Racisme is een keus PZC Een kabbelen onderbroken door twijfel April maand van de filosofie Een hond met een luchtje Blanke jeugd in zwart Afrika 31 J.M. Coetzee donderdag 14 maart 2002 Alexandra Fuller: „Er is veel hoop voor Zimbabwe, maar niet nu." foto Roland de Bruin/GPD e werd geboren in typisch Britse gedistingeerdheid. Maar verder is alles aan Alexandra 'Bobo' Fuller puur Afrikaans. Ze groeide op in het blanke Rhodesië van Ian Smith en maakte de omwenteling mee naar het zwarte Zimbabwe van Robert Mugabe. 'Mugabe heeft me bevrijd.' Haar memoires ge ven een openhartig, schokkend, maar ook humoristisch beeld van een jeugd in Afrika. Het klinkt gemeend. ,,,Jij wilt ook alles weten, zeg. Ik zal het je vertellen, maar als je het durft op te schrijven, dan schiet ik je dood." Gelukkig spreken haar stralende bruine ogen een ge heel andere taal. De vraag was wat nou precies de reden was waarom zij, Alexandra Fuller (33) - voor familie en vrienden Bobo - op een dag wél haar me moires kon schrijven nadat acht eerdere pogingen in even zovele jaren waren mislukt. Haar me moires zijn nu vertaald als We gaan niet naar de hel vannacht. „Nou vooruit. Ik was alleen thuis. Charlie, mijn man, moest zo nodig weer eens zijn leven wagen. Dit keer was hij in Mexi co om vulkanen te beklimmen. Hij heeft die kick soms nodig, 's Nachts om drie uur werd ik wakker. Vergeef me, maar ik had een vreselijke kater. Zo'n kater die j e alleen krij gt van goedkope rode wijn. Ik had het gevoel als of ik malaria kreeg. Ik zat achter mijn computer, voor een leeg, wit scherm en ik keek naar Charlie's bureau. Daar stond de enveloppe weer. 'Te openen na mijn dood'. Toen wilde ik het weten ook. Ik trok de enveloppe open en vond een lief briefje met allerlei praktische aanwijzin gen. Het huis verkopen zus, de auto zo. Hij schreef: 'Bobo, waarom ik vooral zo van je hou, is dat je zo ontwapenend eerlijk bent.'In een PS schreef hij: 'Ver tel altijd de waarheid'. Het was het effect dat het op papier stond. Als Charlie me dat had gezegd terwijl hij bij me.zat, dan had het niet gewerkt. Maar die nachtwacht ik: Okay, Charlie, dan doe ik het voor jou. Ik schrijf mijn leven op voor jou. Het werd het meest bevrijdende wat ik ooit heb gedaan. Ik zat zes weken alleen in de sneeuw van Wyoming. Toen had ik het boek af." Memoires van een 33-jarige vrouw genaamd Alexandra Ful ler? Wat kan zo'n onbekende vrouw te melden hebben over haar eigen leven? Ze heeft een verbijsterend leven geleid. „Ik heb het gevoel dat ik dertigdui zend jaar oud ben", zegt ze en wie We gaan niet naar de hel vannacht heeft gelezen, zal dat geen vreemde uitspraak vinden. Alexandra Fuller groeide op in Rhodesië, het huidige Zimbab we. Als dochter van blanke, Britse avonturiers leefde ze lan ge tijd in wat ze nu 'een blanke zeepbel' noemt: het blanke regi me van Ian Smith dat de zwarte bevolking van Rhodesië onder drukte en als slaven behandel de. ,,We hadden zwarte bedien den. Niemand zag ze als mensen. Ik ook niet." Whiskyfles De omstandigheden waren pri mitief. Voortdurend dreigde een opstand. Vaak vielen zwarte guerrilla's uit het aangrenzende Mozambique de grensstreek van Rhodesië binnen. Pa Fuller was steeds op pad om de Britse kolonisten te beschermen; ma Fuller zocht en vond troost bij de whiskyfles. Alexandra was hun tweede dochter, vier jaar jonger dan Vanessa. De drie kin deren die na Alexandra kwa men, overleden. Entoen kantel de de macht. Op 18 april 1980 won Robert Mugabe de verkiezingen en hij vestigde een zwart bewind. De naam Rhodesië maakte plaats voor Zimbabwe. „Opeens had ik de verkeerde huidskleur. Ik was niet zwart. Ik hoorde nergens meer thuis." Nu waren de blan ken de onderdrukten. De Ful lers trokken van hot naar her. Van Malawi via Zambia terug naar Zimbabwe. Puur survival. Alexandra Fuller woont inmid dels acht jaar in de Verenigde Staten en in Zimbabwe gaat het slecht. Mugabe heeft een schrikbewind gevoerd. Bij de verkiezingen heeft hij zowaar te duchten van een oppositiekan didaat. „Er is veel hoop voor Zimbabwe, maar niet nu. Je kunt een oorlog niet uitzetten met een simpele draai aan een schakelaar. Zimbabwe zal stof worden. De mensen zullen moed moeten hebben. Ooit zal de menselijke spirit Zimbabwe weer opbouwen. Ooit." Mugabe mag dan de man zijn die haar uit Zimbabwe verjoeg, in feite is ze hem er dankbaar voor. „Hij heeft de blanke zeep bel voor mij verwoest. Ik moet hem daar voor bedanken. Hij heeft mij bevrijd. Door de zeep bel te laten knappen, kon ik in zien hoe racistisch de blanken zich gedragen hadden. Jammer dat zijn bewind vervolgens ka pot ging aan corruptie, megalo manie en hebzucht." Racisme vierde hoogtijDe klei ne Bobo ziet hoe een zwarte jon gen zijn mond afveegt aan een stoffen servet. Ze zegt dat ze er niet aan moet denken er ooit haar mond mee af te moeten ve gen, ook al wordt het servet nog zo vaak gewassen. En dat is nog maar een onschuldig voorbeeld. „De reden dat ik acht eerdere pogingen om dit boek te schrij ven zag strandenwas dat ik niet eerlijk durfde te zijn. Het waren vooral het racisme van mijn va der en de drankzucht van mijn moeder die me tegenhielden. En ik was bang zelf erop afgere kend te worden. Dan ga je je be schermen, dan ga je liegen. Pas toen ik eerlijk durfde zijn, sprong de fluit van de ketel. Ik was meteen op stoom." Het is de toon die het doet. Ful ler koos voor het perspectief van het kind. „Want een kind oor deelt niet. Een kind is èen spons: het zuigt alles op. Ik kneep de spons uit over de bladzijden." Enkele daarvan zijn diep zwart. Bobo was negen toen haar moe der haar de verantwoordelijk heid gaf over haar jongste zus Olivia, die net kon lopen. Ze let te even niet op, Olivia hobbelde achter de eendjes aan, viel in de vijver en verdronk. Het is het enige moment tijdens het ge sprek dat ze haar ogen afwendt. „De familie klapte in elkaar. Olivia was de spil die ons gezin bijeen hield." Het excuus dat ze zelf op dat moment nog maar negen jaar was, wuift ze weg. „Ik had op haar moeten letten. Punt uit. Als je in Afrika negen bent, ben je nog maar hooguit vijf jaar verwijderd van je eerste eigen kind." Het is ook niet deze tragedie geweest waardoor ze haar boek niet kon schrijven. „Dat was echt het racisme. De dood van Olivia was een onge luk, het was niet bewust, het was geen keuze. Racisme is een keuze, een bewuste beslissing en ook nog eens gemaakt door vol wassenen in dit geval. Ik hoop dat de mensen mijn ouders er niet om veroordelen. Ze zijn veranderd, ze zijn er doorheen en overheen. Ze hebben ge leerd." Haar ouders wonen overigens nog in Zimbabwe. In een huis dat die naam niet verdient, waar de honden slapen en de boeken zijn gestald. Zelf slapen ze in een hut en onder een overhan- gende boom staat de eettafel. Vorig jaar hebben ze een toilet met spoelbak genomen." Eind dit jaar gaat ze zelf terug naar Afrika. De kinderen moe ten 'in de grote wereld' opgroei en en niet in het land van 'fucking George Bush'. „Bush is geen hout beter dan Mugabe. Niets heeft hij geleerd van de elfde september, niets.Ze gaan in Tanzania wonen. „Hoog, waar het koel is, zodat de kinde ren geen malaria krijgen. Dat is de enige concessie." „Ik was een geprivilegieerd kind uit een onderdrukkend re gime. Toen de zeepbel knapte, toen de veilige eierschaal barst te, ging ik lezen en dat bezorgde mij een enorm schuldgevoel. Ik had nooit geweten dat er in Rho desië concentratiekampen wa ren. Wel 250, ook voor zwarte vrouwen en kindei'en. Ik dacht dat ik een zwaar leven had ge had. En het is zo cynisch dat ik nu slechts een heel klein stem metje ben van wat een koor van protesten zou moeten zijn. De reden dat die andere stemmen er niet zijn: ik heb een opleiding gehad, ik heb leren schrijven en zij niet. Vreselijk dat ik als on derdrukker nu mijn stem kan verheffen, maar dat de anderen zwijgen over hun geschiedenis en gevoelens omdat ze mede door mij de geschikte opleiding niet hebben. Oh, waar is de Afri kaanse stem?" Theo Hakkert Alexandra Fuller: We gaan niet naar de helvannacht. Eenjeugdin Afrika - Vertaling: Inge de Heer en Johan nes Jonkers; Uitgeverij Cargo/De Bezige Bij, 350 pag., 18,50 April 2002 wordt de 'Maand van de Filosofie'. Initiatief nemers zijn uitgeverij Lemnis- caat, Boekhandels Groep Nederland (BGN) en Filosofie Magazine. Het doel van de ac- tiemaand is breed aandacht te vragen voor filosofie in Neder land en Vlaanderen. Inmiddels hebben tal van uitgevers en boekhandels hun medewerking toegezegd. De maand begint op 6 april met de Nacht van de filosofie in Felix Meritis in Amsterdam. In vijf zalen debatteren wijsgeren uit binnen- en buitenland, on der wie de Hongaarse filosofe Agnes Heller en - onder voorbe houd - ook Jostein Gaarder, Ge orge Steiner en Michel Onfray. Uit Nederland doen onder an deren Ton Lemaire en Hans Achterhuis mee. Tijdens deze nacht wordt de Socrates-wis- selbeker uitgereikt aan de au- Het is vreemd dat de schrijver van de megabestseller Ka pitein Corelli's mandoline (sinds 1994 niet meer weg uit de Engelse top-tiens) al zo lang he lemaal niets meer van zich heeft laten horen. Nu is hij terug, met een boek dat in de verste verte niet lijkt op zijn vorige werk. In een paar jaar schreef de Brit se Louis de Bernières vier kloe ke boeken; een trilogie die zich afspeelt in Latijns-Amerika, en het genoemde Kapitein Corelli's mandoline, dat een combinatie is van een oorlogs-, familie- en streekroman. Vervolgens bleef het stil, tot hij onlangs terug kwam met een dun boekje met tekeningen over een Australi sche hond die echt bestaan heeft. De Bernières schetst een liefdevol portret van deze hond, Tally Ho en later kortweg 'Rooie', die zijn faam onder an dere ontleende aan zijn extreem vieze winden. Rooie zwierf van 1971 tot 1979 door het noordwesten van Au stralië, de laatste vijf jaar op zoek naar zijn baas, die bij een motorongeluk om het leven was gekomen. Een romantisch gege ven, maar het is juist het stoere aspect dat De Bernières bena drukt. Het stoere van de pionie rende mijnwerkers die in de woestenij van Australië een zwaar bestaan uit de grond stampen, en het harde en eigen wijze van de rode reu, een Red Cloud-kelpie met een encyclo pedisch geheugen voor plekken waar hij ooit eten gevonden heeft. Hij schooit om eten, rooft het en krijgt het van iedereen toegestopt, vandaar zijn darm problemen. Als hij geadopteerd wordt door een jonge buschauffeur en zijn vaste zitplaats krijgt in de bus, moet een keer de hele bus ont ruimd worden om gelucht te worden na een wind van Rooie. Andere opvallende kwaliteiten van de hond zijn het kunnen op pikken van een lift (hij kent de geluiden van ieders auto), het vertaald Carol Ann Lee: Het verborgen leven van Otto Frank. Biografie. De Engelse Carol Ann Lee kreeg van de Zwitserse nabestaanden als eerste onderzoeker een schat aan persoonlijke documenten, brieven en ongepubliceerde me moires in handen om de persoon van Otto Frank in alle volledig heid te kunnen schetsen. Carol Ann Lee weet aannemelijk te teur van het beste Nederlands talige filosofische boek dat in 2001 is verschenen. Ter gelegenheid van deze maand verschijnt het actie boekje Wat blijft, een essay over mens en dier, van de hand van de Vlaamse Patricia De Martelae- re. Verder wordt een filosofie- special (oplage 50.000 exempla ren) verspreid via de Boekhandels Groep Nederland, de Libris Boekhandels en de Bijenkorf. De afsluitende hap pening is op 27 april in de Inter nationale School voor Wijsbe geerte in Leusden. Een dag lang wordt daar gesproken over klassieke f ilosofiewerken onder het motto 'dode letters, levende gedachten'. Directeur Jean Christophe Boe- Ie van Hensbroek van uitgeverij Lemniscaat vindt een filosofie- feest van dit formaat hoog no dig. „In de winkel verdwijnt dit aangeven waar hij er weer uit wil, en welk raampje er open moet. De bonkige mijnwerkers zijn zonder uitzondering verknocht aan Rooie, en al kunnen zij nooit op hem rekenen, hij wel op hen. In een gebied waar het vier uur rijden is naar de dichtstbijzijn de dierenarts is dat niet niks. De Bernières probeert zich in hen te verplaatsen, daarbij naar alle waarschijnlijkheid teruggrij pend naar zijn korte leven als cowboy in Colombia. „Deze potige kerels kregen al gauw veel met Tally Ho op. Ze kenden zelf weinig genegenheid in hun leven en konden zich zelfs met al hun maten om zich Louis de Bernières maken dat Otto Frank voor en na de Achterhuisjaren door zijn verrader is gechanteerd wegens zijn contacten met de Wehr- macht. Carol Ann Lee (1969) schreef eerder de biografie van Anne Frank die in 1999 bij de zelfde uitgeverij verscheen. Vertaling: Bab Westerveld. Uit geverij Balans, 408 blz., geb., 22,50. Victor Klemperer: Tussen de wal en het schip. Dagboeken 1945-1959. De joodse Duitse li- genre boeken in het kastje filo sofie. En wie loopt daar naar toe? Alleen een gespecialiseerd publiek", aldus de uitgever in het Boekblad. Hij meent dat als mensen met een actiemaand worden verleid, het wel eens zou kunnen blijken dat een veel gro tere groep filosofische boeken koopt. Overigens doet de Stichting CP NB niet mee met het initiatief. Directeur Kraima van de bran cheorganisatie had met de boekverkopers- en uitgevers bonden al een strategie uitge stippeld voor de komende drie jaar, waarbinnen geen plaats meer is voor de Maand van de Filosofie. „Als het vak had ge wild dat wij hier aandacht aan hadden besteed, dan had men ons via de bonden moeten bena deren", aldus Kraima. Peter Kuijt heen eenzaam voelen, dus deed het goed een hond bij je te heb ben om te aaien en mee te ravot ten." Het boekje De rooie hond be staat eigenlijk uit een serie anekdotes, bevat geen volledige biografie. Het is in feite een op overleveringen gebaseerd heili genverhaal, een hagiografie van een hond. Het zal zeker geen kassucces worden als zijn vorige boek, maar het is wel een aardig boek, en niet alleen voor 'kyno- fielen'. Margot Engelen Louis de Bernières: De rooie hond - vertaling Mea Flothuis, tekeningen van Alan Baker, Uitgeverij De Ar beiderspers, 121 pag., €13,-. teratuurwetenschapper Victor Klemperer (1881-1960) be schreef in zijn dagboek Tot het bittere einde, dagboeken 1933- 1945 hoe hij nazi-heerschappij, de jodenvervolging en het bom bardement op Dresden over leefde. In Tussen de wal en het schip beschrijft Klemperer het leven na de catastrofe. Geselec teerd, vertaald en van noten voorzien door Jan Gielkens. Uitgeverij Atlas, 2 gebonden delen in cassette, €70. J-M. Coetzee: Geen bladzijde voorbij of er staat een vraagteken op." Bij uitgeverij Cossee verscheen vorige week de nieuwe roman van J.M. Coet zee. Bijzonder is dat Nederland daarmee de wereldprimeur heeft van dit boek. Het is een presentje van de Zuid-Afrikaanse auteur aan de onlangs opgerichte uitgeverij. Pas over een paar maanden komt de originele, Engelstalige uitgave op de markt. In het Engels gaat de roman Youth heten. De titel van de vertaling luidt Portret van een jongeman. Deze Nederlandse titel doet sterk denken aan die van het beroemde boek van James Joyce: 'Portret van een kunste naar als een jongeman'. Coetzee heeft het woord 'kunstenaar' eruit geschrapt. Be wust, zo lijkt het, want de jonge John - Coet zee zelf? - over wie het boek gaat, wil met al le geweld kunstenaar worden, maar slaagt daar niet in, verstrikt als hij is m de dilem ma's van het leven, de liefde en de kunst. Ik ken geen proza dat zo vragend is als dat van Coetzee. De twijfel is hem op het lijf ge schreven, het woordje 'misschien' is hem aan het hart gebakken. Dat geldt voor de grote romans waarmee hij zijn roem ver wierf - onder anderen 'Leven en wandel van Michael K.' en 'In ongenade', beide be kroond met de Bookerprize - en dat geldt misschien nog in versterkte mate voor Por tret van een jongeman. Er gaat in deze nieuwe roman geen bladzij de voorbij of er staat een vraagteken op. De ene vraag roept de andere op. Soms zijn vier, vijf of meer opeenvolgende zinnen in vra gende vorm: „Wat is er met hem aan de hand? Is het waar dat kunst alleen uit ellen de wordt geboren? Moet hij er weer ellendig aan toe zijn om te kunnen schrijven? Bestaat er niet ook een poëzie van de vervoering, en zelfs een poëzie van lunchcricket als vorm van vervoering? Maakt het uit waaraan poë zie haar drijfveer ontleent, zolang het maar poëzie is?" Antwoorden zijn er wel, maar ze zijn zelden sluitend en nooit afdoende. De jonge twintiger John is student wiskun de in Kaapstad, maar zijn grote verlangen is het om dichter te worden. In zijn puberteit heeft hij gedichten geschreven, maar de laatste tijd gaat het hem minder goed af. Steekt er wel een dichter, een kunstenaar in hem? En als dat zo is, hoe dan het dichterlij ke vuur in hem te ontsteken? Moet hij rustig zijn lot afwachten? Of moet hij het lot een handje helpen? Hopend en dagdromend in eenzaamheid besluit hij tot het laatste en vertrekt uit het provinciale Kaapstad naar het wereldse Londen. De Britse hoofdstad anno 1962, waar hij een bescheiden baantje neemt als computerprogrammeur, valt hem bar te gen maar dat is niet erg. Wie kunstenaar wil worden moet in zijn optiek afzien, lijden zelfs. Deden dat niet alle kunstenaars? Hij definieert zijn artistieke aspiraties. Hij spiegelt zich aan de groten der aarde, aan Ezra Pound en aan Pablo Picasso, om helaas steevast te moeten constateren dat hij te kortschiet. Hoe komt dat? Komt het mis schien door het feit dat hij zo klunzig in het leven staat. Komt het doordat Zuid-Afrika als een molensteen om zijn nek hangt? Komt het doordat de mislukking van zijn vader hem parten speelt? Komt het doordat hij zo'n onhandige, saaie minnaar is? Zijn lief de en kunst niet twee van hetzelfde? Vragen, steeds maar weer vragen. Twijfel, steeds maar weer twijfel. En dat terwijl de poëzie van John moet beantwooi'den aan de strenge wetten van de wiskunde, hard en zuiver moet zijn als een vlam. Voorlopig heeft hij niet meer dan één gedicht op papier gezet.. Is proza schrijven, hoewel tweede keus, misschien meer zijn stiel? Moet dan Samuel Beckett zijn voorbeeld zijn?: "...al leen een kabbelende stem die een verhaal vertelt, een kabbelen dat voortdurend wordt onderbroken door twijfel en scrupu les, in een tempo dat precies overeenkomt met het tempo van zijn eigen gedachten. Het citaat verwoordt precies wat dit boek van Coetzee is. Er gebeurt vrijwel niets, bij na alles speelt zich af in het hoofd van de hoofdpersoon. Aan het eind is er éen wen ding in het verhaal, als blijkt dat John, ei genlijk op het moment dat hij stopt met smachten en vergeet over zichzelf te prakki seren, wel degelijk de passie voelt waar het hem tot dan toe aan heeft ontbroken. Het euforische geluk leidt zelfs tot een publica tie. Leveren alle vragen en twijfels dan uit eindelijk toch nog tot zoiets als waarheid en inzicht op? John moet constateren dat hij bang is: bang voor het schrijven, bang voor vrouwen. Hij durft het risico van de schaamte en de vernedering niet aan. Dat laatste is in vrijwel alle boeken van Coetzee het belangrijkste motief: „Wat heb je als minnaar, als schrijver meer nodig dan een soort stompzinnige, ongevoelige koppig heid, gepaard aan de bereidheid om de ene mislukking na de andere te incasseren?" Portret van een jongeman is daarmee een typische Coetzee-roman. Helaas is het niet zijn sterkste boek. Daarvoor gebeurt er toch té weinig. Daarvoor biedt het, als dit ten minste een autobiografische roman is zoals de uitgever suggereert, uiteindelijk té wei nig antwoorden. Bijvoorbeeld op de vraag hoe het kan dat Coetzee ondanks zijn wor steling met het kunstenaarschap de grote schrijver kon worden die hij is, want alléén koppigheid kan het toch niet zijn. Peter van Vlerken J.M. Coetzee: Portret van een jongeman. Roman - vertaling Peter Bergsma. Uitgeverij Cossee, 208 pag., €18,90.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 31