PZC
Alles in een transparante sluier
Na een dikke eeuw was het blauw meestal verdwenen
25
Dromen van Holland
-ma?~
donderdag 7 februari 2002
Claude Monet (1840-1927): Bollenvelden en molens bij Rijnsburg.
<r
-
ü-
- J /N "'J t
t;s.ïIJ rJJl'.'Ü*'
Wassily Kandinsky (1866-1944): Holland Strandkoerbe.
George Hitchcock: In de Haarlemmer tulpenvelden, 1887.
wintig jaar lang bracht de Haagse kunsthistoricus
Hans Kraan nauwgezet in beeld welke
buitenlandse kunstenaars door de eeuwen heen
naar Holland kwamen om hier strandgezichten, havens en
het polderlandschap in beeld te brengen. Dürer, Turner,
Millet, Corot, Liebermann, Monet, Signac, Picasso,
Kandinsky, Ensor en Kokoschka; stuk voor stuk kwamen ze
naar het land van Rembrandt, Van Ruisdael en Cuyp.
Talloos zijn de opmerkingen
van buitenlandse kunste
naars over het licht in Holland.
Het licht, zoals dat al door de
17e-eeuwse meesters als Rem
brandt, Van Ruisdael en Cuyp
was gevangen. In brieven, reis
verslagen en dagboeken noteer
den ze hun waarnemingen.
Daubigny sprak van 'het blonde
Holland', de Amerikaanse
schilder George Hitchcock
heeft het over de nevels die uit
het water opstijgen en alles in
een transparante sluier hullen.
En James McNeill Whistler riep
uit: 'Moet je die luchten zien!
Blauwe luchten zie je alleen in
Holland, waar je van die grote
witte wolken hebt en daartus
sen is het dan blauw'.
Met name in de 19e eeuw be
zochten enorme aantallen bui
tenlandse kunstenaars het land
waar Rembrandt, Van Ruisdael
en Cuyp hadden geleefd en ge
werkt. Ze bezochten het Mau-
ritshuis in Den Haag om 'De
Stier' van Potter en Rembrandts
'Anatomische Les' te kunnen
aanschouwen. Met de trek
schuit bereisden ze het halve
land. Ze keken rond in Delft - de
stad van Vermeer - en in Leiden,
Scheveningen, Katwijk en Dor
drecht. Ze bezochten het Frans
Halsmuseum te Haarlem en het
Trippenhuis in Amsterdam, om
de schilderijen van Ferdinand
Bol en Allard van Everdingen te
zien.
Hans Kraan, sinds 1979 werk
zaam op het Rijksbureau voor
Kunsthistorische Documenta
tie (RKD), ontdekte eigenlijk bij
toeval hoe groot die belangstel
ling voor Holland wel niet was.
Zijn vriend John Sillevis, ver
bonden aan het Haags Gemeen
temuseum, bereidde in 1980 een
tentoonstelling 'Max Lieber-
man in Holland' voor. Bij het
doornemen van de dossiers op
het RKD werd duidelijk dat Lie
bermann slechts één van de vele
Duitse kunstenaars was, die
eind 19e eeuw Hollandse onder
werpen schilderde. Vanaf dat
moment was Kraans belang
stelling gewekt.
Het nu verschenen boek Dro
men van Holland - begeleid
door een gelijknamige tentoon
stelling in het Haags Gemeente
museum (t/m 12 mei) - gaat ver
der terug in de geschiedenis dan
de 19e en 20ste eeuw. Want al
werden de polders en rivieren,
de stranden en de grachten pas
in die tijd met name door bui
tenlandse kunstenaars gewaar
deerd, ook in eerdere eeuwen
bereisden buitenlandse kunste
naars Holland. Vaak waren ze
hier op doorreis, op weg naar
een opdracht of met andere za
kelijke motieven. Zoals Al-
brecht Dürer in 1520 die in
Brussel zijn jaargeld bij Keizer
Karei V veüig wilde stellen. Dü
rer bleef een jaar in de Neder
landen. Zijn reisverslag illu
streerde hij met tekeningen en
hij schetste onder meer met zil
verstift een gezicht op Bergen
op Zoom.
En dan waren er vanzelfspre
kend in de Gouden Eeuw de
kunstenaars die naar de Lage
Landen kwamen om in de leer te
gaan bij de grote meesters. De
Duitsers Jürgen Ovens en Chris-
toph Paudiss werkten op het
atelier van Rembrandt, Joa
chim von Sandrart was in de
leer bij Gerard van Honthorst.
Op hun beurt droegen zij weer
bij aan het succes van Hollandse
kunstenaars in het buitenland.
De Italiaanse kunstenaars wa
ren het helemaal in die tijd. Niet
alleen bij de Duitsers, maar ei
genlijk overal in Europa. Elke
Engelse jongeman van goeden
huize moest bovendien zijn op
voeding afronden met een reis
naar Italië, een Grand Tour, om
stemd hotel: in Rotterdam 'De
Marquis van Wellington', in
Leiden 'The Golden Ball', in
Den Haag 'The Queen of Hun
gary', in Middelburg 'The King's
Head' en in Amsterdam zowel
'The Queen's Head' als 'The
English Bible'.
Zowel Engelse als Franse kun
stenaars togen naar de Noord
zeekust. Turner zocht het in de
kracht van het breken van gol
ven op de kust, Constable was
gefascineerd door het bijzonde
re licht dat de grenzen tussen
kennis te maken met de antieke
beschaving. Men reisde via
Frankrijken Zwitserland, maar
ook wel via de Nederlanden en
Duitsland. Ofschoon het ver
schijnsel Grand Tour al in 1670
door Richard Lassell wordt be
schreven, nam het fenomeen pas
halverwege de 18e eeuw werke
lijk grote vormen aan. Steeds
meer kunstliefhebbers en kun
stenaars uit Engeland maakten
zodoende kennis met Holland.
Vrijwel elke stad had in die da
gen een op Engelse gasten afge
zee, strand en lucht doet verva
gen. Vandaar was het maar een
kleine stap naar het zogenaam
de vissersgenre. Scheveningen
werd voor kunstenaars gaande
weg een begrip, zij het dat ze 't
veelal over Scheveling hadden.
Turner was voor alles benieuwd
naar het landschap, zoals hij dat
kende van de beroemde 17 e-
eeuwse schilders. Voor hem was
Holland het 'land van Cuyp'.
Dordrecht, Leiden, Haarlem,
Delft, Amsterdam, Utrecht,
Den Haag en Scheveningen,
Turner bezocht het allemaal. In
1825 zou hij weerkeren, in 1841
nogmaals. In zijn voetsporen
volgden anderen: Robert Hills,
Auguste Wall Calcott, William
Clarkson Stanfield en George
Cook. Laatstgenoemde had een
grote voorkeur voor het afbeel
den van vissersschepen in nood
voor de kust van Scheveningen.
Toen Cooke in 1843 hoorde dat
collega Stanfield onderweg
was, reageerde hij met 'Ik hoop
maar dat hij niet naar Scheve
ningen komt - Holland moet hij
maar aan mij overlaten.'
De belangstelling van de Fran
sen voor Hollandse landschap
pen was gewekt, zoals bij Eugè-
ne Isabey, die bij de onthulling
van het ruiterstandbeeld van
Willem de Zwijger in Den Haag
in contact kwam met Charles
Rochussen, Andreas Schelfhout
en de nog onbekende Johan
Barthold Jongkind. Isabey be
zocht later Jongkind in zijn ate
lier aan de Amsterdamse Veer
kade en nam hem - op kosten
van de prins van Oranje - in Pa
rijs in de leer.
De invasie van Fransen dient
zich aan met de komst van Gus-
tave Courbet, een i'adicale kun
stenaar die wil afrekenen met de
romantiek en aandacht vraagt
voor de realiteit van alledag. Al
spoedig geldt hij als voorman
van het realisme; hij schildert
bijvoorbeeld een begrafenis in
Ornans. Courbet bezoekt in
1846 Nederland. In de zomer
van 1852 volgt Edouard Manet,
die zowel het Trippenhuis in
Amsterdam, als het Frans Hals
museum in Haarlem en het
Mauritshuis in Den Haag aan
doet. Meerdere bezoeken volgen
en hij vindt hier zelfs zijn
vrouw, Suzanne Leenhoff uit
Zaltbommel - zuster van de
beeldhouwer Ferdinand Leen
hoff.
De beïnvloeding gaat over en
weer door. Want de School van
Barbizon - wegbereider voor het
impressionisme - is op zijn beurt
weer van grote invloed op de la
tere Haagse School. Ook lijkt er
geen eind in zicht aan dat dro
men van Holland, evenmin als
grenzen een rol spelen. De Duit
ser Max Liebermann, in 1874
actief in Barbizon, was al in Ne
derland geweest, maar blijft
hier voortdurend terugkeren.
Claude Monet, experimente
rend met zijn kleuren, schildert
bollenvelden bij Rijnsburg.
'Enorme velden vol bloemen,
wonderlijk mooi, maar wel om
de arme schilder gek te maken',
schrijft hij zijn vriend Théodore
Duret. Paul Signac, die in kleine
stipjes schildert, werkt in Rot
terdam, Overschie, Maassluis,
Volendam, Vlissingen en Veere.
Ook James Ensor ontwikkelt
een voorliefde voor Zeeland en
schetst onder meer het kerkje
van Tholen. Wassily Kandinsky
komt in 1904 met zijn minnares
Gabriele Münter naar Neder
land om musea in Rotterdam en
Den Haag te bezoeken. Ze ma
ken ook uitstapjes naar Edam,
Volendam, Marken, Broek en
Hoorn. Kandinsky is gefasci
neerd door het licht aan zee in
Scheveningen en Zandvoort.
Het levert een geabstraheerd
strandtafereel op met rieten
stoelen.
Kurt Schwitters onderneemt in
1923 met Theo en Nelly van
Doesburg zijn Dada-tournee,
waaraan ook de Hongaarse
kunstenaar Vilmos Huszar
deelneemt. Oskar Kokoschka
schildert twee jaar later in zijn
hotelkamer in het Scheveningse
Kurhaus twee bloemstillevens
met op de achtergrond strand en
zee en Max Beekman wijkt in
1937 uit naar Nederland voor de
dreiging van het nationaal-so
cialistische regime in Duits
land, dat zijn entax-tete werken
vernietigt.
Hans Ki-aan heeft het allemaal
minutieus en aangenaam lees
baar in kaart gebracht. Van het
begin tot het eind. Zelfs de Ame
rikaan James Turrell die in 1996
in de duinen van Kijkduin een
'Hemels Gewelf' - een kunstma
tige krater opgetrokken uit een
aarden wal van vijf meter hoog -
realiseerde, ontbreekt niet.
Coos Versteeg
Expositie: Dromen van Holland -
Haags Gemeentemuseum, t/m 12
mei. Publicatie: Hans Kraan - Dro
men van Holland; Uitgeverij Waan-
ders, €24,50.
Bezoekers van het Utrechtse Catharijne-
convent kunnen tot eind april getuige
zijn van een xxniek project. In één van de za
len van het museum zijn restaux-atoren aan
het werk met vier schildex-ijen uit 1621 van
de Utrechtse Caravaggist Hendx-ick ter
Brugghen. Dankzij een onderzoek van
kunsthistoricus en cherrncus Joris Dik zijn
fascinerende geheimen aan de doeken ont
futseld.
De schilderijen die Ter Brugghen maakte
van de Vier Evangelisten, de bijbelfiguren
Marcus, Matthaeus, Lucas en Johannes, zijn
een mooi voorbeeld van zijn kwaliteiten als
Caravaggist: heldere kleuren, diepe con
trasten. Iedere Evangelist heeft zijn eigen
kleur. Matthaeus heeft een gele mantel, die
van Johannes is gi'oen, en Marcus gaat in het
rood gekleed. De klexiren springen na bijna
400 jaar nog steeds van het doek. Alleen met
Lucas is iets mis: zijn mantel, die blauw zou
moeten zijn, heeft nu een nauwelijks zicht
bare grijsbruine kleur.
Milko de Leeuw is één van de restaura toren
die aan de doeken werkt. Hij kan met zijn
specialistische blik iedere ongerijmdheid
herkennen, maar het Lucasdoek stelde hem
voor raadsels. „Bij een schilderij als dat van
Max-cus, daaraan zie ik direct dat de rode
mantel bij een vorige restauratie is overge
schilderd. Zo'n latere verflaag kun je rede
lijk makkelijk vemijderen om de oorspron
kelijke helderheid te herstellen. Maar bij
Lucas waren we eigerxlijk hele stxxkken van
de mantel kwijt."
Het is in de kunstwereld bekend dat in de
17e eeuw schilders een slechte kwaliteit
blauwe verf gebruikten. Houdbaar blauw
kon men alleen met hele zeldzame pigmen
ten maken. Omdat het voor velen te duur
was, gebruikten ze 'smalt', dat gemaakt
werd van gemalen kobalthoudend glas.
Enige probleem: na een dikke eeuw is er
niets meer van te zien. Kunsthistoricus en
chemicus Joris Dik, werkzaam bij het Labo
ratorium voor Kristallografie van de Uni
versiteit van Amsterdam wilde uitzoeken
hoe dat kwam, en wat er terug te vinden zou
zijn van de oude pracht. Hij promoveert
binnenkort op het onderwerp.
Kunsthistorici weten al jaren van het
'smalt-probleem', maar waren tot nu toe
niet in staat om de oude kleur terug te vin
den, zoals dat bij andere verfstoffen wel het
geval was. Voor dat probleem heeft Dik nu
een oplossing. Hij bracht het doek naar de
(nog werkende) lage flux-kernreactor in
Petten. Dik: „Het komt erop neer dat we het
doek tegen het reactorvat gehouden hebben
om het radioactief te maken. Vervolgens
hebben we het maanden weggelegd, en er
voor verschillende periodes fotografische
films opgelegdHet ene element verliest zij n
radioactiviteit sneller dan het andere, dus
met 'belichtingstijden' van soms een paar
maanden konden we achterhalen welke ele
menten er allemaal in het doek aanwezig
waren."
Op de fotografische platen vei'schenen ver
volgens de sporen van de in 'smalt' geschil
derde delen. De Leeuw was verrast:
„Opeens bleek dat gedeelten waarvan wij
dachten dat de verf verdwenen was, nog wel
degelijk een verflaag hadden, alleen was die
totaal ondoorzichtig geworden."
Joris Dik bleek ook in staat om met compu
terberekeningen de oorspronkelijke kleur
uit de fotografische platen te herleiden. Dat
maakte voor de restaurator de kwestie actu
eel of hij niet kon proberen om ook de oude
kleurenpracht van het schilderij te herstel
len. De Leeuw: „Uiteindelijk besloten we
dat dat niet verantwoord was. Dan grijp je
in de natuurlijke loop van de geschiedenis
in. Wat we er wel mee gaan doen? Dat woi'dt
nog spannend. Dat bepalen we was als het
doek op alle andere punten hebben her
steld."
Ondertussen blijft de vraag of museumbe
zoekers, die van achter een glasplaat de res-
taui-atie kunnen volgen, niet ongewild be
straald worden door het radioactieve doek.
Volgens Dik is er geen gevaar: „Het schilde
rij is nu minder radioactief dan een kleimen-
televisie." En op een klexxrentelevisie, in de
zaal ernaast, kunnen de digitaal herstelde
oorspronkelijke blauwtinten van Lucas
weer wél gezien worden.
Wijbrand Schaap
De restauratoren aan hel werk kunnen dinsdag,
donderdag en vrijdag bezichtigd worden tussen
10.00 en 12.00 en 14.00 en 16.00. Na afloop van de
sessies kunt u met vragen terecht bij Milko de
Leeuw. Inl.: Museum Catharijneconvent, 030
2317296 ofwww.catharijneconvent.nl.