Schilderen als een oude meester 23 Dubbeltentoonstelling Rudolf Hagenaar donderdag 11 april 2002 aterdag begint de dubbeltentoonstelling Rudolf Hagenaar, een Zeeuws meester. In het Marie Tak van Poortvliet Museum in Domburg zijn bijna vijftig schilderijen f van de in Goes woonachtige kunstenaar te bezichtigen, in de Zeeuwse Bibliotheek I in Middelburg veertig werken op papier. Tegelijk verschijnt een ruim geïllustreerd boek met I teksten van onder anderen Diederik Kraaijpoel, Paul Scheffer en Hans Warren. Sinds Hagenaar anderhalf jaar geleden - op 73-jarige leeftijd - voor het eerst exposeerde, lijkt het hek van de dam. Hij wordt nu geroemd als een kunstenaar wiens gelijke we niet spoedig I zullen tegenkomen. De tekenaar met spanen doos, 1988, olie/paneel. Schelpen rapen, 1985, olie/paneel. Het verhaal is te mooi om waar te zijn. Vijftig jaar I lang schildert en tekent Rudolf I Hagenaar (Soerabaja, 1927) in alle anonimiteit. Van 1947 tot 11953 bezoekt hij in Amsterdam de Opleidingsschool voor Te kenleraren. Dan vestigt hij zich in Goes, waar hij tot zijn pensi oen les geeft aan het Goese Ly ceum. Weinigen weten dat hij in de avonduren en de weekenden met zijn kunst bezig is. Na zijn pensionering kan hij daaraan meer tijd besteden, maar nog j steeds treedt hij niet naar bui- ten. I In het nieuwe boek, simpelweg Rudolf Hagenaar getiteld, is de (schilder treffend beschreven ■door Hans Warren, die halver wege de jaren vijftig vriend schap met hem sloot (in de Zeeuwse Bibliotheek hangt een door Hagenaar getekend por tret van Warren) en een van de ^enkelingen was die zijn werk al 1 'vroeg onder ogen kregen. ,,Men shield hem voor een onpeilbare, j waarschijnlijk schatrijke heer. Hoffelijk, een goede collega, zwaarlijvig, keurig gekapt en ■gekleed, helemaal geen artiest en toch een zonderling. Terug- getrokken levend had hij kenne- lijk geen behoefte aan de wereld - laat staan zij n omgeving in de 'kleine Zeeuwse stad - te laten weten: ik werk als leraar aan een middelbare school, maar eigen- jlijk ben ik kunstschilder. Als de gezondheid van Hage naar in 2000 sterk achteruit •gaat, besluit hij zijn schilderijen !en tekeningen toch te exposeren |en te verkopen. In een interview met Jan Stassen zegt hij daar over: „Op een gegeven ogenblik hoorde ik dat ik nog maar een |vrij beperkte tijd hier op aarde door te brengen had, en toen .dacht ik: het zou toch wel ver- jrekt jammer zijn als ze nu met de container meegingen. Daar heb jikze toch ook niet voor ge maakt. Ik was dus puur en al leen geïnteresseerd om die schilderijen een vast onderdak te geven bij mensen die ze mooi vonden, die ze wilden hebben en daar dan ook nog iets voor over hadden. Zelf kon ik daar niet voor zorgen. Dus toen heb ik dat werk uit handen gegeven om het geplaatst te krijgen bij mensen die het waardeerden. Ik wilde graag een boek en een tentoon stelling zodat mijn werk onder gebracht zou worden. Dat was (waar het om ging." •De verkoopexpositie bij de I',Utrechtse kunsthandel Juffer- 1 mans en het bijbehorende boek {'■(RudolfHagenaar, Verborgen werk) blijken in september 2000 ;een groot succes. „De kunsthis- 1 jtorische naslagwerken zullen lallemaal aanvulling behoeven", schrijft Warren (toen en ook in het nieuwe boek; het artikel 'De schat in het achterafstraatje' is een compositie van twee artike len van anderhalf jaar geleden). •Kunstcriticus Diederik Kraaij poel doet er in zijn lezenswaar dige en informatieve bijdrage aan Rudolf Hagenaar nog een gchepje bovenop: „We zullen ■zijns gelijke niet spoedig tegen komen." Dijk met bomen, 1976, aquarel. Hagenaar zal zich ongetwijfeld gestreeld voelen door de erken ning van zijn werk, maar het is sterk de vraag of hij is ingeno men met het ronduit romanti sche beeld dat daardoor wordt opgeroepen: de kluizenaar die in alle stilte werkt aan een oeu vre dat bij openbaring de pro ductie van veel van zijn tijdge noten doet verbleken. Dat is allemaal irrelevant. Zoals het niet gaat om een verhaal dat hij op zijn panelen wil vertellen, gaat het al helemaal niet om zijn eigen autobiografie. „Om mijn werk te interpreteren moet j e bi j een psycholoog zijn", zegt hij te gen interviewster Rebecca van Wittene. „Daar bemoei ik me niet mee. Ik schep dat schilderij met vormen en lijnen en kleuren en plasticiteit, zonder dat ik daar een verhaal bij maak. Als de kijker dat verhaal erin wil le zen, het staat hem vrij. Het is met genoegen dat ik het aan hoor als ze me vertellen wat ze erin zien, maar ik doe zonder." Hagenaar redeneert zoals War ren heeft verwoord in zijn ge dicht bij het schilderij 'Tropen nacht': 'Mijn kunst is enkel vorm en kleur.' Toch is het niet zinloos te filoso feren over de vraag waarom Ha genaar al die tijd in het verbor gene heeft gewerkt, iets wat in elk artikel over hem gebeurt. Uit de vele antwoorden die daarop mogelijk zijn, komt namelijk een duidelijk beeld naar voren van Hagenaars kunstenaar schap. Figuratief Het werk van de Goese schilder is figuratief. Met name Kraaij poel maakt duidelijk dat Hage naar van begin af aan bewust aansluit bij een eeuwenlange traditie in de schilderkunst. Na men als De La Tour, Caravag- gio, Morandi en Hopper zijn en kele stations op de lange route die leidt naar zijn oeuvre. Wat vooral in de expositiezaal in Domburg meteen opvalt is dat licht hét onderwerp is van de schilder Hagenaar. Het Zeeuw se landschap of de Italiaanse ar chitectuur, zijn naakten en zijn stillevens, allemaal ontlenen zij hun specifieke vorm en sfeer aan de manier waarop de kun stenaar met het licht weet te werken. Dat vereist een enorm vakmanschap. Zowel de figuratieve kunst als het specifieke vakmanschap dat daarvoor nodig is, staan niet in hoog aanzien als Hagenaar in Amsterdam gaat studeren. Te gen Van Wittene: „Vakman schap was een vies woord. Het vak leren, het schilderen echt onder de knie krijgen, werd niet nodig geacht. Het belemmerde de spontane werking van elke student, en spontaniteit stond hoog in het vaandel van ieder Onderbroken maal, 1993, olie/paneel. een in die tij d. Ik heb leren schil deren als een oude meester. Heb tenminste enige pogingen daar toe gedaan. En m'n ogen goed de kost gegeven. Mijn leermeesters waren niet zozeer op de acade mie te vinden, als wel gewoon in het museum." Aanvankelijk heeft hij de tijd dus tegen. Een goede reden niet met het werk naar buiten te ko men. Belangrijker nog is de druk die Hagenaar vreest als zijn werk wel in de smaak valt. Een galerie die niet langer op nieuwe schilderijen kan wach ten, want de tentoonstelling moet worden ingericht. Klanten die vragen om net zo'n werk als hij toen-en-toen heeft geschil derd, want dat hebben ze bij die-en-die gezien en zoiets wil len ze ook wel aan de wand. „Ik wist dat wat ik ambieerde veel tijd zou gaan kosten", zegt Ha genaar tegen Stassen. „Ik ben niet zo iemand die als een Vélas- Zittende vrouw, 1993, olie/paneel. quez met een paar vegen iets voor elkaar krijgt. Dat kan ik niet, dat spontane ligt mij niet. Het moet lang gekneed en ge vormd worden. Daar gaan jaren overheen. Er zijn schilderijen waar ik vijf, zes jaar aan ge werkt heb. Sommige pak ik tien jaar later nog een keer aan, om dat ik nieuwe mogelijkheden zie. Dan zullen anderen een nieuw schilderij hebben ge maakt. Ik heb er zeer sterk op gestaan onbezorgd en onge stoord te schilderen. Ik kan me niet conformeren aan een tijds limiet. Ik zou een hekel aan me zelf krijgen wanneer ik werken die ik nog niet had voltooid, af moest staan, eenvoudig om de poen. Daarom ben ik nooit vrij kunstenaar geworden. Ik heb van begin af aan geweten dat ik als tekenleraar een beroep had met de nodige variëteit, dat met mijn eigen vak te maken had, maar me aan de andere kant ge noeg vrijheid gaf om, door de vaste inkomsten die ik had, rus tig mijn gang te kunnen gaan." Hagenaar wil van niets en nie mand afhankelijk zijn, ook niet van een kunsthandelaar. „Het recht dat ze zichzelf aanmeten om hun opvatting aan je op te dringen en eisen te stellen voor het eerstkomende, door hen te verkopen schilderij. Zie je, dan leef je in een afhankelijke posi tie." Veelzeggend is Hagenaars uit val naar Breitner. Een talentvol schilder, vindt hijmaar vanwe ge zij n geldhonger vaak te haas tig. „O, hij heeft gênante brie ven geschreven aan mensen die schilderijen van hem zouden kunnen kopen of wilden kopen, of hadden gekocht." Oké dan, niet verkopen, maar waarom evenmin tentoonstel len? Daartegen bestaan ook nog praktische bezwaren. Het ver blijf in een Jappenkamp heeft Hagenaar - die in 1946 met zijn ouders vanuit Nederlands-In- dië naar Nederland komt - wei nig mobiel gemaakt. „Echt een mirakeltj e dat ik in staat ben ge weest dat kamp uit te wandelen. Maar zonder schade is dat nooit geweest. Ik heb altijd als ik.een trap opliep, moeten nadenken bij de volgende stap. Ik kon niet ondertussen praten of met iets anders bezig zijn, want dan kwam ineens mijn voet niet mee. Autorijden was me op die ma nier ook onmogelijk. Om rond te reizen door Nederland en die schilderijen of foto's daarvan aan galeries te laten zien om een tentoonstelling te organiseren, in de eerste plaats lag het me niet, in de tweede plaats was het zo dat mijn mobiliteit dat niet toeliet." Sleutel De tijdgeest, zijn eigenwijsheid, zijn vrijheidsdrang, zijn parti culiere omstandigheden; teza men hebben ze ervoor gezorgd dat Hagenaar een ongekend in tegere kunstenaar is gebleven. Zijn hele leven heeft in dienst van de kunst gestaan, meer dan vijftig jaar heeft hij niet ten toongesteld en niets verkocht, hij heeft zich door niemand iets laten voorschrijven en hij heeft aan geen enkele mode meege daan. Wie een schilderij van Ha genaar bekijkt, kan ervan ver zekerd zijn dat het is wat het is. Er is geen verhaal dat je moet kennen om het te begrijpen, er zijn geen trucjes uitgehaald, het is niet modieus en het is geen na- aperij. Wat het wel is, heeft Ha genaar enkele maanden geleden uitgelegd in een interview in de PZC. Als schilder reikt hij de be schouwer een sleutel aan waar mee een kastje kan worden ge opend. „Maar wat hij in het kastje aantreft, is wat hij zelf ziet." Ernstjan Rozendaal Exposities: Rudolf Hagenaar, een Zeeuws meester. Tot en met 30 juni in het Marie Tak van Poortvliet Mu seum in Domburg (schilderijen), open di t/m zo van 13-17 uur. En: vanaf komende zaterdag t/m 30 juni in de Zeeuwse Bibliotheek in Mid delburg (werk op papier), open ma van 17.30-21, di t/m vri van 10-21 en za van 10-13 uur. Publicatie: Rudolf Hagenaar, sa mengesteld door Jeroen Torenbeek, met bijdragen van Paid Scheffer, Diederik Kraaijpoel, Jan Stassen, Hans Warren en Rebecca van Witte ne, Uitgeverij ICS Nederland, isbn 90 738 54504, prijs 32,50 euro.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 23