Noordersmoor
briengt droogte
Paardenput is een oase in eentonig akkerland
Woorden als oud vuil
Ojp Kóze*
dinsdag 11 juni 2002
erfgoedi
In dan om 'out
Zo regene in zó wooie
'k Zou liever in de smisse staen
As mee d'n boer gae zooie.
Bij het woord kouweletten ben
ik de vorige keer volkomen fout
geweest. Velen reageerden. Ik
had het zonder meer vertaald in
coteletten. Mevrouw Meijaard
uit Terneuzen schrijft dat haar
moeder het gebruikte voor over
schotjes van het eten. En dat
klopt. Het staat zelfs zo om
schreven in het Zeeuwse woor
denboek. Ook mevrouw Corrie
Elenbaas-Murre reageert erop:
'Je mot gin kouweletten achter-
laete. Dat beteêkent zövee as da
je bord leeg mot ete.'
Zij is het ook niet geheel eens
met mijn uitleg van de zin 'die
zat op z'n okken in de blakken'.
Ze cluidt erop dat je niet zo maar
op je huiken in het open land zit
'Nee, ie zat iaat te doen... Ie gi-
eng 'r nie voe ni 't 'uusje, mè die
dee het in het in den blakken.Ik
dienke a ze gliek eit.
Nu we toch bij 'het huisje' zijn
aangekomen, past de reactie
van de heer Sonke uit Burg-
Haamstede. Hij schrijft dat zijn
Zeeuwse woordenschat soms
ouderwets aandoet, omdat hij
veertig jaar uit Zeeland wegge
weest is. Als repatriant, as
vromkommer, krijgt hij allerlei
herinneringen bij het lezen van
een rubriek als deze. Hij herin
nert zich hoe zijn moeder het
woord keiven gebruikte, terwijl
dat nu niet of nauwelijks meer
wordt gehoord. Opkelve staat
voor opfrissen, wassen. Ofkelve
voor af poetsen, maar zo voegt
Sonke er aan toe: 'Ik ken het na
gedane arbeid op de plee. Een
buurjongetje, nog niet geheel
zelfstandig, placht met luide
stem, nadat hij zijn boodschap
had gedaan, als volgt zijn moe
der te roepen'Kom m'n kont es
ofkelve, ik bin klaer.
Wasschappel
Mevrouw Elly Stroo stuurt een
lijstje met Waschappelse (West-
kapelle) woorden, waarvan ze
denkt dat ze op het punt staan te
verdwijnen: bamboes (bezem),
ruutouter (schoira® bokke
(buigen), (bok over aesje bok
springen haasje over), ienkloe
(enkel), in bagger gae (gaan
zwemmen in zee) en een Middel
burgse reize (een verre reis). Het
zijn prachtige voorbeelden,
maar helaas heb ik ook het ver
moeden dat ze weinig en steeds
minder gebruikt worden. De
uitdrukking een Middelburgse
reize, komt in Zuid-Beveland
voor als een Bathse reize. Dat
staat niet alleen voor ver, maar
ook voor een reis met veel onge
makken. Maar dat zijn regiona
le varianten, net zoals met Kat-
tendiekers of Fluplanders. Dat
zijn langpootmuggen, maar ook
die namen worden ingeruild
voor meer algemene benamin
gen.
Tot slot nog een fraai gezegde,
toegestuurd door de heer of me
vrouw De Bert uit Groede. Het is
er zo één die je nog best zou kun
nen gebruiken. Toch zal je, als
iemand die goed maar langzaam
werkt en daarop commentaar
krijgt, maar zelden meer horen
zeggen: 'Een puut kan verre
sprieng'n, mao een padde kom-
t'r ook.'
Engel Reinhoudt
Kent u woorden die op het punt
staan teverdioijnen, stuur ze op.
Ook uw ervaringen met Oosje
Pik of Jan 'Aek of andere dreige
menten zijn welkom. Schrijf
naar: PZC, t.a.v. redactie Bui
tengebied, Postbus 18, 4380 AA
Vlissingen. Ofmail:feature@pz-
c.nl
Nog niet zo lang geleden
woonde er ergens in de
Zak van Zuid-Beveland een
kleine maar driftige boer.
Zijn temperament en ego
waren even groot als zijn ge
stalte nietig was. Een 'haan
tje pleeg j e zo iemand te noe
men. Hij stapte parmantig
op z'n grote boerderij rond
en zat z'n personeel altijd
achter de vodden, nodig of
onnodig. Een driftig rege
laar, wiens haan koning
moest kraaien.
Op zondag reed hij met sjees
naar de kerk en zat daar
hoog in de regentenbank. D'r
was echter één ding dat hij niet
en nooit kon regelen: het weer.
En dat stond hem slecht aan. Als
het niet op tijd regende of mooi
weer was, ontstak hij abrupt in
grote woede. Met een hooivork
of soms zelfs met een geweer
klom hi j dan de zeedijk naast z 'n
land op, en schreeuwde allerlei
niet-christelijke verwensingen
naar boven. Dit ging vergezeld
van het dreigend zwaaien met
zijn hooivork of het knallen met
z'n jachtgeweer. Z'n personeel
en gezin keken dan geamuseerd
maar toch ook wat geïmponeerd
toe. Want meneertje ging be
hoorlijk tekeer. Bovendien, was
hun ervaring, werd de baas weer
wat meer aanspreekbaar als hij
stoom had afgeblazen.
Boeren en vissers waren vroeger
de beroepen wiens afhankelijk
heid van de weersomstandighe
den spreekwoordelijke vormen
had aangenomen. Als je een
aantal maanden weerspreuken
overal in Zeeland vergaart en
ook een blik mag werpen in de
grote verzameling van de PZC,
dan komen er een paar geheide
Zeeuwse toppers naar boven:
'Oostenwind en vrouwenkuren,
kunnen wè drie daegen duren.'
Die spreuk kom je al heel lang en
in alle Zeeuwse regio's tegen; zij
het dan met vele kleine varia
ties. 'Noordersmoor briengt
droogte voor' is ook zo'n oude
universeel Zeeuwse spreuk. 'Zit
de maene in z'n nist, dan is't
merrege regen of mist'Die kom
je ook in velerlei vormen en va
riatie overal tegen. 'De lucht is
gekarteld, merrege regent 't dat
't spartelt', die keert ook altijd
weer. Velerlei rijmen zijn er ook
in de trant van: 'Mie Kossemisse
op straete is mie Paesse bie de
plaete'.
Net als 'regen op Sinte Margriet,
zes weken boerenverdriet'. Niet
subtiel maar wel kernachtig
wordt Sinte Margriet vooral in
Vlaanderen 'Pisse Margriet' ge
noemd. Een hele mooie, voor mij
zeldzame weerspreuk hoorde ik
in Breskens waar de invloed van
de zee groot is: 'Het zêêrot gaat
an, me kriege ander weer'. Zêê
rot is de branding, als het zeerot
aangaat hoor je dus de branding
verder landinwaarts; met ande
re woorden: de wind gaat draai
en. En een mooie uit m'n eigen
dorp Nisse: 'de lucht is dirrem
noga an't verermen'oftewel: de
lucht gaat achteruit, het wordt
slecht weer.
Ballade
Als je met hoogbejaarde boerin
nen en boeren praat, komt altijd
weer de zomer van 1911 ter
sprake. Die staat blijkbaar in ie
ders geheugen gegrift. Sterker
nog, daar zijn geschriften over
gemaakt en gedichten over ge
schreven. Dingeman Korstanje,
gels' - is het omgekeerde het ge
val. Die bloemen gaan vroeger
in de morgen open naarmate het
bewolkter is. Bij stralende zon
openen ze zich pas later op de
dag. De kennis van al die plan-
teneigenschappen is eigenlijk
op vanzelfsprekende manier
doorgegeven op.de Zeeuwse
boerenerven, generaties lang.
Zodoende had je thuis een hulp
middel om je werkzaamheden te
plannen al naar gelang het ko
mende weer.
I -i^oina
Trouwens, ook op heel andere
wijze - in de ligging van de boer
derij - werd vele eeuwen lang re
kening gehouden met de heer
sende weersomstandigheden.
De meest voorkomende en ge
vaarlijkste wind kwam en komt
bij ons van zee, het westen dus.
Daarnaast moest de zonne
warmte optimaal benut wor
den. Daarom werden in ieder
geval vanaf de zestiende eeuw
de boerderijen zoveel mogelijk
in oost/west richting gebouwd.
Zeker, de oost/west gerichtheid
had ook te maken met de oud
christelijke symboliek, maar
was toch in Zeeland, vlak onder
de kust, vooral praktisch. Was
de boerderij oost/west gericht,
dan ving de achterkant van de
schuur de meeste wind op; het
huis, lager dan de schuur, lag in
de luwte, de voorkant van het
huis lag op het zuiden en ving de
volle zon, de kopse kant lag op
het noorden belangrijk voor het
koel houden van de kelder. Dat
is wellicht ook de reden dat bij
zoveel oude Zeeuwse schuren de
stalkant (dus de mestvaalt) op
het zuiden ligt, dus aan de
raamkant van het huis oftewel
naar de weg gericht. Zodoende
kregen de beesten optimaal be
schutting en werd de mestvaalt
warmer (betere compostering).
Wilde je eens lekker uitwaaien,
dan ging je in de winter voor het
kelder-raam van het huis staan -
pal op het noorden. Binnen kor
te tijd stond je dan te blauwbek
ken van de kou. Of in prachtig
Zeeuws uitgedrukt: 'dan stoeng
je bie ut kelderraempje te verie-
vallen'.
Gerard Smallegange
Ze staan al bij de achterdeur,
klaar om meegenomen te
worden met oud vuil. We kennen
ze nog vaag, maar gebruiken ze
niet of nauwelijks meer: woor
den die op punt staan van ver
dwijnen.
De woorden strukeln, kietn en
schoere worden in het land van
Cadzand zeker nog wel ge
bruikt, schrijft de heer Peter de
Lijser uit Cadzand. Het is de
eerste van een heleboel reacties
op het vorige artikel over woor
den die net verdwenen zijn of op
het punt staan te verdwijnen..
De stelling was echter dat stru-
kel'n in plaats gekomen is van
stukendus de opmerking over
dat woord van Peter de Lijser is
niet echt relevant. Die over
kietn en schoere natuurlijk wel.
'Verkensèrpelsnoemez' op Ker-
tjeen keupetoazen'schrijft me
vrouw J. van de Linde uit Kort-
gene in reactie op het vorige ar
tikel. De heer Piet Karman uit
's-Heer Arendskerke bevestigt
dat en ook hij komt oorspronke
lijk uit Noord-Beveland. Nu
gaat het over woorden, die net
verdwenen zijn of op het punt
staan te verdwijnen. Dat is nog
al een vage grens, want het is na
tuurlijk afhankelijk van leef
tijd, herkomst, je taalschat en zo
meer. En die taalschat is deels
actief en deels sluimerend. In
het sluimerende stukje worden
de woorden bewaard, die je wel
kent, maar niet of zelden ge
bruikt. Ze worden geactiveerd
door er op een of andere manier
aan herinnerd te worden. In El-
lewoutsdijk worden de verkens-
petaoten nog steeds klaarge
maakt. Niet meer op het fornuis,
maar op een gasstel.
Teêltuun
De heer Karman komt verder
met het woord teêltuundat let
terlijk en figuurlijk in onbruik is
geraakt. Het is het hekwerk
waarop emmers en teilen te dro
gen werden gelegdOok wijst hij
nog op een paar prachtige uit
drukkingen, waarvan ik me af
vraag of ze nog gebruikt wor
den. Het betreft 'Oosje Pik', die
elders, volgens mijJan 'Aek ge
noemd wordt genoemd. Volgens
Karman is het een omschrijving
van het woord duivel, omdat je
dat woord niet zo gemakkelijk
noemde. Jan 'Aek zat bij ons uit
sluitend in de welle en in de re
genbak en zou je daar intrekken
als je te dichtbij kwam. Een
goed voorbehoedsmiddel dus.
Misschien kunnen Oosje Pik en
Jan 'Aek nog wel een rol vervul
len in alle debatten over veilig
heid. Hier waakt Jan 'Aek
Wacht u voor 'Oosje Pik. Wordt
er nog mee gedreigd? Schrijf uw
ervaringen op en geef ze door.
Op de vraag 'hoe gaat het met je?
werd geantwoord, in het geval
dat men niet veel zin had om uit
te wijden: t ouwe en teige. Ik
ken alleen de dooddoener: ge
zond mè erm.
Bij het woord sjoeg herinnert
mevrouw Gunter-Knuist uit
Goes zich nog een versje, dat
haar moeder vroeger wel eens
zong. Als ze van buiten, bij guur
weer, de warme kamer binnen
kwam, was dat de gelegenheid
om het te zingen:
Sjoeg sjoeg zó koud
Waterhalers voor boerderij Knorrestein in Oud-Sabbinge, 1912-1913.
een jonge, bijna blinde manu-
facturier uit Kapelle, publiceer
de na die zomer bij van der Peyl
in Yerseke een ballade van 60
verzen waarin die droogte en
haar gevolgen uitvoerig be
schreven werden:
'Sedert achttien acht en zestig
Was geen waterstand zo laag
Viel geen regen in die zomer
Dan slechts zelden maar een
vlaag
Putten, wateren en sloten
Droogden uit tot op de grond
Wat toch velen nooit beleefden
En waar elk verbaasd bij stond.
Steeds verscheen aan
d'Oosterkimme
't Zonnetje met volle glans
Zich vertonend als een vuurbol
aan den blauwen hemeltrans'.
Wim de Vrieze uit Haamsted'e
maakt ook melding van 1911, in
een artikel in het dialectboek
van Schouwen-Duiveland. „In
1911 en 1921 rochten de trassen
zelfs leeg en was men op de pit
bie de wysse aangewezen (het
gaat om zijn ouderlijke hoeve,
Luchtenburg). Een eindje nae
de ööge stikken, gebruukten de
koeien een sleuve als drenke.
Tijdens die zomer moest er met
een rolkarre water in kisten en
tonnen worden gehaald. Eél
vroeger gebeurde dat vanuit de
kerkebak op 't dorp, maar in on
ze eeuw stond er 't ende de strae
te op de Zandweg een pompe in
de dulleve. Ze noemden dat 't la-
opende waetér. Dat was zoet
water afkomstig uit de duinen."
Komeet
Zo gelukkig dat er zoet water
vlakbij uit de duinen beschik
baar was, was zeker in die tijd
een grote uitzondering. Als je
gaat graven in oude geschriften,
blijkt dat men in die jaren (1912
was ook extreem droog), soms
wel 15 a 20 kilometer met een
wagen moest rijden om redelijk
drinkwater te pakken te krij
gen. De zeer extreme weersom
standigheden tussen 1910 en
1912 vroegen natuurlijk om een
oorzaak. De komeet Halley die
in die jaren aan het firmament
verscheen werd massaal als de
Hoeve Plantlust bij 's-Heer Abtskerke in de zomer van 1922; met het
grote vat werd in hete zomers water naar het vee in de Poel gereden.
schuldige aangewezen. Halley
veroorzaakte zoveel opschud
ding dat een handige machine-
fabrikant een nieuwe wiedma-
chine 'Komeet' doopte.Dit on
der het motto: 'de ongeëvenaar
de machine der toekomst!Tot
vandaag de dag kun je die verre
naamgenoot van de komeet
Halley in allerlei oude tijd
schriften terugvinden. Wat het
weer toen (en nu) al niet ver
mag!
Voorspellend
Op ieder Zeeuws erf wisten de
bewoners vroeger aan cle gedra
gingen van sommige dieren of
de bloeiwijze van planten welk
weer er op komst wasVlogen de
zwaluwen laag, dan kwam er re
gen. Hoe groter cle spinneweb-
ben (spinnen maken 's ochtends
vroeg hun web) hoe beter het
weer zou (zal) worden. Een
sparrekegel (ooit meegebracht
van een reisje naar Brabant of
Gelderland) werd in het raam
gezet. Stond de kegel open, dan
bleef het weer goed; vouwde de
kegel zich dicht dan kwam er re
gen. We weten nu dat al die ver
schijnselen en gedragingen te
maken hebben met (soms uiterst
kleine) verschillen in luchtdruk.
Sommige dieren en vele planten
hebben daar subtiele 'antennes'
voor en reageren sneller dan het
waarnemingsvermogen van
mensen. Vandaar dat voor ons
zoveel planten weersvoorspel-
lende functies hadden en heb
ben. Als de luchtdruk daalt zet
ten de buitenste bloemblaadjes
uit, en blijft de bloem (min of
meer) gesloten. Zie het guichel
heil (anagallis arvensis), de ak
kerkool (lapsana communis),
pispotjes (calistegia sepium) en
akkerwinde (convulvulus ar
vensis). Bij seringen - in midden
Zeeland 'striengen' genoemd en
in Zeeuws Vlaanderen 'krunao-
Op een ecologisch bedrijf als
De Bierkreek groeit en
bloeit van alles wat zich prettig
voelt in een dergelijke omge
ving. Een bijzondere verblijf
plaats van talloze dier- en plan
tensoorten is de paardenput
achter de boerderij waar de ede
le viervoeters vroeger hun
drinkwater uit haalden.
Door verregaande schaalver
groting en mechanisatie hebben
de meeste boeren hun put ge
dempt. Geertjes is blij dat hier
voor op De Bierkreek niet is ge
kozen. Ze noemt de put een oase
in het eentonige akkerland, een
toevluchtsoord waar alle voed
sel om te overleven aanwezig is.
„Ik zou de put ook beslist niet
kunnen missen. Eigenlijk is de
hele omgeving van de boerderij
een zelfstandig ecosysteem dat
goed in staat is zelfstandig te
draaien. Ook een zekere wild
groei hoort daar bij. Als we bij
voorbeeld alle brandnetels zou
den verwijderen, missen we de
atalanta (vlinder) of een bijzon
der vogeltje als de nachtegaal
dat we nu op bezoek hebben.
Dat zou eeuwig zonde zijn, dus
uiteindelijk is het wel goed dat
we de boel niet kraakhelder
houden", zegt ze lachend.
Het late voorjaar is volgens
Geertje de mooiste periode om
te inventariseren wat er in de
paardenput zit, Met onvermoe
de bewoners als de waterranon
kel (boterbloem in het water), de
geelgerande waterkever (een
De Bierkreek tussen IJ-
zendijke en Schoondijke
is de eerste biologische ro
zenkwekerij van Neder
land. Wat begon als een
hobby van vier vrienden,
is drie jaar later een pro
fessionele kwekerij, ivaar
idealisme en dadendrang
gelijk op gaan met zake
lijk inzicht en behoefte
aan perfectie. Wat blijft is
het deeltijd-ondernemer
schap. Want Geertje van
der Krogt, Eric de Millia-
no, Marianne Lundahl en
Hans van Hage hebben er
allevier een baan bij.
luikend spul. Naast kevertjes en
torretjes zaten er zeker vijftien
salamandertjes in, een teken dat
het wel snor zit met de leefom
geving. Qua populatie geeft die
toch al jaren een vrij stabiel
beeld", verklaart Geertje. Toch
is ze nog niet helemaal tevreden.
Ze wil de put graag geschikt
maken voor de kamsalamander,
ook wel grote salamander ge
noemd, die landelijk in zijn
voortbestaan wordt bedreigd.
Hoewel de aanleg van een paar
denput sowieso geen simpel
karweitje voor een Atlas is - zo
mogen bijvoorbeeld de oevers
niet te steil worden aangelegd in
verband met de gelijkmatige
opwarming van het water en
mag er niet te diep worden ge
graven om te voorkomen dat het
zoute grondwater zich mengt
met het zoete drinkwater - zijn
er voor de komst van de kamsa
lamander diverse andere kunst
matige ingrepen nodig.
Zo moet er meer variatie komen
in de beplanting door het plaat
sen van hoge en lagere soorten.
Ook moeten bepaalde dingen
achterwege gelaten worden. Vis
uitzetten is bijvoorbeeld funest,
omdat het ecosysteem dan
wordt verstoord en sommige
soorten gedoemd zijn te ver
dwijnen of nooit zullen neer
gemene bijter), rugzwemmers
(keversoort), libellenlarven met
een bijna schorpioenachtig ui
terlijk, diverse torrensoorten en
salamanders is de variëteit dan
het grootst. Om te kijken wat er
nu daadwerkelijk in het water
zit, wordt regelmatig voor enke
le dagen een amfibiefuik in de
paardenput geplaatst.
„Dat leverde gisteren weer een
aardig beeld op van jong en ont
Om te kijken wat er in het water van de paardenput zit, wordt er regelmatig een amfibiefuik geplaatst.
fo^o Peter Nieolai
strijken. De populatie van onre
gelmatige gasten als eenden
moet eveneens beperkt blijven,
omdat ze veel vegetatie vernie
len en met hun ontlasting de al-
gengroei in het water stimule
ren. Geertje: „Ik hoop dat het
ons lukt. Makkelijk zal het niet
worden, want in de wijde omge
ving zijn nauwelijks paarden-
putten meer. De kamsalaman
der zal dus van heel ver moeten
komen om in een prettig leefom
geving als onze put terecht te
komen."
René van Stee