komstige Jan Lampsins en Janne-
kenVelters. Hij trouwde in 1628
met Tanneke Geleijns Boers, ge
zegd Schot en ook genaamd Boers
Schot. Zij was de dochter van Ge-
leijn Bouwensz. Schot, Reken
meester in de Provinciale Reken
kamer Zeeland.
Lampsins (in 1664 overleden)
wasin Vlissingen een zeer aanzien
lijk man. De buitenplaats Lamme-
renburg, die in 1633 werd aange
legd, en het 1641 gebouwde
Lampsinshuis aan de Nieuwen
dijk, tonen zijn welstand.
Zijn loopbaan getuigt van macht
en invloed: in 1631 werd hij raad
van Vlissingen; tussen 1633 en
1636 bewindhebber van de Westin-
dische Compagnie; tussen 1636 en
1649 ettelijke malen schepen van
Vlissingen; van 1650 tot 1652 bur
gemeester van Vlissingen; maart
1654 benoemd tot gecommitteerde
ter vergadering van de Staten Ge
neraal; in 1662 afgevaardigde bij
de vredesonderhandelingen tussen
de Republiek en Frankrijk; een
jaar later benoemde Lode wijk XIV
hem tot baron van het eiland Toba
go in de Cariben.
Die laatste titel zegt iets over de
wereldomspannende activiteiten
van de Vlissingse koopman. Het
handelshuis Lampsins (Cornelis
met zijn in Middelburg woonachti
ge broer Adriaen) probeerde er in
en na 1654 een handelsnederzet
ting te stichten. Het succes was van
korte duur.
Koopvaarders van Lampsins voe
ren in de Middellandse Zee en do
ken op voor de kusten van West-
Afrika en Zuid-Amerika. Kaap
vaart was een belangrijk onderdeel
van de handelsonderneming van
Cornelis. De latere zeeheld Michiel
de Ruyter begon zijn loopbaan in
de touwslagerij van Lampsins, la
ter voer hij op de schepen van de
Vlissingse reder.
Familiewapens in de gevel van het Lampsinshuis: links Lampsins.
Geleijns Boers.
foto's Lex de Meester