Lascaux krijgt mij in tranen PZC Groezelig geweld in het hart van Amerika 1 Flavius Josephus schreef geschiedenis Vuurplaats in steen 29 George Pelecanos vrijdag 10 mei 2002 Jean Auel: „Ik schrijf alleen voor mezelf, omdat ik het leuk vind. Ik ben gewoon erg breedsprakig." foto Stephane Compoint/Witness a elf jaar verscheen vorige week het langverwachte vijfde deel van Jean Auels prehistorische romancyclus De aardkinderen. In het Franse Les Eyzies in de Dordognestreek, waar talloze grottekeningen zijn gevonden, deed de Amerikaanse schrijfster (66) jarenlang onderzoek. Wat maakt haar en haar boeken zo geliefd bij een miljoenenpubliek? Zuchtend en puffend klautert de kleine mollige Ameri kaanse het smalle slingerpad naar Lascaux op. ,,Ik moet echt wat meer afvallen. En een or thopedische behandeling on dergaan. Dit kost me mijn knie- en." In deze grot uit het Stenen Tijdperk werden in 1940 de spectaculaire rotstekeningen ontdekt die van het dorpje Les Eyzies een toeristische trek pleister maakten. De dierschilderingen spraken zo tot Auels verbeelding dat ze de directe aanleiding voor haar vijfde roman over het Cro-Mag- nonmeisje Ayla vormden. Daar kijkt niemand van op. De over elkaar buitelende dieren zien eruit alsof ze gisteren op de mu ren zijn gezet in plaats van 17.000 jaar geleden. Omdat de vele bezoekers de kleurrijke te keningen met hun adem dreig den te vernietigen is de grot tegenwoordig niet meer toegan kelijk. Zelfs het fenomeen Jean Auel mag alleen 'Lascaux II' in: de exacte kopie die vlakbij het origineel staat. Daar heeft de 66-jarige schrijf ster, die nog nahijgend op een stuk rots is neergezegen, be hoorlijk de smoor over in. Voor haar is een bezoek aan de echte grot een mystieke ervaring. „Het gevoel dat ik krijg als ik daar ben is niet te beschrijven. Er gaatzo'n magie van uit. Toen ik die schilderingen zag, dacht ik: ik wil proberen het leven te beschrijven van de mensen die dit hebben gemaakt. Ik weet niet waarom, maar zo'n grot krijgt mij aan het huilen." En met gevoel voor het moment zet ze haar bril af, diept een zak doekje uit haar broekzak op en dept de ogen. Geneeskunst Deze vrouw, goed voor een we reldwijde verkoop van 34 mil joen boeken in 28 talen, geldt als een deskundige op het gebied van de prehistorie. Toen ze in 1977 het idee kreeg voor een ro man die zich in het laat-Pleisto- ceen (zo'n 30.000 jaar geleden) afspeelt, begon ze zich grondig in deze periode te verdiepen. Het resultaat: de boekenplan ken in haar appartement in Portland in de Amerikaanse staat Oregon zuchten onder een slordige 2500 wetenschappelij ke werken over de prehistorie. Ze wilde aanvankelijk een kort verhaal maken en dacht dat ze in zes hoofdstukken klaar zou zijn, maar toen ze begon te schrijven merkte ze al snel dat het anders zou gaan. Ze was in middels veel te weten gekomen over primitieve jachttechnie ken, eetgewoonten en genees kunst en die kennis wilde ze in het verhaal verwerken. De hoofdstukken werden stuk voor stuk pillen van 800 pagina's. De vier reeds verschenen delen beschrijven de jonge jaren van het Cro-Magnonmeisje Ayla, dat tijdens de Würm-IJstijd leefde. Als vijfjarige wordt Ayla door de Neanderthaler-stam van de holenbeer geadopteerd. De Cro-Magnonmens, de voor loper van de hedendaagse mens, en de Neanderthealer hebben in dezelfde periode naast elkaar geleefd. Anders dan de Cro- Magnon was de Neanderthaler tot uitsterven gedoemd, volgens Auel omdat hij zich niet kon aanpassen aan veranderingen. Als blijkt dat Ayla te zeer ver schilt van de stam, wordt ze ver stoten. Na een eenzame periode ontmoet ze Jondalar, de bijna twee meter lange Cro-Magnon- man die haar levensgezel wordt. Voortdurend lardeert Auel haar verhaal met archeologische kennis: er is inderdaad een ske let gevonden van een Cro-Mag nonmens met deze exceptionele afmetingen. Ayla vecht voort durend tegen de vooroordelen van haar eigen ras over de Ne anderthalers, die denigrerend 'platkoppen' genoemd worden. Eigentijdse thema's als emanci patie en rassengeli j kheid nemen een prominente plaats in Auels werk in omdat er volgens haar geen verschil is tussen de gevoe lens van mensen toen en nu. Sa men met Jondalar doorkruist Ayla Europa op weg naar Mid den-Frankrijk, waar zijn fami lie woont. Daar speelt zich deel vijf af. Het is Jean Auels grote uitda ging om fictie te vermengen met feiten. Als Jondalars leefge meenschap naar de plaats reist waar een Zomerbij eenkomst wordt gehouden, heeft de schrijfster die tocht zelf ook af gelegd. Elk riviertje en elke heu vel die Auel aan het papier toe vertrouwt, is werkelijk in het landschap terug te vinden. „Ik wil dat de lezer zo in het verhaal wordt getrokken dat hij gaat ge loven dat het echt is gebeurd Want als iemand denkt: nee Jean Auel, je hebt het mis, je zit ernaast, dan legt hij het boek weg. Voor haar studie voor deel vijf, Een vuurplaats in steen, woonde ze vier maanden in de Dordogne, sprak met archeolo gen en bezocht de vele prehisto rische vindplaatsen en grot schilderingen. Dat maakt het voor haar interessant. „Kan ik met de 'bones and stones' die ge vonden worden een wereld bou wen?" Wetenschappers kijken voort durend kritisch over haar schouders mee. Zelf zegt ze daar nauwelijks hinder van te onder vinden. „Ik ben geen weten schapper. Ik ben schrijfster. Het is leuk als ze zeggen dat je het goed doet. Ze zijn het niet met alles eens wat ik schrijf, maar ze zijn het ook niet met elkaar eens. Er zijn zo veel theorieën." Verspreid over Europa zijn de zelfde prehistorische grotteke ningen gevonden. Archeologen zijn het erover eens dat de ver schillende bevolkingsgroepen met elkaar gecommuniceerd moeten hebben. Auel verwerkt dit ook in haar boeken; door Ay la en Jondalar de lange voet tocht van Oost- naar West-Eu ropa te laten maken en ze andere volken te laten ontmoeten. Maar als het gaat om de beteke nis die aan de wandschilderin gen van Lascaux wordt toege kend, heeft Auel zo haar eigen ideeën. Terwijl de meeste we tenschappers aanvoeren dat ze puur functioneel waren, bij voorbeeld om goden aan te roe pen in tijden van hongersnood, zijn ze volgens Auel uitingen van kunst. „Moet je nou toch eens kijken", zegt ze veront waardigd, gebarend naar de over de wanden buitelende paarden, stieren en herten. „Wie vertelt mij dat dit niet door een kunstenaar is geschilderd? Ik weet hoe kunstenaars zijn. Ik maak ook kunst, maar dan met woorden. Dit is duidelijk ge maakt door iemand met liefde voor zijn werk." Auel is zich ervan bewust dat er vroeg of laat iets over de prehis torie kan worden ontdekt dat haar boeken onderuit haalt, maar dat lot hangt niet als een zwaard van Damocles boven haar hoofd. „Danzeg ik: het was een goed verhaal en het blijft een goed verhaal. Ik ga niets herschrijven." Bij de Auels komt de fanmail met postzakken tegelijk binnen. Na het verschijnen van haar de buut 'De stam van de holenbeer' (1980), gevolgd door De vallei van de paarden 1982De mam moetjagers (1985) en Het dal der beloften 1990) bleef het echter elf jaar stil rond Jean Auel. Ex- werd volop gespeculeerd. Was ze dood? Wist ze niet meer hoe het verhaal verder moest? Niks van waar, zegt Auel nuchter. „Ik heb een echtgenoot en was al voor mijn 25ste moeder van vijf kinderen. Ik heb nu vijftien kleinkinderen en sinds kort twee achterkleinkinderen. Soms staat het leven zelf schrij- ven in de weg." De smeekbeden om vers lees voer kwamen niet alleen van vrouwelijke fans. Ook alweer zo'n wijdverbreid misverstand, vindt Auel. Veel mensen denken dat haar boeken alleen vrouwen boeien, maar ook mannen schij nen de niets aan de verbeelding overlatende seksscènes op hun waarde te kunnen schatten. 'Hij trok weer terug en toen hij weer binnendrong, voelde hij haar heerlijk kloppende vagina zijn volle lengte strelen'. Auel: ..Ie dereen leest mijn boeken, jong en oud, vrouwen én mannen. Ik kreeg een brief van een gevan gene die ter dood veroordeeld was. Die man smeekte me of ik de serie alsjeblieft wilde afma ken voor hij zou sterven." Deze man heeft waarschijnlijk pech, want inmiddels weet ze niet meer of ze aan zes delen ge noeg heeft. Is het geldzucht die haar drijft? Bij elk nieuw deel beginnen de kassa's meteen weer te rinkelen. Zelf ontkent ze dat met Idem. „Ik schrijf alleen voor mezelf, omdat ik het leuk vind. Ik ben gewoon erg breed sprakig." In deel vijf leeft Ayla samen met Jondalars volk en krijgen ze een kind. Maar hoe loopt de roman cyclus af? Auel geeft haar best bewaarde geheim niet prijs. „Dat ga ik mooi niet vertellen!" Eén keer maakte Auel een uit zondering. Een goede vriendin en trouwe fan had kanker en zou snel sterven. „Zij is de enige aan wie ik het verhaal van het begin tot het eind heb verteld." Een tipje van de sluier wil ze wel oplichten' „Ayla blijft bij Jond alars volk maar ze gaan nog op reis, naar Spanje, Portugal en Italië. Over die landen wil ik nog zo veel vertellen." Ook laat ze doorschemeren dat de Cro- Magnons en de Neanderthalers elkaar aan het eind zullen vin den. Frouke Houtman Jean Auel: Een vuurplaats in steen - Bruna Uitgevers, 840 pag., €29,50. Het Spectrum heeft deze maand een wandelgids op de markt gebracht: 'Prehistorie in de Périgord' telt der tien routes langs archeologische vindplaatsen in de Dordogne. De jonge joodse vrijheids strijder Jozef Ben Matthias werd in het jaar 67 in Galilea door de Romeinen krijgsgevan gen gemaakt. In het jaar 70 had op last van Titus, zoon van kei zer Vespasianus, de verwoesting van de tempel plaats. Juist met deze Titus raakte Jozef be vriend. Hij nam zelfs diens fa milienaam aan. In zijn De Jood se Oorlog doet Flavius Josephus verslag van de vrijheidsstrijd van zijn volk. Het is opmerkelijk dat de krijgs gevangene Jozef Ben Matthias het schopte tot gunsteling van Vespasianus en diens zoon Ti tus. Het kwam hem dan ook tij dens zijn leven en postuum - hij leefde van 37/38 tot circa 100 na Christus - op de veroordeling van verraad te staan. 'Pas de laatste tijd begint men aarze lend enige bereidheid te tonen om serieus aandacht te schen ken aan zijn verweer tegen de tegen hem ingebrachte beschul digingen', lees je in de inleiding van deel één van De oude ge schiedenis van de joden. Josephus kwam met zijn apolo gie in het voorwoord van De Joodse Oorlog. Met dat boek maakte hij zijn debuut als histo ricus. Hij schreef het in Rome, in de jaren 75-79. Na de voltooiing voegde hij er de autbiografische schets Uit mijn leven (Vita) aan toe. In 1992 verschenen beide boeken, bij Ambo-Klassiek, in een band in Nederlandse verta ling. In 1996 gevolgd door De oude geschiedenis van de joden, in drie delen en in 1999 door Te gen de Grieken. Marinus Wesen Fik Meijer zijn met de vertaling en de bezorging van het werk van Flavius Josephus jaren doende geweest. Ooit was Josephus en dan met name zijn De oude geschiedenis van de joden in christelijke ge zinnen naast de bijbel het meest gelezen boek. Daarnaast ver- proza Op reis. De beste Nederlandse en Vlaamse reisverhalen van 2001, bijeengebracht door Rudi Wester. Uitgeverij Contact, 224 blz.. €12,50 Jan Luitzen. Opportunist. Twee bevriende studenten in het Am sterdam van het begin van de ja ren tachtig. Klussen in dezelfde snackbar, verliefd zijn op het zelfde meisje, gemeenschappe lijke idealen. Bravoure verbergt kwetsbaarheid. Jan Luitzen de buteerde in 1998 met de roman Koningsoffer. Uitgeverij Queri- do, 246 blz., €16,95. Willem BrakmanGesprekken in huizen aan zee. Op 13 juni wordt Willem Brakman tachtig jaar. Zijn verjaardag, zo meldt zijn uitgever, wordt groots ge vierd. Brakman ging in Scheve- ningen naar school en Scheve- ningen en Den Haag vormen vaak het decor van zijn onna volgbare vervlechtingen van herinneringen en verbeelden. Zo ook in Gesprekken in huizen aan zee. Brakmans 49e boek, de roman De gifmenger, zal in sep tember verschijnen. Uitgeverij Quendo, 224 blz., €18,95 Chris van der Heijden: Het be jaardenoffensief De bejaarden zijn het zat in deze verhalen bundel van historicus Van der Heijden. Ze genieten vooral van schenen er tal van commentaren en vervolgen. Zoals in 1726: 'Vervolg op Flavius Josephus; Of Algemene historie der Jood- sche Naatsie door Jakob Basna- ge, In zijn leven Fransch Predi kant in 's-Gravenhage, en Historieschrijver van de Hoog Mog: Heren Staten Generaal der Verenigde Nederlanden. Uit het Fransch vertaalt, en met ko- pere Platen versiert. Uitgegeven te Amsterdam, by Gerard Onder de Linden en te Delft, by Reimer Boitet.' Twee fraaie delen folio in lederen band en een keur aan gravures in de tekst, die het ove rigens niet haalt bij die van Jo sephus. Kennelijk is er, nu van uit bredere kring dan die van het christelijke gezin, nog steeds belangstelling voor De oude ge schiedenis van de joden. Er ligt nu een herdruk van de drie de len, die in 1996 in een gebonden editie zijn verschenen. Komt dat omdat Josephus de oude verhalen uit de bijbel in heldere beeldende taal opnieuw vertel de? Vinden studieuze geesten in zijn werk aanleiding zijn inter pretaties te leggen naast de ooit geautoriseerde bijbelteksten? Of drijft Flavius Josephus mee op de golven van een herwaar dering van de klassieken? Feit is in elk geval dat er in Ne derlandse vertaling in de loop van het laatste decennium een keur aan boeken is verschenen in vaak buitengewoon goede vertalingen, voorzien van uitge breide notenapparaten en ver klarende inleidingen. Zo is het ook met F.J.A. M. Meijer en M. A. Wes, oftewel Fik en Mari nus die voor ons een belangrijk werk uit de joods-christelijke cultuurgeschiedenis hebben ontsloten. Ton Verbeeten Flavius Josephus: De oude geschie denis van de joden - drie delen in cassette, 69 euro. wat er niet verandert in de we reld en verzetten zich tegen al het modieuze gedoe van rijker, actiever, mooier of intelligenter worden. Eerder publiceerde Van der Heijden Daghani, Daghani, Zwarte renaissance en Grijs verleden. Uitgeverij Contact, 192 blz, €18,50. Tïjl RoodDc dwaze vader Roman over een scheiding met rafelige randjes. Een dertiger probeert samen met zijn twee lingbroer te voorkomen dat zijn ex er met de kinderen vandoor gaat. Intussen dreigt de midlife crisis en gloort er nieuwe liefde. Tijl Rood debuteerde met Haiko groeit door. Uitgeverij Bert Bakker, 160 blz., €12,95. poëzie H Marsman: Verzamelde ge dichten. H. Marsman (1899- 1940) behoort ontegenzeggelijk tot de meest gelezen dichters van ons taalgebied. Hij was pas veertig jaar oud toen hij over leed, maar had al twee jaar daarvoor zijn Verzamelde ge dichten samengesteld. De bun del, nu in een 22e druk, geeft een prachtig beeld van zijn ontwik kelingen van vitalistisch expressionisme naar een bezon- nener, vaak juist de dood be zwerende poëzie. Uitgeverij Athenaeum-Polak Van Gen nep, 216 blz., €13,50. George P. Pelecanos: „Ik vind dat mensen ook moeten weten van de 'working class'-kant van Washington." Na erkenning in Europa en Japan wordt de Amerikaanse misdaadauteur Geor ge P Pelecanos nu eindelijk ook gewaar deerd in eigen land. In zijn hardboiled de tectives beschrijft de 'real Washingtonian' niet de smeerpijperij in en rond het Witte Huis, maar het rauwe straatleven in de ach- terafbuurten van de hoofdstad. Het was op 27 juni 1997 dat Dennis K. Ash- ton voor de laatste maal in zijn leven een cheeseburger ging halen. De zevenjarige jongen zat met een oudere man in een auto op het parkeerterrein van fastfoodrestau- rant Popeyes. Een gewapende man had het gemunt op de oudere man. Hij vuurde op de auto en Dennis kreeg een kogel in het hoofd. Dennis was op slag dood. Zijn portret prijkt sindsdien op brochures tegen illegaal wa penbezit. Aan de jonge Dennis is ook de Engelstalige editie van de jongste roman van misdaadau teur George P. Pelecanos, Hell to pay, opge dragen „We lezen elke dag hier over moor den, maar als er een onschuldig kind wordt gedood staat even je wereldbeeld op zijn kop", zegt Pelecanos. In zijn boek. in het Nederlands vertaald als De grote afrekening, komt een soortgelijk incident voor als waarin Dennis Ashton het leven liet. De twaalfjarige Joe Wilder, ta lentvol footballspeler, sterft in een vuurge vecht bij een ijssalon, waar hij samen met zijn oom Lorenze naar toe is geredenDe da ders zijn in dit geval een trio jonge crimine len die een nog openstaande rekening met oom Lorenze wilden vereffenen. Het is aan de zwarte privé-detecti ve Derek Strange, in zijn vrije tijd trainer van Joe Wilder, om sa men met zijn blanke kompaan Terry Quinn de daders op te sporen. Ondertussen moet Quinn ook nog proberen om een minderja rig hoertje uit de klauwen van haar pooier te bevrijden en terug te bezorgen bij haar wei nig liefdevolle en zorgzame ouders. Het beeld dat Pelecanos schetst van de Amerikaanse hoofdstad is weinig vleiend. Schimmige taferelen in steegjes, grof ge weld in groezelige portiekflats, kommer en kwel in viezige bordelen. Het is feitelijk dichtbij, maar figuurlijk lichtjaren verwij derd van het centrum van de macht van de machtigste staat ter wereld. „Romans die zich in Washington afspelen gaan bijna al tijd over het Witte Huis en de regering", zegt .Pelecanos. „Nooit over de 'working class'- kant van de stad. Ik vind dat mensen ook moeten weten van die kant van Washing ton." De hoofdstad is voor een groot deel een doorgangsstad, betoogt de 45-jarige schrij ver. Met elke nieuwe regering krijgt de stad een grote groep nieuwe bewoners, terwijl een even grote groep met de oude machtheb bers de stad verlaat. „Dat zijn geen echte Washingtonians. Wij, de mensen die hier al generaties wonen, zijn dat wel. Wij onder vinden geen effecten van regeringswisselin gen. Wel hebben we een bijzondere positie. Washington is de enige stad die geen afge vaardigde heeft in de Senaat. We betalen wel belasting, maar er is niemand in de poli tiek die ons vertegenwoordigtDe Washing tonians hebben weinig tot geen vertrouwen in de overheid. Ons belastinggeld wordt op een politieke manier besteed. Er was bij voorbeeld een congreslid uit Georgia, dat niet wilde dat er geld aan de stad toekwam tenzij het vliegveld de naam Ronald Reagan zou dragen. En nu heet het zo." Grijnzend: „Maar wij blijven het vliegveld gewoon Na tional noemen." Hij schrijft dan niet over het Witte Huis, zijn fictie werd wel opgemerkt door de vorige president Bill Clinton. „Een medewerker van hem kwam naar een van mijn signeer sessies en later kreeg ik van Clinton zelf een bedankbriefje. Ik vond het wel leuk, ik was geen tegenstander van zijn beleid. En de president kreeg de kans om eens te lezen wat er zoal gebeurde in zijn achtertuin." Peleca nos piekert er niet over om een boek aan Ge orge W. Bush te geven. „Hij zal er zijn poli tiek niet door veranderen, daar ben ik van overtuigd. Ik betwijfel trouwens of Bush kan lezen. Hij zegt van wel, maar ze zullen met bewijzen moeten komen." Vanaf zijn tiende werkte Pelecanos in de lunchroom van zijn vader, een Griekse im migrant. Hij betaalde zijn schoolgeld door schoenen te verkopen. Daarna kreeg hij een baan bij een bedrijf in elektronica, waar hij uiteindelijk verantwoordelijk werd voor dertig winkels. Een overstap volgde naar Circle Films, een onderneming die films produceerde voor de gebroeders Coen. Hij was er echter van overtuigd dat er nog iets anders moest zijn in het leven. Op school had hij een cursus gevolgd over hardboiled detectiveromans. „Het was een bijvak, ei genlijkeen lesuurtje om wegte gooien. Maar de leraar opende mijn ogen voor dit soort li teratuur, waar het toch voornamelijk ging om 'de gewone man'. Ik werd er erg opge wonden van. Aanvankelijk wilde ik de film wereld in, ik was een 'movie freak'. Maar ik besloot me toch maar aan het schrijven te wagen." Het duurde nog tien jaar, hij was toen 31, voor hij zich daadwerkelijk op de tekstver werker stortte. De eerste uitgever aan wie hij zijn boek aanbood, hapte meteen toe. „Ik verkocht het heel makkelijk. Daarmee is niet gezegd dat het een goed boek was. Het was duidelijk een debuut, maar goed genoeg om uit te geven." De opbrengsten bleven ka rig zodat hij er nog bij moest werken. Over dag werkte hij in de filmindustrie, 's nachts schreef hij. Drie jaar geleden nam hij het be sluit om het ene half jaar aan boeken te wer ken en het andere aan filmscripts. ,,Ik heb ook nog een gezin, weet je. Als zijn sterkste punt beschouwt hij het cre- eren van personages. „Daarna komt de sfeer. Plot staat op de derde plaats. In mijn boeken neem ik de tijd om de karakters te introduceren. In De grote afrekening wordt de moord pas op pagina 120 gepleegd. Ik werk ook niet met een verhaallijn, de plot duikt op tijdens het schrijven." In de laatste thriller werkt het 'mixed dou ble' Derek Strange en Terry Quinn innig sa men. In zijn voorgaande roman kregen de twee oud-rechercheurs voor het eerst met elkaar te maken en ook in boek nummer elf Soul Service - een 'controversiële' thriller over de doodstraf en de illegale wapenhan del, aldus Pelecanos - zullen de twee met el kaar optrekken. Het rassenvraagstuk speelt een grote rol in zijn boeken, erkent de au teur, die cynisch kan uithalen naar de blan ke 'liberals' die zich drukker maken om de bevrijding van Tibet, dan de schietpartijen in de achterbuurten van hun stad. „De be volking in Washington bestaat voor 70 pro cent uit zwarten. Daar kun je je - als je dat al zou willen - moeilijk aan onttrekken. Ik hoop dat ik met mijn boeken mensen provo ceer, ze misschien kwaad krijg en uiteinde lijk aan het denken zet. Wellicht dat een le zer hierdoor besluit om leraar te worden of een voetbalcoach, zodat hij iets kan beteke nen voor die zwarte jongens. Met zo'n kleine stap heb ik al heel wat gewonnen." Pelecanos heeft meer met de zwarte Strange op dan met de blanke Quinn. „Ik schaar me achter Strange's opvattingen. Zeker waar het gaat om zijn kijk op de regering. Je moet je niet verlaten op de overheid, want die doet toch niks voor je. Ga je eigen gang. Ga niet meteen voor grote veranderingen, maar neem telkens kleine stapjes. Pelecanos verdient nu genoeg om zich een huis in een van de blanke buitenwijken aan te schaffen. Maar hij blijft met zijn gezin wonen in downtown Washington. Zijn drie kinderen zijn allen geadopteerd, de twee jongens van elf en negen komen uit Brazilië. „Ik woon in een iets veiliger wijk. Het is niet helemaal zonder risico's, maar ik wil daar blijven. De buurt moet een voorbeeld zijn voor mijn kinderen. Ze moeten leren dat er valt samen te leven met mensen van diverse rassen." Peter Kuijt George P Pelecanos: De grote afrekening - verta ling Piet Kruik. Uitgeverij The House of Books, €16,-.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 29