Sunday kunnen ze me niet meer afnemen
Schikkingen besparen tijd, geld en veel energie
Ruben van Maaren,
de oehoe-man
Hij kan er nog altijd niet met
droge ogen over praten. Sun
day, een pracht van een oehoe was
het, waarmee hij kon lezen en
schrijven. Van Maaren had 'm za
terdags nog gevlogen. Niks aan de
hand. En zondags had hij hem nog
acht kuikens gevoerd. Vrat-ie al
lemaal op. Maar een dag of wat la
ter: een lome vleugelslag, en in
kuikens had Sunday al helemaal
geen trek. „We zijn naar een paar
hele goeie dierenartsen gegaan -
allerlei kuurtjes en spuiten gege
ven. Hielp niks." Hij begroef 'm in
zijn achtertuin. „Want ik wilde
niet dat Sunday opgezet bij ie
mand aan de muur zou komen te
hangen. Je hebt toch een band met
zo'n vogel, je kent 'm door en door.
Ik wist precies wanneer hij chag
rijnig was, dat zag ik aan zijn oor-
pluimen."
Ruben van Maaren, 29 jaar, Wol-
phaartsdijk. Hovenier van profes
sie. valkenier in het hart. Grote vent,
royale lach, gezonde blos op de wan
gen, vrijwel altijd in het groen - groe
ne broek, groene trui. Moet, dat groen.
Want groen is een rustgevende kleur,
en een valkenier dient bovenal rust uit
te stralen. „Als je met je vogels bezig
bent, mag je bijvoorbeeld niet wild
met je armen zwaaien. Een vogel gaat
ook niet op een tak van een zwiepende
boom zitten." Eind vorig jaar haalde
de foto menig ochtendblad: Maxima,
die tijdens haar kennismakingsbe
zoek aan Zeeland, een oehoe over de
kop krauwde. Zijn oehoe. En Beatrix
mocht hij eveneens ontmoeten. „Die
kwam drie jaar geleden bij mij naar
een demonstratie kijken."
Op het dorp maand wordt hij wel eens
de Oehoe-man genoemd. In de zomer
maanden geeft hij overal in het land -
en ook buiten de landsgrenzen - met
zijn uilen, valken, buizerds en arend
demonstraties op braderieën en soort
gelijke festiviteiten die door midden-
stands- en aanverwante comités wor
den georganiseerd om de toerist te
behagen. Maar Ruben van Maaren
verschijnt met zijn roofvogels ook
dikwijls op kinderfeestjes en bij be
jaardenhuizen. Laatst nog ontzettend
gelachen. „In het psychiatrisch
ziekenhuis - het was slecht weer, heb
ik daar gewoon binnen met een oehoe
en een roodstaartbuizerd gevlogen.
De mensen vonden het prachtig.
Een rijtjeshuis in een wat neerslachtig
stemmend straatje, vlakbij de brand
weerkazerne en het kerkgebouw van
de gereformeerde gemeente. Tegen de
zijgevel van de woning is een bordje
geschroefd: Valkenhof. Kan niet mis
sen dus.
Des zomers, elke avond, zodra hij van
zijn werk komt: hup, valken in het be-
stelautootje en wegwezen, de polder
in. Daar gooit hij ze los en zodra ze
'een mooie hoogte' hebben bereikt,
haalt hij de loer uit zijn tas; een kunst
vogel met een kuikentje erop. „Dan
kiest zo'n valk positie, kapt in de
lucht, knijpt zijn vleugels dicht en
suist naar beneden, met een gangetje
van tegen de driehonderd kilometer
per uur. En dan is de kunst om die loer
zó te draaien dat je 'm net voor z'n sna
vel wegtrekt; dat die valk het het idee
krijgt: 'ik had 'm bijna te pakken'.
Dan klimt 'ie weer omhoog en duikt
weer naar beneden. Dat doe je een
aantal keren achter elkaar. Op die ma
nier houd je ze in conditie."
De snelheid, die kracht die er in zit,
dat spreekt ('als klein jongetje al te
kende ik alleen maar roofvogels') hem
zo in de gevleugelde rovers aan. De
valk, daór valt hij helemaal voor. „Oe
hoe, sneeuwuil - allemaal leuk hoor,
maar dat is niet de echte valkerij. Als
ik een oehoe vlieg, of een kerkuil; na al
die jaren weet ik precies wat-ie wel en
niet doet. Een valk is onvoorspelbaar.
Een valk gooi je los en die vliegt niet
van A naar B. Nee, die gaat rondvlie
gen, verkent z'n omgeving en als is het
hem te clruk is: 'ppffft, ik peer d'r tus
senuit'."
Een enkele keer leidt dat tot lichte pa
niek; moet Ruben met z'n ontvanger
in de hand de hele omgeving afstro
pen, de oren gespitst op het piepsig
naal van het zendertje dat om de vo-
gelpoot is geklemd. „Als ie laag zit, in
een tarweveld of een maisveld, heb je
weinig signaal en is het wel eens
stressen, ben je soms uren aan het zoe
ken."
Vijftien jaar was Ruben van Maaren.
Hij woonde nog bij zijn ouders in Ka-
pelle, toen hij in een boomgaard een
torenvalk aantrof die uit het nest was
gevallen. Meegenomen. Gevoerd met
('dat wist je wel') eendagskuikens. Tot
op een dag een streng ogende me
vrouw 'van de een of andere officiële
instantie' op hem afstapte en hem op
berispende toon toesprak. Of die valk
van hem was en of hij niet wist dat het
krachtens de Vogel wet van 1936 ver
boden was een beschermde vogelsoort
co bezitten. „Dus ik zeg: 'eh, nee hoor,
die vogel is helemaal niet van mij
Komt dat valkje aanvliegen en wat
denk je - gaat dat beest rustig op mijn
schouder zitten." Derhalve: dag to
renvalk.
jonge havik
x oosje later, toen hij in Limburg aan
het vissen was, viel er een jonge havik
uit de boom. „Ik heb hem in leven ge
houden met vis en vleesblokjes uit een
kampwinkel en daarna meegenomen
aar huis. Maar ja, kwijtgeraakt hé,
haviken zijn geen vogels om mee te be
ginnen."
Zo begon het wél. Met de trein toerde
de jonge Ruben door het land. Bijna
overal waar valkeniers him demon
straties gaven, stond hij vooraan.
„Valkenier word je niet zomaar. Je
loopt 's mee, je moet de rotklusjes doen
en als zo'n vogel is weggevlogen en er
gens hoog in een boom blijft zitten,
moet jij onder die boom gaan zitten en
net zo lang met de loer draaien tot 'ie
naar beneden komt. Zulke dingen.
Maar daar leer je van.
Achttien roofvogels bezit hij nu: een
paar kerkuilen, een oehoe, een
sneeuwuil, een imposante arend, bui
zerds, valken. Ze huizen allemaal in
zijn achtertuin, daar staan ze aan een
ketting, 'op blok'. Behalve kerkuiltje
Tyto, die voelt zich het meest thuis in
de woonkamer. Het is een schat je, zegt
Rubens vriendin Eva vertederd. Tyto
mag zich graag laten aaien, kan zelfs
spinnen als een poes.
Maar vogels - en zeker roofvogels - be
horen toch niet aan de ketting te wor
den gelegd, willen toch niet als poes
worden bejegend? Vogels moeten vlie
gen! Dat is helemaal waar, knikt Ru
ben. Maar waarom denk je, dat hij
avond aan avond met z'n valken de
polder ingaat? En vergis je niet, een
vogel die in gevangenschap is gebo
ren, hecht minder aan vrijheid dan z'n
soortgenoten in de vrije natuur.
Hij voert ze ratten, muizen, kuikens
en duiven. De ratten krijgt hij van de
rattenvanger, de duiven van duiven
melkers, de kuikens haalt hij bij een
kuikenbroederij. In de bijkeuken
heeft Van Maaren een groot school
bord bevestigd, waarop hij de gewich
ten van zijn vogels bijhoudt. Tot op de
gram nauwkeurig. Dat is belangrijk.
Een roofvogel moet gezonde trek heb
ben. Een volgevreten valk vliegt niet
op de loer en wanneer-ie té hongerig is
evenmin. „Als jij echte honger hebt,
kun je ook niet hardlopen."
De vocabulaire van Van Maaren bevat
termen als 'takkelingen' en 'stoppe-
lingen', hij heeft het over 'naadloos
gesloten poten' en 'tarsels'.
Hij vertelt over de jacht. Hoe hij in de
wintermaanden met zijn valken naar
België en Duitsland gaat; hoe hij met
een fret de konijnen uit hun hol jaagt
die vervolgens als prooi dienen voor
zijn gier- of slechtvalken. Hij verhaalt
over de handel; over kwekers in Enge
land en Duitsland die op de 'Arabi
sche markt'mikken. „In Arabië zijn ze
gek op hele grote soorten giervalken
en slechtvalken, dan praat je over vo
gels, waarvoor ze een halve ton beta
len. De Arabieren willen het beste van
het beste. En het geld komt daar toch
uit de grond, zeg maar."
Hij zou uren kunnen vertellen over de
ingewikkelde wetgeving, maar doet
dat niet. Want de regelgeving is der
mate gecompliceerd dat zij voor een
leek nauwelijks te bevatten is. Leg
maar eens aan een buitenstaander uit
waarom in de ons omringende landen
bepaalde roofvogels wél mogen wor
den gehouden en in óns land weer niet.
Daar is geen beginnen aan. Natuur
lijk, zegt Van Maaren ook, is het goed
dat de wetgever er op toeziet dat roof
vogels niet massaal aan de ketting
worden gelegd. Anders krijg je Engel
se toestanden."
Engelse toestanden?
„Daar is het weer té makkelijk om ui
len te kopen. Die worden dan op een
blok gezet, hele dagen, omdat dat zo
leuk staat in de tuin; zo'n vogel kwijnt
gewoon weg. De vogelasielen in Enge
land zitten vol met roofvogels. Daar
om waren ze er laatst ook zo bang voor
dat Harry Potter-gedoe. Ze waren
bang dat iedereen massaal sneeuwui-
len zou gaan kopen. Ik heb het ook wel
's hoor, dat ze me vragen: 'wat kost
zo'n uil, die moet ik ookhebben'. Maar
daar begin ik niet aan."
Hoofdschuddend: „Laatst in Lim
burg was er een sneeuwuil gesigna
leerd. Ze hebben dat beest opgejaagd,
niet normaal. Vogelaars zaten d'r ach
teraan, het Journaal zat er achteraan,
verschillende tv-zenders zaten d'r
achteraan. Zo is dat beest naar de
snelweg gedreven, tegen een vracht
wagen aangevlogen en een dag erna:
kapot. Niet te geloven. Als de mensen
zo graag een foto van een sneeuwuil
willen maken, moeten ze maar een
keer naar een demonstratie van mij
komen kijken."
Krantenknipsel
Op tafel ligt een krantenknipsel, ge
dateerd 3 februari 1998. Oehoe op
Goes'politiebureau, luidde de kop.
Zijn oehoe: Sunday. De kwestie baar
de enig ophef. Van Maaren was ver
strikt geraakt in de gigantische hoe
veelheid ingewikkelde nationale en
internationale regeltjes die gelden
voor het houden van uilen. Van Maar
en beschikte, zo hadden de betrokken
instanties bepaald, voor zowel zijn
geliefde Sunday als zijn kerkuiltje Ty
to niet over de vereiste papieren. Inle
veren! vonden de gezagsdragers. Be
gin ik niet aan, sprak Van Maaren. En
zo kwam daar een rechtzaak van. De
procedure duurt nu al vier jaar, sleep
te zich van rechtbank naar gerechts
hof.
Een uitspraak is er nog steeds niet.
Ruben van Maaren: „Stel dat ik het
verlies, Sunday kunnen ze me in ieder
geval niet meer afnemen. Of ze moe
ten hem in mijn achtertuintje komen
opgraven."
Willem van Dam
zaterdag 9 februari 2002
Ruben van Maaren met (vlnr) sneeuwuil Björn, kerkuiltje Tyto en arend Senna.
foto Lex de Meester
Wie op de televisie wel eens een aflevering bekijkt
van een Amerikaanse rechtbankserie, kent het
fenomeen: de advocaat van een verdachte en de offi
cier van justitie onderhandelen met elkaar over het
verloop van het proces. Plea bargaining heet dat. De
advocaat biedt een schuldbekentenis van zijn cliënt
aan in ruil voor strafvermindering. Die kan worden
gegeven, doordat de officier van justitie de verdachte
een strafbaar feit ten laste legt waarvoor bijvoor
beeld ten hoogste tien, inplaats van maximaal twin
tigjaar staat. Zo kan van moord in de tenlastelegging
doodslag worden gemaakt, als de verdachte dat laat
ste feit maar wil bekennen.
Het doel van dit soort deals is tijd te besparen. Er
wordt gewoon een overeenkomst gesloten waarbij
het Openbaar Ministerie minder tijd en energie hoeft
te steken in het dichttimmeren van de bewijsvoering.
Immers, er komt een bekentenis en dat volstaat voor
een veroordeling, zonder dat daar een jury aan te pas
hoeft te komen. Het voordeel voor de verdachte is dat
hij tevoren de maximale hoogte kent van zijn strafZo
worden vaak alle partijen tevreden gesteld: de offi
cier van justitie krijgt een verdachte veroordeeld, de
verdachte loopt minder risico en er wordt een tijdro
vende procedure omzeild. Negen van de tien strafza
ken worden op die manier afgedaan en komen niet
voor de juryrechtbank.
Balans is een rubriek over rechtspleging
In de strafrechtpleging in Nederland komt het ver
schijnsel van plea bargaining slechts in één geval
voor. Als Nederland de verdachte van een strafbaar
feit uitlever: aan de Verenigde Staten en dit verdach
te loopt op grond van het Amerikaanse recht de kans
ter dood veroordeeld te worden, dan wordten over
eenkomst gesloten. De Amerikaanse officier van jus
titie zegt toi een feit ten laste te leggen, waarop de
doodstraf niet kan volgen. Hij schroeft zijn eis dus in
zo'n geval naar beneden. Dat soort overeenkomsten
wordt altijd nagekomen. De Amerikanen v.'_ ten dat,
als ze hun toezegging niet gestand doen, daarmee de
laatste uitlevering uit Nederland heeft plaatsgevon
den. Voor het overige bestaat het fenomeen van plea
bargaining in de Nederlandse rechtsgang niet. Voor
de rechtbank wordt weliswaar af en toe poker ge
speeld, maar formeel zijn elementen van dat spel niet
in het stelsel opgenomen. Niettemin, net als de Ver
enigde Staten, kampt Nederland met een nijpend
probleem dat zich in alle schakels van de strafrechte
lijke keten doet voelen. De politie, het Openbaar Mi
nisterie, de Rechterlijke Organisatie en het gevange
niswezen kampen met grote tekorten aan mankracht,
dan wel aan cellen. Dat is het gevolg van politieke
keuzes die in het verleden zijn gemaakt.
Het Openbaar Ministerie kiest in een aantal gevallen
voor een benadering die lijkt op het Amerikaanse po-
kerspel. Het treft in vele duizenden gevallen per jaar
schikkingen met wetsovertreders van allerlei plui
mage. Dat is niet nieuw. Het Openbaar Ministerie
probeert tijd te winnen. Dat gebeurt via het zoge
naamde wetje Mulder, waarmee iedereen die wel eens
wat te hard rijdt in aanraking komt. De snelheids
overtreder krijgt een acceptgiro thuisgestuurd en als
hij die tijdig betaalt, komt het niet tot vervolging. Het
gebeurt ook in grotere zaken, zoals die rorld de bouw
fraude of rond Versatel dat verdacht werd van te los
jes omspringen met de regels die de belastingen
stellen. Wordt er betaald, dan is het hoofdstuk afge
sloten. Anders dan in de Verenigde Staten worden in
Nederland uitsluitend schikkingen getroffen als ter
terechtzitting alleen een geldboete zou moeten wor
den gevorderd en op een delict niet meer dan zes jaar
gevangenisstraf staat. Als het gaat om bedrijven, is
het veelal onmogelijk gevangenisstraffen uit te delen
en kan alleen maar een financiële sanctie worden op
gelegd.
In de Tweede Kamer is de laatste tijd een en ander
maal moord en brand geschreeuwd over de aantas
ting van het rechtsgevoel als gevolg van die schikkin
gen. De politiek voelt zich opgejaagd door het
gezonde volksgevoel en probeert meer greep te krij
gen op het doen en laten van het Openbaar Ministerie.
En daarbij wordt getornd aan de broze verhouding
die er is tussen de politiek en de organisatie die in dit
land is belast met de opsporing en vervolging van
misdrijven. Dat is riskant. Het is goed dat het Open
baar Ministerie in laatste instantie verantwoording
heeft af te leggen aan de minister van Justitie en in
diens verlengde tegenover het parlement. Maar de
politiek doet er wel verstandig aan zich zoveel moge
lijk op afstand te houden. Het. is niet bevorderlijk
voor het rechtsgevoel als het OM een zwalkend beleid
voert, aangestuurd door politici die de waan van de
dag volgen. In de discussie die op dit moment wordt
gevoerd ert die nog wel zal verhevigen tijdens de par
lementaire enquête naar de bouwfraude, wordt nogal
eens gewezen op het feit dat de schikkingen buiten
het licht van de openbaarheid blijven. Dat probleem
is eenvoudig op te lossen. Er kan gewoon geregeld
worden dat justitie alle schikkingen boven een be
paald bedrag naar buiten brengt.
Er wordt ook geklaagd over het feit dat de handelwij
ze van het OM moeilijk te toetsen valt en hier en daar
wordt gesuggereerd op dat stuk van zaken een rol aan
de Tweede Kamer toe te kennen. Dat zou zonder twij
fel leiden tot een volstrekte chaos. Als toetsing ach
teraf moet plaatsvinden, kan dat beter aan een strikt
onafhankelijke instantie worden overgelaten.
In de aanloop naar de landelijke verkiezingen zal de
kwestie van de schikkingen een smakelijk onderwerp
zijn. Politici die met hun potentiële kiezers over het
rechtsgevoel van gedachten wisselen, zouden die kie
zers erbij moeten vertellen dat reeksen zaken tegen
overvallers, verkrachters en moordenaars met groot
uitstel moeten worden afgedaan als in andere zaken
via schikkingen geen tijdwinst meer wordt geboekt.
Voor de volledigheid zouden ze er ook nog bij moeten
melden wat het de belastingbetaler zou kosten als
door het optuigen van de vier schakels in de straf
rechtelijke keten het fenomeen van de schikking
overbodig gemaakt zou worden.
A.J. Snel