Woorden
in een
formule
PZC
Kundera en de
relatieve kortheid
van het bestaan
Niet alleen de kust verdwijnt achter de horizon
Abram
de Swaan
26
Mislukte
terugkeer
De smokkelaar
van de Exuma's
donderdag 7 februari 2002
e mensheid - hoe moet j e die eigenlijk voorstellen?
Als een verzameling individuen, vrijwel allemaal
anoniem en met een gelijkaardig karakter? Glo
baal verschillen mensen immers nauwelijks van elkaar. Bui-
ten- en binnenkant kent maar een geringe variatie, wat
groepsvorming vergemakkelijkt.
Voor sociologen bestaat de
mensheid uit groepen. Ze
kijken naar de manier waarop
groepen mensen zich organise
ren, zich verhouden tot andere
groepen, naar de structuren en
systemen die individuen tot
groep maken. Ook al weet je na
het lezen van het werk van W.F
.Hermans dat de chaos niet
overwonnen wordt, de sociolo
gische kijk op het mens als kud
dedier is interessant.
Een aspect van het leven in
groepen is de taal die gebruikt
wordt. Mensen schelden en
schreeuwen tegen elkaar als le
den van een groep, zeggen soms
aardige dingen, schrijven boe
ken en overbodige teksten, le
zen een gat in de nacht. Soms
doet iemand dat om een ander
groepslid op afstand te houden,
soms wil je over een boek pra
ten. Verbaal geweld, preken en
praten, telefoonsex het valt al
lemaal onder communicatie.
Taalkundigen wisten dit al lang.
Ze bestuderen de manier waar
op talen functioneren. Hoe
spreek je iemand aan? Wanneer
gebruik je standaardtaal? Hoe
open je een communicatieve
ontmoeting? Hoe praat je ie
mand plat? Hoe zeg je ja als je
nee bedoelt?
Je hebt taalregisters en stijlen
tot je beschikking. Sprekers zijn
voortdurend en simultaan bezig
op elkaar te reageren. Het is een
geheimzinnige situatie. Zo
neemt een spreker stilzwijgend
aan dat zijn woorden hetzelfde
betekenen als voor wie ze be
luistert. Tegelijkertijd weten we
dat talen voortdurend verande
ren. Waar gesproken wordt,
gaan dingen verloren en komt er
wat bij. Taalsociologen of so-
ciolinguïsten zijn er tuk op te
weten of er een verschil is in cle
manier waarop mannen en
vrouwen hun taal gebruiken.
Een echte socioloog - zo een die
de mensheid in groepen verdeelt
- kijkt anders naar talen. Die
stelt vast dat de wereldbevol
king uit vij f duizend groepen be
staat die elk een eigen taal spre
ken en de andere niet verstaan.
Een Babylonische spraakver
warring? Nee, al die groepen
zijn met elkaar verbonden door
mensen die meer dan een taal
spreken. Zo gezien worden de
bewoners van de aarde met el
kaar verbonden door een veel
talig netwerk. Een intrigerende
gedachte.
Dit uitgangspunt was voor de
Amsterdamse socioloog Abram
de Swaan de basis voor een ana
lyse van 'het mondiale taalstel
sel'. Het moet maar direct ge
zegd worden: het levert een
subliem boek op. Het zit harmo
nisch in elkaar, het is in een
mooie afgewogen stijl geschre
ven die nergens epateert - al zou
het hier en daar wat toeganke
lijker mogen. Het is doordacht
en subtiel en tegelijkertijd is het
superieur ii) het geschetste per
spectief. Dat wordt met be
scheidenheid gepresenteerd.
Een boek met liefde gemaakt.
Schitterend.
Woorden van de wereld begint
met een inleidend hoofdstuk
over het wereldtalenstelsel,
daarna worden theoretische as
pecten behandeld. Talen als col
lectieve goederen, de communi
catieve waarde van een taal en
allerlei kwesties van meertalig
heid bij de uitwisseling van in
formatie. Vervolgens bespreekt
De Swaan de taalsituatie in In
dia, Indonesië, Midden-Afrika,
Zuid-Afrika, de Europese Unie.
In al die gebieden is er een bij
zondere taalsituatie. In India
bestond er een veelheid aan
groepen en talen. Uiteindelijk is
na de dekolonisatie daarvan als
talen met de hoogste communi
catieve waarde Hindi en Engels
overgebleven. De koloniale taal
bleek in India van grote beteke-
nis, ook nadat de Engelsen wa
ren vertrokken. In Indonesië is
de taal van de kolonisator, het
Nederlands, zonder betekenis
geraakt. Maar er gebeurde nog
iets anders. De grootste bevol
kingsgroep, de Javanen, sterk
vertegenwoordigd en in bevrij
dingsbeweging, drukte het Ja
vaans niet door als nieuwe een
heidstaal, maar koos voor de
matig in aanzien staande lingua
franca, de omgangstaal van de
archipel, als taal van de nieuwe
staat, het Maleis.
In Midden-Afrika is de situatie
nog gecompliceerder, terwijl
Zuid-Afrika voor een taaisocio
loog een weerbarstige werke
lijkheid oplevert. De nieuwe
regering van Zuid-Afrika bij
voorbeeld erkende vrijwel alle
kleine inheemse talen. Toch
ontwikkelt het land zich tot een
Engelssprekende natie. De po
sitie van het Afrikaans is, on
danks de vele blanke en zwarte
sprekers, zo geassocieerd met
het blanke apartheidsbewind
dat de toekomst vrijwel hope
loos is. Na het boek van De
Swaan geldt als verklaring ook
de communicatie waarde. In al
le gevallen is Engels als eerste of
tweede taal een voorwaarde
deel te kunnen nemen aan de
De Amsterdamse socioloog Abram de Swaan analyseert het mondiale taalstelsel.
economie, de internationale
uitwisseling van goederen, in
clusief culturele voortbrengse
len. Erkenning van een 1deine
taal helpt niet, sterker het sanc
tioneert de geringe .waarde.
De communicatieve waarde van
een taal, de Q-waarde, wordt
door De Swaan met een formule
bepaalt. Het is een uiterst ver
nuftig aspect van dit rijke boek,
een vondst die nog jaren in de
taalsociologie zal doorklinken.
De Swaan maakt met zijn for
mule zichtbaar hoe de verhou
ding is tussen groepen die een
taal beheersen, als eerste of
tweede taal ten opzichte van al
le meertaligen. Zo bepaalt hij
hoe 'centraal' een taal is in het
mondiale taalstelsel. Het Engels
is hypercentraal, dan komen er
supercentrale talen en vervol
gens talen die nog lager in het
wereldstelsel komen op grond
van de Q-waarde. Ondertussen
heeft De Swaan nog iets gedaan:
historisch sociologisch onder
zoek van talen gecombineerd
met een theorie. Die verklaart
hoe mensen min of meer ratio
neel tot de keuze van een eerste
of een tweede taal komen.
In deze benadering wordt een
taal gezien als een 'instrument':
om je gedachten onder woorden
te brengen, om met je medemens
om te gaan, om te participeren
in onderwijs, bestuur en econo
mie, om kennis te nemen van
culturele goederen zoals litera
tuur, wetenschappelijke en reli
gieuze teksten. Een taal op zich
zelf, als verzameling woorden
die met een grammatica tot zin
nen gevormd kunnen worden -
daarvan kan de waarde in een
mondiaal talenstelsel sociolo
gisch nauwelijks bepaald wor
den. Dat kan betreurd worden,
onder andere door mensen die
het verdwijnen van talen als een
culturele verarming zien. Die
mensen vergelijken een ver
dwijnende taal graag met uit
stervende planten, of dieren.
Maar hoe die flora en fauna te
behouden als het klimaat ver
andert? Dat is met het wereldta
lenstelsel aan de hand. Het En
gels prevaleert. Het is verder
heel simpèl: mensen leren een
belangrijke taal en verwaarlo
zen hun eigen taal. In drie a vier
generaties leidt tweetaligheid
tot uitholling van de eigen taal.
Vooral als het domein waarin
die 'eigen taal' gebruikt wordt
beperkt is, in aantal sprekers en
in waardering. Als een taal bo
vendien niet de (enige) toegang
is tot een waardevol cultureel
erfgoed van teksten en litera
tuur, is de toekomst somber
maar duidelijk.
foto Klaas Koppe
Dit klinkt tamelijk abstract.
Een verhaal over het Neder
lands leidt echter binnen zo'n
benadering op lange termijn he
lemaal niet tot geruststellende
woorden. De Q-waarde van het
Nederlands is niet zo groot in de
grote wereld. Om over streekta
len maar te zwijgen.
Een enkele keer krijg je een boek
onder ogen waarvan je bij lezing
weet dat het grote invloed zal
hebben. Er zal geen discussie
meer zijn over tweetaligheid,
taalstelsels en verdwijnende ta
len zonder dat zo'n boek ter
sprake komt. Zo'n boek schreef
Abram de Swaan. Uit het En
gels vertaald.
Lo van Driel
Abram de Swaan: Woorden van de
wereld. Het mondiale taalstelsel -
Uitgeverij Bert Bakker, 300 pag..
28,95.
Het deze week in vertaling
verschenen L'ignorance
(Onwetendheid) is de derde
boek dat Milan Kundera direct
in het Frans schreef. Hij ver
huisde in 1975 van zijn geboor-
teland Tsjecho-Slowakije naar
Frankrijk. In Parijs ging hij
langzaam van het Tsjechisch
over op het Frans, zoals Nabok
ov eertijds het Russisch inruilde
voor het Engels na zijn verhui
zing naar de Verenigde Staten.
Ondanks het feit dat er altijd
een warme relatie tussen het
f rancofiele Praag en Parijs heeft
bestaan en ondanks het gegeven
dat Kundera al in 1971 een to
neelstuk in het Frans schreef,
moet de verandering van 'voer
taal' voor een schrijver iets
drastisch zijn. En zou er voor
een schrijver die in een andere
taal is gaan denken en schrijven
een weg terug zijn als de politie
ke redenen voor de landverhui
zing lange jaren later alsnog
wegvallen? Kundera kan hoog
uit vermoed en gehoopt hebben
dat het communisme ooit zou
verdwijnen en hij weer in alle
vrijheid in Praag en in het Tsje
chisch zou kunnen werken.
Door de val het communisme in
1989 en de jaren daarop volgend
zijn de belemmeringen om terug
te keren verdwenen. De Grote
Terugkeer, het zou kunnen.
Maar afgaande op Onwetend
heid zal Kundera niet weer naar
Praag verhuizen. Hij stuurt in
de korte roman zijn personages
vooruit en dat wordt bepaald
geen succes.
Irena gaat terug. Ze is ooit naar
Parijs gevlucht. Haar Franse
vrienden verwachten niet an
ders van haar dan dat ze staat te
trappelen van ongeduld om te
rug te mogen keren naar het
vrije vaderland. Maar diep in
haar hart wil Irena helemaal
niet. 'Parijs' heeft haar veran
derd, ze weet dat haar leven blij
vend is beïnvloed door de jaren
vaix ballingschap. Het is dat Gu-
staf, de van oorsprong Deense
vriend met wie ze in Parijs
woont, al enige jarexx een kan
toor in Praag heeft. Het vormt
een soort bruggenhoofd.
Contre coeur gaat Irena terug.
Echt enthousiast woxxlt ze pas
als ze op het vliegveld Josef: her
kent, een man met wie ze voor
haar vlucht naar Frankrijk in
een Praags café heeft zitten flir
ten. Dat het die avond verder tot
niets leidde, heeft ze altijd be
treurd en de asbak die ze ter her
innering aan de avond die geen
nacht werd in haar tasje had la
ten glijden, is een talisman ge
worden. Wat een goed teken dat
ze Josef op dit cruciale moment
in haar leven terugziet. Kan ze
via hem dan toch moeiteloos
aanknopen bij haar oude be
staan, waar twintig jaar geleden
zo'n abrupt einde aan kwam? Ze
gaat er warempel in geloven.
Bij twintig jaar lijkt Kundera de
- grens te trekken. Na twintig jaar
kun je niet meer terug. Een wil
lekeurig getal? Niet als je, zoals
Kundera doet, de Odyssee op dit
punt volgt. Odysseus vex'liet It-1
haca om oorlog te voeren in Tro-
je. Na tien jaar wilde hij terug,
maar eerst hielden de goden
hem drie jaar op en nog eens ze
ven jaar was hij gijzelaar van de
godin Calypso. Odysseus was
twintig jaar van huis om vervol-
gens niet meer te weten waar hij
was aangeland.
Twintig, het getal speelde ook
nog eens een macabere rol in de
geschiedschrijving van Tsje
cho-Slowakije. De onafhanke
lijkheid van 1918 raakte het in
1938 weer kwijt. De inval in
1968 volgde op de revolutie in
1948. De communistische greep
van 1969 verdween in 1989.
Wiskundig' toeval? Kundera
jongleert graag met cijfers en
ideeën. Een hoogtepunt wat dat
betreft, is hoofdstxxk 34 waarin
hij uitlegt hoe onze verwachting
dat een mensenleven gemiddeld
tachtig jaar duurt deel uitmaakt
„van de definitie van de ïxxens
zelf."
„Wie met behoud van al zijn
kracht twee keer zo lang zou
kimnen leven, dus laten we zeg
gen honderdzestig jaar, zou niet
tot dezelfde soort behoren als
wij. Als een emigrant na twintig
jaar in het buitenland te hebben
geleefd weer zou terugkeren
naar zijn vaderland met nog
honderd jaar te leven voor de
boeg, zou hij amper de emotie
van een Grote Terugkeer voelen,
waarschijnlijkzou het voor hem
helemaal geen terugkeer zijn
maar alleen een van de vele om
wegen op de lange tocht van zijn
bestaan. Want ook het begrip
vaderland zelf houclt ver-
banc! met de relatieve kortheid
van het leven, dat ons te weinig
tijd gunt om ons te hechten aan
een ander land, andere laxxden,
andere talen." Een ingewikkel
de, literaire manier om te zeg
gen dat bij een mensenleven van
tachtig jaar een terugkeer na
tien jaar nog kan.
Maar laten we Kundera niet af
rekenen op zijn filosofische in
termezzo's. Die maken nu een
maal onlosmakelijk deel uit van
zijn romans. De ondraaglijke
lichtheid van het bestaan, de ro
man (uit 1983, vertaling 1985)
waarmee Kundera's zegetocht
pas echt inzette, begon met twee
hoofdstukken bespiegelingen
over Nietzsche's begrip van de
eeuwige terugkeer voordat het
drama rond Tomas en Tereza
zich ontvouwde.
De filosofie is haast ingebakken
in de vorm van Kundera's re
mans. In Onwetendheid vallen
de intermezzo's des te meer op
omdat de roman zo kort is, zo
gecondenseerd. Des te opmer
kelijker hoe de schrijver cle figu
ren in dit korte bestek tot leven
weet te wekken. Irena en Gus-
taf, Josef, Irena's 'Boheemse'
vriendinnen - mensen van vlees
en bloed, terwijl ze soms slechts
in bijzinnen zijn aangestipt en
beschreven. Meesterlijk ge
daan.
En wat een symbolische tragiek
wanneer Irena al haar erotische
remmingen van zich afgooit en
zich aan Josef geeft, alsof hij
haar oude vaderland verbeeldt,
om er achter te komen dat hij
haar naam niet meer kent, zich
de ontmoeting in het café niet
herinnert, en ook de asbak hem
niks zegt.
Theo Hakkert
Milan Kundera: Onwetendheid. Ro
man - Vertaling: Martin de Haan.
Uitgeverij Ambo, 132 blz, €.19,01
(gebonden)
In de nieuwe roman van schrijver en zee
zeiler Geert van der Kolk spat het schuim
hoog op. Een verhaal over zeebonken, roes
tige trawlers en mensensmokkel, onder een
meedogenloze Caribische zon. „Op zee
neem je afscheid van de beschaving."
Geert van der Kolk (1954) is hard op weg een
eeuwige belofte te worden. Sinds 1988
schreef hij zeven romans en verhalenbun
dels die merendeels welwillend door de kri
tiek werden ontvangen, maar die het grote
publiek toch niet naar de boekhandel deden
hollen. Misschien komt daar nu verande
ring in met de roman De smokkelaar van de
Exuma's, een literair jongensboek over ru
we bolsters en halve criminelen die de woe
lige wateren rond de Bahama's afschuimen
op zoek naar smokkelwaar en andere ge
makkelijke maar illegale verdiensten.
Het basismateriaal voor zijn nieuwe boek
vergaarde Van der Kolk, die sedert begin ja-
ren tachtig in de Verenigde Staten woont,
gedurende een maandenlange zeiltocht
kriskras door de eilandengroep tussen Flo
rida en Haïti. De schrijver - huisman, vader
van twee kin deren en getrouwd met een eco
nome van de Wereldbank - is verzot op het
leven buitengaats. Over enkele maanden
onderneemt hij een expeditie naar Groen
land en Baffin Island in het Noordpoolge
bied, waar hij op zoek gaat naar een exem
plaar van de Grote Alk, de uitgestorven
gewaande pinguïn van het hoge noorden.
Ook wil Van der Kolk een poging doen de In-
ventio Fortunatae te herschrijven, een mid
deleeuwse reisbeschrijving van Groenland
en Labrador die verloren is gegaan. De tocht
Geert van der Kolk, schrijver en zeezeiler.
moet tot een roman leiden. „Door een proces
dat ik zelf maar half begrijp, komt uit mijn
ervaringen 'on the road' geen reisliteratuur,
maar altijd weer fictie voort", zegt hij.
Mag je De smokkelaar van de Exuma's een
avonturenroman noemen? „Jazeker, alle
elementen van de avonturenroman zijn vol
op aanwezig. De hoofdpersoon van het ver
haal, kapitein Gramm, stort zich in een be
hoorlijk riskante onder-neming als hij voor
een reder op zoek gaat naar een verdwenen
schip, maar het wordt ronduit gevaarlijk als
hij zich met mensensmokkel inlaat. Het toe
val speelt een belangrijke rol in het verhaal
en de locatie is heel exotisch."
Het verhaal doet aan Hemingway denken.
„Kan ik in komen. Het boek begint in Bimi-
ni, en op dat eiland is sinds Hemingway
daar kwam vissen en drinken, niets van be
lang meer gebeux-d. Ik bewonder Heming
way zeer en herlees hem voortdurend. In
zijn latere boeken werd hij een karikatuur
van zichzelf. Als lezer kun je daarbij je
schouders ophalen en je concentreren op de
eerste paar romans en de korte verhalen. Als
je schi-ij ver bent ligt het een stuk persoonlij
ker. Het besef dat een groot talent zo redde
loos in banaliteiten kan vei-zanden is angst
aanjagend."
Het proza is economisch, bijna kaal. Was
dat altijd al zo, of is dat met de jaren geko
men, wellicht ook onder invloed van Ameri
kaanse auteurs? „Stijl hooit bij inhoud.
Actie en dialoog lenen zich voor korte en
bondige zinnen. In beschrijvingen van de ei
landen en de zee heb ik het veel breder laten,
hangen. In het algemeen geloof ik wel dat
spaarzaamheid een verdienste is. Iets weg
laten is vaak suggestiever dan een hele rij
beeldspraken en bijvoeglijke naamwoor
den. Ik wil mijn personages en mijn land
schappen niet uitleggen, maar laten zien.
Met weinig woorden veel zeggen is overi
gens geen Amerikaans idee. Tsjechov, Kaf
ka, Elsschot en Borges kletsen je ook niet de
oren van je kop."
Emotie is ver te zoeken in het verhaal. Hij
schrijft afstandelijk, registrerend, docu
mentair Aan het eind van de roman weet de
lezer nog steeds niet wat die kapitein
Gramm nou voor iemand is. Heeft hij een
hekel aan psychologiseren? „Alleen in de li
teratuur Maar even serieus: het is niet de
taak van een romanschrijver om personages
uit te leggen, maar om ze te ci-eëren. Weet jij
wat voor iemand Don Quichote is? Of
kapitein Ahab uit Moby Dick? De beste ro
manfiguren zijn x-are sujetten die zelfs na
herlezing van hun boeken onbegrijpelijk
blijven."
Moet dit boek zijn doorbraak naar een gro
ter publiek worden? „Nou, ik geloof dat De
smokkelaar extra aandacht verdient omdat
het een ongewoon boek is. De actie, de zee en
de ti-opische eilanden steken nogal af tegen
Hollandse binnenkamers en slaapkamers.
Zelfs de alcohol, een dominant thema in de
Nederlandse litei-atuur, speelt in mijn boek
nauwelijks een rol."
De pei'sonages in zijn boeken falen en mis
lukken veelal. Hij is niet voor niets wel eens
een 'zoon van W.F. Her-mans' genoemd. „Dat
beschouw ik als een compliment."
Wat heeft hij met de zee? Hoort hij de 'roep
van het water'? „Het is in cle eerste plaats
een instinctieve reactie, het gevoel van eu
forie als je op het laatste duin klimt en ein
delijk de zee ziet. Het zal voor een deel door
herinnering komen. Ik ben in Velsen opge
groeid, dichtbij het strand en het Noordzee
kanaal, dat toen een drukke scheepvaart
route was. Ik heb hier veel op de oceaan
gezeild, van Maine tot de Bahama's. Zoclra
je buitengaats bent ervaar je een unieke
vrijheid. Niet alleen de kust verdwijnt ach
ter de horizon, maar ook de routine, de con
venties, de frustraties en de paranoia die bij
de beschaving op het vasteland horen. Je
kan natuurlijk ook afscheid nemen van de
beschaving door aan de jenever te gaan. Op
zee, in je eigen boot, moet je voor je vrijheid
werken. Je moet navigeren, op het w^er let
ten, voortdurend dingen repareren. Alles
wat je doet, doet ertoe. De zee is niet mooi.
Mooie dingen, een Italiaans palazzootje,
een goed gelukt lichaam, of een afbeelding
daarvan, een ei van Fabergé, zijn altijd rela
tief klein, duidelijk omgrensd en afgemeten,
niet per se symmetrisch, maar wel in harmo
nische proporties, en altijd helder- en over
zichtelijk. De zee is bijna het tegenoverge
stelde: oneindig' groot, vormeloos, vaak
donker en dreigend en altijd onvoorspel
baar en geheimzinnig. De zee is veel meer
dan gewoon mooi."
Heeft hij nooit overwogen om maar in het
Engels te gaan schrijven? „Jawel, maar ik
heb dat idee snel verworpen. Met uitzonde
ring van Samuel Becket, die in allerlei op
zichten een geval apart was, ken ik geen
voorbeelden van schrijvers die vrijwillig
van taal veranderd zij nElke alineaelke zin
zit vol met onuitgesproken verwijzingen
naar andere zinnen en onverwachte verhou-
dingen tussen woorden en Manken. Elke zin
is bovendien een stoelendans met clichés en
afgezaagde beelden. Ik hoop dat er te zijner
tijd een Engelse vertaling van De smokkela-
aarvan de Exuma's zal verschijnen. Op mijn
website heb ik het eerste hoo fdstuk zowel in
het Nederlands als in het Engels gepubli
ceerd. Mijn Engelse tekst is waarheidsge
trouw, maar het klinkt vlak en simplis
tisch."
Kan een Nederlandstalig schrijver zo lang
zonder Nederland? „Nee, maar die Neder
landse context is er altijd in de vorm van de
taal en het geheugen. Er zijn tal van schrij
vers clie het grootste deel van hun leven bui
tenslands hebben gewoond. Toergenjev,
Ibsen, Joyce en Milosz zijn een paar heel be
roemde voorbeelden. Tegenwoordig is bui
tenslands wonen ook een stuk minder dra
matisch. Internet is overal en het is maar-
zeven uur vliegen naar Amsterdam." Maar
voelt hij zich na bijna twintig jaar nog Ne
derlander? „Jazeker, maar mijn gevoelens
zijn een beetje ingewikkeld en tegenstrijdig.
Ik denk soms aan Slauerhoff die zei: 'Liever
heimwee dan Holland'."
Hans Gulpen
Geert van der Kolk: De smokkelaar van de Exu
ma's - Uitgeverij L.J. Veen, 176 blz., €14,-.