Wachten op het paradijs
Vierhonderdduizend kilometer op de pedalen
Pim Ouwendijk, vriend
van de engelen
Eenzame
fietsreiziger
Luister naar je beschermengel
en alles komt goed. Dat is de
boodschap van Pim Ouwendijk,
en iedereen moet die horen. Daar
om ook staat er op zijn bestelbus
je: God's Woord, ,,'t Is jammer dat
mensen niet meer naar hun be
schermengel luisteren. Soms zie
ik een auto voorbijscheuren. Re
ken maar dat de beschermengel
naast de bestuurder met een van
angst vertrokken gezicht zit te kij -
ken hoe gevaarlijk die man doet.
Als hij gaat, gaat de engel mee
snap je? Hij is je persoonlijke be
schermer en als het fout met je af
loopt, heeft hij gefaald."
Pim Ouwendijk (60 jaar, Middel
burg) werd katholiek opgevoed.
„Gek genoeg sprak dat hele religiege-
doe me toen niet aan. Onze familie
was trouwens heel progressief. In de
jaren zestig had je die discussies van
ecclesia-groepen binnen de katholie
ke kerk. Bijvoorbeeld over dat het ei
genlijk toch maar raar was dat je elke
zondag naar de kerk moest om een
goede gelovige te zijn. Nou, dat hoef
den ze tegen mijn ouders geen twee
keer te zeggen. Binnen drie maanden
gingen ze niet meer. Terwijl die men
sen die dat zeiden, twintig jaar later
nóg elke zondag in de kerk zaten!
Maar ik heb God teruggevonden, he
lemaal. God is in de hemel en de hemel
is hier op aarde, als we dat willen met
z'n allen. Vagevuur en hel zijn hier
ook. Hemel en hel zitten voor drie
kwart tussen je oren. Soms zie ik ie
mand lopen en dan zeg ik tegen mijn
beschermengel: kijk, die zit in de hel
„Het heeft ook te maken met straf.
Zelf heb ik het in een vorig leven ver
prutst en daar werd ik voor gestraft.
Maar als je berouw toont, word je ver
geven en is het ook meteen klaar. Dat
heb ik ook meegemaakt, jaren geleden
al hoor. Als de engelen eenmaal con
tact met je hebben, is het eerste wat ze
doen: je laten inzien wat je fout doet of
gedaan hebt. Bij mij ging eigenlijk
nooit iets honderd procent goed. Pech
kan ik het niet noemen, maar het liep
niet lekker. Als kind kreeg ik een ziek
te waardoor ik een hele tijd min of
meer buiten de maatschappij kwam te
staan. Ik had verlammingsverschijn
selen en werd ontzettend snel moe. Al
tijd moest ik oppassen, ik kon niet
meedoen met de rest. Pesters vonden
in mij een makkelijk slachtoffer. Heel
eenzaam ben ik daardoor geweest, ja
ren heb ik er last van gehadIk had ook
heel sterk het gevoel dat ik niks kon.
Op een gegeven moment had ik er zo
genoeg van dat ik me bij een psychia
ter gemeld hebEen half jaar lang heb
ik in Leiden gepraat over mijn jeugd
en dat soort dingen. Echt ziek was ik
niet, zei hijmaar er was hier en daar
wat fout gegaan. Hij heeft me in elk
geval van het idee afgeholpen dat ik
niks kon en met een officiële genezen-
verklaring naar huis gestuurd."
Opticien
„Ik maak nu correctie-veiligheids-
brillen. Dat is mijn werk. Van huis uit
ben ik opticien. Deze bril, die ik nu
draag, heb ik zelf nog geslepen. Mijn
vader had een winkel in Oostburg,
waar ik in '42 ben geboren. Toen hij
stierf heb ik de zaak overgenomen,
maar ik ben te precies. Ik stopte te veel
tij d in die brillen en uiteindelijk heb ik
de zaak nét op tijd verkocht. Sinds
dien werk ik dus in loondienst, aan 'de
overkant', in Middelburg."
zaterdag 29 juni 2002
Pim Ouwendijk: „Op een gegeven moment was ik aan een nieuwe auto toe en toen zeiden mijn beschermengelen: 'Koop maar een busje'." foto Lex de Meester.
Aan materiële zaken hecht ik weinig;
ik dien de Mammon niet. Ik ga me niet
fraaier voordoen dan ik ben of mezelf
oppoetsen voor de foto. Mijn haar
hóórt een beetje wild te zitten. Dat is
uit principe. IJdelheid is zonde, voor
een man tenminste. Je raakt te veel op
jezelf gericht. Het leven draait om
God. Voila. Heb je wel eens een afbeel
ding gezien van de Tempeliers, de sol
daten van God? Die hebben hun haar
ook niet keurig gekamd. Als ik in die
tijd zou leven, zou ik bij die Orde ho
ren. Een heel geïnspireerde Orde."
„Ik zeg altijd U. Ik heb van mijn ou
ders geleerd altijd U te zeggen, en me
vrouw of mejuffrouw. Bij ons was dat
onverbiddelijk. Voornamen gebruik
ik toch al nooit. Dat komt zo: op
school vonden ze dat ik maar een rare
naam had. Pim. Ik weet ook niet waar
om hoor, dat was daar in Zeeuws-
Vlaanderen blijkbaar zo. Met als ge
volg dat ze me altijd met mijn achter
naam aanspraken: Ouwendijk. En
van de weeromstuit ben ik iedereen
toen ook met de achternaam gaan
aanspreken. Jijen en jouwen vind ik
hartstikke moeilijk. Maar ik kan er
aan wennen, als het moet."
„Engelen hebben geen namen. Ja, de
méns geeft ze namen. Dat is een men
selijke eigenaardigheid. Zelf heb ik
mijn persoonlijke beschermengel ook
een naam geven. Hoe die heet? Wacht
even..even vragen..ja, ik mag het
zeggen. Ursus. Mijn hogere zelf - da's
je menselijke geest, die zit op een an
der energieniveau dan engelen - heeft
zich voorgesteld als Sint Ursula. Zo
ben ik op Ursus gekomen. En dat vond
m'n engel ook leuk, dus die heeft-ie
gehouden. Dat is dan gelijk voor de
eeuwigheid.
De andere engel...nee, Zijn Naam mag
ik niet noemen. Engelen hebben geen
namen nodig omdat ze niet denken in
woorden, maar in beelden. Dus ze we
ten onmiddellijk wie ze moeten heb
ben als ze iemand willen aanspreken.
Ze spreken rechtstreeks van geest tot
geest, omdat een engel helemaal be
staat uit intellect. Engelen zijn lede
maten van God en daarmee uit. Wij
zijn hun handen. Ik zeg wel eens voor
de grap: moet je ook een bakje koffie?
Grappen ze terug: ja, als je het niet erg
vindt dat het over de grond spettert!
„Weet je waarom mensen denken dat
engelen in de hemel wonen? Omdat ie
dereen die met ze praat of over ze
praat, naar boven kijkt of wijst. Maar
dat is omdat ze zo lang zijnDrie me
ter, dat is 'n end omhoog hoor. Niet dat
ik dat gezien heb, ik heb mijn engelen
nooitgezien; ikhoor ze alleen. Maar ik
heb ze het hemd van het lijf gevraagd,
haZe zien er bijna allemaal hetzelfde
uit. Met een normaal postuur, maar
omdat ze zo lang zijn, lijken ze slan
ker. Dat wij ze zo zien, als een gesty-
leerde menselijke verschijning, is om
dat ze dat willen. Want een engel is
niets dan geest; een bewuste elektro
magnetische straling. Een elektro
magnetische verschijning. Het kost
hen energie om een gestalte aan te ne
men die wij kunnen zien, en zeker om
dat vol te houden. Wat voor kleding ze
dragen? Niets. Niets. Toen ik ze een
keer vroeg of ze dan bloot waren, rea
geerden ze een beetje gegeneerd. Ze
zijn ook eigenlijk niet bloot, tenmin
ste niet zoals wij bloot zijn. Ze zijn ge
huld in een blauwe gloed of stralend
wit licht; dat ziet er niet uit als een
bloot wezenZe hebben ook geen haar
trouwens. Ze hebben geen haar, maar
ze zijn niet kaal en ze zijn niet naakt,
maar ze hebben geen kleren aan. Maar
het is dan ook geen vlees zoals ons
vlees, het is een lichtwezen! Kent U
die film Cocoon? Waarin lichtwezens
van een andere planeet door een
zwembad wervelen als sterrenlicht,
als vonkenregens? Dat is een geïnspi
reerd beeld. Zo kun je je engelen voor
stellen. Zo beweeglijk zijn ze ook."
Stervelingen
„Pas opIk zie ze dus niet. Zij praten
met mij in woorden, omdat ik woor
den nodig heb, omdat ik hun beelden
niet zie. En ik vind de woorden om hun
gedachten naar de stervelingen te ver
talen. Ze vinden dat ik dat goed kan.
Ook al omdat ik een ongelooflijke
kletskous ben. Daarom hebben ze mij
voor deze speciale taak benaderd.
Daarom heb ik naast mijn persoonlij
ke beschermengel - die heeft iedereen,
u ook - altijd nog een tweede engel bij
me. Speciaal voor die taak. Dat is een
pr-medewerker van God, zeg maar,
met een boodschap voor de mensen.
De engelen zijn onder ons en als we
naar hen leren luisteren, heerst het
paradijs op aarde. Ze wijzen ons de
weg naar het goede en waarschuwen
ons voor het kwade. Zoiets als je ge
weten, zegt u? Nou, nee. Want de enge
len verkondigen het Woord van God
en het geweten spreekt met j e innerlij -
ke stem, van je hogere zelf. Dat ken ik
ook, maar dat is iets anders."
„Ik zei vanmorgen nog tegen mijn be
schermengel: jullie zaak is mijn zaak
geworden. Ik zie het niet meer als een
opdracht die me is opgelegd, ik ben er
deel van geworden. Het stoffelijke
voertuig van de engelen. Over voer
tuigen gesproken: hebt u gezien wat of
er op mijn busje staat? God's Woord,
Ja, dat roept nogal eens reacties op,
dat busje. Agressie ook. Ziet u die deu
ken? Die hebben ze erin getrapt. Ge
lukkig zijn er ook mensen die gewoon
nieuwsgierig worden en komen vra
gen wat of dat nou betekent: God's
Woord. Om te beginnen was het altijd
al een droom van me om een busje te
hebben. Op een gegeven moment was
ik aan een nieuwe auto toe en toen zei
den mijn beschermengelen: Pim, koop
maar een busje. Naderhand snapte ik
wel waarom: omdat zij dan meer
ruimte hebben! Maar als er nou ie
mand mee wil rijden, dan zeg ik heus
niet: sorry, U kunt er niet meer bij
Dan schuiven ze gewoon maar op,
daar zijn ze heel soepel in hoor. Nor
maal rijden ze natuurlijk in van die
kleine autootjes mee, dan moeten ze
zich ook opvouwen tenslotte. Als
energiewezens kunnen ze natuurlijk
in principe in elke ruimte."
Kouwe pap
„Sommige familieleden van me zijn
die engelen zo beu als kouwe pap.
Daar mag ik niet meer van zeggen: 'ze
zijn er', daar moet ik van zeggen: 'ik
vind dat ze er zijn'. Dan wil ik er best
over zwijgen maar als ik de deur door
ga, hou ik nadrukkelijk de deur voor
ze open en doe even een stapje opzij.
Zodat ze er langs kunnen. Jaaa, ze
kunnen natuurlijk wel door een sleu
telgat, 't is tenslotte energie, maar het
is wel moeilij ker. Zeker als er een sleu
tel in het slot steekt."
„Ik weet heel goed dat sommige men
sen zeggen: 'die is gek', maar ik weet
dat het niet zo isJa hoor, ik ben vaak
genoeg volslagen voor gek verklaard.
Zit ik helemaal niet mee hoor, ik kan
dat wel begrijpen. Het probleem is dat
het tegenwoordig allemaal om ver
stand draait, er is geen ruimte voor in
spiratie of intuïtie. Ik kan zelf heel
goed onderscheid maken tussen mijn
eigen gedachten en wat ik doorkrijg.
Als ik met mijn engelen spreek, is dat
zuiver telepathie. Over een jaar of
driehonderd, schat ik, zullen de men
sen geleerd hebben naar ze te luiste
ren. En dan, let op mijn woorden, dan
komt het paradijs op aarde."
Ondine van der Vleuten
Hij fietste meer dan 400.000 kilometer in
92 landen, Drukke steden zijn hem een
gruwel en regen verafschuwt hij nog het
meest. Frank van Rijn (54) uit het Drentse
Doldersum is fietsreiziger van beroep. „Een
tentje, thee, een flesje prik, brood, groenten
en fruit. Meer hoef ik niet."
De recreatiewoningen in het bomenrij ke
bungalowpark bij Doldersum, vlak over de
Friese grens met Drenthe, hebben bordjes
met namen als 'Boslust' en 'Het houten huis
je'. Het stenen optrekje van Frank van Rijn
is naamloos en maakt een vervallen indruk.
;.De helft van de tijd is Frank er niet, dan be
vrijdt hij de wereld op twee wielen.
-tElke hang naar luxe is hem vreemd. In de
^.woonkamer oude meubels en een bureau.
^Overal boeken en paperassen. Foto's aan de
;-muur, een spiegel met een barst. Zijn fiets en
jjkampeerspullen, wachtend op de volgende
Mocht, zijn het enige van waarde. En de do
zen vol met manuscripten van zijn boeken
en reportages in reis- en fietsbladen. „Er
zijn maar drie dingen die ik serieus doe: fiet
sen, schrijven en erover vertellen.
Van Rijn was als kind van een militair al ge-
wend aan 'zwei-ven'. Hij werd in Den Haag
geboren, woonde daarna in Frankrijk en ve
le kazerneplaatseninNederland. In zijn tie
nerjaren was Steenwijk vier jaar lang de
woonplaats van het gezin Van Rijn. Hij
kreeg lol in de lange fietstochten over het
platteland van Overijssel, Drenthe en Fries
land. Moest zijn schaakclub voor een wed
strijd naar Leeuwarden, dan ging Frank op
de fiets. „Dan kon ik dagdromen. Ik bedacht
dat ik nog eens een wereldreis wilde ma
ken." Dat kwam er pas van na de studie
elektrotechniek in Delft, 's Zomers had hij al
geoefend met fietsvakanties naar Frankrijk
en in 1979 begon het echte werk: in negen
maanden door Zuid-Europa, Noord-Afrika
en de twee Amerikaanse continenten.
Terug in Nederland lukte het solliciteren
naar banen in zijn vakgebied 'niet zo best'.
Er restte weinig anders dan het onderwijs,
als docent wis- en natuurkunde. „Ook geen
groot succes. Ik beleef weinig plezier aan
praten tegen een ongeïnteresseerd pu
bliek."
Razend
De pedalen lonkten: in veertien maanden
reed hij 37.000 kilometer door de Balkan,
het Midden-Oosten en vervolgens door heel
Afrika naar Kaapstad. Terug in Nederland
stond hij toch weer een paar maanden voor
de klas. Geld verdienen om in een half jaar
naar Bali te kunnen fietsen.,Ik ging voor de
derde en allerlaatste keer weg met het idee:
daarna ga ik me settelen in Nederland."
Het lukte niet. De fietsreiziger kon niet
meer aarden in de drukke, aangeharkte pol
der. Dan liever terug naar de Andes om toch
nog over die ene pas te fietsen, die hem eer
der te veel was geworden. En het lukte hem
om een uitgever te vinden voor zijn handge
schreven verslagen. „Ik kan veel sneller
schrijven met de hand. En ik maak zo veel
versies, dat de uitgever geen eindredacteur
nodig heeft. Ik kan er ook niet tegen dat ie
mand met mijn teksten knoeit, dan word ik
razend."
Acht boeken schreef hij inmiddels over zijn
onmogelijk lijkende tochten door alle we
relddelen. Revanche in de Andes is net uit:
een herziene en uitgebreide versie van zijn
eerste boek Zuid-Amerika op de fiets uit
.1.985. Hij werkt aan zijn negende boek: De
poort van de maan, een bundel van nieuwe
en eerder gepubliceerde verhalen, die dit
najaar uitkomt. Inmiddels is hij een 'cul-
theld' in het wereldje van avontuurlijke cy-
clisten. Zo nu en dan levert een lezing daar
door ook nog wat op en sinds kort is hij gids
bij georganiseerde fietsreizen. Hij is inmid
dels mee naar India geweest ('het was wel
een succes, geloof ik') en trips naar Peru en
Zuid-Afrika liggen in het verschiet.
Geen vetpot, het bestaan van een fietsreizi
ger. Maar Van Rijn heeft weinig nodig. „Het
is sprokkelenmaar ik hoef er niet rij k van te
worden. Ik leef sober en stel geen hoge eisen:
ik drink en rook niet en ik hou niet van feest
jes en uitgaan."
Reizen is goedkoop leven. „Ik heb een tentje
mee en ga meestal naar landen waar levens
onderhoud weinig kost. Thee, een flesje
prik, brood, groenten en fruit, meer hoef ik
niet. In Azië leef ik van een tientje per dag.
Ik ben veel duurder uit als ik in Nederland
ben. En voor mijn fiets- en kampeerspullen
heb ik al heel lang sponsors."
Eenmaal onderweg mijdt Van Rijn grote
steden. „Ik kom er alleen als het moet, om
een visum te halen bijvoorbeeld. Het is er te
duur en ik hoef geen auto's, airco en bier.
Verschrikkelijk, onaangenaam, die drukte.
Ik ervaar de grootste sensatie als ik alleen
door het verlaten landschap fiets: de zon
brandt op mijn rug, ik zie het ochtendlicht,
ruik de natuur, hoor de wind en de vogels en
proef het stof.
„Natuurlijk zit je wel eens zo kapot dat je
denkt: was ik er maar nooit aan begonnen.
Maar dat heb ik vooral als ik noodgedwon
gen in een vies hotelletje moet slapen, met
lawaai, een tetterende televisie en dronken
mensen die ruzie maken. Dat zijn mijn diep
tepunten."
Hij fietste tien keer de omtrek van de aard
bol bij elkaar. „Er staan best nog wel wat
landen op mijn verlanglijstje. Komende
winter ga ik naar Laos en Cambodja. De ou
de Sovjetrepublieken in het zuiden komen
ook nog aan de beurt. En Tibet. Engeland en
Scandinavië lokken me helemaal niet. Ca
nada, IJsland, brrr, ik moet er niet aan den
ken. Mist en regen, ik heb er een hekel aan.
Ik kan al rüet eens tegen wolken. Kou ver
draag ik, zolang het niet waait en als het er
mooi is, zoals in de Andes. Ik ga eigenlijk al
leen naar landen met mooi weer. Hoe heter
hoe beter."
Soms fietst hij met zestig kilo aan water,
voedselvoorraden en reservemateriaal door
streken waar zijn leven aan een zijden
draadje kan komen te hangen. „In India
kreeg in ineens een stel kerels achter me aan.
Ik dacht dat ze een grapje maakten, tot ik
eèn bijl langs mijn hoofd hoorde suizen./
Toen heb ik een flinke demarrage gemaakt.
Ik ben maar niet teruggegaan om te vragen
wat ze nou wilden.
In 1997 dacht hij werkelijk dat zijn laatste
uur was gekomen. Op een verlaten gravel-
weg in Death Valley, Amerika, brak een van
de fiets gevallen bidon. „Het was er 52 gra
den in de schaduw, op de heetste dag van het
jaar en op de heetste plek ter wereld. Ik
moest nog 30 kilometer om bij een verharde
weg te komen en ik had niet genoeg water. Ik
heb zoveel mogelijk ballast achtergelaten
om het fietsen lichter te maken. Toen ze me
vonden was ik al flink uitgedroogd."
„Zolang ik blijf fietsen, blijf ik fit. Ik word
wel ouder, maar ik merk er weinig van. Het
gaat misschien wat minder hard, maar het
gaat me niet om de afstand: ik fiets omdat
het de beste manier is om door mooie natuur
en rijke culturen te reizen."
„Ik ben wel altijd vrijgezel geweest. Tj aeen
relatie? Ik ben er nooit toe gekomen. Altijd
weg, hè. En als je je gaat binden is het afge
lopen. Ik zou daar niet een figuur voor zijn.
Ik heb al moeite genoeg om mijn eigen leven
te organiseren," Hij grijnst: „En zo draag ik
toch een beetje bij aan de oplossing van het
o verbevolkingsprobleem
Roel Snijder
De fietsende scrhij ver Frank van Rijn: „Het is sprokkelen." foto Niels Westra/GPD