Lascaux krijgt mij in tranen
PZC
Groezelig geweld in het hart van Amerika
1 Flavius Josephus
schreef geschiedenis
Vuurplaats in steen
29
George Pelecanos
vrijdag 10 mei 2002
Jean Auel: „Ik schrijf alleen voor mezelf, omdat ik het leuk vind. Ik ben gewoon erg breedsprakig."
foto Stephane Compoint/Witness
a elf jaar
verscheen vorige
week het
langverwachte vijfde deel
van Jean Auels
prehistorische romancyclus
De aardkinderen. In het
Franse Les Eyzies in de
Dordognestreek, waar
talloze grottekeningen zijn
gevonden, deed de
Amerikaanse schrijfster (66)
jarenlang onderzoek. Wat
maakt haar en haar boeken
zo geliefd bij een
miljoenenpubliek?
Zuchtend en puffend klautert
de kleine mollige Ameri
kaanse het smalle slingerpad
naar Lascaux op. ,,Ik moet echt
wat meer afvallen. En een or
thopedische behandeling on
dergaan. Dit kost me mijn knie-
en." In deze grot uit het Stenen
Tijdperk werden in 1940 de
spectaculaire rotstekeningen
ontdekt die van het dorpje Les
Eyzies een toeristische trek
pleister maakten.
De dierschilderingen spraken
zo tot Auels verbeelding dat ze
de directe aanleiding voor haar
vijfde roman over het Cro-Mag-
nonmeisje Ayla vormden. Daar
kijkt niemand van op. De over
elkaar buitelende dieren zien
eruit alsof ze gisteren op de mu
ren zijn gezet in plaats van
17.000 jaar geleden. Omdat de
vele bezoekers de kleurrijke te
keningen met hun adem dreig
den te vernietigen is de grot
tegenwoordig niet meer toegan
kelijk. Zelfs het fenomeen Jean
Auel mag alleen 'Lascaux II' in:
de exacte kopie die vlakbij het
origineel staat.
Daar heeft de 66-jarige schrijf
ster, die nog nahijgend op een
stuk rots is neergezegen, be
hoorlijk de smoor over in. Voor
haar is een bezoek aan de echte
grot een mystieke ervaring.
„Het gevoel dat ik krijg als ik
daar ben is niet te beschrijven.
Er gaatzo'n magie van uit. Toen
ik die schilderingen zag, dacht
ik: ik wil proberen het leven te
beschrijven van de mensen die
dit hebben gemaakt. Ik weet
niet waarom, maar zo'n grot
krijgt mij aan het huilen." En
met gevoel voor het moment zet
ze haar bril af, diept een zak
doekje uit haar broekzak op en
dept de ogen.
Geneeskunst
Deze vrouw, goed voor een we
reldwijde verkoop van 34 mil
joen boeken in 28 talen, geldt als
een deskundige op het gebied
van de prehistorie. Toen ze in
1977 het idee kreeg voor een ro
man die zich in het laat-Pleisto-
ceen (zo'n 30.000 jaar geleden)
afspeelt, begon ze zich grondig
in deze periode te verdiepen.
Het resultaat: de boekenplan
ken in haar appartement in
Portland in de Amerikaanse
staat Oregon zuchten onder een
slordige 2500 wetenschappelij
ke werken over de prehistorie.
Ze wilde aanvankelijk een kort
verhaal maken en dacht dat ze
in zes hoofdstukken klaar zou
zijn, maar toen ze begon te
schrijven merkte ze al snel dat
het anders zou gaan. Ze was in
middels veel te weten gekomen
over primitieve jachttechnie
ken, eetgewoonten en genees
kunst en die kennis wilde ze in
het verhaal verwerken. De
hoofdstukken werden stuk voor
stuk pillen van 800 pagina's.
De vier reeds verschenen delen
beschrijven de jonge jaren van
het Cro-Magnonmeisje Ayla,
dat tijdens de Würm-IJstijd
leefde. Als vijfjarige wordt Ayla
door de Neanderthaler-stam
van de holenbeer geadopteerd.
De Cro-Magnonmens, de voor
loper van de hedendaagse mens,
en de Neanderthealer hebben in
dezelfde periode naast elkaar
geleefd. Anders dan de Cro-
Magnon was de Neanderthaler
tot uitsterven gedoemd, volgens
Auel omdat hij zich niet kon
aanpassen aan veranderingen.
Als blijkt dat Ayla te zeer ver
schilt van de stam, wordt ze ver
stoten. Na een eenzame periode
ontmoet ze Jondalar, de bijna
twee meter lange Cro-Magnon-
man die haar levensgezel wordt.
Voortdurend lardeert Auel haar
verhaal met archeologische
kennis: er is inderdaad een ske
let gevonden van een Cro-Mag
nonmens met deze exceptionele
afmetingen. Ayla vecht voort
durend tegen de vooroordelen
van haar eigen ras over de Ne
anderthalers, die denigrerend
'platkoppen' genoemd worden.
Eigentijdse thema's als emanci
patie en rassengeli j kheid nemen
een prominente plaats in Auels
werk in omdat er volgens haar
geen verschil is tussen de gevoe
lens van mensen toen en nu. Sa
men met Jondalar doorkruist
Ayla Europa op weg naar Mid
den-Frankrijk, waar zijn fami
lie woont. Daar speelt zich deel
vijf af.
Het is Jean Auels grote uitda
ging om fictie te vermengen met
feiten. Als Jondalars leefge
meenschap naar de plaats reist
waar een Zomerbij eenkomst
wordt gehouden, heeft de
schrijfster die tocht zelf ook af
gelegd. Elk riviertje en elke heu
vel die Auel aan het papier toe
vertrouwt, is werkelijk in het
landschap terug te vinden. „Ik
wil dat de lezer zo in het verhaal
wordt getrokken dat hij gaat ge
loven dat het echt is gebeurd
Want als iemand denkt: nee
Jean Auel, je hebt het mis, je zit
ernaast, dan legt hij het boek
weg. Voor haar studie voor deel
vijf, Een vuurplaats in steen,
woonde ze vier maanden in de
Dordogne, sprak met archeolo
gen en bezocht de vele prehisto
rische vindplaatsen en grot
schilderingen. Dat maakt het
voor haar interessant. „Kan ik
met de 'bones and stones' die ge
vonden worden een wereld bou
wen?"
Wetenschappers kijken voort
durend kritisch over haar
schouders mee. Zelf zegt ze daar
nauwelijks hinder van te onder
vinden. „Ik ben geen weten
schapper. Ik ben schrijfster. Het
is leuk als ze zeggen dat je het
goed doet. Ze zijn het niet met
alles eens wat ik schrijf, maar ze
zijn het ook niet met elkaar
eens. Er zijn zo veel theorieën."
Verspreid over Europa zijn de
zelfde prehistorische grotteke
ningen gevonden. Archeologen
zijn het erover eens dat de ver
schillende bevolkingsgroepen
met elkaar gecommuniceerd
moeten hebben. Auel verwerkt
dit ook in haar boeken; door Ay
la en Jondalar de lange voet
tocht van Oost- naar West-Eu
ropa te laten maken en ze andere
volken te laten ontmoeten.
Maar als het gaat om de beteke
nis die aan de wandschilderin
gen van Lascaux wordt toege
kend, heeft Auel zo haar eigen
ideeën. Terwijl de meeste we
tenschappers aanvoeren dat ze
puur functioneel waren, bij
voorbeeld om goden aan te roe
pen in tijden van hongersnood,
zijn ze volgens Auel uitingen
van kunst. „Moet je nou toch
eens kijken", zegt ze veront
waardigd, gebarend naar de
over de wanden buitelende
paarden, stieren en herten. „Wie
vertelt mij dat dit niet door een
kunstenaar is geschilderd? Ik
weet hoe kunstenaars zijn. Ik
maak ook kunst, maar dan met
woorden. Dit is duidelijk ge
maakt door iemand met liefde
voor zijn werk."
Auel is zich ervan bewust dat er
vroeg of laat iets over de prehis
torie kan worden ontdekt dat
haar boeken onderuit haalt,
maar dat lot hangt niet als een
zwaard van Damocles boven
haar hoofd. „Danzeg ik: het was
een goed verhaal en het blijft
een goed verhaal. Ik ga niets
herschrijven."
Bij de Auels komt de fanmail
met postzakken tegelijk binnen.
Na het verschijnen van haar de
buut 'De stam van de holenbeer'
(1980), gevolgd door De vallei
van de paarden 1982De mam
moetjagers (1985) en Het dal der
beloften 1990) bleef het echter
elf jaar stil rond Jean Auel. Ex-
werd volop gespeculeerd. Was
ze dood? Wist ze niet meer hoe
het verhaal verder moest? Niks
van waar, zegt Auel nuchter. „Ik
heb een echtgenoot en was al
voor mijn 25ste moeder van vijf
kinderen. Ik heb nu vijftien
kleinkinderen en sinds kort
twee achterkleinkinderen.
Soms staat het leven zelf schrij-
ven in de weg."
De smeekbeden om vers lees
voer kwamen niet alleen van
vrouwelijke fans. Ook alweer
zo'n wijdverbreid misverstand,
vindt Auel. Veel mensen denken
dat haar boeken alleen vrouwen
boeien, maar ook mannen schij
nen de niets aan de verbeelding
overlatende seksscènes op hun
waarde te kunnen schatten. 'Hij
trok weer terug en toen hij weer
binnendrong, voelde hij haar
heerlijk kloppende vagina zijn
volle lengte strelen'. Auel: ..Ie
dereen leest mijn boeken, jong
en oud, vrouwen én mannen. Ik
kreeg een brief van een gevan
gene die ter dood veroordeeld
was. Die man smeekte me of ik
de serie alsjeblieft wilde afma
ken voor hij zou sterven."
Deze man heeft waarschijnlijk
pech, want inmiddels weet ze
niet meer of ze aan zes delen ge
noeg heeft. Is het geldzucht die
haar drijft? Bij elk nieuw deel
beginnen de kassa's meteen
weer te rinkelen. Zelf ontkent ze
dat met Idem. „Ik schrijf alleen
voor mezelf, omdat ik het leuk
vind. Ik ben gewoon erg breed
sprakig."
In deel vijf leeft Ayla samen met
Jondalars volk en krijgen ze een
kind. Maar hoe loopt de roman
cyclus af? Auel geeft haar best
bewaarde geheim niet prijs.
„Dat ga ik mooi niet vertellen!"
Eén keer maakte Auel een uit
zondering. Een goede vriendin
en trouwe fan had kanker en zou
snel sterven. „Zij is de enige aan
wie ik het verhaal van het begin
tot het eind heb verteld."
Een tipje van de sluier wil ze wel
oplichten' „Ayla blijft bij Jond
alars volk maar ze gaan nog op
reis, naar Spanje, Portugal en
Italië. Over die landen wil ik nog
zo veel vertellen." Ook laat ze
doorschemeren dat de Cro-
Magnons en de Neanderthalers
elkaar aan het eind zullen vin
den.
Frouke Houtman
Jean Auel: Een vuurplaats in steen -
Bruna Uitgevers, 840 pag., €29,50.
Het Spectrum heeft deze maand een
wandelgids op de markt gebracht:
'Prehistorie in de Périgord' telt der
tien routes langs archeologische
vindplaatsen in de Dordogne.
De jonge joodse vrijheids
strijder Jozef Ben Matthias
werd in het jaar 67 in Galilea
door de Romeinen krijgsgevan
gen gemaakt. In het jaar 70 had
op last van Titus, zoon van kei
zer Vespasianus, de verwoesting
van de tempel plaats. Juist met
deze Titus raakte Jozef be
vriend. Hij nam zelfs diens fa
milienaam aan. In zijn De Jood
se Oorlog doet Flavius Josephus
verslag van de vrijheidsstrijd
van zijn volk.
Het is opmerkelijk dat de krijgs
gevangene Jozef Ben Matthias
het schopte tot gunsteling van
Vespasianus en diens zoon Ti
tus. Het kwam hem dan ook tij
dens zijn leven en postuum - hij
leefde van 37/38 tot circa 100 na
Christus - op de veroordeling
van verraad te staan. 'Pas de
laatste tijd begint men aarze
lend enige bereidheid te tonen
om serieus aandacht te schen
ken aan zijn verweer tegen de
tegen hem ingebrachte beschul
digingen', lees je in de inleiding
van deel één van De oude ge
schiedenis van de joden.
Josephus kwam met zijn apolo
gie in het voorwoord van De
Joodse Oorlog. Met dat boek
maakte hij zijn debuut als histo
ricus. Hij schreef het in Rome, in
de jaren 75-79. Na de voltooiing
voegde hij er de autbiografische
schets Uit mijn leven (Vita) aan
toe. In 1992 verschenen beide
boeken, bij Ambo-Klassiek, in
een band in Nederlandse verta
ling. In 1996 gevolgd door De
oude geschiedenis van de joden,
in drie delen en in 1999 door Te
gen de Grieken. Marinus Wesen
Fik Meijer zijn met de vertaling
en de bezorging van het werk
van Flavius Josephus jaren
doende geweest.
Ooit was Josephus en dan met
name zijn De oude geschiedenis
van de joden in christelijke ge
zinnen naast de bijbel het meest
gelezen boek. Daarnaast ver-
proza
Op reis. De beste Nederlandse
en Vlaamse reisverhalen van
2001, bijeengebracht door Rudi
Wester. Uitgeverij Contact, 224
blz.. €12,50
Jan Luitzen. Opportunist. Twee
bevriende studenten in het Am
sterdam van het begin van de ja
ren tachtig. Klussen in dezelfde
snackbar, verliefd zijn op het
zelfde meisje, gemeenschappe
lijke idealen. Bravoure verbergt
kwetsbaarheid. Jan Luitzen de
buteerde in 1998 met de roman
Koningsoffer. Uitgeverij Queri-
do, 246 blz., €16,95.
Willem BrakmanGesprekken
in huizen aan zee. Op 13 juni
wordt Willem Brakman tachtig
jaar. Zijn verjaardag, zo meldt
zijn uitgever, wordt groots ge
vierd. Brakman ging in Scheve-
ningen naar school en Scheve-
ningen en Den Haag vormen
vaak het decor van zijn onna
volgbare vervlechtingen van
herinneringen en verbeelden.
Zo ook in Gesprekken in huizen
aan zee. Brakmans 49e boek, de
roman De gifmenger, zal in sep
tember verschijnen. Uitgeverij
Quendo, 224 blz., €18,95
Chris van der Heijden: Het be
jaardenoffensief De bejaarden
zijn het zat in deze verhalen
bundel van historicus Van der
Heijden. Ze genieten vooral van
schenen er tal van commentaren
en vervolgen. Zoals in 1726:
'Vervolg op Flavius Josephus;
Of Algemene historie der Jood-
sche Naatsie door Jakob Basna-
ge, In zijn leven Fransch Predi
kant in 's-Gravenhage, en
Historieschrijver van de Hoog
Mog: Heren Staten Generaal
der Verenigde Nederlanden. Uit
het Fransch vertaalt, en met ko-
pere Platen versiert. Uitgegeven
te Amsterdam, by Gerard Onder
de Linden en te Delft, by Reimer
Boitet.' Twee fraaie delen folio
in lederen band en een keur aan
gravures in de tekst, die het ove
rigens niet haalt bij die van Jo
sephus. Kennelijk is er, nu van
uit bredere kring dan die van het
christelijke gezin, nog steeds
belangstelling voor De oude ge
schiedenis van de joden. Er ligt
nu een herdruk van de drie de
len, die in 1996 in een gebonden
editie zijn verschenen. Komt
dat omdat Josephus de oude
verhalen uit de bijbel in heldere
beeldende taal opnieuw vertel
de? Vinden studieuze geesten in
zijn werk aanleiding zijn inter
pretaties te leggen naast de ooit
geautoriseerde bijbelteksten?
Of drijft Flavius Josephus mee
op de golven van een herwaar
dering van de klassieken?
Feit is in elk geval dat er in Ne
derlandse vertaling in de loop
van het laatste decennium een
keur aan boeken is verschenen
in vaak buitengewoon goede
vertalingen, voorzien van uitge
breide notenapparaten en ver
klarende inleidingen. Zo is het
ook met F.J.A. M. Meijer en
M. A. Wes, oftewel Fik en Mari
nus die voor ons een belangrijk
werk uit de joods-christelijke
cultuurgeschiedenis hebben
ontsloten.
Ton Verbeeten
Flavius Josephus: De oude geschie
denis van de joden - drie delen in
cassette, 69 euro.
wat er niet verandert in de we
reld en verzetten zich tegen al
het modieuze gedoe van rijker,
actiever, mooier of intelligenter
worden. Eerder publiceerde Van
der Heijden Daghani, Daghani,
Zwarte renaissance en Grijs
verleden. Uitgeverij Contact,
192 blz, €18,50.
Tïjl RoodDc dwaze vader
Roman over een scheiding met
rafelige randjes. Een dertiger
probeert samen met zijn twee
lingbroer te voorkomen dat zijn
ex er met de kinderen vandoor
gaat. Intussen dreigt de midlife
crisis en gloort er nieuwe liefde.
Tijl Rood debuteerde met Haiko
groeit door. Uitgeverij Bert
Bakker, 160 blz., €12,95.
poëzie
H Marsman: Verzamelde ge
dichten. H. Marsman (1899-
1940) behoort ontegenzeggelijk
tot de meest gelezen dichters
van ons taalgebied. Hij was pas
veertig jaar oud toen hij over
leed, maar had al twee jaar
daarvoor zijn Verzamelde ge
dichten samengesteld. De bun
del, nu in een 22e druk, geeft een
prachtig beeld van zijn ontwik
kelingen van vitalistisch
expressionisme naar een bezon-
nener, vaak juist de dood be
zwerende poëzie. Uitgeverij
Athenaeum-Polak Van Gen
nep, 216 blz., €13,50.
George P. Pelecanos: „Ik vind dat mensen ook
moeten weten van de 'working class'-kant van
Washington."
Na erkenning in Europa en Japan wordt
de Amerikaanse misdaadauteur Geor
ge P Pelecanos nu eindelijk ook gewaar
deerd in eigen land. In zijn hardboiled de
tectives beschrijft de 'real Washingtonian'
niet de smeerpijperij in en rond het Witte
Huis, maar het rauwe straatleven in de ach-
terafbuurten van de hoofdstad.
Het was op 27 juni 1997 dat Dennis K. Ash-
ton voor de laatste maal in zijn leven een
cheeseburger ging halen. De zevenjarige
jongen zat met een oudere man in een auto
op het parkeerterrein van fastfoodrestau-
rant Popeyes. Een gewapende man had het
gemunt op de oudere man. Hij vuurde op de
auto en Dennis kreeg een kogel in het hoofd.
Dennis was op slag dood. Zijn portret prijkt
sindsdien op brochures tegen illegaal wa
penbezit.
Aan de jonge Dennis is ook de Engelstalige
editie van de jongste roman van misdaadau
teur George P. Pelecanos, Hell to pay, opge
dragen „We lezen elke dag hier over moor
den, maar als er een onschuldig kind wordt
gedood staat even je wereldbeeld op zijn
kop", zegt Pelecanos.
In zijn boek. in het Nederlands vertaald als
De grote afrekening, komt een soortgelijk
incident voor als waarin Dennis Ashton het
leven liet. De twaalfjarige Joe Wilder, ta
lentvol footballspeler, sterft in een vuurge
vecht bij een ijssalon, waar hij samen met
zijn oom Lorenze naar toe is geredenDe da
ders zijn in dit geval een trio jonge crimine
len die een nog openstaande rekening met
oom Lorenze wilden vereffenen. Het is aan
de zwarte privé-detecti ve Derek Strange, in
zijn vrije tijd trainer van Joe Wilder, om sa
men met zijn blanke kompaan Terry Quinn
de daders op te sporen. Ondertussen moet
Quinn ook nog proberen om een minderja
rig hoertje uit de klauwen van haar pooier te
bevrijden en terug te bezorgen bij haar wei
nig liefdevolle en zorgzame ouders.
Het beeld dat Pelecanos schetst van de
Amerikaanse hoofdstad is weinig vleiend.
Schimmige taferelen in steegjes, grof ge
weld in groezelige portiekflats, kommer en
kwel in viezige bordelen. Het is feitelijk
dichtbij, maar figuurlijk lichtjaren verwij
derd van het centrum van de macht van de
machtigste staat ter wereld. „Romans die
zich in Washington afspelen gaan bijna al
tijd over het Witte Huis en de regering", zegt
.Pelecanos. „Nooit over de 'working class'-
kant van de stad. Ik vind dat mensen ook
moeten weten van die kant van Washing
ton."
De hoofdstad is voor een groot deel een
doorgangsstad, betoogt de 45-jarige schrij
ver. Met elke nieuwe regering krijgt de stad
een grote groep nieuwe bewoners, terwijl
een even grote groep met de oude machtheb
bers de stad verlaat. „Dat zijn geen echte
Washingtonians. Wij, de mensen die hier al
generaties wonen, zijn dat wel. Wij onder
vinden geen effecten van regeringswisselin
gen. Wel hebben we een bijzondere positie.
Washington is de enige stad die geen afge
vaardigde heeft in de Senaat. We betalen
wel belasting, maar er is niemand in de poli
tiek die ons vertegenwoordigtDe Washing
tonians hebben weinig tot geen vertrouwen
in de overheid. Ons belastinggeld wordt op
een politieke manier besteed. Er was bij
voorbeeld een congreslid uit Georgia, dat
niet wilde dat er geld aan de stad toekwam
tenzij het vliegveld de naam Ronald Reagan
zou dragen. En nu heet het zo." Grijnzend:
„Maar wij blijven het vliegveld gewoon Na
tional noemen."
Hij schrijft dan niet over het Witte Huis, zijn
fictie werd wel opgemerkt door de vorige
president Bill Clinton. „Een medewerker
van hem kwam naar een van mijn signeer
sessies en later kreeg ik van Clinton zelf een
bedankbriefje. Ik vond het wel leuk, ik was
geen tegenstander van zijn beleid. En de
president kreeg de kans om eens te lezen wat
er zoal gebeurde in zijn achtertuin." Peleca
nos piekert er niet over om een boek aan Ge
orge W. Bush te geven. „Hij zal er zijn poli
tiek niet door veranderen, daar ben ik van
overtuigd. Ik betwijfel trouwens of Bush
kan lezen. Hij zegt van wel, maar ze zullen
met bewijzen moeten komen."
Vanaf zijn tiende werkte Pelecanos in de
lunchroom van zijn vader, een Griekse im
migrant. Hij betaalde zijn schoolgeld door
schoenen te verkopen. Daarna kreeg hij een
baan bij een bedrijf in elektronica, waar hij
uiteindelijk verantwoordelijk werd voor
dertig winkels. Een overstap volgde naar
Circle Films, een onderneming die films
produceerde voor de gebroeders Coen. Hij
was er echter van overtuigd dat er nog iets
anders moest zijn in het leven. Op school
had hij een cursus gevolgd over hardboiled
detectiveromans. „Het was een bijvak, ei
genlijkeen lesuurtje om wegte gooien. Maar
de leraar opende mijn ogen voor dit soort li
teratuur, waar het toch voornamelijk ging
om 'de gewone man'. Ik werd er erg opge
wonden van. Aanvankelijk wilde ik de film
wereld in, ik was een 'movie freak'. Maar ik
besloot me toch maar aan het schrijven te
wagen."
Het duurde nog tien jaar, hij was toen 31,
voor hij zich daadwerkelijk op de tekstver
werker stortte. De eerste uitgever aan wie
hij zijn boek aanbood, hapte meteen toe. „Ik
verkocht het heel makkelijk. Daarmee is
niet gezegd dat het een goed boek was. Het
was duidelijk een debuut, maar goed genoeg
om uit te geven." De opbrengsten bleven ka
rig zodat hij er nog bij moest werken. Over
dag werkte hij in de filmindustrie, 's nachts
schreef hij. Drie jaar geleden nam hij het be
sluit om het ene half jaar aan boeken te wer
ken en het andere aan filmscripts. ,,Ik heb
ook nog een gezin, weet je.
Als zijn sterkste punt beschouwt hij het cre-
eren van personages. „Daarna komt de
sfeer. Plot staat op de derde plaats. In mijn
boeken neem ik de tijd om de karakters te
introduceren. In De grote afrekening wordt
de moord pas op pagina 120 gepleegd. Ik
werk ook niet met een verhaallijn, de plot
duikt op tijdens het schrijven."
In de laatste thriller werkt het 'mixed dou
ble' Derek Strange en Terry Quinn innig sa
men. In zijn voorgaande roman kregen de
twee oud-rechercheurs voor het eerst met
elkaar te maken en ook in boek nummer elf
Soul Service - een 'controversiële' thriller
over de doodstraf en de illegale wapenhan
del, aldus Pelecanos - zullen de twee met el
kaar optrekken. Het rassenvraagstuk speelt
een grote rol in zijn boeken, erkent de au
teur, die cynisch kan uithalen naar de blan
ke 'liberals' die zich drukker maken om de
bevrijding van Tibet, dan de schietpartijen
in de achterbuurten van hun stad. „De be
volking in Washington bestaat voor 70 pro
cent uit zwarten. Daar kun je je - als je dat al
zou willen - moeilijk aan onttrekken. Ik
hoop dat ik met mijn boeken mensen provo
ceer, ze misschien kwaad krijg en uiteinde
lijk aan het denken zet. Wellicht dat een le
zer hierdoor besluit om leraar te worden of
een voetbalcoach, zodat hij iets kan beteke
nen voor die zwarte jongens. Met zo'n kleine
stap heb ik al heel wat gewonnen."
Pelecanos heeft meer met de zwarte Strange
op dan met de blanke Quinn. „Ik schaar me
achter Strange's opvattingen. Zeker waar
het gaat om zijn kijk op de regering. Je moet
je niet verlaten op de overheid, want die
doet toch niks voor je. Ga je eigen gang. Ga
niet meteen voor grote veranderingen, maar
neem telkens kleine stapjes.
Pelecanos verdient nu genoeg om zich een
huis in een van de blanke buitenwijken aan
te schaffen. Maar hij blijft met zijn gezin
wonen in downtown Washington. Zijn drie
kinderen zijn allen geadopteerd, de twee
jongens van elf en negen komen uit Brazilië.
„Ik woon in een iets veiliger wijk. Het is niet
helemaal zonder risico's, maar ik wil daar
blijven. De buurt moet een voorbeeld zijn
voor mijn kinderen. Ze moeten leren dat er
valt samen te leven met mensen van diverse
rassen."
Peter Kuijt
George P Pelecanos: De grote afrekening - verta
ling Piet Kruik. Uitgeverij The House of Books,
€16,-.