ontspanning
Mannen leren veel uit de Viva en de Libelle
PZC
Yvonne
Kroonenberg
24
RUDEN RIEMENS
zaterdag 18 mei 2002
O T
Sommigen zien in haar een mannen
hater, bij bepaalde cafébezoekers
is ze gevreesd, Zelf vindt schrijfster
Yvonne Kroonenberg dat ze milder is
geworden. „Ik was lelijk en had geen
succes bij de jongens", zegt ze over haar
jeugd.
En: „Ik werd gepest op school, omdat ik
klein was en jonger clan de rest, ik was
net vijf toen ik naar de eerste klas ging. Ik
liet alles uit m'n handen vallen, stootte de
inktpot om. Lezen kon ik góed, maar het
schrijven kreeg ik maar niet onder de knie,
rekensommen lukten niet. Ik had één vrien
dinnetje, een meisje uit een niet erg hoog so
ciaal milieu, zij werd ook gepest.
Ik groeide op in Scheveningen. Mijn vader
en moeder bleven Amsterdammers, ze wa
ren niet geïnteresseerd in Scheveningen,
Dat was ook een nogal gesloten gemeen
schap. Wij leefden apart van de rest. Ik had
geen contact met andere kinderen.
Thuis was het ongezellig. Mijn ouders deden
niet aan feestdagen. Ze spraken minach
tend over Sinterklaas. Op verjaardagen
kregen we een cadeautje, maar verder ge
beurde er niks. We speelden nooit op straat,
ze namen ons niet mee naar concerten of
musea. We zaten binnen te lezen, kennis
werd heel belangrijk gevonden."
Er werden jou dus leuke dingen onthouden.
,,Ik ervoer het niet als gemis. Ik kwam niet
bij anderen thuis, dus ik kon niet vergelij
ken. En als ik dat had gekund, had ik het
•toen vast heel burgerlijk gevonden, want ik
nam alles aan van mijn ouders. Maar ach-
teraf weet ik, dat het niet leuk was. Kinde-
ren zijn enorme taarten, ze willen vastig
heid. Ik helemaal, ik ben gek op tradities.
Mijn ouders waren heel tegendraads, ze zet
ten zich af tegen alles wat burgerlijk was.
Trouwen deed je niet, je ging samenwonen.
De pil werd ons aangeboden. Mijn oudere
zussen namen wel eens jongens mee en die
kwamen graag bij ons over de vloer. Ze wor
den serieus genomen, er stonden bij ons
voorlichtingsboeken in de kast, seks mocht.
Mijn tienertijd was zwaar, ik was lelijk, niet
sportief en ik had geen succes bij de jongens
Tk was gedeprimeerd, op het gymrjasium
verveelde ik me dood. Ik vond het afschuwe
lijk allemaal Ik kon niet wachten tot ik der
tig zou worden. Je moest van alles, je mocht
niks. Ik wilde de verveling doorbreken, een
kamer voor mezelf, mijn leven zelf bepa
len."
Hebben die ervaringen later de verhouding
tussen jou en je ouders beïnvloed?
„Het waren rare snijbonen, mijn moeder
zegt nu nog de gekste dingen. Maar ik ver
wijt ze niks. Ze waren niet onhartelijk.
Mijn vader heeft het niet meer meegemaakt
dat ik schreef, hij is overleden toen ik 33 was
en op dat moment had ik nog niks geschre
ven. Ik denk wel dat hij het spannend had
gevonden. Mijn moeder praat in het alge
meen wel eens over mijn boeken. Dan
vraagt ze: is dat schrijven niet moeilijk?Dan
zeg ik: nou, het valt wel mee. En dat is het
dan. Mijn moeder vond het leuker toen ik
psycholoog was, ze heeft meer met hulpver
lening."
Koos je na het gymnasium direct voor de
psychologie
„Nee, ik ging eerst een jaar naar Amerika en
daar heb ik me als een beest gedragen. Eerst
zat ik bij een gezin in Mississippi. Ze waren
daar superpreuts en godsdienst was abso
luut nummer één. Dat was niets voor mij,
mijn vader was belijdend atheïst. Ze waren
ook racistisch en daar kon ik kwaad om
worden.
Daarna woonde ik op de campus in Shreve-
port, Louisiana. Ik kwam in contact met
hippies. Het was 1968, ik deed mee, blowen,
pillen slikken. Later ook nog eens heroïne
geprobeerd, maar dat vond ik niet interes
sant, erg kil.
Een kameraad deed psychologie en dat leek
mij ook wel wat. Terug in Nederland ben ik
toen psychologie gaan studeren, in Leiden.
Ook toen verveelde ik me weer. Ik woonde
samen in Den Haag, ik was huisvrouw, stof
zuigen enzo. Ik kende die jongen al vanaf
m'n 16e. Ik viel op hem omdat hij langhaar
had. Toen ik terug kwam uit Amerika, was
hij dik geworden, jaloers en drankzuchtig.
Ik mocht van hem eigenlijk niet studeren,
het moest een beetje stiekem."
Werd je in die jaren nog steeds lelijk gevon
den
„Ja en dat was ik ook. Heel klein, te kort
haar, een raar loopje. Kijk, met achttien,
twintig jaar zijn bijna alle meisjes mooi. Ze
waren toen ook veel mooier dan ik.
Maar dan komt het verval, ze worden dik,
krijgen rimpels. Ik heb dat proces redelijk
goed overleefd. Op een gegeven moment is
Yvonne Kroonenberg.
de concurrentie niet meer zo moordend.
Wanneer die omslag kwam? Toen het te laat
was, haha. Nee, zeg maar boven de veertig.
Maar toen was het al lang geen punt meer. Ik
heb nooit met lege armen gelegen."
Er zijn mensen die in jou een mannenhater
zien, zoals je de man beschrijft: zappend en
zwetsend over voetballen en auto's.
„Er zijn zoveel types, je hebt ook andere,
fijnbesnaarde mannen. Ze zijn er in diverse
gradaties van beschaving. Ik observeer ze
met vriendelijke belangstelling, nooit min
achtend, het moet een geestig stukje opleve
ren. Het is grappig bedoeld, nooit kwaad
aardig. Goed, ik laat dingen niet over mijn
kant gaan. Ik ben geen aardige mevrouw,
ook niet tegenover vrouwen.
Ik vind dat ik in m'n laatste boeken wat mil
der ben over mannen. Ik snap ze echt, ik be
grijp ze. Nee, ik heb geen medelijden, dat
hoeft ook niet, want ze zijn niet zielig.
Mannen zijn wel veranderd, je ziet dat ze
zich wat meer met de kinderen bemoeien. Ze
zijn betere vaders dan die uit de jaren vijftig
en zestig. Ze geven ook weer een ander voor
beeld aan hun kinderen. Meisjes groeien op
met een warmer beeld van de man, Jongens
staat een minder formidabel voorbeeld voor
ogen, als ze opgroeien tot man.
Nederlandse mannen weten ondertussen
tamelijk veel over de wereld van vrouwen.
Dat halen ze uit de Viva en de Libelle. Die
bladen lezen ze af en toe, vooral vanwege de
openhartige mededelingen over seks."
Na al dat veldwerk ben jij als geen ander in
staat mannen en vrouwen te vergelijken.
Wat zijn de grootste verschillen?
„Zo werk ik niet, ik heb geen kaartenbak of
puntensysteem. Dat is mij te afstandelijk,
het interesseert; me niet. Ik wil weten waar
om ze elkaar niet verstaan, waarom ze op
een bepaald moment niet aansluiten. Ik stel
mezelf een vraag en probeer antwoorden te
vinden in een geestig stukje. Het gedrag van
mannen roept steeds vragen op, maar vrou
wen doen net zo raar."
Er ivordt wel eens beweerd dat vrouwen be
ter zijn in de communicatie.
„Dat is ook zo, het is een fysiek gegeven. De
beide hersenhelften zijn bij de vrouw door
een veel fijnere bedrading met elkaar ver
bonden. De emoties in de rechterhelft wor
den heel makkelijk omgezet in taal in de
linkerhelft. Vrouwen vinden heel snel on
dertitels, ze praten gemakkelijker over
gevoelens dan mannen. De cultuur van
mannen is anders, als ze bij mekaar zijn,
praten ze graag over voetbal. Dat is een al
gemeen onderwerp, iedereen kan zich aan
sluiten.
Vrouwen letten niet alleen op wat er wordt
gezegd, ze kunnen veel aflezen van het ge
laat, een spiervertrekking, een verandering
in de huid. En ze kunnen het direct benoe
men. Een zakkende oogplooi, dat betekeni
verdriet. Dat maakt het beeld veel genuan
ceerder. Als je 25 vogelsoorten kent, zie je
meer in een tuin dan iemand die elke vogel
een mus noemt."
Je schrijft in je boeken over mannen die je
verloofdes noemt.
„Ik heb een paar keer samengewoond.
Meestal werden de heren na drie jaar afge
serveerd. Maar ik heb ook een relatie van
twaalf jaar gehad. Die is een paar jaar gele
den verbroken, maar hij behoort nog steen;
tot m'n liefste vrienden. Mijn nieuwe ver
loofde zit in Afrika, in Tanzania, hij is tro
penarts."
Die afstand heeft misschien een gunstigej
fect op de duurzaamheid.
„Ja, dat zou je wel denken van mij. Ik heb
wel eens geroepen dat ik een zeemanshuwe
lijk een mooie oplossing vond. Maar het
blijkt niet zo te zijn, ik mis hem heel erg. Hf'
is ongezellig. Ik ben niet geboren voor het
celibaat. Zo'n relatie op afstand is toch wel
problematisch. Ik ga nu weer twee weken
naar hem toe en de hele zomer zit ik ookin
Tanzania."
foto Ben Steffen Het café is een van je favoriete plekken.
„Ja, daar kom ik vaak. Ik ga liefst op hef
borreluur, het ouwelullenuur. Soms met
m'n ex, maar ook vaak alleen. Ik loop zo
naar binnen, ik ben in geen enkel café verle
gen. Gewoon voor de aardigheid en ik hou
van drank. Ik ben een doorsnee grote-
stadsalcoholist. Dat is nu eenmaal zo. Vol
gens de ene definitie ben j e dat als je elke da?
drinkt en volgens een andere als je meerdaa
21 glazen per week nuttigt. Nou, ik voldoe
aan beide beschrijvingen.
Maar ik ben zelden onbekwaam. Het is niet
leuk meer als je een probleemdrinker bent
Die kom ik wel tegen in de kroeg. Ik heb ff
geen last van, ze zijn bang voor mij. Ja.
weet hoe je dronken cafémannetjes aan
moet pakken. Je moet niet bang zijn en nieti
boos woi'den. Ik heb nooit ruzie, behalvein
café Hoppe Amsterdam, daar komenintel-
lectuele blaaskaken."
Dirk Vellen?51