Zeeuwse dienstmeiden in de grote stad Zierikzeese poortersboeken worden gekoesterd 27 zaterdag 8 juni 2002 Met z'n honderden vertrekken ze jarenlang uit Zeeland. Ze gaan dienen als meid bij rijke en minder rijke gezinnen in de grote stad. Zelden hebben ze een stap buiten hun eigen eiland gezet en opeens staan ze in het volle leven. Eenzaam en alleen. Historica Hil- de Bras gaf hen een gezicht in een lijvige studie, waarop zij maan dag in Utrecht promoveert. Zeeuwse meiden in de bediening. Het is bijna onvoorstelbaar. Wie heeft deze dagen nog een dienst meid in huis? Hoe weinig dat voor komt, bleek in de publiciteit rond wij len Pim Fortuyn. In veel verhalen die over hem verschenen in binnen- en buitenlandse kranten stond, dat For tuyn een butler had. Het zegt genoeg. Zowel de dienstbode als de butler is in Nederland een nagenoeg onbekend verschijnsel geworden. Hoe anders is dat in de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw. Elk gezin dat het zich even kan ver oorloven, heeft een hulp in de huis houding. Niet alleen de rijksten halen een dienstmeid of zelfs meerdere dienstmeiden in huis, ook ambachts lieden en winkeliers in de steden heb ben er vaak één. Wie een bediende heeft, telt mee. Een dienstmeid geeft status. Over dat bijna uitgestorven beroep is vaker geschreven. Heel veel zelfs. De dienstmeid heeft menig historicus ge ïnspireerd. Maar nog nooit verdiepte iemand zich zo grondig in de huishou delijke hulpen als Hilde Bras. Ze bracht met de hulp van een groep on derzoekers de levensloop van enkele honderden Zeeuwse meiden in kaart Dat was een hels karwei, want erg lang blijven de meeste dienstbodes niet bij één werkgever of in één stad hangen. De gemiddelde diensttijd bij een boerengezin op het platteland is twintig maanden, bij een gezin in de stad hooguit dertien maanden. Zoek dan maar weer uit waar ze zijn geble- ven, aan de hand van onder meer be- volki ngsregisters Pietje Willemse Hilde Bras heeft zich op Zeeuwse dienstmeiden geworpen die van 1850 tot 1950 ergens in de bediening zitten. ,,Een mooi afgesloten gebied", ver klaart ze de keuze voor Zeeland, ,,en vlakbij bij de Randstad. Je mocht dus een vrij grote trek naar de grote steden verwachten." Ze heeft niet heel Zeeland onder de loep genomen, maar 'beperkte' zich tot Schouwen-Duiveland, Noord- en Zuid-Beveland, Tholen en Sint-Phi- lipsland. Genoeg zo blijkt. Alleen al van die eilanden gaan zevenhonderd jonge vrouwen, vanaf gemiddeld achttien jaar, bij vaak vreemde gezin nen in de bediening. Eén van hen is Pietje Willemse uit Tholen-stad. Van haar liggen in het gemeentearchief van Schouwen-Duiveland meer dan vijf tig brieven, in het archief van de fami lie Vlaander. Pietje schrijft de brieven aan haar vriendin Maatje Weijler, de dochter van een schoenmaker in Tho len. Dat die brieven bewaard zijn geble ven, is uniek. Want van dienstmeiden die in de twintigste eeuw leefden, is wel het één en ander bekend. Het Zeeuws Documentatiecentrum in Middelburg heeft twaalf van die vrou wen in 1989 en 1990 geïnterviewd, maar hoe kom je erachter hoe hun voorgangsters in de negentiende eeuw hebben geleefd? Zij hebben hun ver halen meegenomen in hun graf, be halve Pietje Willemse, die als dochter De dienstmeiden Cato en Joantje Witte staan klaar om de stoep van hun werkgever, de familie Bolle in Middelburg, te boenen. foto uit 1901, collectie Zeeuws Documentatiecentrum. van een Thoolse grutter in 1860 eerst naar Zierikzee gaat en twee jaar later" naar Amsterdam vertrekt. Haar levensgeschiedenis als dienst bode is typerend voor die van veel Zeeuwse dienstmeiden die naar de grote stad trekken. Niet iedereen waagt overigens die sprong. Zeker in de negentiende eeuw blijven de mees ten bij boeren op hun eigen eiland werken of bij burgergezinnen in de Zeeuwse steden. Toch maken nog heel wat jonge vrouwen de overstap naar de grote stad, want dat verdient veel meer. Een boerenmeid in Zeeland moet het rond 1900 jaarlijks met 40 tot 100 gulden doen. In Den Haag krijgt een goede keukenmeid dan al 130 tot 150 gulden, met zelfs uitschieters bij de rijkste gezinnen tot 250 gulden per jaar. Waarom Pietje Willemse gaat dienen, is zonneklaar. Haar moeder heeft geld nodig. Ze is gescheiden en ziekig. En het is nog de tijd dat niet de ouders fi nancieel voor hun kinderen moeten opdraaien, het is net andersom. Kin deren moeten zo snel mogelijk geld in het laatje brengen. En wat is er dan mooier dat de dochter ook nog uit huis gaat? Dat scheelt één mond aan tafel. Gelukkig is de Thoolse gruttersdoch- ter eerst niet met haar gedwongen 'Vertrek. Ze beklaagt zich bij haar vriendin: „Wat zijt gelukkig, Maatje, dat gij in uw ouders' huis zijt. Hoe een goede dienst men ook heeft, dienen is toch altijd maar dienen. Geen vader die mij nog beschermt tegen de verlei ding des werelds." Pietje Willemse moet, twintig jaar oud, het huis uit. Zo gaat het meestal. Niet de dochter bepaalt of zij als dienstmeid gaat werken, dat doen haar ouders. En toch komt het volgens Hilde Bras vaker voor dan eerst ge dacht dat meiden zelf beslissen of ze in de bediening gaan. Ze haalt Marie Theuns uit Lepelstraat bij Halsteren aan die tussen 1934 en 1944 dienstbo de is. „Ik had een hekel aan land werk", schrijft zij in haar levensver haal, „en dacht 'als ik de kans krijg om te gaan dienen, dan stap ik mooi dat land uit'." Zo zijn er meer. Werken als dienstmeid op een boerderij is zwaar. Voor dag en dauw de koeien melken in een koude stal. Het staat veel dienstbodes tegen. Bij burgers dienen is minder gezellig, maar ook minder inspannend. En het avontuur van de grote stad trekt Zeeuwse meiden aan. Het is voor hen dé kans om te ontsnappen aan de da gelijkse sleur en de strenge ouderlijke omgeving. Een zekere Jaantje die in 1919 naar Rotterdam gaat, geeft nog een ander motief. „Als ik niet was weggegaan, had ik straks de zorg ge kregen voor mijn opoe. Voor je het weet, was ik dan achtergebleven als ouwe vrijster." De angst 'alleen te blijven' lijkt bij alle dienstmeiden te leven. Pietje Willem se heeft er ook last van. Haar bestaan als dienstbode is slechts een tussenfa se in haar leven, zoals van de meeste dienstmeiden. Ze willen hoe dan ook trouwen. Uit een brief van Pietje Wil lemse aan haar vriendin in Tholen blijkt hoe hoog de nood is. Ze heeft ge zien dat veel van haar collega's niet uit liefde trouwen en schrijft: „En zo gaat het niet uit liefde, hoewel ik het toch diep ongelukkig vind, maar het zal toch ook mijn lot wezen, want om al tijd te dienen is ook niet alles." Goede partner In 1866 trouwt Pietje Willemse met Johannes van den Boom uit Haarlem, die de groentewinkel van zijn ouders kan overnemen. Of het uit liefde is of niet, wordt niet duidelijk. Ze is in elk geval gelukkig met het beroep van haar echtgenoot. Hij heeft een eigen zaak en dat is heel wat. Zo proberen meer dienstmeiden een goede partner te vinden. Hilde Bras heeft uit en te na onderzocht of hen dat ook lukt, of zij erin slagen via hun betrekking aan een man te komen die hoger op de so ciale ladder staat dan zijzelf. Meestal lukt dat niet, maar ze komen wel anders uit de bediening dan ze er in zijn gegaan. Zij zijn losser, hebben lekker leren koken en weten hoe een tafel netjes moet worden gedekt. In het proefschrift van Hilde Bras staan daarover mooie passages. Eén vrouw vertelt ronduit dat ze door haar be trekking bij rijke mensen andere ge woonten heeft geleerd. Als ze ge trouwd is, gaat ze veel meer haar eigen gang. Als haar man 's avonds thuis komt van zijn werk, gaan ze eerst even zitten, koffie drinken en bijpraten. Ze gaat niet meteen koken, zoals gebrui kelijk in het dorp. Haar dorpsgenoten spreken haar erop aan. 'Waarom ze zo laat eet?' De studie van Hilde Bras, ruim 250 pagina's dik, is gedegen. Taai soms. Over de verhouding tussen dienstbo des en hun werkgevers schrij ft ze wei nig. Dat sommige dienstmeiden door hun werkgever zwanger worden ge maakt en moeten vertrekken, wordt nergens vermeld. Het komt door de opzet van het onderzoek. Hilde Bras heeft in kaart willen brengen hoe be langrijk het dienstmeid-zijn is ge weest in de levensloop van veel jonge Zeeuwse vrouwen. Daar is zij in ge slaagd. De klassieke dienstbode is niet meer. Tot in de jaren zestig hebben ze be staan, maar al ver voor de Tweede We reldoorlog is het beroep op zijn retour. Jonge vrouwen krijgen meer kansen op de arbeidsmarkt, als fabriekar- beidster, verpleegster of onderwijze res. En ouders hebben het geld van hun kinderen minder hard nodig om rond te komen. De rijken die nog niet zonder dienstbode kunnen, moeten het verderop zoeken. In de jaren 1920 en 1930 halen ze veel meiden uit Duitsland, tot ook de gegoede burge rij zonder kan. Met dank aan onder andere de uitvinders van de wasma chine en de vaatwasser. Harmen van der Werf Hilde Bras, Zeeuwse meiden, Dienen in de levensloop van vrouwen, 1850-1950, 260 blz., uitgeverij Aksant, ISBN-nummer 90 5260 036 8, prijs 27,50 euro. De middeleeuwen vormen in veel opzich ten een boeiende en fascinerende perio de, niet in het minst voor Zeeland. De huidi ge provincie vindt voor een belangrijk deel haar ontstaan in die periode. De verande ringen in het landschap, de aanleg van dij ken, de staatkundige vormgeving vinden him wortels in dat tijdvak. Ook de huidige Zeeuwse steden zijn in die periode ontstaan. De kennis van de middeleeuwen is beperkt doordat veel bronnen niet meer beschik baar zijnToch bevatten met name de ar chieven nog veel materiaal, dat ons inzicht geeft in hoe de Zeeuwen in het verleden leef den, woonden en werkten. Een van die ar chiefbronnen beleeft volgende week een op merkelijk jubileum. Woensdag 12 juni is het zevenhonderd jaar geleden dat in Zierikzee begonnen werd met de aanleg van poorters- boeken. Daarmee zijn ze de oudste van Ne derland. In de middeleeuwen ontstonden op de Zeeuwse eilanden de steden. Middelburg en Zierikzee werden al snel de belangrijkste in het deltagebied. De stadsrechten van Middelburg dateren van 1217, die van Zie rikzee van 1248. Rond 1300 komt de 'verschriftelijking' op gang. Niet langer wordt volstaan met mon delinge afspraken, maar groeit de behoefte die ook schriftelijk vast te leggen. De meeste daarvan vinden hun vormgeving in oorkon den. Om ze de benodige bewijskracht mee te geven werden ze voorzien van zegels. In de steden bestond de wens de eigen rechtsre gels vast te leggen. De stadsrechten zijn daarvan het eerste voorbeeld. Deze gaven vooral voorschriften voor het handhaven van rust en vrede tussen de inwoners. Daar naast werd vastgelegd wat de bevoegdhe- den van het stadsbestuur waren en werd de m y» v. Zierikzees poortersboek uit 1302 strafmaat voor overtredingen vastgelegd. De stedelijke regels golden op de eerste plaats voor de eigen inwoners. Allengs werd het nodig om nauwkeurig vast te stellen wie daartoe gerekend werden. In die ontwikke ling past de behoefte om een registratie aan te leggen voor nieuwe inwoners. Opmerke lijk is de vroege start van deze registratie in Zierikzee. Het is een indicatie voor de admi nistratief-juridische ontwikkeling van het stadsbestuur. De middeleeuwse stad werd ook wel aange foto Marijke Folkertsma duid als poort. Oorspronkelijk was dat de aanduiding voor de haven, een begrip dat overging op het gehele stadsdomein. De in woners van deze 'poort' werden poorters ge noemd. Hier en elders kon het poorterschap op twee manieren worden verkregen. Dege nen, die in de stad geboren waren, kregen krachtens dit feit het poorterschap. Maar ook kon het worden gekocht. Het poorterschap was belangrijk voor ie dereen, die in de stad een ambacht uitoefen de, bezittingen had-of in de handel zat. Wie poorter was, viel onder de stedelijke rechts regels. Bovendien deelden de poorters in de voorrechten, die de stad verkregen had. Zie rikzee had vrijstelling van het betalen van tal van tolgelden. Alleen de eigen poorters konden daarvan profiteren. Uit deze en an dere privileges blijkt dat het poorterschap van grote waarde was. Het poorterschap kon worden verkregen door het afleggen van de daartoe vereiste eed ten overstaan van de twee burgemees ters. Zierikzee kende van oudsher twee van zulke functionarissen, met elk een eigen taak. Voor het poorterschap moest worden be taald. Voorafgaand aan het afleggen van de eed moest de nieuwe poorter een opgave ge ven van zijn bezit. Vervolgens werd dit ge taxeerd. Een veertigste deel van dit bedrag moest hij als poortergeld voldoen. Het mini mum bedrag bedroeg 10 schellingen. Dege ne, die een onjuiste opgaaf had gedaan, was verplicht om goederen aan de stad af te staan tegen de vastgestelde taxatieprijs. In sommige gevallen werd vrijstelling ver leend van het betalen van het poortergeld. Het poorterschap bleef niet beperkt tot de genen, die binnen de stadsmuren woonden. Ook zij die buiten de stad, maar wel binnen de grenzen woonden, konden poorter wor den. De kinderen van poorters deelden in de rechten van hun ouders. Bij vertrek ging het poorterschap niet verloren, maar vertrok ken burgers genoten niet langer de voor rechten zo lang zij buiten Zierikzee verble ven De poortersboeken, onderdeel van het stadsarchief van Zierikzee, bewaard in het Gemeentearchief Schouwen-D ui veland zijn vijf in getal. De oudste drie lopen van 1302 tot 1649. Alle inschrijvingen vonden plaats op perkamenten vellen, die in elkaar genaaid zijn. In 1649 werd een nieuw regis ter aangelegd. Ook toen werd gekozen voor perkamenten vellen, die in een leren band werden ingebonden. Het nieuwe deel werd voorzien van een fraai geschreven titelblad, vervaardigd door de schoolmeester Fer- vaque. Het laatste deel is een kladregister over dezelfde periode. Hierin werden de poorters genoteerd en later in het andere re gister in het net ingeschreven. Het Zierikzeese poortersboek begint op 12 juni 1302 en is daarmee het oudste van Ne derland. Het wordt op de voet gevolgd door het poortersboek van Kampen, dat begint op 25 juli 1302. Weliswaar zijn van andere steden ook poortersboeken bewaard geble ven, maar geen van die gaan zo ver terug. Vaak zijn ze ook niet volledig bewaard ge bleven. De registers bevatten ruim 13.000 namen. Vooral in de middeleeuwen zijn de jaarlijkse cijfers van nieuwe poorters hoog. Dat de stad aan de Oosterschelde in de middeleeu wen haar grootste bloeiperiode heeft ge kend, laat zich ook uit deze statistiek aflei den. Bijna 7500 namen werden in de periode tot 1500 ingeschreven. Vooral in de veer tiende eeuw was het aantal nieuwe poorters groot, een teken dat het vestigingsklimaat van de stad aan de Oosterschelde uitermate gunstig was. Een vergelijking met Middel burg illustreert de groei. Werden in Zierik zee in de periode 1360-1400 2169 nieuwe poorters genoteerd, Middelburg kwam niet vérder dan 1314 personen. Heeft in de middeleeuwen het grootste deel van de nieuwe poorters nog geen achter naam, vanaf de zestiende eeuw verandert dat snel. Toen werden ook de aantekeningen uitvoeriger. Genoteerd werden de geboorte plaats, de leeftijd en eventuele bijzonderhe den, zoals de burgerlijke staat en het aantal kinderen. Daarmee wordt de waarde van deze registratie voor bijvoorbeeld genealo gisch onderzoek vergroot. Voor het bekleden van functies in het stads bestuur was een minimaal aantal jaren poorterschap verplicht. Zo moesten burge meesters, schepenen en secretarissen van Zierikzee tenminste twintig jaar poorter zijn. Thesaurier kon men worden na twaalf jaar poorterschapOm zonen van elders wo nende magistraten daaraan te laten vol doen, werden die op jeugdige leeftijd inge schreven in het poortersboek. Zelfs werd niet geschroomd om zuigelingen van twee of drie dagen te laten noteren. Op 9 augustus 1810 werd de laatste poorter ingeschreven. Het was Adrianus Vlug uit Oud-Loosdrecht, 49 jaar en ongehuwd. Als gevolg van de inlijving bij het Franse kei zerrijk werd deze registratie beëindigd. Sindsdien zijn de poortersboeken gekoes terd. Het perkament bleef in goede staat, maar het oudste register was aan restaura tie toe. Die werd in 1996 op deskundige en fraaie wijze uitgevoerd door restauratie-atelier Marijn de Valk in Mid delburg. Toen bleek dat de oudste drie regis ters later waren samengevoegd in een band. Om de oorspronkelijke toestand te herstel len, werden de drie registers uit de band ge nomen en afzonderlijk ingebonden. Nu, na zeven eeuwen behoren de Zierikzeese poor tersboeken tot de belangrijkste stukken, die de Zeeuwse archieven bevatten. Huib Uil Huib Uil is gemeentearchivaris van Schou wen-Duiveland

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 27