Al die beesten verenigd
Kounellis heeft een heel groot verhaal te vertellen
I
21
Actuele kunst
in Gent
vrijdag 24 mei 2002
U orstelijk vee op
Het Loo, de
manifestatie die
vorig jaar wegens de mkz-
crisis moest worden
afgeblazen, is uiteindelijk
deze maand toch geopend
door minister Brinkhorst.
Vee op Het Loo, in twee
verschijningsvormen: op
schilderijen en 'live' in de
Vee in de wei, dat is op zich
zelf natuurlijk niks bijzon
ders. Dat zie je (los van mond
en klauwzeer of andere veteri
naire rampen) elke dag in bijna
alle uithoeken van het Neder
landselandschap. Het gaat deze
leer echter niet om alledaags
productievee, maar om beesten
die door allerlei oorzaken 'zeld
zaam' zijn geworden, om soor
ten waarvan het voortbestaan
niet vanzelfsprekend is. De pre
sentatie is dan ook (mede) be
dacht door de Stichting Zeldza-
meHuisdierrassen, die zich
beijvert voor het behoud van
oude Nederlandse rassen van
rond, paard, schaap, geit, hoen,
eend, duif en hond.
Met de expositie in de wei bij
Het Loo bij Apeldoorn had de
stichting in 2001 haar 25-jarig
bestaan willen vieren. Dat ging,
zoals gezegd, toen even niet
door, en ook de inhoudelijke
ling van het evenement in
en bij Het Loo aan de expositie
Ealf-om-Halfvan de samen
werkende Apeldoornse ge
meentelijke musea (waarin his
torische aspecten van veel- en
vleesproductie in één adem wer
den getoond met moderne kunst
op hetzelfde thema) viel in het
water. Maar deze maand kon
(demissionair) landbouwminis-
lerBrinkhorst - uitgerekend de
man wiens beleid rond de mkz-
crisis nog wel eens onder vuur
kwam te liggen - dan toch ein
delijk het figuurlijke lintje
doorknippen.
Het kunstgedeelte van 'Vorste
lijk vee' is ontstaan onder de
handen van conservatrice Wies
Erkelens. Een specialist in vee?
„Neehoor. Zoiets komt op je
pad. Het thema is ontstaan door
bet contact met de stichting, en
dan duik je erin. Hoe verder je
komt, hoe leuker je het gaat vin
den, zo werkt het vaak. Nu heb
Conradijn Cunaeus, Smous.
Jan Baptist Weenix, Liggende bok, circa 1658.
ik van nature iets met dieren,
dus het klikte wel."
Het beroemdste Nederlandse
veeschilderij is ongetwijfeld 'De
stier' van Paulus Potter. Maakt
die ook deel uit van de exposi
tie? Erkelens: „Nee, dat is niet
haalbaar. Het is ten eerste veel
te groot, en ten tweede is het net
zoiets als de Nachtwacht, het
hangt waar het hangt, in het
Mauritshuis in Den Haag, het
gaat niet op reis, daar kom je
niet aan. Wist je trouwens dat
die stier helemaal niet deugt?
Potter heeft hem eigenlijk ge
woon samengesteld uit onder
delen, die niet eens bij elkaar
passen, stukken van heel ver
schillende leeftijd."
Wat er wel hangt, is een toch nog
indrukwekkende collectie van
rond honderd grote en kleinere
schilderijen uit de zeventiende,
achttiende en negentiende
eeuw.
Van Potter (niet de stier, maar
toch) tot en met Vincent van
Gogh. Het fenomeen 'veestuk'
neemt in de Nederlandse schil
derkunst van oudsher een bij
zondere plaats in. Waar de
Fransen en Italianen zich vooral
vermeiden in fantastische land
schappen en de Engelsen het
vooral hielden bij het (laten)
portretteren van geliefde paar
den en honden, legde de Neder
landse schilder zijn eigen omge
ving vast.
De expositie in de westelijke pa
leisvleugel is niet chronologisch
opgebouwd, maar de schilderij
en zijn per diersoort gegroe
peerd: de runderen bij de runde
ren, de schapen bij de schapen,
het pluimvee bij het pluimvee.
Het werkje van Van Gogh, ge
leend van het Kröller-Müller
Museum, hangt bij de runderen:
het vertoont een ossekar, en is
geschilderd in de onmiskenbaar
Hollandse periode van de schil
der.
Andere grote namen: Wouwer
man, Maris, Mauve, Ten Oever,
Ter Meulen, Van Os, Van dei-
Does, Ter Borch, Cuyp, Lebret,
Van de Sande Bakhuyzen en
Verhoesen. De schilderijen ko
men uit tal van collecties: van
musea, van paleizen en van par
ticulieren. Erkelens heeft sa
men met diverse specialisten op
dit gebied, zoals Marleen Felius
Maarten Frankenhuis, Jef Ha-
gens en René Zanderink, de
keuze gemaakt.
Bruikleengevers zijn onder
meer het Rijksmuseum, het
Mauritshuis, Huis Singraven bij
Denekamp, Boijmans van Beu-
ningen, het Teylersmuseum, het
Frans Halsmuseum, het Beem-
ster Agrarisch Museum, het
Zeeuws Museum, het Groninger
Museum, het Haags Gemeente
museum, Rijksmuseum Twen-
the en de Stichting Historische
Verzamelingen van het Huis
Oranje-Nassau.
Directeur Johan ter Molen van
Het Loo is blij dat de expositie
nu toch in volle glorie kan wor
den georganiseerd. „Het is hier
een soort Hof van Eden", zegt
hijAl die beesten van traditio
nele Hollandse rassen, broeder
lijk en zusterlijk verenigd, sa
men met die schilderijen.Het is
geen toeval dat dit op Het Loo
gebeurt, weet hij stellig: „Deze
combinatie van kunst met le
vend vee kan nu eenmaal niet
overal. Bij het Rijksmuseum,
om maar eens wat te noemen,
hebben ze geen wei. Wij wel."
Voor Het Loo is de aanwezig
heid van levende boerderijdie
ren geen nieuwigheid. Ter Mo
len: „Het paleis heeft door de
eeuwen heen een rol gespeeld bij
de omgang met wat we nu land
bouwhuisdieren noemen. Ko
ning Willem III heeft er Engels
vee geïntroduceerd, dat toen
van superieur niveau was, om
ermee te fokken en zodoende het
Nederlandse vee van een kwali
teitsimpuls te voorzien. Ook
zijn hier werktuigen en machi
nerieën ontwikkeld, waarmee
prijzen werden gewonnen op
landbouwexposities. Het boe
renbedrijf op Het Loo was een
zakelijk gegeven, er zijn gege
vens over de inkomsten die men
had aan de verkoop van melk,
kaas, vlees en wol. Tot in de tijd
van Wilhelmina werd hier ge
boerd."
Ter Molen rekent op grote be
langstelling voor het evene
ment: „We hebben het hier heel
druk gehad met de tentoonstel
ling 'Ja ik wil', maar ik denk dat
ook voor 'Vorstelijk vee' veel
mensen naar Het Loo gaan ko
men. Een andere categorie, dat
wel. Maar ik hoop dat het net zo
druk wordt."
'Vorstelijk vee' houdt overigens
niet alleen de dubbelexpositie
in, maar heeft ook een breed
programma van speciale the
madagen. Op zaterdag 18 mei
was er bijvoorbeeld een dag
rond de zeven specifiêke Neder
landse runderrassen, op 25 mei
staan Nederlandse hondenras
sen centraal. Hoenders zijn aan
de beurt op 1 j uniop 8 j uni is een
fokdag van de Friesche Stabij
en Wetterhoundclub, op 22 juni
is het Nederlandse Landgeiten-
dag, op 6 juni de Dag van het
Groninger Paard en op 13 juni
de Dag van het Gelderse Paard.
Alle vier originele Nederlandse
paardenrassen komen dan nog
eens aan bod op 20 juli: de Dag
van het Nederlandse Paard.
Tussendoor is er op 14 en 15 juni
een weekend rond het Stalde
partement van de Koninklijke
Stallen.
René de Cocq
Het Loo is geopend dinsdag t/m zon
dag 10-17 uur (paleis en tuinen). In
formatie: tel. 055-5772459 of www.
paleishetloo.nl.
Boek: 'Vorstelijk Vee. Vier eeuwen
Nederlandse Veerassen', door Wies
Erkelens, Marleen Felius e.a., uitga
ve Thoth, Bussum, ISBN 90 6868
275 X, prijs €26,90.
EugèneVerboeckhoven, Het Lammetje, 1854. Philips Wouwerman, De schimmel, circa 1646. Jan Asselijn, Kop van een brullende os, circa 1629.
De Italiaans-Griekse kunstenaar Jannis
Kounellis heeft een voorliefde voor
theater. Niet vreemd dat hij een tentoonstel
ling ziet als een doorlopende voorstelling..
Het lijkt alsof een net gesloten Belgische
(nijn tijdelijk zijn spullen heeft opgeslagen
in de ruimtes van het Stedelijk Museum
voor Actuele Kunst (S.M.A.K.) in Gent. On
bewerkte platen staal leunen tegen de
wand, jutezakken gevuld met kolen staan
op de grond, er ligt verweerd hout en rafelig
touw. In de zalen hangt de geur van oude in
dustrie. En dan, in al die jaren-vijftig-
grauwheid van kolen en staal, hangt er,
nonchalant bevestigd aan een stalen plaat,
oen kooi met een felgekleurd vogeltje erin.
Geïnteresseerd in de bezoeker hipt het dier
tje zenuwachtig heen en weer.
Het is typerend voor de theatrale kunst van
de Griek Jannis Kounellis (1936). Tussen de
grauwe, dode materialen duikt plotseling
'ets kleurrijks en levends op. Ooit zette hij
twaalf levende paarden in een kleine galerie
'u Rome en bracht zo de geur van zweet en
stront in de voor kunst gereserveerde ruim
te- Kounellis zoekt contrasten, hij wil de
toeschouwer raken en overrompelen. Zijn
kunstwerken maken vooral indruk vanwe
ge de massale werking. Bij Kounellis gaat de
teuseumzaal onderdeel uitmaken van het
Jannis Kounellis: Zondertitel.
kunstwerk. De kunstenaar heeft ook wat
met theater, nog onlangs ontwierp hij de de
cors voor Lohengrin van Wagner.
Van het S.M.A.K. in Gent mocht Kounellis
uitpakken. De hele benedenverdieping
werd voor hem leeggeruimd. Nieuw werk,
oud werk en werk dat oud is maar een nieu
we bewerking kreeg, heeft Kounellis neer
gezet en gehangen in Gent. Duidelijk wordt
zo dat zijn visie op zijn werk uiterst consis
tent is. Het is onmogelijk te zien of een werk
nu dateert uit de jaren vroege jaren zeventig
of pas na 2000 ontstaan is. Kounellis doet in
principe altijd hetzelfde. Al zijn werk, of het
nu dat vogeltje is of de grote stalen bak vol
water met daarin een kapotgeslagen boeg
van een schip, het is allemaal onderdeel van
het grote verhaal dat Kounellis wil vertel
len.
Associaties zijn er volop. Kounellis werd ge
boren in Griekenland maar vertrok in 1958
naar Italië waar hij eind jaren zestig tot de
arte povera werd gerekend, samen met Itali
aanse kunstenaars als Guiseppe Penone en
Mario Merz. Als antwoord op de koele en
klinische conceptual art van Amerikanen
als Sol LeWitt en Donald Judd kwamen
Kounellis, Merz en Germano Celant met
Europese kunst, geworteld in de Europese
cultuur die vooral poëtischer en gepassio-
neerder was dan de minimale en conceptue
le kunst. Dat betekende dat ook natuurlijke
elementen in de kunst werden gebracht.
Een opvatting die Kounellis, getuige zijn
expositie in Gent, trouw is gebleven.
'Europa' is een thema dat Kounellis opvat
als een persoonlijk verhaal. Waarin de
Griekse havenstad Piraeus met zijn rijke
handel (waar Kounellis vandaan komt), de
reis van Odysseus, de Italiaanse Renaissan
ce en nog veel meer zaken losjes aan elkaar
vastgeknoopt worden. Kounellis maakt
daarbij gebruik van natuurlijke stoffen als
katoen, ijzer, staal en van natuurlijke ele
menten als vuur en water. De grote plaat
staal fungeert voor Kounellis als een blad
papier. Meteen bij binnenkomst maakte de
kunstenaar met stalen platen een grote
wand waarbij gipsafgietsels van beelden
verwijzen naar de oude Griekse en Romaan
se culturen
Maar dat is het persoonlijke verhaal van
Kounellis. Voor de toeschouwer blijven ge
noeg persoonlijke interpretaties of associa
ties over.
Zo is er een ruimte waar een soort oorlogs
hospitaal is ingericht. Op veldbedden lig
gen opgerolde en gebutste vormen van staal
die gedeeltelijk aan het oog onttrokken zijn
door een vale paardendeken. Dan lijkt de
Eerste Wereldoorlog een meer voor deJiand
liggende associatie. Al de grauwe tinten, de
onbewerkte materialen roepen een zekere
somberheid op, een diep gevoel van melan
cholie over alles wat verloren is gegaan en
vermalen in de Europese geschiedenis. Mooi
in de vorm van esthetisch mooi is Kounellis'
kunst ook zeker niet. Maar daarin is de Itali
aanse Griek ook niet geïnteresseerd.
De strakke ordening en thematische gebon
denheid van Kounellis geeft zijn werk iets
gedateerds. Er was een tijd dat rellen uit
braken rond zijn werk. Zo wees de Tweede
Kamer een ontwerp van Kounellis voor het
nieuwe Kamergebouw (hoge platen staal
met daarop een bak kolen) verontwaardigd
van de hand. Maar die tijd lijkt voorbij. Het
werk van Kounellis is nog immer indrin
gend maar de uitwerking die het vroeger
had lijkt wat te zijn weggeëbd. De kleurloze
sombere lading kolen en staal drukt uitein
delijk op de toeschouwer. Alsof het een mo
nument is voor de Europese Gemeenschap
voor Kolen en Staal. Niet voor niets trekt
het zaaltje met het kleurige vogeltje. Daar
zit tenminste leven in.
Gerritvan den Hoven
Expositie Jannis Kounellis: t/m 23 juni in het
S.M.A.K. Gent.