Ik lijd aan het Colijnvirus Overleven dankzij grofvuil, giften en buurman Cor Gerard de Fouw, historicus op de vierkante meter Illegaliteit Hij heeft één zuster. Die is rechter. Grapje! Daarop trakteert hij graag - een portie galgenhumor. Een jaar of veertien was hijtoen de artsen vaststelden dat er iets mis was: de Ziekte van Bechterev. Die deed zijn wervelkolom ver stijven en zijn lijf langzaamaan kromtrekken. Hij beweegt zich vaak voort op een loopfiets. Rijdt rond in een aangepaste auto, voor zien van negen spiegels die dusda nig zijn geplaatst, dat hij ondanks zijn lichamelijke beperking een goed zicht op de weg heeft. Gerard de Fouw (1957) uit Co- lijnsplaat, medewerker op het ar chief van de gemeente Noord-Be veland. Op het voormalige eiland kennen ze hem vrijwel allemaal. Omdat hij met zijn gekromde ge stalte een opvallende verschijning is. Maar ook omdat hij tal van fo toboekjes over zijn geboorteregio vervaardigde. „Mijn vader, die kon geheugen van voor zijn geboorte. Hij wist ontzettend veel van deze streek. Nu hij dood is, besef ik steeds meer, hoe j ammer het is dat ik hem zo weinig heb gevraagd." Hij lijdt aan ('ik wil altijd méér we ten') het 'Colijn virus'. Dat begon met één of twee oude ansichtkaarten van het vissersdorp en zie waar dat na al die jaren in resulteerde. Op.de bo venverdieping van de rijtjeswoning aan de Deltastraat beheert hij zijn 'Colijnarchiefzo'n vijftienhonderd foto's en ansichtkaarten uit het Co- lijnsplaat van vroeger. Elk jaar weer exposeert hij een deel daarvan tijdens de lokale visserij dagen. Dat is een se cuur werkje, waarbij immer rekening gehouden moet worden gehouden met plaatselijke gevoeligheden. „Als ik meer hervormd neerleg dan gerefor meerd, nou, dan weet ik zeker dat ik commentaar krijg." Het huis waar hij werd geboren, staat aan de andere kant van het dorp. Aan de West-Havenstraat. Zo'n alledaags dorpsbuurtje, waar veel arbeiders woonden en iedereen iedereen kende. Gerard de Fouw spreekt er met warm te over. Hij groeide op in een gezin met 'een gewoon huis-tuin-en-keuken- patroon'. Zijn moeder was 'een zachte vrouw die het liefst voor de kinderen zorgde, maar uit nood geboren bij een boer ging werken om er de boel te sop pen en af te stoffen'. Zijn vader, land arbeider en later werkzaam bij een aardappelsorteerbedrijf, was een zachtaardig man, allesbehalve een prater. Introvert, dat is het woord. „Het kostte hem moeite genegenheid te tonen. Hij kon zich moeilijk uiten. Oók toen duidelijk werd, dat ik ziek was. Hij heeft daar bijna nooit echt met me over gesproken. Maar ik weet zeker dat het hem veel heeft gedaan. Ik heb hem maar een paar keer met de tranen in zijn ogen gezien - dat zei mij genoeg." „Mijn ouders hebben me in alles door dik en dun gesteund. Ze hadden het heel moeilijk met mijn ziekte. Mijn moeder heeft het zichzelf wel eens verweten; dacht dat het haar schuld was, omdat ze tijdens de zwanger schap een keer van de trap gevallen was. Dat had er niks mee te maken na tuurlijk, maar toch - ze nam het zich zelf kwalijk." „D'r was eens op Kats zo'n alternatie ve genezer, die deed aan handopleg ging en dat soort dingen. Daar ben ik zaterdag 8 juni 2002 laat een straatbeeld zien en hoe dat is veranderd. En wat mij betreft mag je steggelen over de geschiedkundige waarde daarvan. Maar het spreekt mensen wel aan." Onderschat ook niet, zegt hij, hoeveel moeite de samenstelling van dergelij ke boekjes kost; de zoektocht naar aardige foto's en- vooral- de daarbij behorende namen; hoe heette toch de mevrouw met de herdershond die in de Tonnenbuurt gehurkt zit bij de ijs kar van Leen Marcusse? Van horen zeggen; daar moet hij het bij het maken van zijn boekjes vooral van hebben „Ik sta er nog steeds van versteld dat mensen uit die tijd van A tot Z weten wat ze toen hebben uitge vreten. De verhalen zullen door de ja ren heen best een beetje zijn gekleurd, maar dat geeft niet. "De uitdaging om dergelijke boekjes te maken is, bekent hij, aan enige sleetsheid onderhevig. „Je werkt steeds volgens dezelfde for mule: een plaatje met een praatje, een kwinkslag hier en een aardige anek dote daar." Toch komt er binnen af zienbare tijd mogelijk nog een boekje uit: over de ouderenzorg op Noord-Beveland. Vijf jaar terug, bij het verschijnen van zijn Wissenkerke in Vroeger Tijden, zei De Fouw: „Het is een kwestie van garen, garen en garen. Ik ga gewoon het dorp in en bij de mensen langs. En dan maar hopen op veel schoenendo foto Lex de Meester zen en sigarenkistjes met oude foto's. Bij de één komen de foto's al na tien minuten op tafel en ga je met een volle envelop naar huis. Bij de ander zit je twee uur te praten om die kast open te krijgen en vertrek je met lege han den." Het is er sindsdien niet makke lijk er op geworden. Oude foto's én an sichtkaarten met een antiquarisch tintje zijn in kringen van verzame laars begeerd geraakt; op beurzen en veilingen worden daar soms aanzien lijk bedragen voor neergeteld. Dat maakt het voor De Fouw niet eenvou diger om materiaal los te praten. Bovendien raakte hij in zijn eigen om geving een paar belangrijke informa tiebronnen kwijt: zijn ouders. Dementie beroofde zijn moeder van haar memorie; zij verblijft nu in het verzorgingshuis. Zijn vader stierf vier jaar geleden „Mijn vader kon geheu gen van voor zijn geboorte. Hij wist heel veel van deze streek. Want ja, in zijn jeugd hadden ze geen televisie en radio. Dus praatten ze veel over van alles en nog wat. Hij was heel geïnte resseerd in wat zich in zijn omgeving afspeelde. Daardoor wist hij ontzet tend veel van het eiland; hij wist van de duvel en zijn ouwe moer. Als ik iets niets wist, wist hij het wel. Nu hij dood isbesef ik steeds meer hoe j ammer het is, dat ik hem zo weinig heb ge vraagd." Willem van Dam Gerard de Fouw: „Als ik meer hervormd neerleg dan gereformeerd, weet ik zeker dat ik commentaar krijg." een keer naar toe gegaan, gewoon uit nieuwsgierigheid. Die man hield een heel verhaal en het slot van het liedje was dat het de schuld van mijn ouders was dat ik de Ziekte van Bechterev had. Hoe hij daar bij kwam, geen idee, die vent was gewoon getikt. Maar ik heb dat nooit aan mijn ouders verteld, ze zouden zich dat dubbel hebben aangetrokken." Het was ('ik deed veel aan wandel sport') tijdens een sportkeuring dat de arts constateerde dat het fout zat. Een paar jaar later bleek hóe fout. Het gebeurde op een vrijdagmiddag. Gerard de Fouw - hij had een oplei ding voor timmerman/metselaar ge volgd - was doende met het versjou wen van zakken cement. „Ik ben in mekaar gezakt en daarna was het over en uit. Mijn carrière in de bouw had precies drie weken geduurd. Ik heb anderhalf jaar thuis gezeten, niks kunnen doen, alleen pijn lijden. Je he le wereld stort in mekaar. Sporten ging niet meer. Dansen kon ik niet. Ik had graag willen motorrijden; kon niet. Je ziet je vrienden uit stappen gaan; fk kon niet mee. Je denkt van: 'blijf ik alleen over?"' Dat bleef hij niet. Twintig jaar geleden ('we kenden mekaar al in tijd dat ik nog recht stond') trouwde hij met Marian. Maar kinderen? Nee. De kans dat die ook de Ziekte van Bechterev zouden krijgen, achtten ze te groot. „En als je ziet wat voor een moeite het Marian al kost om alleen mij op derails te houden....". Hij is van huis uit Nederlands Her vormd. „Mijn vader deed veelkerken- werk. Tot hij op een gegeven moment van het een en ander werd beticht; ru zie met dominees. Ek ben er nooit ach ter gekomen wat het precies was. Maar het heeft er zó in gehakt, dat ze nadien nooit meer naar cle kerk zijn gegaan. Daar krijg je zelf onbewust iets van mee. In mijn jonge jaren ging ik ook altijd naar de kerk. Maar dat is verwaterd. Ik ben nog steeds gelovig, op mijn manier. Ik geloof nog altijd dat er iets méér is, maar het instituut kerk heb ik daarbij niet nodig." Nostalgie Hij verhaalt over zijn tocht langs art sen en specialisten, langs allerlei in stanties en over hoe hij uiteindelijk bij de - toen nog zelfstandige - gemeente Kortgene terecht kwam; eerst bij de sociale dienst, later bij de technische dienst en uiteindelijk ('ik had veel kennis via mijn hobby opgebouwd') op het gemeentelijk archief. Op tafel liggen inmiddels de boekjes die hij maakte. Over Colijnsplaat, Kats, Wissenkerke en Kortgene in vroeger jaren. Véél foto's, korte tekst jes. En vooral: véél namen. De boekjes laten zien hoe schilder Jan Versprille de windvaan van de toren van Kats een verfje geeft. Ze tonen de leden van de plaatselijke geitenfokvereniging anno 1917. De Fouw beschrijft in een paar regels het bezoek (1924) van ko ningin Wilhelmina aan Noord-Beve land. De burgemeester, de veldwach ter, de postbode, de meisjes van de meisjesvereniging Tiyfosa, mevrouw Saar de Waal-Moerman die in 1934 een kinderwagen (met daarin de 'jongste telg Paul'door de Kruis straat van Colijnsplaat duwt - ze staan er allemaal in. Dét soort boekjes; het is geschied schrijving op de vierkante meter. Onderschat de betekenis daarvan niet, zegt De Fouw. Haal tijdens een verjaardagsfeestje maar eens zo'n boekje uit de boekenkast en het ganse gezelschap dompelt zich in nostalgie en is daarmee een puur uur zoet. „Je Leven in de illegaliteit is leven zonder gezicht. foto Phil Nijhuis/GPD Even was alle hoop gevestigd op Pim. Sel- va en haar gezin, elf jaar geleden gevlucht uit Kosovo, zouden een verblijfs vergunning krijgen. Met haar vier school gaande kinderen behoort ze tot de groep uit geprocedeerde, ingeburgerde asielzoekers voor wie Fortuyn een pardon wilde. Maar Pim is niet meer. Selva en haar kroost zijn weer veroordeeld tot de illegaliteit. Overle ven met grofvuil, giften en buurman Cor. „Op school geven leerkrachten mij het ge voel dat ik een slechte moeder ben. 'Als u niet betaalt, zijn uw kinderen de enige die niet meegaan op schoolreisje, mevrouw'." Moedeloos legt Selva (30) haar handen in haar schoot. „Het kost 64 euro voor vier kin deren. Dat geld heb ik gewoon niet." Op een geheim adres waar de uitgeproce deerde familie is ondergedoken, zit de jonge moeder met vier kinderen op de bank. De woonkamer oogt eenvoudig: aan de wand geborduurde schilderijen, evenals de tafel en twee banken gevonden bij grof vuil. Met z'n vijven delen ze één slaapkamer. Uitgelaten zwaait Aferdita (6) met 'een brief van de meester' en vlijt zich tegen haar moeder aan. „We gaan op schoolreisje, mam. Met de bus naar het bos." „Wij ook", gilt de kleine Toni (5). Het oudste meisje, Merita (10), is op de hoogte van de geldzor gen en kijkt haar moeder met grote, vragen de ogen aan. Alil (11) zit stilletjes terugge trokken in een hoekje. Op school geld inzamelen zodat de kinderen wel mee kunnen op schoolreisje, is geen op tie, vertelt Monique van Heijningen van het ASKV/Steunpunt Vluchtelingen. „Een leerkracht zei: 'Daar begin ik niet aan, ik ben geen voorstander van een socialistische samenleving'. Dat maakt mij razend. Soli dariteit is tegenwoordig een vies woord." Van Heijningen begeleidt de familie en schrijft voortdurend allerlei liefdadig heidsfondsen aan om geld bij elkaar te sprokkelen. Donateurs van het Steunpunt Vluchtelingen betalen de huur, de kosten van gas, water en licht en 130 euro per maand voor eten, drinken en kleding. Selva heeft twee schoonmaakbaantjes en ver- dient 100 euro; in totaal moet zij zichzelf en haar vier kinderen onderhouden met 230 euro per maand. Selva: „Eigenlijk moet Aferdita naar de tandarts, ze heeft kiespijn. Bij de school- tandarts werd ze overgeslagen. 'Uw kind is niet verzekerd, mevrouw'." Van Heijnin gen: „Een huisarts helpt je wei, maar tand artsen denken commerciëler, of de tanden moeten werkelijk uit haar mond vallen." Het gezin is exemplarisch voor de groep van vijf- tot vijftienduizend uitgeprocedeerde asielzoekers voor wie Pim Fortuyn drie da gen voor zijn dood een generaal pardon be pleitte. Families die jarenlang in Nederland verblijven, de taal beheersen, ingeburgerd zijn en van onbesproken gedrag, kun je niet meer terugsturen. Overtuigd door migran ten binnen de LPF wilde Fortuyn iets doen voor deze schrijnende gevallen. Deze groep helpen en daarna de grenzen dicht gooien, oordeelde de politicus. Zijn politieke volgelingen zijn echter niet in staat zijn ideeën goed over te brengen, zo bleek vorige week tijdens de formatieon derhandelingen over het vreemdelingenbe leid. LPF-fractievoorzitter Herben en con sorten haalden alle illegalen door elkaar, waarna CDA en WD het pardon definitief van tafel veegden. Selva en duizenden an dere lotgenoten zijn weer overgeleverd aan de illegaliteit. Haar vluchtverhaal begint in de zomer van 1991. Selva komt uit een Roma-familie in Kosovo waar de etnische spanningen hoog oplopen. Zowel Albanezen als Serviërs be schouwen de Roma als Untermenschen, ze leven in getto's en worden openlijk gediscri mineerd. De Roma vormen een buffer in het etnische conflict tussen de Albanezen en Serviërs, en worden later - vrijwillig of on der dwang - gerecruteerd door de Serviërs om mee te vechten tegen de Albanezen. Die beschuldigen de Roma op hun beurt weer van collaboratie. Als haar man in een conflict verzeild raakt met Serviërs en Albanezen, besluit de zwangere Selva samen met. echtgenoot en zoontje naar Duitsland te vluchten. Haar man raakt aan de drank, gaat vreemd, slaat vrouw en kinderen. Na een ruzie met de po litie wordt hij het land uitgezet en terugge stuurd naar Kosovo. Selva's asielaanvraag wordt afgewezen en ze vlucht in 1997 met vier kleine kinderen naar Nederland. Bezorgd kijkt de jonge moeder naar haar oudste zoon, Alil. Hij heeft gedragsproble men, vertelt Selva. „Op school gaat het niet goed. Hij maakt geen contact met andere kinderen, Alil is erg nerveus." Via een rondgang langs ziekenhuizen weet Selva nu dat haar zoon epilepsie heeft. Of de gedragsproblemen daaruit voortvloeien, weet ze niet. Even boodschappen doen en haar oudste zoon op de kleintjes laten pas sen, durft ze niet meer; niet lang geleden sloeg hij zijn jongste zusje in elkaar. Monique van Heijningen van het Steunpunt Vluchtelingen: „Ik ga nu met Selva en Alil naarMentrum (het vroegere Riagg, red.). De moeder krijgt hulp bij de opvoeding, voor dat het echt misgaat. Gelukkig heeft het Mentrum zelf een potje waar de kosten uit betaald kunnen worden. Als het even kan gaat Alil volgend schooljaar naar het speci aal onderwijs." Selva overleeft met grofvuil, giften en een goede buurman. Met een glimlach vertelt ze over Cor. „Hij zat vaak te vissen naast ons asielzoekerscentrum. Als ik met de kinde ren aan het wandelen was, maakten we al tijd een praatje. Toen ik hoorde dat wij niet in aanmerking zouden komen voor een ver blijfsvergunning, heeft buurman Cor ons geholpen om ergens onder te duiken. Via hem zijn we bij een Bosnische man beland waar we tijdelijk konden logeren. Cor be taalde onze huur, wel 90 euro per week! De Bosniër was een slechte man. Hij dronk, de kinderen mochten geen geluid maken, geen televisie kijken, hij deed het puur om het geld. Cor heeft het Steunpunt Vluchtelin gen ingeschakeld en sindsdien wonen we hier." Haar verblijfplaats moet geheim blijven voor de Vreemdelingendienst. Onder geen beding wil ze terug naar Kosovo waar Roma nog steeds als minderwaardig worden be handeld. Volgens Selva is er in haar asiel procedure nauwelijks rekening gehouden met het feit dat zij Roma is. De oorlog is dan wel voorbij, maar Roma die in Kosovo geen familieleden hebben - dat geldt voor Selva - zijn veroordeeld tot de bedelstaf. En zolang niet is uitgezocht wie er gedwongen of vrij willig met de Serviërs collaboreerde, hoeft een bedelende Roma niet te rekenen op een aalmoes. Carine Neefjes (In verband met de privacy zijn de namen van moeder en kinderen veranderd.)

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 25