Waterbeheer op de helling
Onze boerderij is nu onverkoopbaar
Geen werk en ook geen toekomst
PZC
Wachten op
het busje
27
zaterdag 16 maart 2002
Het schrikbeeld van. veel boeren; onder water gezette landerijen.
foto Harry Tielman/GPD
Anders omgaan met water. Daarvoor zal
komende tijd menigmaal aandacht
worden gevraagd. Het waterbeheer staat op
de helling. De wateroverlast van de afgelo
pen jaren heeft daar een flinke aanzet tot
gegeven. Volgens de voorspellingen krijgt
Nederland in de tweede helft van deze eeuw
veel vaker met extreem natte winters te ma
ken. Éénmaal in de acht jaar is er bijzonder
veel regen te verwachten, met als gevolg dat
landerijen onder water komen te staan.
Simpelweg het water wegpompen is geen
afdoende oplossing. De trits 'vasthouden-
bergen-afvoeren' is uitgangspunt. Anders
omgaan met water betekent in elk geval
méér ruimte maken voor water. Om daar in
vulling aan te geven, maakt de provincie
Zeeland een zogenaamde deelstroomge-
biedsvisie, die in september klaar moet zijn.
Daarin komt te staan, op welke wijze de
grotere toevloed aan water het best kan
worden opgevangen. Er zijn enkele belang
rijke vragen. Hoe ver moeten de maatrege
len gaan om wateroverlast te voorkomen? Is
een zekere mate van overlast aanvaardbaar
of moeten altijd droge voeten verzekerd
zijn? Is een watervloed eenmaal in de tien
jaar acceptabel, eenmaal in de vijftig jaar óf
nooit? En hoeveel geld heeft de samenleving
er voor over?
Vast staat bij voorbaat, dat niet alleen geke
ken wordt naar technische oplossingen als
grotere gemalen en bredere watergangen.
Ook andere mogelijkheden worden onder
zocht. Zoals het aanwijzen van opvangge-
bieden, die bij veel regen onder water kun
nen komen te staan. Cultuurland waar dus
een extra bestemming aan wordt gegeven.
In de provincies Groningen en Drenthe is
daar al een begin mee gemaakt. De provin
ciebesturen hebben in overleg met de wa
terschappen achttien polders aangewezen,
die ten tijde van zeer extreme regenval on
der water kunnen worden gezet.
Volgens de Groninger gedeputeerde Rita
Jansen doet die noodzaak zich misschien
eens in de honderd jaar voor. Maar intussen
is er wel een etiket op de betreffende polders
geplakt. Er is veel kritiek gekomen op de
voorstellen. Het is wel een erg eenzijdige
uitleg van de slogan Nederland leeft met
water, waarmee de campagne voor het Wa
terbeheer 21e eeuw wordt opgeleukt. Boe
ren en belangenorganisaties voelen zich
overvallen door de voorstellen. Hun belang
rijkste kritiek geldt het ontbreken van een
fatsoenlijke schaderegeling. Niet alleen
voor het geval een polder onder water loopt,
maar ook om de nadelige gevolgen van een
aanwijzing op te vangen. Want die zijn er,
blijkt uit het verhaal van Jan en Ria Boon
man.
Rinus Antonisse
Een streep door de reke
ning. Twee dagen nadat
Jan en Ria Boonman uit het
Oost-Groningse Blij ham vo
rig jaar juni een makelaar
opdracht gaven om hun sta
tige boerderij en bijbehoren
de land te verkopen, gleed er
een brief van de provincie
door de bus. Het nieuws was
bijzonder onwelkom: hun
land is aangewezen als wa-
terbergingsgebied. Sinds
dien staat de emigratie van
J an en Ria en hun drie kinde
ren Mariët, Kees en Bart
naar Frankrijk, het land
waar ze verder willen boe
ren, op losse schroeven. Want
hun 'geoormerkte' boerderij
is onverkoopbaar.
De familie Boonman besluit
in het najaar van 2000 dat
hun gezamenlijke toekomst in
Frankrijk ligt. Een echte voor
keur voor een gebied hebben ze
nog niet bepaald. Ze denken aan
een streek in het noordoosten
van Frankrijk of een regio 300
kilometer onder Parijs. Tegen
de taal zien ze niet opRia zit on
danks de ongewisse toekomst
op Franse les en Jan spreekt de
taal al heel behoorlijk. Over de
kinderen maken ze zich in het
geheel geen zorgen.
Van de Franse boerderijen-
markt hebben de Boonmans na
talrijke bezoeken al een redelijk
beeld gekregen. „Er wordt een
hoop rommel aangeboden, het
aanbod mooie bedrijven is
schaars. En zelfs als je een bod
uitbrengt, moet je maar af
wachten of de boerderij ook aan
jou wordt verkocht. Dat wordt
beoordeeld door een commissie
die bijvoorbeeld ook kijkt naar
de belangen van de buurman."
Verder boeren in Oost-Gronin-
gen willen ze niet. Te hoge kos
ten, te veel regels. Bovendien,
als je een gezonde basis wilt leg
gen, legt Boonman uit, moet je
grond bijkopen en grond is duur.
In Frankrijk, zo weten ze uit ge
sprekken, zijn de lasten veel la
ger. Boonman: „Als je ze vertelt
over onze waterschapslasten,
vallen ze van verbazing achter
over. Het toelatingsbeleid voor
gewasbeschermingsmiddelen,
is nog zo iets. Vorig jaar werden
bepaalde middelen middenin
het seizoen verboden, toegela
ten en toen weerverboden. Daar
valt niet op te boeren. Er is toch
een Europees landbouwbeleid?
Waarom is er dan ook niet een
beleid voor de gewasbescher
mingsmiddelen? Maar nee, Ne
derland moet zonodig strengere
regels hanteren. Elke kilo
kunstmest moet je verantwoor
den. Boer zijn, is een geweldig
beroep, maar van dat gezeur aan
je kop word je gek. Ik verwacht
dat we daar aanzienlijk minder
beslommeringen aan het hoofd
hebben."
Slapeloos
Algemeen belang versus het be
lang van een individuele boer.
Dat is het probleem van de fami
lie Boonman in een notendop.
Op zich hebben ze begrip voor
het gezamenlijke standpunt van
de provincies en de waterschap
pen. Niemand wil een herhaling
van de wateroverlast in 1998 en
de bijna-overstromingen. In
grijpende maatregelen zijn
nodig, maar waarom is er niet
gekeken naar andere mogelijk
heden, zo vragen de Boonmans
zich af. „Zou Groningen bij
voorbeeld niet meer gebaat zijn
bij de bouw van een superge
maal dat er in combinatie met
kleine gemaaltjes voor zorgt dat
we droge voeten houden?"
En als er dan toch wordt geko
zen voor de inrichting van acht
tien bergingspolders in de kop
van Drenthe en Groningen, dan
vinden Jan en Ria Boonman het
niet meer dan billijk dat de
schade die zij daardoor lijden,
wordt vergoed. Maar daar is
geen zicht op. Provincie en - in
hun geval -het waterschap
Hunze en Aa's geven niet thuis.
„We verkeren in onzekerheid,
leven als het ware in een vacu
um. De kinderen vragen zich af:
verhuizen we nu wel of niet naar
Frankrijk?", zegt- Ria Boonman.
Haar man: „Het houdt je dag en
nacht bezig, ik heb er slapeloze
nachten van."
De brief van de provincie, twee
dagen na het besluit om de ma
kelaar opdracht te geven boer
derij en de bijbehorende 84 hec
tare land te verkopen, kwam
voor de familie als een donder
slag bij heldere hemel. „Het
wordt gepresenteerd als een ad
vies, maar het voelt aan als een
plan, of alles reeds in kannen en
kruiken is. Onze makelaar was
net als wij niet blijNatuurlijk
hebben we wel geadverteerd. Er
was ook interesse, maar je kunt
de mogelijke status als water-
bergingsgebiedniet verzwijgen.
Zodra je dat vertelt, haken boe
ren af. Wie wil een landbouwbe
drijf runnen als de kans bestaat
dat je landerijen onder water
worden gezet?"
„Stel je voorzeg, dat er met het
water vervuild slib uit kanaal
bodems wordt meegevoerd. Er
worden tegenwoordig zeer hoge
kwaliteitseisen aan je grond ge
stéld. Terecht, eisen aan voedsel
kunnen niet streng genoeg zijn.
De bietenindustrie wil nu zelfs
voor de teelt grondmonsters ne
men. Voordat je het weet, zit je
met een strop", aldus Boonman,
die schat dat zijn grond door de
plannen van de provincie per
hectare tienduizenden euro's in
waarde is gedaald. „Eigenlijk is
de boerderij onverkoopbaar ge
worden."
De provincie heeft na een klacht
van de familie Boonman inmid
dels erkend dat ze zorgvuldiger
had moeten berichten over de
ingrijpende plannen. En op
aanraden van de provinciale
klachtencommissie, die de be
zwaren van de familie over de
gevolgde procedure gegrond
achtte, hebben Gedeputeerde
Staten van Groningen de Dienst
Landelijk Gebied (DLG) inge
schakeld.
Om eventuele kansen voor een
oplossing te onderzoeken, zo
staat het voorzichtig in een brief
geformuleerd. „De dienst zoekt
voor boeren die om bepaalde re
den moeten verhuizen nieuwe
bedrijven. Vaak zijn het colle
ga's", weetBoonman, „diealeen
hoop gezeur aan de kop hebben
gehad. Ik kan me niet voorstel
len dat ze naar een boerderij
willen die in een waterbergings-
gebied ligt."
Aansprakelijk
Met de verantwoordelijke gede
puteerde R. Jansen hebben ze
een gesprek gehad. „Ze vond het
vervelend voor ons. De gedepu
teerde dacht toen (vlak voor de
zomervakantie vorig jaar - red.)
nog dat er binnen een half jaar
een schadevergoedingsregeling
zou zijn. Ze tilde ook niet zo
zwaar aan de gevolgen van de
waterberging, want het is de be
doeling van de overheid schade
te vergoeden. Maar je wordt na
tuurlijk geen boer om te leven
van een schaderegeling. Vervol
gens hebben wij de provincie
aansprakelijk gesteld. Maar de
provincie voelt zich niet aan
sprakelijk, zo kregen we enkele
weken later te horen. Hoe kan
dat nou, zij zijn toch bedenker
van deze plannen? Dan moet je
als overheid ook je verantwoor
delijkheid nemen. Het enige dat
je ontmoet, is begrip voor jou
persoonlijke situatie, maar daar
kopen we niets voor. Waarom
koopt de provincie onze boerde
rij niet gewoon opDat zou rede-
lijk zijn. Je komt echter niet ver
der. Voor ons probleem is geen
pot met geld."
Het leven gaat ondertussen ge
woon door, probeert Ria Boon
man zich voor te houden. Er
moet immers gewoon brood op
de plank komen. Dus treffen ze
de normale voorbereidingen
voor een nieuwe oogst. Alleen
investeringen zijn op een laag
pitje gezet. Wat blijft, is de onze
kerheid. Hoe lang gaat dit nog
duren, is de vraag die Ria Boon
man bijna voortdurend bezig
houdt.
Nog onlangs belde de makelaar.
Attendeerde Jan Boonman op
een boerderij in Frankrijk die
net in de verkoop was gekomen.
„Ik heb er even over nagedacht
om te kijken. Ik ben niet gegaan.
Stel je voor dat het een mooi be
drijf is, dat aan onze wensen
voldoet. Dan kun je het niet ko
pen."
Martin de Bruin
Als dieven in de nacht wachten honder
den Bulgaren op een Haags plein op een
busje. Wie geluk heeft, mag instappen en
heeft een dag werk. Voor een paar euro per
uur sloven ze zich uit in een kas, een fabriek
of op een bouwplaats. Maar de busjes stop-
pen voornamelijk nog voor Poolse arbei-
ders. „Die werken bijna voorniets en nemen
hoeren mee voor de koppelbazen." Een
j vroege ochtend tussen een verloren genera-
tie illegalen.
Om vier uur begint het. Uit een paar straten
r komen mannen aangelopen, zwart haar,
zwarte snor. Sommigen hebben een rugzak
bij zich, anderen niets. Ze verzamelen zich
op het plein rond een oude boom. Ze vormen
groepjes, praten nauwelijks, bewegen am
per. In deze trage pantomime tegen het licht
van een paar lantaarns komt verandering
als in de verte een busje aankomt. De man-
nen worden zenuwachtig, kijken om zich
heen, lopen driftig heen en weer. Als het
busje stopt, lopen vier mannen er op af. Het
raampje van de bestuurder gaat omlaag, er
worden wat woorden gewisseld, de deur
gaat open en de vier stappen inNa nog geen
minuut rijdt het busjes weg. In de nieuwe
stilte is alles weer als daarvoor.
Naast een berg vuilniszakken zit een man al
een half uur op zij n hurken. Hij komt hier el
ke ochtend, nu al vijf maanden lang. Hij
heetVasil, komt.uit Bulgarije en was daar
afdelingshoofd in een melkfabriek. Maar
twee jaar geleden werd de fabriek gepriva
tiseerd. De nieuwe eigenaren verkochten al
le apparatuur, staken het geld in hun zak en
sloten de zaak. De maffia, zegt hij, heeft
Üink toegeslagen in zijn land. De economie
is een ramp; hoge inflatie, veel armoede,
enorme werkloosheid. Wie geen werk heeft,
hoeft niet op een uitkering te rekenen en wie
wel werk heeft verdient hooguit tachtig eu
ro per maand, amper genoeg om je kinderen
te eten te geven of de huur en het gas en licht
te betalen. Vasil besloot zijn geluk in Neder
land te beproeven. Daar woonden kennis
sen die hem wel konden helpen bij het vin
den van onderdak en werk. Met zijn vrouw
vertrok hij naar Nederland. Zijn vader en
moeder zorgen voor hun twee kinderen.
In het begin belde een man van het uitzend
bureau hem op om te zeggen dat er werk
was. Op die en die dag, voor zoveel uur, en
waar hij moest wachten. Plaats en tijd wis
selden per dag. Op elke afgesproken plek en
tijd ontmoette hij landgenoten die ook zo'n
belletje hadden gehad. Hij kreeg soms werk
voor twintig dagen achter elkaar, maar dat
duurde niet lang. Sinds begin januari is er
bijna geen werk meer: niet in de tuinderij,
niet in de bouw, niet in de fabriek.,Nu is het
plotseling voor één of twee dagen, dus ik
denk dat het wel illegaal werk zal zijn"zegt
Vasil.
Elke ochtend gaat hij nu naar het plein inde
hoop dat er ineens, onverwacht, toch een
busje komt dat hem wil meenemen. „Stel je
er niet te veel van voor, het gaat om zwaar
werk. Mannen van vijftig moeten werken
als jongens van twintig. Je werkt acht uur en
de goede werkgevers, maar dat zijn er niet
veel, betalen je iets minder dan zes euro,
dertien gulden per uur. De meesten betalen
echter drie, vier euro. En dan moet je er op
rekenen dat je na zo'n dag ook nog maar zes
uur uitbetaald krijgt. Dan zeggen ze: 'we
hebben je zien roken en koffie drinken, dus
er gaan twee uur af'. Soms krijg je zelfs hele
maal niets. Maar we nemen het risico, want
we zijn niet voor niets hier naar toe geko
men."
Het verhaal van Vasil is het verhaal van alle
Bulgaren wachten in de vroege ochtend in de
Westland door koppelbazen.
Schilderswijk op vervoer naar het
foto Phil Nijhuis/GPD
honderd Bulgaren op het plein, van alle
tien- tot vijftienduizend illegale Bulgaren
in Nederland. Getrouwde, wat oudere man
nen voor wie de toekomst van hun kinderen
het belangrijkste is. „Wij zijn de slachtof
fers, de verloren generatie. Voor ons is er
geen toekomst meer in Bulgarije", zegt Va
sil. „Het enige wat wij nog kunnen doen, is
zorgen dat we genoeg geld verdienen om in
Bulgarije iets voor onze kinderen op te bou
wen. Wij zullen het resultaat van onze in
spanningen niet zien, maar onze kinderen
misschien wel."
Hij legt zij n vinger opzijn mond: stil zijn nu
Er komen twee busjes aan. Ze stoppen,
maar rijden meteen weer door. „Elke keer
weer hoop je dat je mee kunt." Daarom ko
men de Bulgaren elke dag opnieuw, geruis
loos uit het niets. In het begin was dit plein
de plaats van het geluk. Nu is het voor de
meesten de plek van valse hoop.
Om half zes wordt het lawaahger. Veel bus
jes komen voorbij, maar ze zijn van warme
bakkers, loodgieters of opleidingsscholen
en ze stoppen niet. De economie komt op
gang, maar niet voor de Bulgaren. Ze kijken
amper op of om, ze weten hoe het gaat. De
eerste mannen vertrekken en verdwijnen in
de straat waar ze vandaan kwamen. Het
zint Vasil niets dat alles zo in het donker, in
het geniep moet. Hij hoeft geen asiel in Ne
derland, hij wil er alleen maar een tijdje
werken. Als hij genoeg heeft verdiend, wil
hij terug naar zijn land. „Wij willen graag
een werkvergunning voor een paar maan
den, zodat we legaal en eerlijk werk kunnen
doen. Dan kunnen we een normaal salaris
verdienen en belasting betalen. Is iedereen
blij, toch? Jullie hebben goedkope arbeids
krachten en wij zijn dan niet meer afhanke
lijk van maffiose organisaties en netwer
ken."
Het zit er niet in,hij weet het. Gedogen komt
Nederlanders beter uit. Maar waar leidt dat
toe? „Dat mensen als een dief in de nacht
door de stad sluipen in de hoop dat ze een
paar uur kunnen werken. Het is mensonte
rend".
Een recent onderzoek van de Stichting
Haags-Islamitisch Platform (SHIP) toonde
niet alleen aan dat de Bulgaren, zoals alle il
legalen, schandalig worden behandeld door
werkgevers en huisbazen, maar dat ze ook
niet naar een dokter durven gaan. Hun ge
zondheid verslechtert met de dag. Ruim één
op de drie heeft klachten, ruim één op de
tien is er ernstig aan toe, lichamelijk of psy
chisch Bijna niemand weet, dat ze ondanks
hun illegale verblijf wel degelijk recht heb
ben op medische voorzieningen.
Na de stroom van klachten besloot de SHIP
vorige week een vakbond voor illegalen op
te richten. Die wil tijdelijke werkvergun
ningen, eist dat de Arbeidsinspectie de
werkomstandigheden onderzoekt en verbe
tert en wil regelingen waardoor de Bulgaren
in hun eigen land projecten kunnen opzet
ten.
Of het helpt weet Vasil niet. Prettig is het
wel. Er zijn tenminste mensen met wie je af
en toe een praatje kunt maken, tegen wie je
je verhaal kwijt kunt. Want het wordt steeds
beroerder. Als het zo doorgaat, hebben de
Bulgaren het hier straks nog slechter dan in
hun eigen land. De arbeidsbureaus, ofwel
de koppelbazen waar ze naar toe moeten om
werk te vragen, doen weinig of niets voor
hen. „Wij krijgen hooguit werk voor een
dag, maar niet voor een week of een maand.
Die klussen gaan allemaal naar de Poolse
arbeiders, want die zijn bereid om bijna
voor niets te werken. Ze nemen genoegen
met een euro per uur. Als wij dat doen, lost
het niets op, want dat kunnen we in Bulga
rije ook nog wel ergens mee verdienen. En de
Polen hebben vrouwen voor de koppelbaze-
n...eh, prostituees. In Polen is altijd veel
prostitutie geweest, ook tijdens het commu
nisme, het is daar heel gewoon. Koppelba
zen doen meer voor je als je ze een hoer le
vert. Ze zeggen het ook: geen hoer, geen
werk.
Spijt
Een beetje spijt heeft hij wel, net als zijn
landgenoten. „We zijn hier vol verwachting
naar toe gekomen, maar je weet nu eenmaal
niet wat je te wachten staat. Pas als je hier
bent, ontdek je de waarheid. Ik kijk het nog
een paar maanden aan en als het niet beter
wordt, kan ik hier ook de huur en het eten
niet meer betalen, dus dan is het onzin om te
blijven. Dan ga ik terug naar Bulgarije en
probeer ik het over een tijdje nog eens. Veel
landgenoten kunnen dat niet, die hebben
geld moeten lênen om naar Nederland te
kunnen komen. Als ze niet verdienen, kun
nen ze dat geld niet terugbetalen."
Als de eerste vogels beginnen te zingen en
het steeds drukker wordt op straat, zijn alle
Bulgaren verdwenen, alsof ze er nooit ge
weest zijn. Om zeven uur is het afgelopen. In
huizen gaan lichten aan. Een blanke man
laat zijn hond uit. „Zo, zijn ze weer weg?
Wat een leven hè, voor die paar rotcenten.
Dat gun je toch niemand? Het zijn ook maar
mensen."
Dick Hofland
De familie Boonman voor de boerderij inBlijham. De boerderij ligt in het gebied dat door de provincia Groningen is aangewezen als waterbergingsgebied. Sindsdien staat de
emigratie naar Frankrijk op losse schroeven. foto Han de Graaf/GPD