Groene golf
in Zeeland
Mosselrestaurant heeft de oorlogsjaren getrotseerd
Die stoere stoomlocs
Nieuwe raadkaart
Rljwa
^éjj^y
woensdag 10 april 2002
Wijlen mijn grootvader
werkte bij het spoor. Hij
was meester, machinist op
stoomlocomotieven. Dat was
zijn lust en leven. Met plezier
draaide hij zijn rondjes om de
kerk. Iemand die met trots zijn
vak beoefende. Op de bok van
een stoomloc voelde hij zich
thuis. Een luchtaanval tijdens
een rit op de allang opgeheven
ringlijn van Goes naar Wol-
phaartsdijk maakte een eind
aan zijn loopbaan bij de NS.
Maar hij bleef spoorman, die
graag op het station mocht ver
toeven.
Daar keek hij toch met enig dé
dain naar de voorbij komende
diesellocomotieven en zeker
naar de elektrische treinen. Die
misten volgens hem het stoere
van de machtige stoomlocs. Dat
waren machines met een eigen
ziel, daar moest je als meester
gevoel voorhebben. Natuurlijk,
het was vergeleken met nu
zwaar werken en door de kolen
ook vuil. Dat hoorde erbij, vond
mijn grootvader. Niets mooier
dan met een witte stoompluim
en donderend geraas door het
land te trekken.
Hij vergeleek de stoomlocomo
tieven waarop hij samen met
een stoker (meestal een leerling
machinist) de bemanning vorm
de, wel eens met mensen. Hitte,
vuur, rook, beweging en allerlei
geluiden. Elk een eigen karak
ter, vaak een tot de verbeelding
sprekende naam. Van gemakke
lijk en vlot in de omgang, tot
koppig en vol nukken. Soms
leek het er wel eens op of hij zijn
locomotieven aardiger vond
dan mensen. Het boek Tussen
Vuur en Stoom van André
Weijts, over de geschiedenis van
de Nederlandse stoomtreinen,
roept vergelijkbare beelden op.
Het is overduidelijk geschreven
door iemand met grote passie
voor het stoomtijdperk op het
spoor. Een periode die krap aan
een eeuw duurde. „Men kan rus
tig stellen dat de stoomlocomo
tief ondanks alle kritiek op het
gebied van vervuiling, dubieuze
rendementsberekeningen en
andere negatieve opmerkingen,
de meest indrukwekkende uit
vinding is geweest die de mens
heid ooit gedaan heeft", vindt
Weijts. Computers bestempelt
hij als karakterloze apparaten
met kleinzielige piepjes. „Niet
voorniets zegt men nog steeds in
Engeland: steam for ever."
Voordat Weijts aan de techni
sche ontwikkelingen van de Ne
derlandse stoomlocomotief toe
komt, gaat hij in op het begin
van de spoorwegen. Voer voor
wie zich nu opwindt over de
chaos die soms op het spoor
heerst. Het particulier initiatief
stond voorop en als de overheid
op een gegeven moment niet had
ingegrepen was er nu geen NS
geweest om over te klagen. Net
als bij nutsbedrijven met een
duidelijk maatschappelijke
functie, bleek het geen goede
zaak te zijn het openbaar rail-
vervoer in private handen te ge
ven.
De Hollandsche IJzeren Spoor
weg Maatschappij (HSM) liet 20
september 1839 voor het eerst
een stoomtrein rijden tussen
Amsterdam en Haarlem. De lo
comotief heette de Snelheid, de
rijtuigen in de 2 e en 3 e klas
hadden geen dak. Daarna ont
stonden verschillende andere
spoorweg-ondernemingen,
waaronder in 1863 de Maat
schappij tot Exploitatie van
Staatsspoorwegen (SS), die 1
juli 1868 de Zeeuwse lijn van
Bergen op Zoom naar Goes
opende (in 1872 doorgetrokken
tot Vlissingen). Tussen de grote
maatschappijen woedde hevige
concurrentie. Van een samen
hangend spoorwegnet was geen
sprake. „De spoorwegen be
stonden uit stukken en brok
ken", constateert Weijts.
Uiteindelijk bleven de HSM en
SS over. De regering wilde de
concurrentie tussen beide
maatschappijen handhaven.
Passagiers werden de dupe:
treinen sloten niet op elkaar
aan, lijnen volgden niet de kort
ste route, er bestonden grote
tariefsverschillen over verschil
lende routes tussen twee dezelf
de steden. De standplaats van
de machinisten bij de Staats
spoorwegen was links op de lo
comotief, bij de HSM rechts. Die
van de SS hadden een mooi uni
form en keken neer op hun een
voudiger uitgedoste collega's
van de HSM.
Na veel politiek gehakketak
kwam het tot gedwongen sa
menwerking tussen de twee
maatschappijen, in 1937 uit
mondend in de formele oprich
ting van de Nederlandsche
Spoorwegen, met de Staat als
enige aandeelhouder. Feitelijk
bestond de NS sinds 1917. In
1926 werd tussen Amsterdam en
Rotterdam al elektrisch gereden
en vanaf 1934 zette de NS die-
selelektrische tractie in. De af
tocht van de stoomlocomotief
was in gang gezet. De eerste
elektrische trein op de Zeeuwse
lijn reed pas 17 april 1957.
Breed spoor
Weijts geeft een beschrijving,
voorzien van vele foto's, van de
stoomlocomotieven die op de
lijnen in Nederland rondreden.
De eerste machines die dertig
jaar op het zogenaamde breed-
spoor reden (in 1866 werd over
gegaan op smaller normaal-
spoor), behandelt hij globaal.
Het is vooral interessant voor
echte treinfreaks. De afbeeldin
gen tonen schitterende, krachti
ge machines. Kleine exempla
ren, zoals nu in bedrijf bij de
Stoomtrein Goes-Borssele, en
hele grote die op internationale
bestemmingen reden. Voorzien
van namen als Ajax, Orestes,
Deukalion, Furie, Titaan, maar
ook Evertsen, De Ruyter,
Tromp, Leeghwater en Hugo de
Groot. Kort na de Tweede We
reldoorlog besloot de NS de
stoomtractie zo snel mogelijk te
elimineren. In 1946 waren er
1272 stoomlocs in bezit, tien
jaar later slechts 256. In 1958
werden de laatste elf afgevoerd.
Bij de NS worden de machinis
ten nog altijd meester genoemd.
Een onterechte benaming; die
ere-titel moet voorbehouden
blijven aan mannen als mijn
grootvader, die één waren met
de hun toevertrouwde stoomlo
comotief en er een eer in schep
ten, onder heel wat ongunstiger
omstandigheden dan nu, altijd
en op tijd te rijden.
Rinus Antonisse
Tussen Vuur en Stoom. De ge
schiedenis van de Nederlandse
stoomtreinen. Door André
Weijts. Uitgave Europese Bi
bliotheek, Zaltbommel. Prijs
27,50 euro.
Op Walcheren en langs de Midden-Zeeland-route is begonnen met plaatsing van bushaltes die met behulp van zonne-energie verlicht wor
den. foto Dirk-Jan Gjeltema
voor doen we ook een beroep op
de inbreng van externe deskun
digen, zoals bijvoorbeeld het
bureau NORT voor de recreatie
sector", betoogt de projectlei
der.
De provincie probeer! zelf het
goede voorbeeld te geven. De
kantoren in de Middelburgse
Abdij en aan het Groene Woud
zijn overgeschakeld op groene
stroom. Er wordt meegewerkt
aan de ontwikkeling van de
duurzame wijk Ouverture in
Goes en er is steun verleend aan
een project voor het plaatsen
van zonlichtlantarens op de
schoolroute tussen Yerseke en
Kruiningen, en aan de actie zon
neboilers van Energieservice
Delta. Op Walcheren en langs de
Midden-Zeeland-route is be
gonnen met plaatsing van bus
haltes die met behulp van zon
ne-energie verlicht worden. De
provincie geeft binnenkort een
circulaire uit met aanwijzingen
voor duurzame stedenbouw.
Voor 2002 staan onder meer op
het programma het stimuleren
van windenergie bij de gemeen
ten, waarvoor onlangs de Hand
reiking Windenergie is versche
nen. Ook zijn diverse acties
voorzien in de recreatiesector.
Hiervoor is het bureau NORT
Zeeland in de arm genomen, dat
al veel ervaring heeft met uit
voering van activiteiten bij de
recreatiebedrijven, onder meer
op het gebied van de milieuba
rometer. De projecten moeten
een bijdrage leveren aan ener
giebesparing en gebruik van
duurzame energiebronnen en
zijn met name gericht op mini-
campings, hotels, zwembaden
en het opzetten van een systeem
om de resultaten van besparing
in beeld te brengen.
NORT-consulent Marco Ouwer-
kerk geeft aan dat de recreatie
sector steeds meer overtuigd
raakt van nut en noodzaak om
zo milieuvriendelijk mogelijk te
werken. In vergelijking met de
industrie is de uitstoot van
broeikasgassen in de recreatie
niet erg groot (los van het ermee
gepaard gaande autoverkeer).
„Maar alle beetjes helpen",
vindt Ouwerkerk. Belangrijker
nog is dat een milieubewuste
bedrijfsvoering goed is voor het
imago. „De toeristische sector is
één van de economische pijlers
van Zeeland. Uitstralen dat je
daar duurzaam bezig bent, be
tekent dat je je kunt onderschei
den."
Ouwerkerk is druk bezig met de
opzet van concrete acties voor
energiebesparing in hotels en op
mini-campings. Daartoe hoort
onder meer het bevorderen van
het gebruik van zonne-energie.
Ook richt hij zich op overdekte
zwembaden en verwarmde bui
tenbaden. „Dat zijn grote ener
gievreters. We zoeken aanslui
ting bij het landelijk convenant
Energie Sport. Er is enorm
veel energie te besparen. Een
vermindering van 40 procent
wordt haalbaar geacht. De eer
ste stap is besparing, de volgen
de stap is duurzame bedrijfs
voering."
In de koker zit ook toepassing
van het beginsel van duurzame
energie in recreatiegebieden,
bijvoorbeeld in De Piet aan het
Veerse Meer. Ouwerkerk denkt
onder meer aan gebruik van
groene stroom en plaatsing van
windmolens. „We willen bekij
ken of door toepassing van
duurzame energie voorzienin
gen gemaakt kunnen worden op
plekken waar dat tot nu toe niet
haalbaar is. Zoals verlichting
met behulp van zonne-energie.
Getijdenstroom
Behalve veel wind beschikt
Zeeland ook over veel 'verbor
gen' energie in de vorm van
getijdenstroom. Er is al onder
zocht of hiervoor in de Ooster-
schelde mogelijkheden bestaan.
Grootschalige iDenutting van
getijden-energie blijkt niet in
overeenstemming met het be
leidsplan voor de Oosterschel-
de, omdat het getijverschil (en
daarmee ook natuur en visserij)
teveel beïnvloed wordt. Assink
stelt dat Zeeland op zich over
goede omstandigheden en ken
nis beschikt voor de ontwikke
ling van kleinschalige technie
ken op het gebied van getijden-
energie. De provincie werkt mee
aan een testlocatie.
Projectleider Assink merkt op
dat veel acties mogelijk zijn om
energie te besparen of duurza
me energie te bevorderen. „De
beschikbare middelen, zowel fi
nancieel als personeel, zijn ech
ter beperkt. Kiezen is daarom
onvermijdelijk." Hij voegt eaan
toe dat naast het budget van de
provincie daarom ook een be
roep gedaan wordt op andere
geldbronnen, zoals de milieupot
van Delta Nutsbedrijven. „Het
geld van de provincie is vooral
voor stimulering."
Rinus Antonisse
Het provinciale actiepro
gramma Energiebespa
ring en Duurzame Energie
draagt bij aan een lagere uit
stoot van broeikasgassen in
de provincie. Doel is tot 2006
een vermindering van 2,5
megaton kooldioxide te be
werkstelligen. Hieraan moe
ten met name industriële be
drijven en de energiesector
bijdragen, maar ook de huis
houdens en recreatiesector
spelen een rol. Tot en met
2003 stelt de provincie ruim
1,5 miljoen euro beschikbaar
om acties uit te voeren.
Daarvoor is het projectteam
Energie gevormd. De eerste
resultaten worden zichtbaar.
Het is geen papieren tijger.
We willen de mensen een
beetje wakker schudden. Daar
om gaan we ook echt de boer
op", zegt projectleider Henk As
sink. Hij maakt duidelijk dat
het actieprogramma vorig jaar
stevig in de steigers is gezet. Er
is gezorgd voor een goede orga
nisatie en een aantal concrete
acties is opgepakt.
Assink beklemtoont dat de pro
vincie bij de uitvoering van het
actieprogramma afhankelijk is
van derden, zoals gemeenten,
bedrijven, projectontwikke
laars én particulieren. „De rol
van de provincie is vooral regis
serend, ervoor zorgen dat initia
tieven worden genomen. Daar
vervoerd naar stortplaats het
Axelse Gat.
J. van Driel uit Nieuwerkerk be
schrijft kort de geschiedenis van
het dorp. Gesticht in 1505 door
een hoveling van Philips de
Schone, Hiëronimus Laurijn,
heer van Watervliet. Tijdens de
Tachtigjarige Oorlog bouwde
de hertog van Parma er om
streeks 1585 een vierkante
schans. Philippine werd in 1600,
het jaar van de slag bij Nieuw-
poort, door prins Maurits ver
overd. Hij ontscheepte er op zijn
tocht naar Duinkei-ken een gro
te vloot. De vesting viel opnieuw
in Spaanse handen en werd in
1633 door de Friese stadhouder
Willem Frederik bevrijd. In
1747 werd Philippine door de
Fransen bezet; die hieven in
1805 de vesting op.
Als mosselcentrum verwierf het
dorp bekendheid na de afschei
ding van België in 1839. De vis
sers uit het Vlaamse Boekhoute
verhuisden toen naar Philippi
ne. In 1900 werd een nieuwe ha
ven, die op de foto, geopend.
Door verlanding en inpoldering
van de Braakman werd de ha
ven steeds moeilijker bereik
baar, ook al was een kanaal aan
gelegd. Met de afsluiting van de
Braakman in 1952 werd Philip
pine vissersplaats af en de ha
ven werd gedempt. Toch zijn
mosselen nog altijd onlosmake
lijk met het dorp verbonden, al
is het dan nu vooral via de res
taurants die van heinde en ver
smulpapen trekken. Van Driel
meldt dat 1911 voor de handel
een topjaar was, met aanvoer
van 130.727 balen mosselen.
De winnaars van de drie waar
debonnen zijn: N. Hoogstrate-
Koole, Hoek, G. de Grave, Ter-
neuzen en J. M. F. van der Zalm
van de Graaf, Philippine.
Rinus Antonisse
J. Dieleman uit Oostburg veron
derstelt dat onder de scheepjes
in de haven zich mogelijk de PI
11 bevindt. „Die haalde mosse
len uit de Braakman. Zijn grote
broer PI 37 haalde mosselen in
de Oosterschelde of de Wadden
zee. De dijk achter het haventje
was een slecht onderhouden
waterkering. In 1953 was deze
dijk vervangen door de Braak-
mandijk, waardoor Philippine
aan een ramp ontsnapte", aldus
Dieleman, daarbij doelend op
de watersnoodramp van 1 fe
bruari '53.
Ook G. Barbé uit Philippine
gaat in op de boten in de haven.
„Het scheepje ongeveer midden
op de foto, met vaste stuurhut, is
de PI 24, later NZ 24, van de ge
broeders André en Jerome Ram-
meloo. Deze inzender meldt nog
dat naast het restaurant Wis-
kerke nog een restaurant is
gevestigd, genaamd De Mossel-
bank. S. Ploegaert uit Philippi
ne schrijft dat op de voorgrond
in de haven het kleinste type
Lemsteraak ligt, rechts ervan
een hoogaars, twee grotere
Lemsteraken en in de hoek twee
zogenaamde slibbakken, waar
mee bagger uit de haven werd
Uit de collectie van Hans Lindenbergh is deze week een afbeel
ding van een stad gehaald. Twee vragen: om welke plaats gaat
het en wat is de naam van de locatie op de foto?
Aanvullende informatie is welkom bij de redactie van Buitenge
bied.
Oplossingen kunnen tot en met uiterlijk maandag 15 april worden
gezonden naar redactie PZC Buitengebied, postbus 18,4380 AA
Vlissingen, fax 0118-470102, e-mail redactie@pzc.nl. Voor de in
zenders van goede oplossingen zijn drie waardebonnen beschik
baar.
Een foto met vissersschepen
erop afgebeeld zorgt gega
randeerd voor verwarring. Bij
de inzendingen over de raad
kaart van vorige week passeer
den veel Zeeuwse vissersdorpen
de revue. Genoemd werden
Hansweert, Bruinisse, Tholen,
Philippine en Yerseke. Het feit
dat zowel de haven als de kerk
zijn verdwenen, maakte het er
niet gemakkelijker op. Het juis
te antwoord is: Philippine en
dat werd door de meeste inzen
ders goed geraden.
Op de raadkaart, een vooroor
logse uitgave van Ververs druk
kerij-boekhandel in Terneuzen,
staat overigens wel een gebouw
dat de jaren heeft getrotseerd.
Het gaat om het witte gebouw
rechts, dat nu het (mossel)res-
taurant van de familie Wiskerke
is, genaamd De Fijnproever
(voorheen Au Port). De rooms-
katholieke kerk links op de foto
is in 1944 tijdens de oorlogshan
delingen verwoest. Volgens E.
van Dommelen uit Huijbergen
is de kerk in 1924 in gebruik ge
nomen. Later is er een nieuwe
kerk gebouwd. I. Moerland uit
Stavenisse schrijft dat de foto in
1932 is genomen.
foto uit Tussen Vuur en Stoom
Locomotief NS 3301 te Vlissingen in augustus 1931.