aan een touwtje Mijn leven is vermoeiend, maar ook heel boeiend RUDEN RIEMENS zaterdag 22 juni 2002 Jos Brink vierde woensdag zijn 60e verjaardag. Zelf bracht hij die dag in Londen door, maar in eigen land ver scheen een nieuwe bundel met columns van zijn hand, onder de titel Alle 160 goed. Reden voor een gesprek met een 'instituut' van de bühne, de beeldbuis en de kansel. ,,In wezen is het allemaal pastoraal werk." Eén seizoen lang kroop Jos Brink in de huid van zijn grote voorbeeld Wim Son- neveld. In de musical over diens leven. Nu gunt hij zichzelf een jaartje rust. Dat is ove rigens maar heel relatief. Want stilzitten, kan deze 60-jarige niet. „Als je niet oud wilt worden, moet je je hoedje in de gracht gooien en er onder gaan zitten. Wat is oud? Fysiek voel ik me 3 53 6 jaar. En ik heb altijd plannen, daar blijf je ook jong door. Het gaat wel steeds vlugger. Statistisch ge sproken heb ik nog vijftien jaar. Maar ik wil 90, 92 jaar worden en dan 'krak' zeggen. Mijn moeder wordt 88, die rijdt nog auto. Da's ook een taaie." Je bent een Rotterdammer, maar geboren in Heiloo. „Ik had in Rotterdam geboren moeten wor den, maar dat liep door de oorlog anders. In Rotterdam ben ik geconcipieerd en gedra gen, dus zeg ik ook dat ik er vandaan kom. We zijn even weggeweest omdat een oom ge sneuveld was en ik voor mijn tante in Heiloo een aardige afleiding vormde. Toen we te rugkeerden, gingen we in Tuindorp Vree wijk wonen. Er wordt wel eens gezegd: die benauwde jaren vijftig. Ik heb daar niets van gemerkt. Het was een mooie jeugd met mijn vier broers. We waren een wat lawaaie rig gezin, waar een hoop kon. Mijn vader was een belastingman. Hij had graag to neelspeler willen worden, maar hij mocht natuurlijk niet van thuis. Ik heb in feite zijn carrière gemaakt. Zelf wilde ik liever naar de academie voor beeldende kunsten, maar dat mocht ik weer niet. Mijn vader zei: 'Ga jij maar naar het toneel, want met portret schilderen kun je je brood niet verdienen'. Schilderen is een heel mooie hobby voor me geworden en van toneelspelen weet ik nu dat het het mooiste vak van de wereld is. Tussendoor ben ik ook nog theologie gaan studeren en nu zit ik helemaal op mijn plek, met mijn verschillende banen." Je was piepjong, toen je al op televisie 'Tus sen 10+ en 20-'presenteerde en pophelden van toen mocht intervieiven, zoals Roy Or- bison en Cliff Richard. „Ik was ontzettend nerveus. Voor mij was het Meneer Orbison. Ik wou dat ik bij de kinderen die tegenwoordig op tv komen ook eens wat meer respect zag. Laatst zag ik een of ander tutje van 19,20 jaar 'Zeg, Johan' te gen Johan Stekelenburg zeggen. Dat is wel de burgemeester van Tilburg. Ik zou hem in haar geval maar gewoon meneer Stekelen burg noemen. Anton Pieck, hij was 84 jaar en kwam in Wedden Dat, wat ik toen presen teerde. Ik zei uiteraard meneer Pieck. Hij stond erop dat ik Anton zei. Na wat aarzelen deed ik dat, maar kreeg prompt brieven van kijkers die dat oneerbiedig van me vonden. Ze hadden gelijk." Wat denk je als oud-presentator van mu ziekprogramma's als TMF? „Voordat je kunt kijken, is het alweer voor bijIk zie wel dat het vakkundig gemaakt is, dat er veel technisch talent achter zit. Maar de manier van presenteren is niet mijn ma nier. Het is hetzelfde als met in een soap ac teren en toneelspelen, dat is ook appels met peren vergelijken. Aan de andere kant, ik zie wel eens archiefbeelden van oude amuse mentsprogramma's, zoals Eén van de Acht. Dat is me van een traaagheid. Dat schiet maar niet op. Maar daar bleef wel iedereen voor thuis, toen waren dat flitsende pro gramma's. Tegenwoordig moet het allemaal veel vlugger. Ook in het theater. Een scène mag niet langer duren dan zes, zeven minu ten en hup, moet er alweer een liedje tussen. Je werkt twee keer zo hard. Maar waar ein digt het? Een stuk van Harold Pinter kun je toch niet op dubbele snelheid spelen?" Verklaart die behoefte aan meer snelheid in het theater de populariteit van cabaret? „Cabaret is er altijd al geweest, typisch Ne derlands. Goed, nu noemen ze zich standup- comedians, terwijl het vroeger conferen ciers waren. Maar die jongelui vind ik hele maal niet zo snel. Youp van 't Hek en Freek de Jonge, die zijn snel. In Nederland heb je tien soorten cabaret naast elkaar. Waarbij ik heel veel van de nieuwe meligheid niet begrijp. Geef mij dan toch maar geëngageerd cabaret. Als je vroe ger naar Sito Hoving ging of naar meneer Kan, dan moest je echt goed weten hoe de politiek in elkaar zat. Heel snel, scherp poli tiek cabaret brachten zij. Vooral Sito, hij was eigenlijk knapper dan meneer Kan, die weer een veel grotere amusementswaarde had." Het is nog altijd 'Meneer' Kan? „Absoluut. Meneer en mevrouw Kan. Ik praat nooit over Wim. Iedereen zei meneer tegen hem. Behalve Herman van Veen en Paul van Vliet, die zeiden papa. En Wim Sonneveld? Dat was ook 'meneer' Sonneveld? „Het is lang meneer gebleven, maar daarna was het Wim. Met Wim heb ik een affiniteit gehad, die sommigen bestrijden. Maar die affiniteit kan ik niet ontkennen, want dan zou ik mezelf ontkennen. De manier waarop hij theater maakte, steeds zijn nek uitstak. Sonneveld was niet echt politiek geënga geerd. Maar hij had een poëzie, een lyriek en tegelijk een nichterige valsheid. Hij kon heel chique zijn en heel plat wezen. Dat mengde hij allemaal in bepaalde vormen. Hij was ook dol op kostuums, op uiterlijk vertoon. Daar herkende ik zo veel in." Vanwaar die kinnesinne bij collega's rond de musical 'Sonneveld'? „Dat heb je altijd. Mensen eisen een lijk op. Dat zie je ook aan die hele toestand rond Pim Fortuyn. 'Mijn goede vriend Pim', 'Het is in de geest van Pim', lazer nou toch op, zeg. Dat is met Sonneveld ook zo. Conny Stuart vindt dat hij bij haar carrière, haar jeugd hoort. Albert Mol, Joop Doderer en Lia Dorana vinden dat helemaal niet. Wil lem Nijholt weer wel, die zegt: 'Ik heb met Wim gewerkt, dus hij is van mij'. Dat is de achterliggende gedachte. Ik heb me Sonneveld niet toe willen eigenen met deze musical. Ik heb ook geen heiligen leven van het script gemaakt, daar gaan ze aan voorbijHet publiek heeft het als een eerbetoon opgevat. Het succes ervan be schouw ik als een gedeeld succes. We heb ben het samen gedaan, met het hele gezel schap. En de appreciatie van het publiek gaat via mij door naar Wim. Toeëigenen? Nee, het is delen." Je schreef netzo makkelijk een huis-tuin- en-keuken-column voor 'Privé' als een the ologische rubriek voor 'Trouw', je bent ster vensbegeleider en tegelijk lolbroek op het podium. Dat kan blijkbaar samen? „Sterker zelfs, het moet zo. Anders roest je vast op één rails. Je moet alles geprobeerd hebben in je leven. Behalve Campari, want dat is niet te zuipen... Het komt ook echt al lemaal uit één potje." Het theater komt nota bene voort uit de kerk. Als je de dienstverlening - en dat be doel ik letterlijk - in de kerk goed doet, geeft dat grote theatrale effecten. Omdat je din gen over moet brengen op mensen. Bij mij in de kerk wordt gelachen. Nou, graag! Gaan de mensen hoopvol de deur uit. Doodgaan doet iemand zelf, maar je kunt meegaan tot de poort. Dat gaat gepaard met veel tranen maar ook met veel grappen. Het is van een andere orde, maar in wezen is dat hetzelfde als wanneer iemand een ongeloof lijke kutperiode doormaakt en tegen zijn vriendin zegt: 'Nee, ik ga vanavond niet mee naar de schouwburg, naar Sonneveld.' Zegt zij'Doe het nou maar.' Om van het gezeik af te zijn, doet hij het. Hij zit in het pluche, kijkt naar de voorstelling en even is dat rot gevoel weg. In wezen is dat hetzelfde. Het is allemaal pastoraal werk. Je bent er door mensen en voor mensen." Je lijkt me niet het type dat op z'n 65e kan stoppen met werken. „Als je goed blijft, kun je heel lang blijven werken. En zijn er geen rollen voor oudere heren, dan schrijf ik toch zelf iets over een heer die met een rollator door het leven moet? Het mag natuurlijk niet zielig wor den. Als het niet om aan te zien is, dan moe ten ze me van het podium af sleuren. Maar als mij zo'n carrière gegund wordt als die van mevrouw Dresselhuys, die tot haar ne gentigste heeft opgetreden, dan zou ik dat heerlij k vinden. Heeft een stervensbegeleider angst voor de dood? „Nee. Het overkomt je, daar doe je niets te gen. Ik hoop wel dat ik nog heel lang heb. Al ben ik eigenlijk al 180 in plaats van 60. Als ik kijk naar wat ik gekregen heb aan vreug de, liefde, genegenheid, avontuur, span ning, sensatie en gevaar, dat is nogal wat. Een registeraccountant van 60 kan dat niet zeggen. Mijn leven is vermoeiend, maar ook heel boeiend." Hij vertelt dat hij komend jaar nog twee boeken wil gaan schrijven. Een troostboek over rouwverwerking én een handboek voor hulpsinterklazen! Een droomwens komt bovendrijven. „Ik ben lid van het Sinterklaas Genoot schap. Sterker zelfs, eigenlijk ben ik de eni ge echteIk hoop zó dat Bram van der Vlugt dit jaar griep krijgt. Reken maar dat ik het dan over zou willen nemenMaar zonder gekheid, Bram doet het voortreffelijk. Moet ik helaas toegeven. Jacques Hendriks 'Alle 160 goed'- bundel met columns van Jos Brink. VIPZ Media, 12,50 euro. Jos Brink: „Je moet alles geprobeerd hebben in je leven. foto Roland de Bruin/GPD

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 24