Brahmaan, naar
het brahmanisme
PZC
's Nachts wordt het steeds onbehaaglijker op Den Haag Centraal
27
Joop Swartelé, de prins
van de Paul Krugerstraat
zaterdag 2 maart 2002
Hij speelde overtuigend voor
lakei in Louis Couperus' De
Stille Kracht. Al was het dan in de
verkeerde rol. Want hij is Joop, ge
boren Swartelé, maar eigenlijk
zoon van een prinses van Solo en
een prins van Blitar. Vandaar dat
sommigen hem noemen: De Prins.
Wie hem zoekt kan op audiëntie in
de Paul Krugerstraat; waar hij hof
houdt in een zelfgebouwd decor.
Daar waar hij Oost en West pro
beert te verenigen, in Vlissingen.
Gezichtsverlies, respect betonen,
familiebanden, afkomst: het zijn
wezenlijke woorden in de wereld
waar hij uit komt. Joop werd geboren
op Buitenzorg. Zo'n dertig kilometer
buiten Jakarta, op 11 december 1934.
Zijn vader was een volbloed Neder
lander. Hij stond als dirigent aan het
hoofd van de militaire kapel van het
Koninklijk Nederlands-Indisch Le
ger. Joops moeder was een volbloed
Javaanse. Een prinses van het Hof van
Blitar zelfs. Dat gaf in Indonesische
kringen nogal wat rumoer, destijds,
die prinses van hoge komaf met een
Hollandse militair. Desondanks zet
ten ze door. De liefde was blijkbaar
sterk genoeg om de weerstand in haar
familie te overwinnen. Voor hem werd
zij, die hindoeïstisch was opgevoed,
zelfs katholiek.
Hij had een sprookjesachtige jeugd,
daar in het Indië van voor de oorlog.
Zijn wereldje was vol feestjes, partij
tjes en spelletjes. Met een gouvernan
te, met goedmoedige baboes en een
dienst jongen om hem van en naar
school te brengen, met de geur van
melati-bloemen en waringinbomen
om in te klimmen. „Wat me ook altijd
erg aantrok waren de begraafplaat
sen. Zo heerlijk rustig! Op het heetst
van de dag hield iedereen siësta; en als
ik dan mijn moeder hoorde snurken,
klom ik uit het raam om in de graftom
be van mijn voorouders een dutje te
doen. Dat vond ik zalig!
Volstrekte zorgeloosheid dus, tot de
oorlog kwam. In 1943. Vader kwam -
als Nederlander - in Japanse krijgsge
vangenschap en moest aan de Birma-
spoorlijn werken. Joops moeder was
als volbloed Indonesische vrij om te
gaan; maar zij, echtgenote van een
Hollander, vond dat zij solidair moest
zijn met de Hollandse vrouwen. Zij
koos voor internering in het vrouwen
kamp. De kinderen gingen met de
moeders mee. Maar Joop bleef niet
lang in het kamp. Toen zijn gezond
heid achteruit ging, kwam zijn tante
hem ophalen. Niet veel later voegde
zijn moeder zich bij hen.
Hoftaal
Tante verwelkomde hen in hun nieu
we thuis: de verblijven in de residentie
van Blitar. Hier zetelde de Resident
van Blitar. Hier, in de audiëntiezaal en
zelfs in de familieverblijven, gold de
Javaanse hofetiquette. De tegenstel
ling met de sterk op Europa gerichte
Indische gemeenschap was groot. Be
tekende ontspanning op Buitenzorg
een operette, thé-dansant of tennis
sen, in de audiëntiezaal van Blitar
werden plechtige hofdansen opge
voerd, Hier was het hoog-Javaans
voertaal. Joop sprak alleen Neder
lands, maar leerde al snel de veelbete
kenende nuances van de Javaanse
hoftaal.
In 1948, twee jaar na het uitroepen
van de Republiek, reisde Joop met zijn
moeder naar Batavia om met zijn va
der te worden herenigd. Twee jaar la
ter vertrok de familie naar Nederland
om daar een nieuw bestaan op te bou
wen. Joop was 16. De familie kwam in
IJzendijke terecht. Joop baarde er op
zien: zo'n bruin jongetje, dat kenden
ze alleen van het spaarpotje! voor de
missie. Op de pastoor maakte Joop
ook veel indruk. Hij prees de plechtige
manier waarop Joop kruistekens
sloeg en als hij het Onze Vader bad,
was het gewoonweg voordrachts
kunst! Joop van zijn kant was dan ook
erg gecharmeerd van het katholicis
me. Waar anders in het nuchtere Ne
derland vond je rituelen, mysteriën en
de geur van wierook? En dus wilde hij
het seminarie in. „Priester worden;
een dienaar van God en van de men
sen, en vrede op aarde brengenJoop
schiet in de lach, als hij terugdenkt
aan de ontroerende naïviteit die hij
toen tentoonspreidde. En zo verhuis
de hij naar het klein-seminarie van de
reguliere Kannunniken van Sint Au-
gustinus in Sluis.
Maar priester werd hij niet. Op zijn
27e verliet hij het seminarie. Met een
gymnasiumdiploma op zak en een be
ter inzicht in zichzelf. Voor het pries
terambt, wist Joop nu, was hij veel te
rebels. „Ik miste de ruimte voor mijn
eigen interpretatie. De bijbel bijvoor
beeld, is in mijn optiek een zuiver oos
terse aangelegenheid. Dat kwam
totaal niet tot uiting. Neem nou de
bruiloft van Kanaan. Het beeld dat
daarvan werd gegeven was dat van
zachtaardige mensen, die sereen bij
een zitten met de handjes gevouwen.
„Muziek! O! Daar kan ik me helemaal
in verliezen. Ik heb altijd klassieke
muziek aan staan. Of ik ga zelf zingen.
Mijn stem zit tussen een heldere tenor
en een lyrische bariton in. In Rotter
dam zagen ze wel wat in mijMaar ma
was er niet echt blij mee. Opera, dat
paste totaal niet in mijn oriëntaalse
achtergrond, begrijp je? Net zo min als
het seminarie.
Uiteindelijk liep Joop ook in het con
servatorium weer tegen het gebrek
aan vrijheid op. „Ook daar miste ik de
vrijheid om te interpreteren. Na vijf
jaar ben ik ermee gestopt. Te rebels,
alweer. Gedwarsboomd door mijn ei
gen ik." Achteraf gezien, zegt Joop,
was het zingen een vlucht. „Ik heb ge
leerd dat emoties beheerst moeten
zijn. Altijd waardigheid uitstralen.
Niet onbeheerst lachen; niet in snik
ken uitbarsten; geen uitbundig ver
toon van vreugde; geen felle woede.
Maar dat ging tegen mij in! Ik wist me
geen raad. Tot ik voor het eerst die
muziek hoorde. Opeens zag ik het voor
me. Voortaan, als ik kwaad was op ie
mand, zou ik een thema nemen waar
ik mijn emotie in kwijt kon. Be
schermd achter het masker van dat
personage. Als ik bijvoorbeeld heel
boos ben, Othello. Moord en dood
slag! En als ik heel erg the hots heb
voor iemand, Carmen. Passie en jaloe
zie!"
Dan begint hij te zingen; en weg is de
oosterling. Daar staat...Don Carlos.
Nog altijd een prachtige stem heeft
hijna al die jaren. Toch zonde.
Ook een acteur ging in hem verloren.
Het was in zijn Amsterdamse tijd -
nadat hij Rotterdam vaarwel gezegd
had - dat hij in een bar Lex van Del
den tegen het lijf liep. „Jij zou goed
zijn voor een rol in De Stille Kracht,
zei hij toen hij me zag. De Stille
Kracht, dat boek van Louis Couperus,
Terwijl, een bruiloft in het Oosten en
zeker bij de bedoeïnen een levendige
vertoning is met buikdanseressen en
noem maar opDan zegt de gastheer
tegen zijn hoge gast, in dit geval Jezus:
kijk zoveel vrouwen heb ik, kies er
maar één vanVan lieverlee ging ik me
steeds meer ergeren aan dat verzwij
gen van oosterse aspecten. Nu heb ik
me weer naar de oude godsdiensten
gekeerd. Noem me maar: brahmaan,
naar het brahmanisme, de voorloper
van het hindoeïsme."
Hij gelooft in de leer van de aanvaar
ding, de leer van karma en dharma.
Wie goed doet, goed ontmoet; al wor
den de rekeningen vaak pas in een vol
gend leven vereffend. Maar het was
niet daarom, dat Joop vaak klaar
stond om anderen te helpen. Hij kon
het eenvoudigweg niet laten. Bij de
Sociale Dienst in Rotterdam, waar hij
na zijn vertrek uit het seminarie een
baan vond als
aspirant-maatschappelijk werker,
voelde hij zich helemaal op zijn
plaats. En toch: zes jaar later raakte
hij overspannen. Te zeer begaan met
het lot van de cliënten, was het oor
deel. Joop werd afgekeurd; 36 jaar
oud.
Zijn carrièi'e als professioneel hulp
verlener was voorbij; maar ondertus
sen was er ook een andere ontwikke
ling geweest. In Rotterdam bezocht
Joop in de avonduren het conservato
rium, met de gedachte ooit zijn brood
in de muziek te kunnen verdienen.
werd toen voor televisie verfilmd en
Van Delden had een hoofdrol. Hij gaf
me zijn kaartj eIk moest maar eens op
auditie gaan, in Hilversum. Dus ik
ging naar die studio en daar zat de re
gisseur, Walter van der Kampen daar
zat Willem Nijholt.Van der Kamp
zei: Wat jammer dat je vandaag komt:
net één dag te laat. De rol van prins is
al weg jij was daar prachtig voor ge
weest. Maar ik heb nog wel de rol van
lakei.' En zo kreeg ik die rol in De Stil
le Kracht,"'
Toen hij zijn moeder vertelde over het
bescheiden rolletje, reageerde ze on
verwacht fel. „Wat!riep ze uit, hele
maal ontdaan. 'Dat verhaal, dat gaat
over oom! Ze hadden eerst toestem
ming moeten vragen om daar een film
over te maken! En jij had de prins
moeten spelen! Een lakei! Wie denken
ze wel dat ze zijn!
Hele verhaal
Die avond dat Joop zijn moeder over
het rolletje vertelde, kreeg hij einde
lijk het hele verhaal van zijn afkomst
te horen. De vrouw die hem als een
moeder had opgevoed, was eigenlijk
zijn tante.,Haar broer - prins van Bli
tar - was mijn biologische vader. Hij
was een jaar of zeventig toen hij
trouwde met een prinses van Solo.
Een meisje van een jaar of negentien,
dat tijdens de bevalling stierf. Aange
zien mijn biologische vader al zo oud
was, besloot hij mij aan zijn zuster te
geven, die beter voor mij kon zorgen
Joop, geboren Swartelé, maar eigenlijk zoon van een prinses van Solo en een prins vanBlitar.
foto Lex de Meester
en zelf geen kinderen krijgen kon.
Maar vader had gezegd: hij mag dat
pas weten als hij geconfronteerd
wordt met het het verhaal van het ver
leden." En daarmee bedoelde hij dat
verhaal van De Stille Kracht. Dat
boek over het onuitzegbare...over dit
volk van Java, dat zich als altijd ver
borg in het geheim van zijn ondoor
dringbare ziel...zoals Couperus
schreef.
Voor Joop zelf werd het spelen in De
Stille Kracht een diepgaande erva
ring. „Op het moment dat Caro van
Eijck haar hoofd boog en voor haar
zoon om genade smeekte bij de Resi
dent; kwam voor mij opeens dat hele
stuk Indisch verleden tot leven. Voor
het eerst voelde ik die binding met
mijn oosterse kant. Héél, héél sterk.
En opeens begreep ik waarom mijn
moeder altijd zo streng voor me was
geweest; waarom ik me nooit mocht
laten gaan, waarom respect zo be
langrijk was, en eerbied en trots. Om
dat ze haar innerlijke geestelijk adel
dom, en mijn afkomst in ere wilde
houden. Juist hier in Nederland."
Toen is het zoeken begonnen. Hij
moest teruggegaan naar zijn geboor
tegrond, om antwoord te vinden op de
vragen die de onthulling van zijn
adoptiemoeder opgeworpen hadden.
Sinds hij halverwege de jaren zeven
tig terugkeerde naar Zeeland, is hij
elk jaar naar Indonesië geweest. Zijn
ouders - intussen al lang overleden -
hadden in Vlissingen een flat betrok
ken in de Paul Krugerstraat; 'de
roomboterbuurt' noemde men het
toen, want daar woonden de sjieke lui.
Joop woont er nu zelf. Wie langsloopt
aan de flat op de eerste verdieping,
ziet geen raam, maar een etalage, een
kunstwerk. „Dat decor voor mijn
raam, dat is eigenlijk de tempelscene
van Aïda, de eerste akte uit de oerver
sie van Verdi's opera. En als ik hier dan
zit...en dan de muziek erbij draai,
dan. ..dan mag er niemand bij zijn. Die
sféér..."
Dan zit hij en denkt over de stukjes
van de legpuzzel. Al dertig jaar. Bin
nenkort gaat hij weer naar Indonesië.
Op zoek naar antwoorden, om dingen
op orde te stellen; om feiten te contro
leren voor het boek dat hij wil schrij
ven. En dan, als dat boek kan worden
gesloten, hoopt De Prins eindelijk de
rust terug te vinden die hij verloor
toen De Stille Kracht hem inhaalde.
Ondine van der Vleuten
Den Haag Centraal Station oogt overdag
als een statige entree van de stad.
's Nachts toont het zich van zijn schimmige
kant. Dan is het vooral het vervuilde domein
van zwervers en junks. Tot schrik van de rei
zigers.
De wanhoop druipt bijkans van Jef Har
vey's gezicht. De 29-jarige Amerikaan van
Surinaamse komaf zit zeer dringend verle
gen om een praatje én wat geld. Zodat hij
eindelijk zijn moeder weer eens kan bellen
in de States. „Ik heb haar sinds begin vorig
jaar niet meer gesproken. Ze zal zich dood
ongerust maken."
Het aanbod om in de Burger King van Den
Haag Centraal een bekertje koffie te gaan
drinken, slaat hij tot tweemaal toe zeer be
slist af. „No thanks man, ik red me wel zon
der. Ik wil helemaal niet bedelen. Dat doen
er hier al zoveel. Als mensen me wat willen
geven prima, anders even goede vrienden.
Er ligt genoeg te eten in de vuilnisbakken en
bij de soepbus is altijd wat te drinken te ha
len."
Op de bonnefooi maakte hij januari 2001 de
oversteek vanuit het zonnige Californië. Te
rug naar het land waar hij tot z'n achtste
had gewoond. Met vrijwel geen geld op zak.
„Nederland leek me zo mooi, ook al kon ik
me er nauwelijks iets van herinneren. Vol
aardige mensen. Ik wilde hier werk vinden
en een vrouw." Het liep anders. Nu bevindt
hij zich aan de zelfkant van het leven. Tus
sen de verschoppelingen, tussen de rotzooi.
Tot zijn eigen verdriet.
Het loopt tegen enen 's nachts op Den Haag
Centraal. Het wordt allengs stiller en daar
mee onbehaaglijker. Het is van dat vreselijk
gure weer, waarbij de warmte van een lek
ker bed lonkt. Maar dat 'geluk' is niet ieder
een gegeven, zelfs niet in het zorgzame Ne
derland.
Onlangs trokken de PvdA-Tweede-Kamer-
ledenDijsselbloem en Van Heemst aan de
bel over de 'ontoelaatbare situatie' op Den
Haag Centraal. Elke nacht zouden er tussen
de honderd en honderdvijftig zwervers en
drugsverslaafden rondhangen op en rond
het station.
Mannen
Wat direct opvalt aan het zwerfvolk: het zijn
vrijwel allemaal mannen. Morsig gekleed,
ongeschoren, met als enige bezit een plastic
supermarkttas waarin wat persoonlijke
spulletjes zijn opgeborgen. Enkelen zoeken
de warmte van de in- en uitgangen richting
Malieveld. Spreiden wat Spitsen en Metro's
op de grond uit om niet nog vuiler te worden
dan ze al zijn en schurken tegen elkaar aan.
De doodenkele treinreiziger die zich op het
station waagtheeft de blik strak naar voren
gericht en loopt met een grote boog om de
slapende zwervers heen.
Het moet gezegd, wie hier na pakweg een
uur of één moet zijn, kan zich niet prettig
voelen. Ook al hangen er overal camera's die
veiligheid suggereren. De permanente post
van de stationspolitie heeft nota bene plaats
gemaakt voor een Albert Heijn-vestiging.
Schichtig om zich heen kijkend zoeken rei
zigers het juiste perron met de vurige wens
dat hun trein al gereed staat voor vertrek.
Zoals Gea van 31 die met twee rolkoffers op
weg is naar Schiphol.,Ik reis normaal nooit
's nachts en ik moet bekennen dat ik het
doodeng vind."
Het verhaal over de onveiligheid wordt be
vestigd door Jef Harvey. „Ik bemoei me zo
Den Haag Centraal, verzamelplaats voor zwervers en drugsverslaafden.
foto Frank Jansen/GPD
min mogelijk met mensen die hier rondhan
gen. Voor een goed gesprek ben ik altijd in,
maar dat is met bijna niemand te voerenDe
meesten zijn gek of zwaar aan de drugs en
alleen maar uit op het weinige dat je zelf
hebt."
Mede om die reden slaapt Jef meestal buiten
het station. Hij heeft een portiek gevonden,
niet ver van Centraal, waar hij vooral onge
stoord de nacht kan doorbrengen. „Eén hal
te met de tram. Ik vertel tegen niemand
waar precies. De politie komt er niet en het
is er lekker luw. Hier op het station heb ik
slechte ervaringen. De mensen zijn onbe
trouwbaar, de politie is soms ruw enhet is er
ronduit smerig", Hij wijst om zich heen naar
de vele koffie- en colapiassen, vertrapte be
kers, weggesmeten krantjes en ander afval.
„Ik heb ondanks alles mijn trots." Hij trekt
zijn pet ver over zijn hoofd, zet zijn kraag op
en verdwijnt in de nacht, op weg naar zijn
portiek.
Soepbus
Tegen drie uur stroomt de hal van Centraal
als op commando leeg. Het is tijd voor de
soepbus. „Drie keer per nacht. Elf uur, drie
uur en vijf uur", dreunt Rob Abbas (46)
toonloos op. Ooit was hij ambtenaar bij het
CBS,nuishij volledig aan lager wal. „Ik ben
schizofreen", zegt hij zacht. „Ik woonde tot
voor twee maanden bij mijn ouders, maar
heb ruzie gekregen en moest toen weg. Nu
krijg ik ook geen uitkering meer, want ik
heb geen vaste verblijfplaats.Hij loopt
mee naar de soepbus en sluit daar geduldig
aan in de rij.
Incidenten doen zich die nacht niet voorbij
het uitdelen van de soepbekers thee en zak -
jes boterhammen. „Dat is vaak genoeg an
ders", zegt 'ome' Jan Wijnand, al zeven jaar
betrokken bij deze Haagse hulpverlening.
En als er amok wordt gemaakt, gaat de ach
terklep dicht en is het gas geven. „De agres
sie is duidelijk toegenomen", constateert
Wijnand. „En dat is logisch. De maatschap
pij verhardt en dat vind je hier net zo goed
terug." Hij ziet veelal dezelfde gezichten.
„Het is nu erg rustig, maar daar valt toch
geen enkel peil op te trekken. Over het alge
meen geldt wel: hoe kouder hoe drukker."
Snel terug naar het station, waar het vooral
aanzienlijk minder guur is. Het is hoog tijd
voor een plaspauze, maar nu dient zich een
serieus probleem aan. Er is geen open open
baar toilet te vinden. Tja, dan maar doen
wat iedereen hier 's nachts doet: even buiten
tegen de gevel. Het is een van de ergernissen
van de eenzame NS-baliemedewerkster die
- achter glas, dat wel - nachtelijke reizigers
een kaartje kan verstrekken.
„Wat ik hier af en toe meemaak en naar mijn
hoofd krijg geslingerd, dat wil je niet weten.
Maar ja, je bent van de NS en daar kun je al
les tegen zeggen." Ze huivert bij de gedach
te, dat de NS ook op Den Haag Centraal met
een nachtelijke 'servicemedewerker' wil
gaan beginnen. Dat betekent dus 's nachts
rondlopen in de hal. „Ik moet er evên niet
aan denken. Zeker niet nu hier geen post
van de spoorwegpolitie meer is. Als er dan
wat gebeurt, komt hulp altijd te laat."
Misschien dat de mannen van bewakings
dienst PreNed dan een helpende hand kun
nen bieden. Zij worden door de NS inge
huurd om malheur op perrons en in de
stationshal vroegtijdig de kop in te druk
ken. Slechts gewapend met een zaklamp
doen zij hun werk. „Zitten mag, liggen
niet", zo vatten zij hun belangrijkste taak-
invulling kort samen. „En onze ervaring is,
dat als je dat vriendelijk zegt er doorgaans
geen problemen ontstaan."
Het loopt inmiddels tegen vijven en het
wordt drukker. Vroeg NS-personeel, de eer
ste forenzen. Langzamerhand verdwijnen
de dak- en thuislozen weer in de anonimiteit
van de massa. De veegploeg doet zijn meer
dan nuttige werk. Vriendelijk wordt er in
eerste instantie nog om slapende zwervers
heen geveegd. Als een uur later de man met
de boenmachine zijn baantjes trekt door
Centraal, herinnert weinig meer aan de
nachtelijke bende die het kort daarvoor noè'
was.
Jos Pak