Tot je vangt wat er al in je hoofd zat PZC Ook gruweldaden hebben een toeschouwer nodig Ach, een kaalgeslagen ziel 26 Ida Gerhardt Poëzie Prijs voor Anneke Brassinga Elly de Waard Romandebuut Ilja Leonard Pfeijffer donderdag 14 maart 2002 en aangename lotsontwikkeling wellicht. Zo ziet Anneke Brassinga de toekenning van de Ida Gerhardt Poëzie Prijs en haar tweede nominatie voor de VSB-Poëzieprijs. „Misschien is het ook geluk, maar dan in de zin van mazzel, bof." De Ida Gerhardt Poëzie Prijs wordt morgen uitgereikt in Zutphen. In de vijver van het Amster damse Sarphatipark zwemt een groot rood hart, bij wijze van kunst of misschien als sym bool van de liefde die er in de bo men hangt, aangemoedigd door een nog flauw zonnetje. Anneke Brassinga zou er vanaf driehoog op neer kunnen zien. Minzaam waarschijnlijk; ze maakt geen aanspraak op geluk. De Russi sche dichter Osip Mandelstam (1891-1938) heeft beweerd dat het leven er niet voor je plezier is. Brassinga (1948) had het kunnen bedenken. „Dat is na tuurlijk waar", vindt ze. „Het is fictie te denken dat het leven er is om gelukkig te zijn, het valt dan zo vaak tegen. Je moet niet zorgen dat je gelukkig wordt, dan kun je wel eens heel onge lukkig worden. Hoe minder je verlangt en verwacht, hoe meer er op je toekomt, dat is het ge schenk van het leven." Ze heeft gelukkiger tijden ge kend, de vrouw die op verzoek van de gemeente Amsterdam onlangs voor het koninklijk bruidspaar dichtte over trou wen, terwijl ze schreef aan een tirannen-monoloog. Gelukkig maar, want dat heeft wel de bundel Verschiet gevormd, waarvoor ze de Ida Gerhardt Prijs krijgt. „Die bundel is nogal voortgesproten uit emoties", vertelt ze. „Anders dan anders. Voorheen was het louter maak- lust. Ja waarom, ja, persoonlij ke omstandigheden toch. Mijn enige zorg nu was om dat een beetje los te koppelen, om niet te persoonlijk te gaan jeremië- ren." Zo breekbaar tenger haar ge stalte, zo verankerd haar woor den, die ze uitspreekt na gedul dig voorproeven. Zoals ook haar gedichten uitblinken in speelse zorgvuldigheid: ogenschijnlijk spontane gedachten, die pas hun vorm hebben gekregen na lang wegen en strepen. „Het is vaak een kwestie van heel veel velletjes voltikken, heel veel proberen - met dichte ogen - totdat je de goede regel herkent, tot je hebt opgevangen wat er al in je hoofd zat. Het taalspel zit in m'n kop; ik ga niet echt iets zitten verzinnen. Het is wel een soort van..., het gedicht tikt uiteindelijk zichzelf. Dan is het kritisch lezen in de adem pauzes, hardop voorlezen tus sen de associatieve periodes door en dan weer verder met het geraas en gebral. Laatst heb ik zelfs 63 versies van een gedicht gemaakt, tot ik een lachbui kreeg en dacht 'nu is het klaar'. Maar dat is extreem, vandaar dat ik ze ook heb geteld." De basis van vrijwel alles wat ze doet is de taal, het is de grond onder haar voeten, haar be staan. „De een wil een brand kast met geld, de ander een vel letje met woorden", bedenkt ze. „Ik ben opgeleid als vertaler en heb de taal leren kennen als iets met heel veel wonderlijke mo gelijkheden. De taal is een feno meen. Ik schrijf mijn gedichten niet vanuit de emotie maar van uit de taal. In poëzie bereik je een ander gebied van de taal; het blijft altijd wringen, je wilt de taal zelf laten spreken en je wilt er ook iets mee zeggen. Het is dubbelzinnig: je bent in de ban van een emotie en toch wil je dat alles in het gedicht met elkaar echoot. Er is iets loos maar je zoekt distantie. Een soort tocht door IJsland. Ik houd van barre oorden, ook de barre uithoeken van de ziel. Het zijn de kanten waarmee ik ben opgegroeid, denk ik. Je kunt het beste objec tiverend schrijven over wat je hebt meegemaakt. De bundel Verschiet bijvoorbeeld is in een sombere tijd geschreven, terwijl je dan toch pret kunt beleven aan het dichten zelf. Het is mis schien balanceren op de barre randen van de smart, met grim migheid geschreven, zodat het niet larmoyant wordt." De eerste indruk van Anneke Brassinga is die van een vrouw die de wereld serieus neemt en het leven beziet met ernst. Zo sober als haar uitgerekte woon kamer is ingericht, zo is ook haar verschijning. Haar hou ding is aanvankelijk afwach tend maar allengs opener. Een vergelijking met haar poëzie is dan niet eens gezocht. Ook haar woordenspel opent zich pas na herlezing; eerst zijn er de woor den zelf, de wonderlijke sa menstellingen, onnavolgbare zinnen, dan ontvouwt zich de humor en kruipt de emotie uit haar schulp. De taal zelf als Anneke Brassinga: „Ik wil dat mijn gedichten worden verstaan, maar dan wel op de voorwaarden van het gedicht zelf, niet op die van de lezer." foto Roeland Fossen sleutel tot het binnenste, een ge nietbaar obstakel. „Ik wil wel dat mijn gedichten worden verstaan, maar op de voorwaarden van het gedicht zelf, niet op die van de lezer", formuleert ze. „Verstaan hoort in dit geval bij beschaving, het is een vorm van respect. Dat is iets pen. „Je kunt wel zeggen dat ik schrijf om het leven te door gronden, maar dan uitgaand van principiële ondoorgronde lijkheid. Wanorde is een vorm van orde waar ik wel van houd. Het is in de onzekerheid een soort greep krijgen op het be staan. Misschien is het meer anders dan begrijpen. Bij be grijpen kun je het ontleden, ter wijl verstaan om het geheel gaat. Je kunt iets verstaan zon der het tot in de puntjes weer te geven. Net als een pianoconcert van Mozart dat je kunt verstaan zonder precies te weten hoe het in elkaar zit." Net zo min gaat volgens Bras singa het bestaan zelf om begrij- streven naar een soort samen hang tussen jezelf en de wereld, een samenhang die meer is dan bij Albert Heijn piepers kopen en die dan opeten. Schrijven is een soort wisselwerking waar je verstandig van wordt, denk ik." Als er een overheersend thema in haar werk is aan te wijzen, is het de dood. „Als guillotine van de liefde", zegt ze. „Opeengege- proza Alex Boogers: Het waanzinnige van sneeuw. Het verhaal over een jongen die, na de zelfmoord van zijn zusje, overeind pro beert te blijven. Nieuwe roman van Alex Boo gers, die twee jaar geleden de buteerde onder het pseudoniem M.L. Lee met Het boek Estee. Uitgeverij Podium, 318 blz., 15,-. Manon Uphof: De vanger. No velle, aanvankelijk geschre ven als scenario voor een tele visiefilm, over de het ongewo ne relationele spel tussen een jonge vrouw en een man. Uit geverij Podium, 92 blz., geb., 10,-. Cees van HoreZo'n vader. Als zijn vader is overleden probeert Christiaan het wazige beeld van zijn vader scherp te krijgen. In een stroom van herinneringen vormt zich gaandeweg een schrijnend en liefdevol portret van een man met te veel ambitie en capaciteiten voor zijn tijd en de siutatie waarin hij verkeert. Cees van Hoore (1949) is dich ter, schrijver en journalist. Hij debuteerde in 1985 met de poë ziebundel Groot Licht, waarna nog drie dichtbundels volgden. In 1987 verscheen zijn roman debuut De Natte Kolen Koning. Uitgeverij Podium, 175 blz., 14,90. Herman Brusselmans: De kus in de nacht. Zijn prachtigste ro man, vindt de schrijver zelf. Een vuistdik boek over oorlog en vrede, liefde en onverschillig heid, konijnen en motorfietsen, vrouwen en literatuur, Louis Amstrong en ijsberen. De hoofdpersonages zijn Herman Brusselmans, Phoebe en Woody, bijgestaan door ongeveer 120 andere karakters, zowel mensen als dieren. We stappen een lite raire wereld binnen 'die zijns gelijke niet kent'. De lezer blijft ademloos of hyperventilerend achter, meldt de uitgever. Uit geverij Prometheus, 616 blz., 19,95.' De Japanse bezetting in dag boeken Gedurende de Japanse bezetting kwam ruwweg de helft van de Nederlanders in in- ternérings- en krijgsgevangen kampen terecht. Op Java wer den de meeste Nederlanders van gemengde afkomst echter niet poezie GerritKomrij, red.: Hebban olla vogala. De mooiste liefdesge dichten uit de Middeleeuwen. De keuze voor deze bloemlezing is gebaseerd op De Nederlandse poëzie van de taalfde tot en met de zestiende eeuw in duizend en enige bladzijden en het Reper torium van het Nederlandse lied tot 1600. Uitgeverij Bert Bak ker, 140 blz., €12,50. Georgine Sanders Leo Vro- man: Alles aan elkaar. Deze verzameling gedichten is een uitbreiding van de bundel Aan elkaar, verschenen in mei 2001 bij Atalanta Pers. Twee gedich ten in Alles aan elkaar werden eerder gepubliceerd door de Au gustijn Pers. Uitgeverij Queri- do, 48 blz., geb., €15,90. Tomas Lieske: Stripping an dere sterke verhalen. Nieuwe gedichten. Uitgeverij Querido, 56 blz., €16,50. Toon Teilegen: Alleen liefde. Een keuze uit de gedichten van Toon Teilegen. Uitgeverij Que rido, 56 blz., geb., €15,90. Martin Bril: Verzameld werk. Martin Bril is bekend als schrij ver van columnskorte verhalen en romans. Niet eerder voelde Bril zich geroepen de gedichten die hij schreef te publiceren be halve de bundel Supergedich ten die tien jaar geleden als nieuwjaarsgeschenk werd uit gegeven. Behalve oud werk dat verbeterd moest worden ont stond er nieuw werk. Uiteinde lijk bevat Verzameld werk nog maar een paar oude gedichten. Uitgeverij 521, 128 blz., geb., 17,50. Else Lasker- Schüler: Altijd kleurt je bloed mijn wangen rood. Else Lasker-Schüler (1869-1945) gold al tijdens haar leven als een van de grootste liefdesdichteressen uit het Duitse taalgebied. Altijd kleurt je bloed mijn wangen rood is een bundeling van haar mooiste liefdesgedichten, gekozen en vertaald door Menno Wigman. Uitgeverij Bert Bakker, 72 blz., €7,50 euro. Jean-Pierre Rawie, red.: De waarheid over de liefde. Jean Pierre Rawie, in wiens oeuvre de liefde en grote, zo niet doorslag gevende rol speelt, maakte een persoonlijke keuze uit meer dan tweeduizend jaar liefdespoëzie. Uitgeverij Bert Bakker, 140 blz.,€12,50. Elly de Waard: Als ik niet aan je denk of raak. Bloemlezing van de erotische gedichten van Elly de Waard. Uitgeverij De Har monie, 78 blz., €14,90. herdrukt Paul Lebeau: Xanthippe. De be kendste roman van Paul Lebeau (1908-1982) is Xantippe uil 1959. Deze erudiete hoogleraar schreef romans met een essayis- tisch karakter over de mens, op zoek naar de waarheid. In Xanthippe kiest Lebeau voor een andere invalshoek: hij laai een vrouw in de ik-vorm aan het woord, vlak voor haar zelfgeko zen dood. De echtgenote van Socrates komt uit haar zelfver dediging tevoorschijn als een geëmancipeerde vrouw die niet houdt van de vleierige, onechte machtswereld van mannen en vecht voor haar erkenning. Na woord: Jos Borré. Prijs: €16,50. In de Vlaamse Bibliotheekreeks verscheen ook een herdruk van Piet van Akens roman De Nik kers (1959) over de schokkende gebeurtenissen in het Kongo van 1942. Elke Brems schreef een nawoord. Prijs: €14,90. Bei de uitgaven: De Prom/Houte- kiet. Rosita Steenbeek: De laatste vrouw. Autobiografische ro man over de liefde van Suzanne, de hoofdpersoon in het boek, voor drie Italiaanse heren op leeftijd in een zesde druk. De laatste vrouw (1994) is ook het relaas van een vrouw die onaf hankelijk wil zijn, maar telkens terugvalt in de rol van dochter die de erkenning van haar vader zoekt. Uitgeverij Prometheus, 320 blz., geb., €19,95 euro. ven moment dacht ik 'nu ga ik over de dood schrijven'. Ik was toen nogal gelukkig. Vervolgens gingen ze om me heen dood, dan ga je ook de levenden op een iets andere manier bekijken." Kom bij Brassinga niet aan met romantiek. „Om te spugen", haalt ze uit. „Romantiek is ver langen naar iets wat er niet is, maar taal is er. Dichten heeft niets met romantiek te maken, want taal heeft ook niets met ro mantiek te maken. Vroeger was ik meer in dromenland, maar je koopt er zo weinig voor, daar voor is er teveel rampspoed in de wereld. Dichten gaat goed als doen en zijn samenvallen; daar kan geen verlangen tussen. Dichten is het geluk van het doen en het zijn, dichten is in derdaad een vorm van geluk." Dick Laning Anneke Brassinga ontvangt de Ida Gerhardt Poëzie Prijs 2002 tijdens een 'dichtersfeest' op vrijdag 15 maart in de Hanzehof te Zuphen. Optredens daar van: Remco Cam- pert, Gerrit Kouwenaar, Menno Wigman en Ilja Leonard Pfeijffer. Elly de Waard is een populair dichter. Dat komt groten deels doordat ze tamelijk toe gankelijke poëzie schrijft. De Waard schrijft beeldend over gevoelens, over passie, over lief de, en dan met name liefde voor vrouwen. Ook in haar elfde bun del Van cadmium lekken de bos sen staan heel wat mooie ge dichten. De Waard (Bergen, 1940) is een bekende verschijning in de poë zie, niet in de laatste plaats door haar optredens. Ze beheert van uit haar woning in de Castri- cumse duinen de nalatenschap van de dichter Chris van Geel, met wie zij de laatste jaren van zijn leven samenwoonde in Groet. Ze debuteerde zelf pas laat als dichter, in 1978 met Af stand. Toen was ze al bekend door haar popkritieken in De Volkskrant. Vanaf haar derde bundel, Furie uit 1981, vond De Waard haar eigen stem, die van gepassio neerde liefdeslyriek. Ze schrijft heel direct en met grote inzet over vurige verlangens en vrou welijke erotiek. Enkele jaren geleden was ze de oprichter en belangrijkste vertegenwoor diger van een feministische dichtersgroep De Nieuwe Wil den. Het wilde is er inmiddels wel af in Van cadmium lekken de bos sen. De poëzie is meer verso berd, verstild, minder gezwol len. Zoals: 'De waterige wolken, ach/ een kaalgeslagen ziel/ in de verstorven ruimte treedt/ dan eindelijk een fluisteren/ in, het is de troostrijke/ verstrooiing van de wind/ en milder wordt' (p. 38). Meer en meer schrijft De Waard over de natuur, in vrije verzen en nogal losjes geformu leerd. Soms zijn het te slappe ge dichten, die te weinig los komen van de dagboeknotitie. De geinterneerd. De schattingen van het aantal Nederlanders dat buiten de kampen is gebleven lopen uiteen van 120.000 tot 200.000. Over hun ervaringen is nog maar weinig gepubliceerd. Fragmenten uit de dagboeken van drie van hen vormen de ba sis van dit boek. In dezelfde serie verschen eer der delen over het vrouwen kamp Ambarawa 6 op Midden- Java en over krijgsgevangenen aan de Birma-Siamspoorlaan. Samenstelling: Jeroen Kemper man. Uitgeverij Prometheus, 680 blz., €34,95. Elly de Waard Waard zou meer gedichten weg mogen gooien, zoals 'Garde', waarin ze het beroemde sonnel 'Impasse' van Nijhoff wateng navertelt. Nogal eens is de natuurbeschrij ving een metafoor, een beeld voor iets anders, voor een ge moedstoestand, voor vrouwen-1 liefde, voor het besef van de nietigheid van de mens (ten op- j zichte van de immense natuur) of voor verstilling, meditatie1 Het levert aardige poëzie op, die1 het goed doet op festivals of in wedstrijden. Beeldspraak, en dan met name., de vergelijking en de metafoor,, vormt de kern van de dichtkunst van De Waard. Zoals ze het zelf eens zei: „Ik kan namelijk een ding dat volstrekt op zichzelf staat niet begrijpen, alleen in relatie tot iets anders, en nog iets beter in vergelijking mei iets anders. Volgens mij is het zo dat het wezen van wat iets is, opgeroepen kan worden in de vergelijking met iets anders; en hoe minder dat andere er direct op lijkt, hoe meer leven ertussen ontstaat." Een mooi gedicht is het volgen de, waarin de geliefde, Maur een, vergeleken wordt met een 'exotisch schelpdier'. Die verge- lijking wordt in het hele gedicht door uitgewerkt, waardoor de kamers zeeën worden, stemmen vissen en muziek slierten: Maureen 1 In de ondiepe zee van de kamer zit zij exotisch schelpdier vastgehecht aan de bank - stemmen zweven voorbij gesluierde vissen wieren van muziek de kamer is schemerig en er wuiven bloemen het is er weelderig zij zit daar en ademt van tussen haar halfopen lippen, de lange haren slieren langs de schalen wachtend tot straks in een bed in een naburige zee van een diepe kamer zij groots en meeslepend open en onder kan gaan. Eric Kok Elly de Waard: Van cadmium lekken de bossen. Gedichten- UitgeverijDe, foto Janneke Postma Harmonie, 93 pag., €.14,90. Prevel even mee, zet de voordeur van het geheugen open en onthoud zijn naam: Ilja. Leonard. Pfeijffer. Bis. En oefen gerust nog maar een derde keer. We kennen hem als dichter, als criticus en als de graecus die voor de voor-vorige Boekenweek een kleine geschiedenis van de antieke literatuur- pu bliceerde. Terecht of niet - dat is nu even minder van belang - maar schrijvers wor den pas echt gewogen als ze een roman wrochten. Pfeijffer (33) deed het, en nu kan meteen niemand meer om hem heen. Rupert, zoals de titel van zijn debuut in fictie luidt, is een adembenemend knap boek, dat de lezer ontroert, doet walgen, treurig stemt en beurtelings op- en af windt. Pfeijffer voert Rupert ten tonele, een eenza me man van deze tijd. Rupert is ongelukkig en onmachtig in de liefde, hij weet alles van pleinen en werkelijk elke pornofoto op in ternet heeft hij, keurig gerubriceerd, op zijn harde schijf. Maar nu is hij ergens van be schuldigd en het lijkt serieus. Rupert moet voor een tribunaal verschijnen om zich te verantwoorden voor een zware aanklacht. Waar hij precies van wordt beschuldigd, dat wordt pas gaandeweg duidelijk. De roman van Pfeijffer bestaat uit de drie verdedi gingsredes die Rupert ten overstaan van het tribunaal moet/mag houden en hij doet er alles aan om zijn pleidooi zo gunstig moge lijk op te bouwen. De graecus Pfeijffer stelt zijn protégee slechts de retorica ter beschikking. Rupert moet zijn betoog helemaal uit het hoofd op llja Leonard Pfeijffer bouwen, blijkbaar mag hij geen papier ge bruiken en dus wendt hij zich tot de aloude truc van de ezelsbruggetjes - bijna letter foto Engel Lameijer/GPD lijk. Hij bouwt zijn verdedigingsredes na melijk op aan de hand van het beeld dat hij koestert van de (niet bestaande) stad waarin hij woont. Hij neemt de rechters van het tri bunaal mee op een virtuele, verbale wande ling door zijn stad. Straathoeken, pleinen, cafés, stegen, standbeelden - Rupert hoeft ze maar op te roepen en zijn herinneringen plooien zich open. Alras blijkt dat de aanklacht alles te maken heeft met zijn liefde voor een vrouw. Tussen de regels door wordt een drama gesugge reerd, waarvan de volle omvang pas in de derde zitting van het tribunaal duidelijk wordt. Rupert neemt namelijk de tijd. 'Da mes en heren van de jury, u merkt dat ik draal', zegt hij verontschuldigend in de tweede zitting nadat hij zich weer een flinke Rupert is een toeschouwer, een voyeur. Zijn vriendin Mira is een schoonheid - let wel: we lezen alleen Ruperts mening. Maar de liefde met haar bedrijven, dat kan hij niet. Zijn verlangen wil geen vlees worden, zoals Pfeijffer hem laat zeggen. Hij raakt alleen opgewonden als hij zich kan inbeelden hoe zij het met zijn beste vriend doet, met 'Ben- no, de klootzak', of als hij moet toekijken hoe ze wordt verkracht door drie mannen. Alleen, het slachtoffer is Mira niet. En die drie mannen, dat is Rupert alleen, zo luidt de aanklacht. Hij kan slechts op zijn impo tentie wijzen, maar zelfs zijn onmacht is mogelijk ingebeeld. omweg heeft gepermitteerd. Zo last hij ge rust een half uurtje in om uit te leggen aan welke voorwaarden een plein moet voldoen wil het een goed plein zijn. De Dam, Piazza Novotna, Piazza Maggiore, Piccadilly Cir cus - niets deugt. Alleen het Piazza del Cam- po in Siena is perfect uiteraard, maar dat is dan ook het 'eerste en laatste wereldwon der'. Heerlijk hoe Pfeijffer zich dit soort uit stapjes permitteert, prachtig hoe hij ze weet te integreren, boeiend en tegendraads wat hij verkondigt. De vorm van de roman is ingewikkelder dan hij lijkt. Pfeijffer geeft de woorden van Ru pert niet letterlijk weer, We zien hem niet staan voor het tribunaal, we horen niet zijn woorden; Pfeijffer omschrijft ze. Hij maakt er een prozaverhaal van. Rupert heet Rupert in zijn eigen betoog. En als er sprake is van 'ik', dan nog zijn Ruperts woorden niet di rect tot zijn rechters gericht. Een vondst is hoe Rupert zich ook het li chaam van Mira als stad herinnert. Bij de knie rechtsaf en dat wekt deze herinnering op; het ronden van de elleboog schudt eenj andere herinnering wakker. De fragmenta tie van het vrouwenlichaam - kwamen we| dat ook al niet tegen in de superieure romanI Salomon van Hafid Bouazza? Uiteraard voert de derde en laatste zitting! naar een climax toe. Op meesterlijke wijze; haalt Pfeijffer dan het tempo juist eruit door: het beeld stil te zetten en de verkrachtings scène te beschrijven als een tableau vivantj in zwart-wit, als een trage filmscène. Com mentaar van Rupert: 'Ook de meest walge- lijke gruweldaden hebben een toeschouwer: nodig, anders zijn ze vergeefs verricht.' Ru-' pert draagt als ondertitel 'een bekentenis' Is hij schuldig dan? Alleen als toeschouwen; een misdaad is, vindt Rupert. De roman is het eerste deel, of zo u wilt het| linker luik van een vierluik dat de fraaie ti tel Steppoli-Tetralogie draagt. Tegelijker-; tijd verscheen het rechter luik, zo u wilt het vierde deel: Dolores. Een bundel elegieën, t die Rupert overigens en passant in de roman i al aankondigt. Dertig luidruchtige liefdes gedichten voor Dolores, de koffiemaaksteri in Mira's favoriete café in de roman. Mooie poëzie, maar het is toch Rupert die nog lang, lang nadavert. De eerste echt grootse Ne-i derlandse roman van dit boekenjaar. VanH- ja. Leonard. Pfeijffer. Bis. Theo Hakkeit' Ilja Leonard Pfeijffer: Rupert. Een bekentenis 170 blz., €13,95; Dolores. Elegieën -38 blz., €10.-1 Beide uitgaven: De Arbeiderspers.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 26