Tot je vangt
wat er al in
je hoofd zat
PZC
Ook gruweldaden hebben een toeschouwer nodig
Ach, een kaalgeslagen ziel
26
Ida Gerhardt Poëzie Prijs
voor Anneke Brassinga
Elly de Waard
Romandebuut Ilja Leonard Pfeijffer
donderdag 14 maart 2002
en aangename lotsontwikkeling wellicht. Zo ziet
Anneke Brassinga de toekenning van de Ida
Gerhardt Poëzie Prijs en haar tweede nominatie
voor de VSB-Poëzieprijs. „Misschien is het ook geluk, maar
dan in de zin van mazzel, bof." De Ida Gerhardt Poëzie Prijs
wordt morgen uitgereikt in Zutphen.
In de vijver van het Amster
damse Sarphatipark zwemt
een groot rood hart, bij wijze
van kunst of misschien als sym
bool van de liefde die er in de bo
men hangt, aangemoedigd door
een nog flauw zonnetje. Anneke
Brassinga zou er vanaf driehoog
op neer kunnen zien. Minzaam
waarschijnlijk; ze maakt geen
aanspraak op geluk. De Russi
sche dichter Osip Mandelstam
(1891-1938) heeft beweerd dat
het leven er niet voor je plezier
is. Brassinga (1948) had het
kunnen bedenken. „Dat is na
tuurlijk waar", vindt ze. „Het is
fictie te denken dat het leven er
is om gelukkig te zijn, het valt
dan zo vaak tegen. Je moet niet
zorgen dat je gelukkig wordt,
dan kun je wel eens heel onge
lukkig worden. Hoe minder je
verlangt en verwacht, hoe meer
er op je toekomt, dat is het ge
schenk van het leven."
Ze heeft gelukkiger tijden ge
kend, de vrouw die op verzoek
van de gemeente Amsterdam
onlangs voor het koninklijk
bruidspaar dichtte over trou
wen, terwijl ze schreef aan een
tirannen-monoloog. Gelukkig
maar, want dat heeft wel de
bundel Verschiet gevormd,
waarvoor ze de Ida Gerhardt
Prijs krijgt. „Die bundel is nogal
voortgesproten uit emoties",
vertelt ze. „Anders dan anders.
Voorheen was het louter maak-
lust. Ja waarom, ja, persoonlij
ke omstandigheden toch. Mijn
enige zorg nu was om dat een
beetje los te koppelen, om niet
te persoonlijk te gaan jeremië-
ren."
Zo breekbaar tenger haar ge
stalte, zo verankerd haar woor
den, die ze uitspreekt na gedul
dig voorproeven. Zoals ook haar
gedichten uitblinken in speelse
zorgvuldigheid: ogenschijnlijk
spontane gedachten, die pas
hun vorm hebben gekregen na
lang wegen en strepen.
„Het is vaak een kwestie van
heel veel velletjes voltikken,
heel veel proberen - met dichte
ogen - totdat je de goede regel
herkent, tot je hebt opgevangen
wat er al in je hoofd zat. Het
taalspel zit in m'n kop; ik ga niet
echt iets zitten verzinnen. Het is
wel een soort van..., het gedicht
tikt uiteindelijk zichzelf. Dan is
het kritisch lezen in de adem
pauzes, hardop voorlezen tus
sen de associatieve periodes
door en dan weer verder met het
geraas en gebral. Laatst heb ik
zelfs 63 versies van een gedicht
gemaakt, tot ik een lachbui
kreeg en dacht 'nu is het klaar'.
Maar dat is extreem, vandaar
dat ik ze ook heb geteld."
De basis van vrijwel alles wat ze
doet is de taal, het is de grond
onder haar voeten, haar be
staan. „De een wil een brand
kast met geld, de ander een vel
letje met woorden", bedenkt ze.
„Ik ben opgeleid als vertaler en
heb de taal leren kennen als iets
met heel veel wonderlijke mo
gelijkheden. De taal is een feno
meen. Ik schrijf mijn gedichten
niet vanuit de emotie maar van
uit de taal. In poëzie bereik je
een ander gebied van de taal; het
blijft altijd wringen, je wilt de
taal zelf laten spreken en je wilt
er ook iets mee zeggen. Het is
dubbelzinnig: je bent in de ban
van een emotie en toch wil je dat
alles in het gedicht met elkaar
echoot. Er is iets loos maar je
zoekt distantie. Een soort tocht
door IJsland. Ik houd van barre
oorden, ook de barre uithoeken
van de ziel. Het zijn de kanten
waarmee ik ben opgegroeid,
denk ik. Je kunt het beste objec
tiverend schrijven over wat je
hebt meegemaakt. De bundel
Verschiet bijvoorbeeld is in een
sombere tijd geschreven, terwijl
je dan toch pret kunt beleven
aan het dichten zelf. Het is mis
schien balanceren op de barre
randen van de smart, met grim
migheid geschreven, zodat het
niet larmoyant wordt."
De eerste indruk van Anneke
Brassinga is die van een vrouw
die de wereld serieus neemt en
het leven beziet met ernst. Zo
sober als haar uitgerekte woon
kamer is ingericht, zo is ook
haar verschijning. Haar hou
ding is aanvankelijk afwach
tend maar allengs opener. Een
vergelijking met haar poëzie is
dan niet eens gezocht. Ook haar
woordenspel opent zich pas na
herlezing; eerst zijn er de woor
den zelf, de wonderlijke sa
menstellingen, onnavolgbare
zinnen, dan ontvouwt zich de
humor en kruipt de emotie uit
haar schulp. De taal zelf als
Anneke Brassinga: „Ik wil dat mijn gedichten worden verstaan, maar dan wel op de voorwaarden van het gedicht
zelf, niet op die van de lezer." foto Roeland Fossen
sleutel tot het binnenste, een ge
nietbaar obstakel.
„Ik wil wel dat mijn gedichten
worden verstaan, maar op de
voorwaarden van het gedicht
zelf, niet op die van de lezer",
formuleert ze. „Verstaan hoort
in dit geval bij beschaving, het is
een vorm van respect. Dat is iets
pen. „Je kunt wel zeggen dat ik
schrijf om het leven te door
gronden, maar dan uitgaand
van principiële ondoorgronde
lijkheid. Wanorde is een vorm
van orde waar ik wel van houd.
Het is in de onzekerheid een
soort greep krijgen op het be
staan. Misschien is het meer
anders dan begrijpen. Bij be
grijpen kun je het ontleden, ter
wijl verstaan om het geheel
gaat. Je kunt iets verstaan zon
der het tot in de puntjes weer te
geven. Net als een pianoconcert
van Mozart dat je kunt verstaan
zonder precies te weten hoe het
in elkaar zit."
Net zo min gaat volgens Bras
singa het bestaan zelf om begrij-
streven naar een soort samen
hang tussen jezelf en de wereld,
een samenhang die meer is dan
bij Albert Heijn piepers kopen
en die dan opeten. Schrijven is
een soort wisselwerking waar je
verstandig van wordt, denk ik."
Als er een overheersend thema
in haar werk is aan te wijzen, is
het de dood. „Als guillotine van
de liefde", zegt ze. „Opeengege-
proza
Alex Boogers: Het waanzinnige
van sneeuw. Het verhaal over
een jongen die, na de zelfmoord
van zijn zusje, overeind pro
beert te blijven.
Nieuwe roman van Alex Boo
gers, die twee jaar geleden de
buteerde onder het pseudoniem
M.L. Lee met Het boek Estee.
Uitgeverij Podium, 318 blz.,
15,-.
Manon Uphof: De vanger. No
velle, aanvankelijk geschre
ven als scenario voor een tele
visiefilm, over de het ongewo
ne relationele spel tussen een
jonge vrouw en een man. Uit
geverij Podium, 92 blz., geb.,
10,-.
Cees van HoreZo'n vader. Als
zijn vader is overleden probeert
Christiaan het wazige beeld van
zijn vader scherp te krijgen. In
een stroom van herinneringen
vormt zich gaandeweg een
schrijnend en liefdevol portret
van een man met te veel ambitie
en capaciteiten voor zijn tijd en
de siutatie waarin hij verkeert.
Cees van Hoore (1949) is dich
ter, schrijver en journalist. Hij
debuteerde in 1985 met de poë
ziebundel Groot Licht, waarna
nog drie dichtbundels volgden.
In 1987 verscheen zijn roman
debuut De Natte Kolen Koning.
Uitgeverij Podium, 175 blz.,
14,90.
Herman Brusselmans: De kus in
de nacht. Zijn prachtigste ro
man, vindt de schrijver zelf. Een
vuistdik boek over oorlog en
vrede, liefde en onverschillig
heid, konijnen en motorfietsen,
vrouwen en literatuur, Louis
Amstrong en ijsberen. De
hoofdpersonages zijn Herman
Brusselmans, Phoebe en Woody,
bijgestaan door ongeveer 120
andere karakters, zowel mensen
als dieren. We stappen een lite
raire wereld binnen 'die zijns
gelijke niet kent'. De lezer blijft
ademloos of hyperventilerend
achter, meldt de uitgever. Uit
geverij Prometheus, 616 blz.,
19,95.'
De Japanse bezetting in dag
boeken Gedurende de Japanse
bezetting kwam ruwweg de
helft van de Nederlanders in in-
ternérings- en krijgsgevangen
kampen terecht. Op Java wer
den de meeste Nederlanders van
gemengde afkomst echter niet
poezie
GerritKomrij, red.: Hebban olla
vogala. De mooiste liefdesge
dichten uit de Middeleeuwen.
De keuze voor deze bloemlezing
is gebaseerd op De Nederlandse
poëzie van de taalfde tot en met
de zestiende eeuw in duizend en
enige bladzijden en het Reper
torium van het Nederlandse lied
tot 1600. Uitgeverij Bert Bak
ker, 140 blz., €12,50.
Georgine Sanders Leo Vro-
man: Alles aan elkaar. Deze
verzameling gedichten is een
uitbreiding van de bundel Aan
elkaar, verschenen in mei 2001
bij Atalanta Pers. Twee gedich
ten in Alles aan elkaar werden
eerder gepubliceerd door de Au
gustijn Pers. Uitgeverij Queri-
do, 48 blz., geb., €15,90.
Tomas Lieske: Stripping an
dere sterke verhalen. Nieuwe
gedichten. Uitgeverij Querido,
56 blz., €16,50.
Toon Teilegen: Alleen liefde.
Een keuze uit de gedichten van
Toon Teilegen. Uitgeverij Que
rido, 56 blz., geb., €15,90.
Martin Bril: Verzameld werk.
Martin Bril is bekend als schrij
ver van columnskorte verhalen
en romans. Niet eerder voelde
Bril zich geroepen de gedichten
die hij schreef te publiceren be
halve de bundel Supergedich
ten die tien jaar geleden als
nieuwjaarsgeschenk werd uit
gegeven. Behalve oud werk dat
verbeterd moest worden ont
stond er nieuw werk. Uiteinde
lijk bevat Verzameld werk nog
maar een paar oude gedichten.
Uitgeverij 521, 128 blz., geb.,
17,50.
Else Lasker- Schüler: Altijd
kleurt je bloed mijn wangen
rood. Else Lasker-Schüler
(1869-1945) gold al tijdens haar
leven als een van de grootste
liefdesdichteressen uit het
Duitse taalgebied. Altijd kleurt
je bloed mijn wangen rood is een
bundeling van haar mooiste
liefdesgedichten, gekozen en
vertaald door Menno Wigman.
Uitgeverij Bert Bakker, 72 blz.,
€7,50 euro.
Jean-Pierre Rawie, red.: De
waarheid over de liefde. Jean
Pierre Rawie, in wiens oeuvre de
liefde en grote, zo niet doorslag
gevende rol speelt, maakte een
persoonlijke keuze uit meer dan
tweeduizend jaar liefdespoëzie.
Uitgeverij Bert Bakker, 140
blz.,€12,50.
Elly de Waard: Als ik niet aan je
denk of raak. Bloemlezing van
de erotische gedichten van Elly
de Waard. Uitgeverij De Har
monie, 78 blz., €14,90.
herdrukt
Paul Lebeau: Xanthippe. De be
kendste roman van Paul Lebeau
(1908-1982) is Xantippe uil
1959. Deze erudiete hoogleraar
schreef romans met een essayis-
tisch karakter over de mens, op
zoek naar de waarheid.
In Xanthippe kiest Lebeau voor
een andere invalshoek: hij laai
een vrouw in de ik-vorm aan het
woord, vlak voor haar zelfgeko
zen dood. De echtgenote van
Socrates komt uit haar zelfver
dediging tevoorschijn als een
geëmancipeerde vrouw die niet
houdt van de vleierige, onechte
machtswereld van mannen en
vecht voor haar erkenning. Na
woord: Jos Borré. Prijs: €16,50.
In de Vlaamse Bibliotheekreeks
verscheen ook een herdruk van
Piet van Akens roman De Nik
kers (1959) over de schokkende
gebeurtenissen in het Kongo
van 1942. Elke Brems schreef
een nawoord. Prijs: €14,90. Bei
de uitgaven: De Prom/Houte-
kiet.
Rosita Steenbeek: De laatste
vrouw. Autobiografische ro
man over de liefde van Suzanne,
de hoofdpersoon in het boek,
voor drie Italiaanse heren op
leeftijd in een zesde druk. De
laatste vrouw (1994) is ook het
relaas van een vrouw die onaf
hankelijk wil zijn, maar telkens
terugvalt in de rol van dochter
die de erkenning van haar vader
zoekt. Uitgeverij Prometheus,
320 blz., geb., €19,95 euro.
ven moment dacht ik 'nu ga ik
over de dood schrijven'. Ik was
toen nogal gelukkig. Vervolgens
gingen ze om me heen dood, dan
ga je ook de levenden op een iets
andere manier bekijken."
Kom bij Brassinga niet aan met
romantiek. „Om te spugen",
haalt ze uit. „Romantiek is ver
langen naar iets wat er niet is,
maar taal is er. Dichten heeft
niets met romantiek te maken,
want taal heeft ook niets met ro
mantiek te maken. Vroeger was
ik meer in dromenland, maar je
koopt er zo weinig voor, daar
voor is er teveel rampspoed in de
wereld. Dichten gaat goed als
doen en zijn samenvallen; daar
kan geen verlangen tussen.
Dichten is het geluk van het
doen en het zijn, dichten is in
derdaad een vorm van geluk."
Dick Laning
Anneke Brassinga ontvangt de Ida
Gerhardt Poëzie Prijs 2002 tijdens
een 'dichtersfeest' op vrijdag 15
maart in de Hanzehof te Zuphen.
Optredens daar van: Remco Cam-
pert, Gerrit Kouwenaar, Menno
Wigman en Ilja Leonard Pfeijffer.
Elly de Waard is een populair
dichter. Dat komt groten
deels doordat ze tamelijk toe
gankelijke poëzie schrijft. De
Waard schrijft beeldend over
gevoelens, over passie, over lief
de, en dan met name liefde voor
vrouwen. Ook in haar elfde bun
del Van cadmium lekken de bos
sen staan heel wat mooie ge
dichten.
De Waard (Bergen, 1940) is een
bekende verschijning in de poë
zie, niet in de laatste plaats door
haar optredens. Ze beheert van
uit haar woning in de Castri-
cumse duinen de nalatenschap
van de dichter Chris van Geel,
met wie zij de laatste jaren van
zijn leven samenwoonde in
Groet. Ze debuteerde zelf pas
laat als dichter, in 1978 met Af
stand. Toen was ze al bekend
door haar popkritieken in De
Volkskrant.
Vanaf haar derde bundel, Furie
uit 1981, vond De Waard haar
eigen stem, die van gepassio
neerde liefdeslyriek. Ze schrijft
heel direct en met grote inzet
over vurige verlangens en vrou
welijke erotiek. Enkele jaren
geleden was ze de oprichter
en belangrijkste vertegenwoor
diger van een feministische
dichtersgroep De Nieuwe Wil
den.
Het wilde is er inmiddels wel af
in Van cadmium lekken de bos
sen. De poëzie is meer verso
berd, verstild, minder gezwol
len. Zoals: 'De waterige wolken,
ach/ een kaalgeslagen ziel/ in de
verstorven ruimte treedt/ dan
eindelijk een fluisteren/ in, het
is de troostrijke/ verstrooiing
van de wind/ en milder wordt'
(p. 38). Meer en meer schrijft De
Waard over de natuur, in vrije
verzen en nogal losjes geformu
leerd. Soms zijn het te slappe ge
dichten, die te weinig los komen
van de dagboeknotitie. De
geinterneerd. De schattingen
van het aantal Nederlanders dat
buiten de kampen is gebleven
lopen uiteen van 120.000 tot
200.000. Over hun ervaringen is
nog maar weinig gepubliceerd.
Fragmenten uit de dagboeken
van drie van hen vormen de ba
sis van dit boek.
In dezelfde serie verschen eer
der delen over het vrouwen
kamp Ambarawa 6 op Midden-
Java en over krijgsgevangenen
aan de Birma-Siamspoorlaan.
Samenstelling: Jeroen Kemper
man. Uitgeverij Prometheus,
680 blz., €34,95.
Elly de Waard
Waard zou meer gedichten weg
mogen gooien, zoals 'Garde',
waarin ze het beroemde sonnel
'Impasse' van Nijhoff wateng
navertelt.
Nogal eens is de natuurbeschrij
ving een metafoor, een beeld
voor iets anders, voor een ge
moedstoestand, voor vrouwen-1
liefde, voor het besef van de
nietigheid van de mens (ten op- j
zichte van de immense natuur)
of voor verstilling, meditatie1
Het levert aardige poëzie op, die1
het goed doet op festivals of in
wedstrijden.
Beeldspraak, en dan met name.,
de vergelijking en de metafoor,,
vormt de kern van de dichtkunst
van De Waard. Zoals ze het zelf
eens zei: „Ik kan namelijk een
ding dat volstrekt op zichzelf
staat niet begrijpen, alleen in
relatie tot iets anders, en nog
iets beter in vergelijking mei
iets anders. Volgens mij is het zo
dat het wezen van wat iets is,
opgeroepen kan worden in de
vergelijking met iets anders; en
hoe minder dat andere er direct
op lijkt, hoe meer leven ertussen
ontstaat."
Een mooi gedicht is het volgen
de, waarin de geliefde, Maur
een, vergeleken wordt met een
'exotisch schelpdier'. Die verge-
lijking wordt in het hele gedicht
door uitgewerkt, waardoor de
kamers zeeën worden, stemmen
vissen en muziek slierten:
Maureen 1
In de ondiepe zee
van de kamer zit zij
exotisch schelpdier
vastgehecht aan de bank -
stemmen zweven voorbij
gesluierde vissen
wieren van muziek
de kamer is schemerig
en er wuiven bloemen
het is er weelderig
zij zit daar en ademt
van tussen haar halfopen
lippen, de lange haren
slieren langs de schalen
wachtend tot straks
in een bed in een naburige
zee van een diepe kamer
zij groots en meeslepend
open en onder kan gaan.
Eric Kok
Elly de Waard: Van cadmium lekken
de bossen. Gedichten- UitgeverijDe,
foto Janneke Postma Harmonie, 93 pag., €.14,90.
Prevel even mee, zet de voordeur van het
geheugen open en onthoud zijn naam:
Ilja. Leonard. Pfeijffer. Bis. En oefen gerust
nog maar een derde keer. We kennen hem als
dichter, als criticus en als de graecus die
voor de voor-vorige Boekenweek een kleine
geschiedenis van de antieke literatuur- pu
bliceerde. Terecht of niet - dat is nu even
minder van belang - maar schrijvers wor
den pas echt gewogen als ze een roman
wrochten. Pfeijffer (33) deed het, en nu
kan meteen niemand meer om hem heen.
Rupert, zoals de titel van zijn debuut in
fictie luidt, is een adembenemend knap
boek, dat de lezer ontroert, doet walgen,
treurig stemt en beurtelings op- en af
windt.
Pfeijffer voert Rupert ten tonele, een eenza
me man van deze tijd. Rupert is ongelukkig
en onmachtig in de liefde, hij weet alles van
pleinen en werkelijk elke pornofoto op in
ternet heeft hij, keurig gerubriceerd, op zijn
harde schijf. Maar nu is hij ergens van be
schuldigd en het lijkt serieus. Rupert moet
voor een tribunaal verschijnen om zich te
verantwoorden voor een zware aanklacht.
Waar hij precies van wordt beschuldigd, dat
wordt pas gaandeweg duidelijk. De roman
van Pfeijffer bestaat uit de drie verdedi
gingsredes die Rupert ten overstaan van het
tribunaal moet/mag houden en hij doet er
alles aan om zijn pleidooi zo gunstig moge
lijk op te bouwen.
De graecus Pfeijffer stelt zijn protégee
slechts de retorica ter beschikking. Rupert
moet zijn betoog helemaal uit het hoofd op
llja Leonard Pfeijffer
bouwen, blijkbaar mag hij geen papier ge
bruiken en dus wendt hij zich tot de aloude
truc van de ezelsbruggetjes - bijna letter
foto Engel Lameijer/GPD
lijk. Hij bouwt zijn verdedigingsredes na
melijk op aan de hand van het beeld dat hij
koestert van de (niet bestaande) stad waarin
hij woont. Hij neemt de rechters van het tri
bunaal mee op een virtuele, verbale wande
ling door zijn stad. Straathoeken, pleinen,
cafés, stegen, standbeelden - Rupert hoeft
ze maar op te roepen en zijn herinneringen
plooien zich open.
Alras blijkt dat de aanklacht alles te maken
heeft met zijn liefde voor een vrouw. Tussen
de regels door wordt een drama gesugge
reerd, waarvan de volle omvang pas in de
derde zitting van het tribunaal duidelijk
wordt. Rupert neemt namelijk de tijd. 'Da
mes en heren van de jury, u merkt dat ik
draal', zegt hij verontschuldigend in de
tweede zitting nadat hij zich weer een flinke
Rupert is een toeschouwer, een voyeur. Zijn
vriendin Mira is een schoonheid - let wel: we
lezen alleen Ruperts mening. Maar de liefde
met haar bedrijven, dat kan hij niet. Zijn
verlangen wil geen vlees worden, zoals
Pfeijffer hem laat zeggen. Hij raakt alleen
opgewonden als hij zich kan inbeelden hoe
zij het met zijn beste vriend doet, met 'Ben-
no, de klootzak', of als hij moet toekijken
hoe ze wordt verkracht door drie mannen.
Alleen, het slachtoffer is Mira niet. En die
drie mannen, dat is Rupert alleen, zo luidt
de aanklacht. Hij kan slechts op zijn impo
tentie wijzen, maar zelfs zijn onmacht is
mogelijk ingebeeld.
omweg heeft gepermitteerd. Zo last hij ge
rust een half uurtje in om uit te leggen aan
welke voorwaarden een plein moet voldoen
wil het een goed plein zijn. De Dam, Piazza
Novotna, Piazza Maggiore, Piccadilly Cir
cus - niets deugt. Alleen het Piazza del Cam-
po in Siena is perfect uiteraard, maar dat is
dan ook het 'eerste en laatste wereldwon
der'. Heerlijk hoe Pfeijffer zich dit soort uit
stapjes permitteert, prachtig hoe hij ze weet
te integreren, boeiend en tegendraads wat
hij verkondigt.
De vorm van de roman is ingewikkelder dan
hij lijkt. Pfeijffer geeft de woorden van Ru
pert niet letterlijk weer, We zien hem niet
staan voor het tribunaal, we horen niet zijn
woorden; Pfeijffer omschrijft ze. Hij maakt
er een prozaverhaal van. Rupert heet Rupert
in zijn eigen betoog. En als er sprake is van
'ik', dan nog zijn Ruperts woorden niet di
rect tot zijn rechters gericht.
Een vondst is hoe Rupert zich ook het li
chaam van Mira als stad herinnert. Bij de
knie rechtsaf en dat wekt deze herinnering
op; het ronden van de elleboog schudt eenj
andere herinnering wakker. De fragmenta
tie van het vrouwenlichaam - kwamen we|
dat ook al niet tegen in de superieure romanI
Salomon van Hafid Bouazza?
Uiteraard voert de derde en laatste zitting!
naar een climax toe. Op meesterlijke wijze;
haalt Pfeijffer dan het tempo juist eruit door:
het beeld stil te zetten en de verkrachtings
scène te beschrijven als een tableau vivantj
in zwart-wit, als een trage filmscène. Com
mentaar van Rupert: 'Ook de meest walge-
lijke gruweldaden hebben een toeschouwer:
nodig, anders zijn ze vergeefs verricht.' Ru-'
pert draagt als ondertitel 'een bekentenis'
Is hij schuldig dan? Alleen als toeschouwen;
een misdaad is, vindt Rupert.
De roman is het eerste deel, of zo u wilt het|
linker luik van een vierluik dat de fraaie ti
tel Steppoli-Tetralogie draagt. Tegelijker-;
tijd verscheen het rechter luik, zo u wilt het
vierde deel: Dolores. Een bundel elegieën, t
die Rupert overigens en passant in de roman i
al aankondigt. Dertig luidruchtige liefdes
gedichten voor Dolores, de koffiemaaksteri
in Mira's favoriete café in de roman. Mooie
poëzie, maar het is toch Rupert die nog lang,
lang nadavert. De eerste echt grootse Ne-i
derlandse roman van dit boekenjaar. VanH-
ja. Leonard. Pfeijffer. Bis.
Theo Hakkeit'
Ilja Leonard Pfeijffer: Rupert. Een bekentenis
170 blz., €13,95; Dolores. Elegieën -38 blz., €10.-1
Beide uitgaven: De Arbeiderspers.