Achter
Plato loert
het kwaad
De dames begrijpen
elkaar griezelig goed
i
Stukken waarin naar een richting wordt gezocht
José Carlos
Somoza
Klaagzang op Picasso
Laaglandse geschiedenis gedicht
Ontwaken
Oerboek van
Hella Haasse
donderdag 11 april 2002
pril is de Maand van de Filosofie, dit jaar voor het
eerst. Dat komt goed uit, want de Spaanse auteur
José Carlos Somoza schreef 'Het raadsel van de
filosoof', een internationale bestseller, en is nu in Nederland.
Zijn roman is net in ons land verschenen. Een gesprek over
Plato, de duistere buurten in het Athene van toen, en over de
behoefte aan zelfkennis.
In niet minder dan vijftien ta
len is zijn boek nu verschenen.
En overal juichen de critici. José
Carlos Somoza is de nieuwe
Umberto Eco, althans zijn ro
man La caverna de las ideas
wordt overal vergeleken met
Eco's bestseller van weleer De
naam van de roos.
In ons land is Somoza's boek uit
gekomen als Het raadsel van de
filosoof. Een titel die nogal af
wijkt van de oorspronkelijke
Spaanse, die immers letterlijk
vertaald 'De grot van de ideeën'
betekent. Maar dat deert de
schrijver niet. Hij neemt de Ne
derlandse titel voortdurend in
de mond als hij over zijn boek
spreekt.
Somoza's naam verscheen als
een komeet aan de hemel, eerst
aan die van de Spaanse litera
tuur - hij publiceerde vanaf
1996 in hoog tempo vier romans
en enkele toneelteksten - en nu
aan het internationale firma
ment. Hij wordt beschouwd als
een thrillerauteur van hoog filo
sofisch gehalte.
De schrijver: „Dat vind ik zelf
het leukste. Natuurlijk heb ik
een roman geschreven over
ideeën, maar het is ook een
spannend boek. Het raadsel van
de filosoof is in mijn land in het
begin gezien als een uitstekende
en spannende thriller. Zo werd
er aanvankelijk over geschre
ven. Over de ideeën die er achter
zaten, had men het niet. Dat
vind ik een compliment, want
goede literatuur moet zowel
vermaak bieden als intellectue
le rijkdom, ideeën en verdie
ping. Ik kon dat dus wel waar
deren, dat men het vooral een
spannend boek vond. Ik schrijf
niet om mensen te vervelen."
Het raadsel van de filosoof
speelt in het Athene van Plato.
De (fictieve) filosoof Diagoras,
uit de school van Plato, wordt
geconfronteerd met de dood van
een jongeling. Hij ruikt onraad,
neemt een zogenaamde raadsel
oplosser in dienst, een privé-de-
tective zouden wij zeggen, en
gaat op onderzoek uit. De twee
raken verzeild in een onder
grondse wereld van duivelse
sekten.
Somoza: „Ik wist dat die be
staan hebben in het Grieken
land van Plato. Dat is geen ge
heim. In Athene heerste na de
Peloponnesische oorlogen rade
loosheid. Het geloof in de goden
had afgedaan en men wendde
zich ofwel tot de rationaliteit
van de filosofie ofwel tot duiste
re dionysische sekten, waar lie
derlijk te keer werd gegaan en
juist het tegendeel van het men
selijk verstand werd beleden,
waar mensenoffers werden ge
bracht en orgieën werden ge
houden."
Tegenover de serene, heldere
wereld van Plato, waar alles
draait om het Goede, plaatste
Somoza zo die wereld van or
gastisch geweld, de riten van het
Kwaad. Het is de wereld van de
bacchanten, de kosmische
dronkenschap.
De Spaanse titel verwijst naar
de bekende mythe van Plato's
grot. Ook de (eveneens fictieve)
sekteleider uit de roman, Kran-
tor, heeft zijn grot, waar zich de
bestiale uitspattingen afspelen.
En verder is de hoerenwijk van
Athene's havenplaats, Piraeus,
een locatie die sterk contras
teert met de verheven rust van
Plato's academie.
Somoza: „Toen ik dat verhaal af
had en het handschrift door be
gon te lezen, realiseerde ik me
Het heet een boek te zijn over
grootvader Pablo Picasso,
maar het is veel meer een boek
over de kleindochter zelf gé
wordén. En Marina Picasso is
niet erg te spreken over haar
opa. Sterker, jarenlang heeft ze
hem verafschuwd. Het motto
van haar boek is dan ook veel
zeggend: 'Om een duif te maken
moet je hem eerst de nek om
draaien.' Een uitspraak van de
man die zoveel fraaie duiven
heeft geschilderd...
Je wordt niet vrolijk van het
boek. Het is in feite één grote
klaagzang op alles wat met Pi
casso (1881-1973), zijn werk en
het 'imperium Picasso' te ma
ken heeft. Waar Marina en haar
broer Pablito bovenal behoefte
aan hebben, is een opa zoals ve
len ze kennen: openhartig, aar
dig, spelend in de achtertuin.
Wat ze echter zien, is een tiran.
Marina gaat daarin heel ver. Als
tijdens een van de spaarzame
bezoekjes - dikwijls worden ze
niet toegelaten op het landgoed
- Picasso voor hen een beestje
vouwt uit een stukje papier,
brengt haar dat tot de volgende
alinea: „Indertijd wist ik niet
dat die figuurtjes van papier
deel uitmaakten van een streven
dat ik nu monsterlijk vind: het
streven ons onbewust duidelijk
te maken dat hij alles kon en dat
wij niets waren."
En zo gaat het 162 bladzijden
door, je wordt er moe van. Deug
de er dan helemaal niets aan de
grondlegger van het Kubisme?
Was hij een tiran zoals zijn
kleindochter hem nu schetst?
Het zou kunnen kloppen. Feit is
in ieder geval dat vader Paulo en
moeder Emilienne Lotte ook
niet uitblinken door oprecht en
warm ouderschap.
Rob Schoonen
Marina Picasso: Mijn grootvader
Picasso, opgroeien in een kunste
naarsfamilie - vertaling Nini Wie
link. Uitgeverij Arena, 192 blz., geïl
lustreerd, €17,95.
José Carlos Somoza: „Er is behoefte aan verinnerlijking, aan introspectie." foto Theo Bohmers/GPD
opeens dat het schrijven van
historische romans een onmo
gelijkheid is. Die twee begrip
pen zijn zelfs strijdig met elkaar.
Een historische roman over
Griekenland blijft altijd mijn
visie op Griekenland. Een boek
blijft een boek en nooit de wer
kelijkheid, laat staan de werke
lijkheid van de geschiedenis.
Toen kwam ik op het idee van de
vertaler. Ik ben voetnoten gaan
plaatsen bij de tekst, die van een
vertaler afkomstig waren..."
Het raadsel van de filosoof be
staat uit twee parallelle teksten.
Er is het hoofdverhaal, dat over
Diagoras en de mysterieuze
moorden, en er is het verhaal
van de vertaler die in voetnoten
commentaar levert op de tekst
en gaandeweg steeds meer be
trokken raakt bij de ontkno
ping. De noten nemen aan het
slot van de roman meer en meer
ruimte in beslag. Tot overmaat
van ramp speelt ook een eerdere
vertaler een rol in dit boek, die
op vergelijkbare wijze om het
leven zou zijn gekomen als de
jongens uit het hoofdverhaal.
„Ja", geeft Somoza toe, „het is
ingewikkeld geworden, maar ik
wilde het zo hebben. In die tijd
was ik erg bezig met de proble
men waar de generatie schrij
vers, waar ik ook toe behoor,
mee kampt: de verhouding tus
sen literatuur en werkelijkheid.
Het begrip van de vertaler fasci
neert me, iemand die een brug
slaat tussen tekst en werkelijk
heid, tussen lezer en schrijver. In
mijn vorige romans was ook al
zo 'n vertaler binnengeslopen
Even later zal hij tevreden vast
stellen, dat de truc met de verta
ler hem een groot compliment
van de critici bezorgd heeft: So
moza gaat verder dan Eco!
Waarom?
Omdat De naam van de roos,
hoe ingenieus daar ook gegoo
cheld wordt met teksten, be
staande en niet-bestaande, al
tijd nog een historische roman
blijft. „Eco zal het waarderen,
dat ik ook het historische ver
haal zelf op losse schroeven heb
gezet", zegt hij. „Hij is per slot
van rekening semioticus, een
geleerde die gespecialiseerd is
in wat taal en tekens voor de
menselijke fantasie kunnen be
tekenen."
Geruststellend: „Mijn laatste
roman heeft dat niet meer, hoor,
dat ingewikkelde. Ik maak nu
geen probleem meer van de lite
ratuur. Het is voor het eerst dat
ik fictie ben begonnen te schrij
ven met de geweldige zin...'Er
was eens...'."
Hij lacht opgelucht, alsof hij
vertelt dat zijn maagklachten
over zijn.
Dan komt het gesprek weer te
rug waar het begon. Bij de roe
righeid der tijden. Athene toen,
de wereld nu.
Hij ziet veel parallellen, zegt hij
„Beide zijn naoorlogse tijden.
Er is weinig eenheid, maar veel
spanningen. Je ziet hoe mensen
allemaal heel verschillende
kanten opgaan. Alles dreigt uit
elkaar te vallen. Wat moeten wij
nog geloven? Er is behoefte aan
verinnerlijking, aan introspec
tie. Socrates' motto was: Ken u
zelf! Plato was de filosoof van
de innerlijke stem, van de dai-
mon, de godheid in ons. Maar te
gelijk is er Krantor, die in het in
nerlijk juist de donkere kwade
kracht vrijmaakt."
„Lezers hebben mij wel voorge
houden, dat je een driehoek zou
kunnen tekenen met Plato,
Aristoteles en Krantor ieder op
een hoek. Dat zijn drie krach
ten, waarbinnen mijn roman
zich afspeelt. Plato is de denker
van het Goede en Goddelijke,
Aristoteles is zijn nuchtere te
genpool en Krantor ten slotte de
duistere macht in ons:
Het lijkt een beetje op Freuds
opbouw van de psyche: de lust
(Krantor), het ego (Aristoteles)
en het superego (Plato). Dan
vervolgt hij: „Ik ben niet tegen
Plato, al lijkt mijn roman daar
voor een deel wel over te gaan.
Ik waardeer enorm zijn behoef
te aan verinnerlijking. Het is het
enige waar het ook in deze tijd
om gaat: wij moeten onszelf be
ter leren kennen."
Somoza is ervan overtuigd dat
de literatuur daarbij een rol kan
spelen, misschien wel een heel
belangrijke. „Literatuur is een
spel, geen nabootsing van de
werkelijkheid, maar het is een
serieus spel. De inzet ervan is
dat wij onszelf en anderen beter
kunnen leren kennen."
,Het is een spel waarbij j e wel de
spelregels moet accepteren. Je
moet het voor lief nemen dat als
je begint te lezen de auteur je
een paar leugens voorschotelt.
Als je die accepteert kun je als
lezer samen met de schrijver,
zoals twee schakers die tegen
over elkaar over het bord gebo
gen zitteneen innerli j ke werke-
lijkheid opbouwen die je iets
over jezelf kan leren."
„Je hoort wel over schrijvers die
hun best doen om veel mee te
maken, die bij een groep willen
horen, een land, een traditie.
Maar voor mij gaat het om wat
binnenin je zit. Geografische
grenzen bestaan niet voor het
schrijverschap. De beste reis
boeken zijn geschreven door au
teurs die nooit van hun plek
kwamen. En er zijn schrijvers
geweest die de hele wereld over
zwierven, van werelddeel naar
werelddeel, terwijl hun hele
werk maar over een klein
plaatsje gaat waar zich alles af
speelt. De echte werkelijkheid
zit binnen in ons."
Jan-Hendrik Bakker
José Carlos Somoza: Het raadsel
van de filosoof - vertaling Brigitte
Coopmans. Uitgeverij By blos,
€22,50.
Is een dichter de beste uitleg
ger van eigen werk? Ik bet wij -
fel het, maar vrijwel iedere
poëet heeft de neiging de ver
klaring in eigen hand te houden.
Ida Gerhardt (1905-1997) kon
er slecht tegen wanneer mensen
haar werk anders opvatten dan
zijzelf. Ze eiste van haar critici
een houding die zich slechts als
onvoorwaardelijke eerbied laat
omschrijven. Nu nét de opstel
ling die een frisse blik op haar
poëzie onmogelijk maakt.
Maria de Groot
over Ida Gerhardt
Daarom raak ik door In gesprek
met Ida Gerhardt, waarin Maria
de Groot een interview, brieven,
gedichten en beschouwingen
bundelde, niet alleen gefasci
neerd maar ook geïrriteerd.
Maria de Groot zegt precies wat
Ida Gerhardt, altijd overspoeld
met prijzen én altijd klagend
over miskenning, graag wilde
horen. In het voorwoord begint
ze daar al mee: „De zusters
(Gerhardt) waren alledrie zeer
begaafd, maar de bijzondere be
gaafdheid van Ida heeft zowel
in haar ouderlijk huis als in de
samenleving een voor haar iso
lerende werking gehad." In het
uit 1979 daterende vraagge
sprek gaat het er net zo aan toe.
De beroemde dichteres krijgt
geen tegenspraak, maar schou
derklopjes. Wat niet wil zeggen
dat er geen opmerkelijke dingen
worden gezegd. „Mijn talent is
onverbrekelijk verbonden met
mijn gebedsleven", erkent Ger
hardt bijvoorbeeld. De Groot
sluit zich daarbij aan, ze ziet in
haar werk overal 'de signatuur
van de strijd met Degene die in
het onweer spreekt.'
Echo, echo! Honderdachten
twintig bladzijden zaligverkla
ring: zo zou je dit boek kunnen
samenvatten. De bewieroking is
wederkerig, blijkt uit de corres
pondentie waarin de toon al
spoedig omslaat van 'Zeer ge
achte Mevi'ouw de Groot' naar
'Lieve Maria'. De dames begrij-
pen elkaar griezelig goed. „Het
moet niet makkelijk zijn zo in
telligent te zijn", schrijft Ida
aan Maria. Ze dankt haar voor
'dit monumentale stuk' en prijst
haar dichterlijke 'meester
schap'. Gelukkig dalen we af en
toe naar aardse sfei'en af. Zo
meldt Ida op een bepaald mo
ment: „De bestellingen na je
besprekingen stegen metéén."
Zou het werkelijk? De x-ecensies
waren te lezen in het niet al te
veel gelezen tijdschrift Wen
ding.
Het aardige van deze uitgave is
dat je door het intex-view en de
brieven Ida Gerhardt in persoon
ontmoet. Wat mij betreft kan de
grote biografie over haar niet
gauw genoeg verschijnen. Maar
het zou verschrikkelijk zijn
wanneer het schrijven van zo'n
boek aan een volgzame discipel
werd toevertrouwd. Want geen
onbevangen beschouwer kan er
omheen: Gerhardt mag gran
dioze gedichten hebben ge
maakt, haar visies zijn soms
minder verheffend. Wat ze zei
komt even streng over als hóe ze
het zei. En wat zei ze? Behoorlijk
bizarre dingen. Onder meer dat
'Holland' een uitvex'koren natie
zou zijn die van het rechte pad
was afgedwaald. Waarop zij
dichteres en profetes, ons een
vermanende spiegel voor kwam I
houden.
Er was een andere kant aan Ger-1
hardt, een kant waarover de I
trouwe volgelingen niet reppen I
Neem een gedicht als het hierbij I
afgedrukte 'Ontwaken'. Wat is I
er aan de hand met dit tragische
paar, zo dicht bij elkaar en toch
zo in het samenzijn gescheiden'
Hoezo ligt de een 'argeloos'
naast de ander? Wat is er 'diep I
verborgen' en dient te worden
verzwegen? Het moeten verwij-1
zingen zijn naar een voor de I
bedgenoot geheim gehouden I
gevoel, naar een soort liefde die
niet bij name mag worden ge
noemd. Over zulke dingen vind
je in de traditionele Gerhardt-
literatuur geen woord. „Er zijn I
zoveel leeswijzen mogelijk als
er lezers zijn", zegt Maria del
Groot. Jawel. Maar waarom be-1
pex-kt ze er zich dan toe de buik-1
spreekpop van de dichteres te I
zijn?
Mario Molegraaf
Maria de Groot: In gesprek met /da
Gerhardt. Interviews, brieven, ge
dichten en beschouwingen
Uitgeverij Ten Have Baarn, 125
pag.,€12,90.
In de héle vroege dag
ving de merel aan te zingen,
met een vlijmend-zoet doordringen
van wat diep-verborgen lag.
Ving de merel aan te zingen,
en ik wist: wij waren beiden
in ons samenzijn geseheiden,
toen ik roerloos luisterend lag.
In de héle vroege dag
zong de merel van ons beiden,
alles wat ik had verzwegen;
zong hij mij het afscheid tegen
van wie argeloos naast mij lag.
Ida Gerhardt, 1
soonlijkegeschiedschrijvingin- -
middels gevorderd tot de Gou
den Eeuw. Zijn eerste bundeling
lofzangen verscheen in 1995,en
behandelde de Steentijd tol
1596, de ovex*wintering op Nova j
Zembla. Die bundel stelde te
leur, Ter Balkt nam in 19991 j
slechts acht van de zeventig ge
dichten op in zijn verzameld j
werk In de waterwingebieden
Het was te veel geschiedenis ec j
te weinig poëzie.
Laaglandse hymnen II is aan
merkelijk beter geslaagd, af j
wisselend rauw en teder, vol
treffende beeldspraak en sierlij-
ke stijlfiguren. Nu bezingt Tei
Balkt de tijd van 1600 tot 1899, j
en vooral door de ogen van be
roemde schilders als Rem- j-
brandt, Vermeer, Ruysdael!
Koekkoek en Van Gogh. Dt
kunstenaar is volgens de dichter -
een ambachtsman die zijn voor
gangers kopieert, daarbij fou
ten maakt, en zo de vernietigins
van het waardevolle bezweer
en zelfs opheft.
Ter Balkt lapt de regels vasi
de tijd dan ook rustig aa|
zijn laars. Zo schrijft hij
het 'Portret van Rembrand»
over 'Luchtvexwuilings-/bnutj,
Rembrandtesk als Shellj
wolken' (pagina 25). Keer'
op keer lijkt de bard te zin j-
gen: kijk maar, er is niet
veranderd, de natuurlijke oroj
geving van de mens word
nog steeds bedreigd.
Eric Kt j
H.H. Ter Balkt: Laaglandse hyrnt
II - Gedichten, metverhelderinget
Uitgeverij De Bezige Bij, 64 paf
€16,50.
Iedereen kent de Slag bij
Nieuwpoort en Van Speijk
('Dan liever de lucht in'). Na
tuurlijk komen ze ook voor in de
Laaglandse hymnen van H.H.
ter Balkt, maar slechts in de
marge. De Twentse bard haalt in
zijn vaderlandse historie het
kleine, het onaanzienlijke naar
voren: katten, duingras, wand-
tegels.
Ter Balkt (1938) is in zijn per
foto Roeland Fossen
Het woord alleen is voldoende om de ro
mantische verbeelding in werking te
zetten: oerboek. Het is een prikkelend idee
dat een schrijver in een lakast of dressoir in
zijn werkkamer een boek verborgen houdt
dat als basis dient voor gans zijn oeuvre.
Een boek waar alles al in staat, in rudimen
taire vorm uiteraard. De losse aantekenin
gen, liefst ongerubriceerd, bevatten alle
grote en kleine ideeën voor alle grote en
kleine boeken die de schrijver ooit nog wil
scheppen.
Het oerboek, ach, wie zou er niet willen bla
deren, en bladeren, en bladeren? Multatuli's
pak van Sjaalman, het mythische manu
script waar A.F.Th, van der Heijden zijn
Tandeloze Tijd op zegt te basex-en - het oer
boek heeft vele vormen; je krijgt het alleen
zo zelden te lezen. In 19 9 5 verscheen voor de
echte liefhebber een uitgave van.De oer-
aanslag, de eerste versie van Harry Mulisch'
succesroman De Aanslag. In het boek ston
den in facsimile de negenentwintig handge
schreven bladzijden van die eerste Aanslag.
Smullen.
Hella S. Haasse
Kregen we maar meer oerboeken te lezen.
Waren maar meer schri j vex-s zo scheutig met
hun werkmateriaal, zo vrijgevig met hun
schriftjes en krabbels. Er gloort hoop. Met
Een doolhof van relaties van Hella SHaasse
begint een nieuwe literaire reeks: Het Oer
boek. De reeks verschijnt bij De Bezige Bij,
ook als het - zoals bij Querido-auteur Hella
Haasse - schrijvers van andere uitgevers
huizen betreft.
Haasse werd gevraagd naar haar basistek
sten, naar „het boek dat er nooit kwam,
maar altijd aanwezig is gebleven", zoals de
samenstellers Lisa Kuitert en Mirjam Ro-
tenstreich het genre definiëren. De eerste
versie van OeroegDe aantekeningen voor
Heren van de thee? Wat overhandigd werd,
was een veirassing. Het bleek te gaan om de
aanzetten tot twee onbekendere boeken van
Haasse: De Meester van de Neerdaling (twee
novellen, gepubliceerd in 1973) en De tui
nen van Bomarzo.
Dit laatste boek, verschenen in 1968, draagt
voor het gemak de genreaanduiding 'essay',
maar het is een hybride van roman, histo
risch essay, reisverslag en autobiografie.
Haasse heeft aanvankelijk divex'se pogin
gen gedaan er een roman van te maken en de
eerste aanzetten staan nu afgedrukt in Een
doolhof van relaties.
Van De tuinen van Bomarzo (genoemd naar
de fascinei'ende, maniëristische beelden
tuin nabij Viterbo in Midden-Italië die ook
Dali en Willink inspireerde; er zijn zelfs een
Spaanse roman en opera op de tuin geba
seerd) lopen directe lijnen naar andere boe
ken van Haasse. In de roman-aanzet keerde
de hoofdpersoon, Lucas Gosschalk, van De
ingewijden, een roman uit 1957, terug. Ter
wijl in de aanzetten ook elementen te vin
den zijn van de beide novellen die werden
uitgegeven onder de titel De meester van de
neerdaling.
De schrijfster: „Dit zijn de oerteksten om
dat het stukken zijn waarin ik een richting
probeerde te vinden. Je moet 'oer' opvatten
als 'onaf', probeersels. Ze zijn in deze vorm
nooit voor publicatie bedoeld. Want wat je
niet kunt loslaten, is niet af. Daarom zijn ze
alleen maar interessant voor mensen die het
werk kennen dat ik wél kon loslaten. J e kunt
goed zien hoe het tot stand is gekomen."
Werk wat Haasse wel kon loslaten, is dus De
meester van de neerdaling, een tweetal sa
menhangende novellen (uit het fantastische
genre), die de finale van de oerboek-uitgave
vormen. Eerst de fragmenten en de aanzet
ten, dan het werk zoals het er uiteindelijk
uitzag, na een proces van wel twintig jaar
denken, proberen, schrappen en opnieuw
beginnen. Fascinerend om een 'zoekende'
schrijfster als Hella Haasse op deze manier
te kunnen volgen.
Helemaal tevreden dus? Dat is een lez4e
nooit. Eigenlijk had ook De tuinen tiüjv
Bomarzo in het boek moeten worden afgfrb
drukt. Ik weet wel: dan had ook De ingtyI
den gemoeten, en De verborgen bron (1959 k
waar De ingewijden een vervolg op was,( ft
dus eigenlij k alle teksten waarvan sporen c'
de oerteksten te vinden zijn. Dat zouteve V'
zijn geweest. Daarvoor alle begrip.
Een omissie blijft echter dat het kleine esstf j£
'In een grot' (te vinden in de bundel Leestif*
kens uit 1965) niet is opgenomen. Rudimj
der Paardt schrijft in zijn essay in Een dof
hof van relaties: „Men zou dit sleutel-esS!^
eigenlijk steeds moeten herlezen, voorrek
aan een nieuw boek van de schrij fster begö
- en dus ook dit oerboek." Nou dan.
Ik.
Theo Hakkel
jfi*
Hella S. Haasse: Een doolhof van relaties. W tl
boek - Samenstelling en redactie: Lisa Kuiter^
Mirjam Rotenstreich. Met bijdragen van Dorjm
Cumps, Rudi van der Paardt en Aleid Truïj&n
Uitgeverij De Bezige Bij, 247 blz., €19,50 (gefaj
den).