Ik geef zo gauw niet op Hoe raak ik mijn vent kwijt? Maat Provoost, een taaie rakker Tips om relatie te verbreken VUILNISMAN, zaterdag 15 juni 2002 Haar leven toont een aaneen schakeling van taai ongerief. Wensen en dromen zijn onvervuld gebleven en ziekten hebben het noodzakelijk gemaakt dat delen van haar lichaam werden wegge nomen. Daar zou een mens zeer terneergeslagen van worden, maar zo'n mens is Maat Provoost uit Schuddebeurs niet. Ze kent de donkere kanten van het bestaan maar ze telt vooral de lichte tin ten. Vierentachtig jaar is ze nu en ze herstelt van een heupfractuur, die ze de afgelopen winter opliep toen ze, iets te vinnig, toch nog zo nodig op een trapje moest klim men. Ze kreupelt nog wel, vooral als ze lang heeft stilgezeten. Maar ze gaat vooruit. Ze rijdt alweer auto en dat is mooi meegenomen want kort voor haar val kocht ze nog een nieuw Opeltje. „Een auto maat? Nee natuurlijk niet; dat schakelen vind ik juist zo lekker om te doen." De kleuterjuf van weleer heeft het getroffen. De bungalow die ze met haar zuster Marie bewoont, staat aan de Zuiddijk in Schuddebeurs, te genover een huis waar een kinderrijk gezin woont. „Zulke schatten zijn het. Ik zie ze iedere dag langskomen. Leuk hoor. Ik houd ontzettend veel van kin deren. Dat heeft ook mijn beroeps keus bepaald. Ik speelde als kind al schooltje; met mijn broertje. Kinde ren, ze zijn zo leuk, klein, niet door trapt. Spontaan, direct. Ik ben niet zo'n juffrouw geweest die streng hoef de te straffen. Als kinderen weten dat je om ze geeft, is dat ook niet nodig. Terloops corrigeren, dat werkt beter dan ze de les lezen. Ik herinner me een jongetje uit een niet zo heel goed mi lieu, dat, als hij naar het toilet moest, vroeg of hij mocht gaan pissen. Ik zei dan 'Ja hoor, ga jij maar plassen'. En op den duur vroeg hij of hij mocht gaan plassen. Zoiets vond ik prachtig. Misschien werkt het tegenwoordig anders. Kinderen zijn wel brutaler ge worden. Hoewel, dat gaat ook niet voor allemaal op. Als ik de kinderen van de overburen zie, dat zijn hele maal geen doetjes maar ze weten heel goed hoe het hoort; dus het kén wel." Maatje Provoost werd op 31 januari 1918 in Brouwershaven geboren. Haar vader was smid, moeder deed, zoals toen gebruikelijk was, het huis houden. Een middenstandsgezin vormden ze, met vier kinderen, van wie Maat de derde was. Ze hadden het niet slecht, maar rijk waren ze zeker ook niet. „Mijn vader had de Rotter- damsche Tramweg Maatschappij als klant. Verder deed hij water en elek triciteit. En hij werkte natuurlijk voor boeren. Het liefst was hij bezig met grote constructies zoals een soort kraan waarmee op de Kaai bieten ge lost werden. Wij hadden fietsen, mijn broer had een motor en mijn vader een auto. Dat leek dus heel wat. Aan de andere kant; ik weet nog dat mijn moeder een slapeloze nacht had nadat ze een nieuwe jas had gekocht voor vijfenveertig gulden. Dat was een ge weldige uitgave. Er moesten altijd re keningen betaald worden voor mate riaal en eens per jaar gingen er reke ningen uit naar de klantenMijn vader had een hekel aan administratie dus we liepen nogal eens een beetje achter. Je had dan wel wat uitstaan, maar je kon zélf niet wachten met betalen. Nu gaan bedrijven makkelijker failliet. Destijds betaalde je. Echt moeilijk werd het toen mijn vader tuberculose kreeg. Hij moest naar het sanatorium om te kuren. Sociale voorzieningen had je niet. Mijn moeder ging in die tijd naaiwerk doen en garnalen pel len. Als kinderen moesten wij daarbij helpen." De zonzijde van haar kindertijd staat haar zeker zo scherp voor ogen als de terugkerende, incidentele problemen. Maat Provoost: „De maatschappij is vuiler, ruwer en harder geworden." foto Dirk-Jan Gjeltema „We hadden het geweldig leuk in Brouwershaven. Je liep op klompen. We gingen naar de dijk en gleden dan op één klomp naar beneden. Om het baantje glad te houden, plasten we er op. Zo maakte je zelf modder. Achter de kerk hadden we een plek voor bok springen. Daar deden we ook toneel stukjes; verkleed. We gingen bramen zoeken. We speelden in de wagens waarmee de bieten werden aange voerd en we kropen over de bietenho- pen. Ik heb een leuke jeugd gehad. Je was natuurlijk niet altijd tevreden met wat je ouders zeiden van 'dit moet met en dat moet niet'. Je mocht wel weer niet. Ik heb wel een tijd een jon gen gehad. Hij rookte een merk siga retten waar rozen en vlinders bij ca deau werden gedaan. Van zijde waren die. Mooi hoor. Ik heb een hele stapel van hem gekregen. Nee, die heb ik niet meer. Die jongen is met mijn vriendin gegaan. Die mocht meer dan ik. Je had angst om met een kind thuis te komen. Dat was niet zozeer om godsdienstige redenen, maar het was een schande. Ik ben dus altijd alleen gebleven. Eerst thuis bij mijn ouders en later hier in Schuddebeurs. Zo'n zesendertig jaar geleden, toen mijn vader was overle den, hebben we hier ons huis laten gaan dansen op de kermis maar als je niet op tijd thuis was, werd je opge haald. Dat vond je niet zo leuk. Maar alles bij elkaar was het goed." Rozen en vlinders Maat Provoost is ongetrouwd geble ven. Ze vind dat jammer, maar werke- lij k verdriet heeft ze er niet van gehad. Nuchter: „Ik had het wel graag ge wild, maar je moet er wel iemand voor hebben. Ik kon wel jongens krijgen maar ik moest niet iedereen en wie ik misschien wel wilde, die moest mij bouwen. Een paar jaar later is Marie, mijn oudere zus, bij ons ingetrokken. En toen mijn moeder overleed, zijn we hier samen gebleven. Zij wil eigenlijk wel weg, naar iets met meer verzor ging. Maar ik blijf hier zo lang het maar kan." Ze bleef, tot in de oorlog, bij haar ou ders. Entoen werd ze ziek. Tuberculo se. Jaren heeft ze gekuurd. Toen in 1949 haar broer, de jongste van de vier kinderen, om het leven kwam bij een motorongeluk, lag ze in Laren in een kuuroord. De ziekte die zich eerst voordeed in haar longen, kwam later terug in haar wervelkolom. Jaren la ter zou ze borstkanker krijgen, wat tweemaal een amputatie noodzake lijk maakte. En haar baarmoeder moest worden verwijderd, ook om een levensbedreigende ziekte te bedwin gen. Toch heeft ze niet het gevoel dat ze een hard leven achter de rug heeft. „Ik ben niet verbitterd. Ik heb altijd het idee gehad dat ik er wel weer bo venop kwam. Zo gauw geef ik niet op. Ik heb het gehad zoals het kwam en ik kijk nog altijd optimistisch naar de toekomst. Nee, de dood houdt mij niet bezig. En wat daarna komt ook niet. Ik heb wel een tijd gehad dat ik gelo vig wilde zijn, maar dat is voorbij. Ik geloof dat er na het leven niets meer is. Hoe zou het kunnen dat er wel iets is? Niemand weet het. Ik vind het moei lijk. Als ik al over de dood nadenk, dan is het dat ik gecremeerd wil worden. Ik heb wel eens een begrafenis meege maakt in storm en regen en met kou kleumende dragers. Dat wil ik niet. Zo blijft er geen mooie laatste herinne ring van je over. Cremeren is plechti ger. Maar eigenlijk denk ik er niet vaak aan." Zonder omwegen Haar goede humeur wordt vooral ook gevoed door herinneringen aan haar tijd als kleuteronderwijzeres. In 1951 na een lange periode van ziekte, begon ze in Middelburg aan een cursus om in het onderwijs aan de slag te kunnen en na een tij dj e in Zierikzee te hebben ge werkt, werd ze in 1954 hoofd van de kleuterschool in Noordgouwe. „Na de ramp ben ik en paar maanden geëva cueerd geweest met mijn familie. Bij terugkomst was er een tijd van impro viseren in barakken. Wat erger was, de oorlog of de ramp? Toch de oorlog, denk ik. Die duurde zo lang en je wist niet wanneer het zou zijn afgelopen. De ramp voltrok zich in een korte tijd en daarna was er vlug de wederop bouw. In oktober 1954 was de nieuwe kleuterschool in Noordgouwe klaar en daar kon ik aan de slag. De moder ne tijd brak toen al aan. Je werkte met kinderen in groepjes met nieuwe ma terialen. Kinderen kleur en taal leren, ze leren goed met elkaar om te gaan, dat is zoiets moois. Ze zijn zo open en zonder omwegen. Ik weet nog van een jongetje wiens vader was overleden. Toen we het over vakantie hadden zei hij: 'Mijn vader heeft altijd vakantie'. Zo'n manier van zeggen blijft je altijd bij. Je brengt spelenderwijs dingen over. Liefst met zo min mogelijk ver boden, daar hebben kinderen een he kel aan. Een prachtige tijd was het. Mijn loopbaan als kleuteronderwijze res, daar heb ik zoveel mooie herinne ringen aan. In 1976 moest ik om ge zondheidsredenen stoppen. Ik vond dat erg, maar die mooie jaren heb ik toch gehad. Zo kun je maar het beste denken, vind ik." Kinderen zijn vrijer geworden en soms brutaler, oordeelt ze. „Heel erg strak moet het ook weer niet. Ik vind het verkeerd als ouders altijd maar zeggen 'hou jij je mond', als die zich in een gesprek mengen. Ze horen erbij en moeten ook dat gevoel hebben. Maar aan de andere kant, ik zie hier en daar ook dat er haast helemaal geen regels meer zijn. Dat is jammer. Het ligt vooral aan de volwassenen. Die moe ten het goede voorbeeld geven. Er wordt minder aardig over seks ge praat. Niet door iedereen natuurlijk; de kinderen van hier tegenover zien wat er op de boerderij gebeurt. Ze vin den het gewoon en praten er niet sme rig over. Maar in het algemeen is de maatschappij toch Vuiler, ruwer en harder geworden. Je ziet zoveel agres sie. Wat mij echt een onbehaaglijk ge voel geeft, dat is dat er zoveel vreem delingen naar hier komen. Vooral na 11 september vorig jaar zijn meer mensen angstiger en anti-vreemde ling geworden. De islamieten die op alles een antwoord vinden in hun godsdienst, ik vertrouw ze met. Ze zetten met hun manier van doen hun kinderen op tegen onze samenleving. Dat kan ons land gaan overspoelen. Als iemand werkelijk vlucht, moet die worden opgenomen, maar ik denk dat er veel mensen bijzitten waar men sensmokkel achter zit. Er is veel bij wat hier niet hoort. De oplossing zou i k ook niet wetenHet geweldmensen die zomaar afgerammeld worden op straat, dat zijn dingen die moeilijk zijn terug te draaien. De regering kan dat niet zomaar veranderen. Je moet maar blijven hopen dat er weer goed wordt nagedacht over een mensel ijker wereld. Nou ja, ik denk over die din gen na, maar wij hebben het hier toch goed. En ik ben dan wel bang dat ver keerde krachten de samenleving steeds meer beheersen, maar ik zal dat gelukkig niet beleven. En mijn goede humeur, dat houd ik wel." A.J. Snel Het verbreken van een relatie is geen een voudige klus. Want hoe pak je het aan? Wat staat er in je afscheidsspeech? En welke kleren trek je bij die gelegenheid aan? Het onlangs verschenen boekje Vuilnisman, kan deze zak ook mee? staat boordevol tips voor wouwen om hun geliefde te dumpen. Eén ding is duidelijk: doe het nóóit per fax. There are fifty ways to leave your lover, zong Paul Simon ooit. Maar welke methode kies je uit het scala van mogelijkheden dat er is om een einde aan je relatie te maken? Een simpelweg „Schat, het is over" volstaat niet. Want wat moet je doen als je ex zich er niet bij neerlegt? Of erger nog, als hij dreigt intieme details van jullie relatie in zijn stamcafé wereldkundig te maken? De Amerikaanse auteurs Kate Fillion en El len Ladowsky, die zichzelf op dit vlak „er varingsdeskundigen" noemen, schreven er een enigszins hilarisch boekje over dat in een Nederlandse vertaling bij uitgeverij BZZTöH verscheen onder de titel Vuilnis man, kan deze zak ook mee? Fillion en Ladowsky geven daarin een handleiding om je vriendje doeltreffend te dumpen Volgens de auteurs is er een „ont hutsend" tekort aan informatie over de ma nier waarop je een man de bons kunt geven. Fr zijn tientallen boeken die ingaan op de fi nesses van het versieren en het spannend van je relatie, maar slechts een behandelt het delicate onder van het uit elkaar gaan. Volgens de auteurs hebben veel vrouwen er moeite mee om een einde aan een relatie te maken. In plaats van hun vriendj e elegant te lozen, besluiten ze om het nog een paar we ken te proberen. Of een paar maanden. Dumpangst, heet dat dan. Ze zijn bang om hem te verlaten, omdat ze nog geen vervan- ger op het oog hebben. Of ze willen hun vriendje geen pijn doen. Vervolgens laten ze de verkering doorsudderen of nemen halve maatregelen, in de hoop dat de relatie dan vanzelf wel dood zal bloeden. Door hem te negeren bijvoorbeeld. Ze veinzen een over volle agenda, bellen hem niet meer op en ho pen dat de boodschap dan wel zal overko men. Of ze bezondigen zich aan de carpe diem-dump: wachten met er een eind aan te maken totdat hun vriend een aanleiding geeft, zodat ze hem de schuld kunnen geven. Een kleine faux pas van zijn kant blazen ze enorm op, waarna ze doen alsof dat de enige reden is waarom ze hem de bons geven. Priscilla volgde de passief-agressieve me thode, zo lezen we in het boekje. Ze probeer de haar vrijer het vuile werk te laten op knappen in de hoop hem zo kwaad te maken, dat hij haar de bons zou geven. „Ik sprak bijvoorbeeld om drie uur met hem af, en kwam dan pas om vijf uur opdagen. Maar in plaats van kwaad te worden, deed hij nog meer moeite voor me; hij ging lekkere din gen voor me koken en zo." Niet erg effectief dus, al deze methoden, en ook niet bijster elegant. „Je laat je aan staande ex op die manier meer lijden dan nodig is", zeggen de auteurs. „De beste ma nier om een man de bons te geven, is het dui delijke afscheid: zonder omwegen en zon der ruimte te laten voor onderhandelingen zeg je hem op het juiste moment dat jullie re latie voorbij is, en je laat hem zonder verder gehannes gaan." Een vuistregel daarbij is: dump hem vóór hij jou dumpt. „Uit eigen er varing weten we dat er maar één ding erger Kate Fillion en Ellen Ladowsky KAN PEZE f| ZAK OOK 9) MEE? '/RlENDJf TE DUMPEN is dan iemand de bons te geven, en dat is de bons krijgen", zeggen de auteurs. Maar zo'n kloeke daad vergt moed, doortas tendheid en lef en niet iedereen beschikt daarover in gelijke mate. In het boekje wor den daarom de verschillende stadia van het uitmaken doorlopen, die vrouwen moeten voorbereiden op het uur van de waarheid. Zoals het plannen van het afscheid Volgens de auteurs mogen er niet meer dan twee we ken liggen tussen het tijdstip dat je besluit een man te dumpen en de dag dat je het daadwerkelijk doet. De ideale tijd om hem de wacht aan te zeggen is op vrijdag tussen zeven en acht uur 's avonds. „Hij heeft dan het hele weekend om zijn wonden te likken, en als je het snel afhandelt, kun je misschien dezelfde avond nog een afspraakje regelen." December Op het eerste gezicht lijkt de december maand de wreedste tijd om uit elkaar te gaan, maar de feestdagen lenen zich juist heel goed vooreen laatste afscheid, betogen Fillion en Ladowsky. Hij heeft namelijk al plannen gemaakt om zijn familie te bezoe ken en heeft zodoende dus al een crisisteam paraat. Heb je het afscheid eenmaal ge pland, begin dan onmiddellijk met het te rughalen van je bezittingen De voor keursmethode houdt volgens de auteurs in dat je elke keer een paar dingen meesmok kelt. En hoe geef je je vriendje vervolgens de bons? Per afscheidsbrief? Of via de telefoon? Een ding is duidelijk: het uitmaken per fax ontbeert elk gevoel voor stijl. En je relatie beëindigen op de elektronische snelweg verdient eveneens geen schoonheidsprijs, tenzij je je vriendje ook via de computer hebt leren kennen, natuurlijk. De auteurs zijn voorstanders van het per soonlijke afscheid, en dan bij voorkeur in een geschikt restaurant. En als het afscheid niet al te veel mag kosten, kies dan het park. Een scheiding bij hem thuis is daarentegen ook een optie. „Voor je aan je afscheids speech begint, kun je nog even door het huis dwalen en je tas volproppen met je eigen dommen die je de vorige keren niet mee hebt kunnen nemen." Voor wie zich na een zorgvuldig geplande en doeltreffend uitgevoerde dump realiseert dat ze een gruwelijke vergissing heeft be gaan. is er achter in het boekje een apart hoofdstuk opgenomen; Hoe krijg ik hem weer terug? Corine van Zuthem Kate Fillion en Ellen Ladowsky: Vuilnis man, kan deze zak ook mee?; Uitgeverij BZZTóH; ISBN 90 5501 938 0;

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 35