Meereizen om golven te tekenen Goede woorden lieten lang op zich wachten Allard Schroder Gesprekken aan de Bergweg Hans Warren Debuut van Saskia Profijt Autonome kunst e vijfde roman van Allard Schroder speelt zich af op een Duits schip aan het begin van de vorige eeuw. De schrijver zet de slaperige geneugten van de oude tijd - verveling, opiumschuiven, kunst - af tegen de harde eisen van daadkracht en dynamiek die Hitier en zijn volgelingen in die tijd stelden. Het domme toeval blijkt de levensbepalende factor. We zitten aan boord van een viermaster op weg naar Brazilië. Drie Duitse passagiers zijn verliefd op Asta Maris, een Nederlandse die in Lissabon aan boord is gekomen. Als de mooie, mysterieuze vrouw tij dens een storm wordt terugge vonden in het ruim, tussen de ratten en de varkens, dronken en verdoofd door opium, wordt de verliefdheid van de drie man nen niet minder. Alleen het feit dat de voeten van de vrouw be smeurd zijn met oud, aange koekt vuil doet de hoofdpersoon even walgen. Niet de drank of de opium, noch de mogelijkheid dat zij, een kunstenares, wel eens een slechte zedelijke repu tatie zou kunnen hebben staat hem tegen, maar wel die vieze voeten. Asta Maris houdt zich meestal verborgen en wekt de nieuwsgierigheid en begeerte van de drie medepassagiers op. En dus jaloezie. Het is merk waardig dat dit volstrekt niet anders wordt door hun vondst van de mooie dame als beschon ken vod in het ruim. Maar zij is niet de enige opva rende die iets te verbergen heeft. De classicus Ernst Totleben blijkt een vals paspoort en een fout verleden te hebben. Als hij in Rio de Janeiro gewond raakt bij een geheimzinnige vechtpar tij, blijkt dat hij in Duitsland mogelijk actief betrokken was bij de zelfmoord van een jonge knaap, een van de vele die hij verleid heeft. Desondanks was hij degene die met Asta Maris in een koetsje Rio in mocht; naar later blijkt beiden met onzuive re beweegredenen. De vrouw slaat opium in, Totleven zoekt een schandknaap. Hij verper soonlijkt in de roman het nazis me, al wordt dat nergens met zo veel woorden genoemd. Totleven troont een teleurge stelde medepassagier mee: Franz von Karsch-Kurwitz, een nogal decadente graaf. Ze gaan naar een bordeel, Von Karsch- Kurwitz wordt dronken ge voerd. Behalve graaf is Karsch ook hy- drograaf, een oceaankundige. Hij heeft geen reisbestemming, hij reist louter mee om weten schappelijke metingen te verrichten omtrent golfbewe gingen. Kan het saaier? Ja. Zijn metingen interesseren hem niet meer. Hij verricht ze halfslach tig, zelfs zonder de feiten te no teren. Meestal ligt hij in een hangmat of zit in een dekstoel. De tweeëndertigjarige Franz von Karsch-Kurwitz, opgevoed met het sleutelwoord 'plicht' en het motto Immer Haltung, mein Jungenl, is op de vlucht voor zijn gestrande ambities en het huwelijk dat voor hem gearran geerd is. Hij moet trouwen met een onooglijk meisje dat te schuchter is om haar mond open te doen. Een hartstochtelijke liefde is voor hem niet wegge- legd, zijn wetenschappelijke werk als hydrograaf verveelt hem, hij voelt zich talentloos en middelmatig; en de maanden lange bootreis moet uitkomst bieden. En wat levert de reis hem op: als hij na vele maanden terugkomt blijkt zijn beoogde vrouw zich te hebben verloofd met een an der, wat, in een komische scène, hem de eerste blije sensatie in tijden geeft. Zijn stille verliefd heid op de behaagzieke Asta Maris loopt op niets uit en het enige nieuwe waar hij mee thuis komt is syfilis. Die hij weigert te laten behandelen. Sterker nog: bewust op zoek naar de dood schrijft hij zich in bij het leger. Niet, zoals zijn adellijke status zou kunnen bieden, op een veili ge plek, maar aan de frontlinie. Hoewel een 'remplagant', een boerenzoon die hogerop wilde, voor hem al zijn dienstplicht heeft verricht, wil hij per se zelf Allard Schroder komt met opmerkelijke woordcombinaties op de proppen. actief de dood zoekenHoe komt hij aan zijn levenseinde: niet in de Eerste Wereldoorlog maar aan het eind van de Tweede, als hij tussen twee schuifsessies door - hij schuift opium om de pijn van zijn ernstige ziekte dra gelijk te maken - even naar bui ten stapt om een kijkje te ne men. Een verdwaalde kogel van een Amerikaanse soldaat doodt hem, zo'n onnozel toeval. Een mislukt einde van een mislukt leven. Allard Schroder heeft een goed verteld verhaal van-het misluk te leven van zijn hoofdpersoon gemaakt Het hoogtepunt ligt in Rio, als op Couperiaanse wijze de ogenschijnlijke koelheid van de Duitse heren geconfronteerd wordt met tropische wulpsheid van het overrijpe Rio: „Karsch had op zijn eerste reis al ge merkt dat zijn wil, die veer krachtige, immer heldere, sproeiende bron van energie, in deze streken laf was geworden en moe van de hitte de neiging had zich gewillig te laten mee voeren op de ene brede stroom, die hier al sinds mensenheuge nis traag door eindeloos groene tunnels van niets naar nergens kroop. Destijds had hij het als typisch iets van hier be schouwd, als een exotisch be derf waarvoor hij als mens van foto Klaas Koppe andere streken immuun was. Hij wist nog niet dat hetzelfde gevoel je evengoed in Hamburg, op de stille kantoren van een in stituut kon overvallen." De schrijver houdt overduide lijk van taal. Hij komt met op merkelijke woordcombinaties op de proppen, zoals 'verveloze kinderen', 'een gruizelig niets doen', 'de bedaarde baai' en, als toppunt: 'het tedere trompetje van haar anus'. Margot Engelen Allard Schroder: De hydrograaf - Uitgeverij De Bezige Bij, 204 blz., 18,50. vrijdag 31 mei 2002 Rudolf Hagenaar: Tropennacht, 1988. Er was een schilder die zijn leven lang in het verborgene werkte. Bijna geen mens mocht zijn werk bekijken. Het was zo strijdig met de tijdgeest dat het toch niemand zou interesseren. Toen werd de schilder ernstig ziek. Zouden zijn inspanningen voor niets zijn geweest? Hij be sloot alsnog met zijn kunst voor de dag te komen. Het succes er van was ongekend, alsof hij din gen had gemaakt waarop de wereld al lang wachtte. Zo sprookjesachtig is ongeveer de geschiedenis van Rudolf Hage naar. Het verhaaltje zou zelfs besloten kunnen worden met de tournure: en hij leefde nog lang en gelukkig. Want hij is zelfs weer aan het schilderen. Terwijl ik deze regels schrijf, heb ik alweer twee keer naar een hoek in de kamer gekeken. De hoek die gewoonlijk door zijn schilderij 'Tropennacht' wordt gevuld. Ik heb er iets anders op gehangen, maar het blijft eigen lijk een lege plek. Hagenaar is zo'n schilder wiens werk je nooit onberoerd laat. Elke dag heeft het iets nieuws te zeggen. Ik moet het schilderij een poos missen, omdat het is uitgeleend aan de dubbeltentoonstelling Rudolf Hagenaar, een Zeeuws meester. Mijn vriend Hans Warren heeft het schilderij najaar 2000 ver worven. Hij heeft er het gedicht 'Autonome kunst' over ge maakt, opgenomen in de bundel Een stip op de wereldkaart waarin hij afscheid nam van het leven, zijn omgeving, de aarde. Hagenaars kunst heeft hem trouwens tot nóg een gedicht ge- inspireerd, 'Image Imaginaire'. Dat zegt veel over zijn bewon dering voor de schilder. Wat al lerminst wil zeggen dat hij het altijd met hem eens was. Het beeldgedicht, poëzie bij schil derijen, is vandaag de dag een druk beoefend genre. Maar nog nooit vertoond is dat zo'n ge- (Rudolf Hagenaar: Tropennacht) De man die nooit over passie sprak, die de weelde van zijn tropenjeugd niet terugzag, de hemel wegschoof achter gordijnen, en de deining van de oceaan nooit meer voelde. Hij schildert 'Tropennacht'. Een indolente femme fatale wentelt aan dek. Bij volle maan liggen de attributen klaar: het mes, de bananen tros. En toch zegt de man met een pokergezicht: 'Mijn kunst is enkel vorm en kleur.' dicht tegelijk een polemiek is met de schilder. De inzet is niet alleen een strijdvraag tussen Hagenaar en Warren, maar tus sen ongeveer alle schilders en schrijvers. Wat wil de schrijver? Een ver haal. Wat wil de schilder? Abso luut geen verhaalmaar zoals de man in het gedicht stijf vol houdt: 'Vorm en kleur'. Als al tijd zal de waarheid in het mid den liggen. Maar ieder geslaagd schilderij biedt, néast al het an dere, wel degelijk een verhaal, een verkenning van de psyche, een beeld van de wereld. Dat geldt, zijn ontkenning ten spijt' ook voor Hagenaar. Als je een paar van z'n schilderijen be kijkt, ken je zijn mensbeeld. 'Autonomie' is bijna een heilig woord in de moderne kunstbe schouwing, Hans Warren ge bruikte het begrip in het gedicht ronduit ironisch. Tegenover de illusie van autonome kunst, kunst zonder omgeving, plaats te hij de biografie en de symbo- i liek. Jazeker, er is volop vorm en j kleur in het schilderij 'Tropen- nacht'. Kijk maar naar het spel van maan en bananen Maar wie kan met de nadrukkelijke com binatie van diezelfde weerloze bananen, het dreigende mes en de zinnelijke vrouw de erotische lading ontkennen? Toen Rudolf Hagenaar het ge- j dicht voor het eerst las, ver- dween even zijn pokergezicht. Juist door de tegenspraak wist hij zich begrepen. Voor een mo-1 ment was het of de gesprekken die zo dikwijls in het atelier aan J de Bergweg in Goes werden ge voerd herbegonnen. De ge sprekken tussen de alweer een half jaar geleden gestorven dichter en de schilder die bijna een levende legende is. Mario Molengraaf 'Rudolf Hagenaar, een Zeeuws meester' is nog tot 30 juni te zien in het Marie Tak van Poortvliet Muse um te Domb urg en in de Zeeuwse Bi bliotheek te Middelburg. Op haar achttiende vertrok Saskia Pro fijt uit Enschede. Een studie Engels, een emigratie naar Ierland en een fulltime baan in het onderwijs later is ze nu romanschrijf ster. Haar debuut Braaf meisje speelt deels in Enschede, deels in Amsterdam. „Met hu mor kun je ver komen om je ellende te relati veren." „Enschede", schrijft ze eerst, „wie had er iets te zoeken, behalve de brave ziel die het ongeluk had er geboren te zijn?" Trooste loosheid alom, meent Saskia Profijt in haar debuutroman Braaf meisje. „Hetbetongrij- ze centrum met zijn stalinistische C&A." Toe maar. Echter, aan het eind van het boek nuanceert ze het beeld.,In Enschede wonen prima mensen. Goed gevoel voor humor. Aantrekkelijk ras. Leuk accent." Haar lach schatert door het geroezemoes van de Restauratie Eerste Klas van het Cen traal Station van Amsterdam, de huidige woonstee van Saskia Profijt (1967). „Ik moest nog wel weer terug kunnen naar Twente!" Braaf meisje speelt deels in En schede, deels in Amsterdam. Het ligt zeer voor de hand in de hoofdpersoon Susan Sas kia Profijt zelf te zien. Dezelfde leeftijd, hetzelfde beroep (onderwijzeres), dezelfde geboorteplaats, dezelfde woonplaats. „Maar dat zijn dan ook de enige punten van overeenkomst. Het verhaal van Susan heb ik om deze punten heen bedacht. Alleen de figuur van de vader, die is autobiografisch." Net als Susan in het boek werd de jeugd van Saskia Profijt gedomineerd door de ziekte van haar vader, met wie ze een sterke band had. „Ik denk zelfs dat daar de kern van mijn Schrijverschap ligt." Ze wilde per se een toespraak houden op de crematie van haarvader. „Maar ik wist niks. Pas de avond ervoor lukte het de woorden te vinden. Als ik nu terugkijk, heb ik daar mijn stijl ont wikkeld. Een vlotte stijl, met humor. Daar voor had ik de neiging veel serieuzer en bloemrijker te schrijven. Dat vlotte beviel me beter. Toen heb ik in die stijl een kort ver haal geschreven." Met dat verhaal, Het koninkrijk en de belof te, won ze een wedstrijd vanJSlle. Vervol gens schreef ze vorig voorjaar in zes weken tijd Braaf meisje. „Het boek is een eerbe toon aan mijn vader. In feite is de dood van mijn vader heel erg een keerpunt voor mij geweest." Ze raakte er zelfs overspannen van, al is nu juist het overkoepelende thema van haar roman dat er voor overspannen heid nooit één oorzaak is. De Enschedese couleur locale in Braaf meis je is opmerkelijk. „Ik heb een sterk gevoel naar Twente toe, met name naar Enschede. Dat gevoel is uiteraard sterk gekleurd door mijn jeugd. Het was niet zo best in Enschede in de jaren zeventig, maar ik ben opgegroeid in een warm gezin met prachtige familie verhalen. Tegelijkertijd heb ik het er altijd benauwd gehad. Ik wilde wat anders. Ik zou ook niet meer terug kunnen Ze ging Engels studeren en kwam op de fa culteit veelvuldig in aanraking met muziek, musicals en songteksten. Ze ging gretig in op een uitnodiging in een achtergrondkoor tje te komen zingen. Ergerde zich vervol gens aan het steenkolenengels van de liedjes en ging zelf teksten schrijven. En ze nam zangles, ^Ik ben geen goede zangeres, maar ik ben wel mijn hele leven creatief geweest." De muziek werd zo serieus dat ze na haar studie met een Nederlandse pianist 'emi greerde', zoals ze het noemt, naar Ierland. „Want Dublin heeft een echte muziekcul tuur." Net op het moment dat het muzikaal rede lijk ging, merkte ze dat ze weliswaar met een aardig clubje mensen te maken had, maar dat zij er zelf geen deel van uitmaakte. „Ik was de vreemde eend in de bijt en ik miste mijn vriendinnen." Na anderhalf jaar was ze terug in Nederland. „Ik dacht: nu ga ik normaal doen. En iedereen was blij. Ouders, vrienden, familie. Ze waren af van de lastige vraag wat er toch van Saskia geworden was. Ik draaide weer mee in het gareel." Ze werd onderwijzeres. „Meteen het hoogste van het hoogste. Ik kreeg een fulltime baan in de bo venbouw. Mijn eigen klas. Ik wist niet an ders dan dat het hoogste ideaal van de on derwijzer was." Maar de druk en de verantwoordelijkheid waren te groot. Ze nam haar werk mee naar huis. Gecombineerd met de slopende ziekte van haar vader leidde dat tot haar over spannenheid. Nu werkt ze twee dagen per week. Remedial teaching en invallen. „Ik doe alle schoolwerk op school. Ik neem niets meer mee naar huis. Heb ik vijf dagen over. Met twee dagen werk, verdien ik nèt genoeg. Ik heb geen geld nodig. Ik heb alleen tijd no dig. Ik ben nu heel tevreden. Achteraf zie ik pas hoe sterk de druk vanuit de maatschap pij is om vooral dat te doen wat alle anderen ook doen: werk zoeken, geld verdienen. Als of je er anders niet bij hoort." Doordraven Het 'brave meisje' Susan stuurt in de roman haar vriendje weg en valt vervolgens voor de charmes van Louis, een acteur met drie kinderen uit verschillende relaties. Proble men op het werk, problemen in de liefde, problemen met de zieke vader, problemen met de moeilijk opvoedbare broer Robert - Susan moet alle zeilen bijzetten om over eind te blijven. Mooi zijn de momenten waarop ze lekker ongenuanceerd door draaft en alle woede eruit gooit. Hier bij voorbeeld, in een passage over zinloos geweld, nadat ze een bende opgeschoten jongens op de vlucht heeft doen slaan: „Wij zijn een land van lafaards, Louis, en ik schaam me te moeten erkennen dat ik zelf geen haar beter ben. Weet je wat wij doen' Wij doen een postercampagne ter heropvoe ding van de burgers. Wat staat er op die pos ters? Bent u getuige van geweld, bel snel he' alarmnummer. Doe vooral niets. Riskeer vooral niet je leven. Wat is ons meer waard'' Ons leven of onze menselijkheid, ons zelf respect. Wat zijn wij voor een land dat we onze burgers leren dat ze bij geweld op straat zich er niet mee moeten bemoeien maar een telefoontje moeten plegen?" Ze glimlacht breed. „Dat zijn ook preciesde momenten dat ik lekker aan het schrijver, ben. Zo ben ik helemaal niet, maar het is heerlijk om zo door te draven. Mijn vader was wel zo. Hij was nergens bang voor. Ik zou willen dat ik minder werd geregeerd door angst. Ik ben geen held en Susan ook niet. Er zitten wel meer van die tirades in mijn boek. Heerlijk. Ik zou zo wel weer aan een nieuw boek willen beginnen. Het is een leuk proces, lekker. Ik schrijf vrij gemakke lijk, zeker nadat ik het beeld had losgelaten dat het heel intellectueel moest zijn. Zober. ik helemaal niet. Ik heb ook niet zo veel me' Nederlandse literatuur. Die gaat me te vaak over vervreemding en mensen die buiten de maatschappij staan. In de Nederlandse lite ratuur mis ik de warmte die je bijvoorbeeld vindt bij een schrijver als Roddy Doyle. Die schrijft over gewone mensen op een warme manier." Braaf meisje zit vol dialogen. Dat heeft haar op het idee gebracht dat scenario's schrijven wellicht iets voor haar is. „Daar had ik nooit eerder over nagedacht om dat er veel te veell dingen in de weg zaten. Maar het kan nu. Het lekkere aan mijn leven nu is dat veel| mogelijk is. Het leven is niet meer moei zaam." Theo Hakker Saskia Profijt: Braaf meisje Roman - Uitgeveni Nijgh Van Ditmar, 222 blz., €15,95.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 26