PZC
Wij houden van
ranhanjüüh
23
zaterdag 2 februari 2002
foto Dirk-Jan Gjeltema
foto Dirk-Jan Gjeltema
Vlissingen
foto Lex de Meester
Middelburg
foto Ruben Oreel
Oostburg
foto Peter Nicolai
Vandaag zal het volk van Nederland een po
ging doen zich aan de wetten van de zwaar
tekracht te onttrekken. Bijna met z'n allen -
kniesoren houd j e altij d en overal - zullen we een
dag lang doen of we niet worden gehinderd door
de zuigende werking van de klei waarop wij on
ze dagen slijten.
Er zal gehost worden en gebambocheerd, we zullen
onze rij wielen versieren en ons hullen in kledij die
ons de overige dagen van het jaar met schaamte zou
vervullen. Pierewaaiers zullen, ongehinderd door re
gelgeving, de rust op pleinen en in straten verstoren
en in menig huisgezin zal, na verplichte nuttiging van
een oranjebitter, de jajum rijkelijk vloeien. We zullen
onze feestmutsen tegen het plafond van de doorzon
woning werpen en liederen vol affectie voor het va
derland aanheffen. We vieren de liefde en die is heden
dubbeldik. De liefde tussen Willem- Alexander en
Maxima wordt bezegeld en wij grijpen dat moment
aan om ónze liefde voor het vorstenhuis te vieren. Wij
houden van Oranhanjüüh. Dat is ons ideaal.
Wat bezielt ons? De verklaring is voor de hand lig
gendD it lage land wordt bevolkt door schepselen die
doordesemd zijn van het besef dat het lot niet met zich
laat sollen. Wij weten dat ieder huisje zijn kruisje
heeft, dat na zonneschijn regen komt en dat zilveren
randen slechts bestaan bij de gratie van donkere wol
ken. We zoeken somber naar de zin van het bestaan.
Onze zangen komen uit een bezwaard gemoed.
Schuld en boete zijn onlosmakelijk aan elkaar ver
bonden en wie het onderste uit de kan wil hebben,
krijgt het lid op de neus. Wij hebben weet van laag
hangende mist en motregens. Wij zijn chagrijnen.
Wat ons bezielt, dat is een resterend, schamel vermoe
den van de kosmische lichtheid van het bestaan. Diep
in ons sluimert de vermetele gedachte dat we van tijd
tot tijd toch wel eens ergens een beetje aardigheid in
mogen hebben. En omdat we houden van orde en re
gelmaat, hebben we besloten op vaste data hoogtij
dagen te vieren.
Extra
Vandaag hebben we er eentje extra. Omdat we heb
ben afgesproken dat het vorstenhuis ons onver
vreemdbaar eigendom is, trouwen we heden allemaal
met Maxima, of Willem-Alexander dat nou leuk
vindt of niet. De toekomstige koning moet trouwens
intussen weten, dat hij niet zoveel heeft te willen. Hij
krijgt het recht door het kabinet te worden geraad
pleegd en hij mag aanmoedigen en waarschuwen,
maar dat is het dan wel.
Dat we dat zo met z'n allen hebben besloten, heeft te
maken met een gedachtenkronkel aangaande de lief
de. Wij wensen aan de liefde voor het vorstenhuis een
absolute betekenis te geven. Ieder mens ervaart op
enig moment dat bij zijn of haar beminde bij nadere
beschouwing wat draden loszitten. Wij onderdanen
troosten ons dan met de gedachte dat iedere gek zijn
gebrek heeft, maar voor het vorstenhuis ligt dat an
ders. De leden daarvan dienen in alle opzichten uit
nemend te zijn en dat geldt inzonderheid voor de ko
ning. Als die zich maar nergens mee bemoeit, dan
maakt hij ook geen fouten. Zo zien we dat graag. De
toekomstige koning mag best geschiedenis studeren,
maar hij dient zich van uitspraken over de historie te
onthouden want voor je het weet ontnemen persoon
lijke gevoelens hem het zicht op de feiten. Voor een
enkel keertje willen we daar wel licht vertederd over
zijn, maar hij moet het niet te bont maken. Zolang hij
dus zwijgt als zijn doorluchte voorouder Willem van
Oranje is alles in orde. Hij houdt dan de illusie in
stand van onkreukbaarheid en komt tegemoet aan
ons verlangen het denkbeeldig onfeilbare te bemin-
Wij zijn daarbij een beetje veel dom, want we willen
niet tot ons laten doordringen dat we een grote hon
ger hebben naar kennis over de persoon die als sym
bool van de natie moet fungeren. Hij moet zijn opvat
tingen voor zich houden, maar we willen wel alles van
hem weten, anders treft hem het verwijt kleurloos en
nietszeggend te zijn. Die schizofrene houding bergt
een zekere wreedheid in zich, maar vooruit, zolang
alle betrokken partijen ermee uit de voeten kunnen,
doen wij of de lepel in de brijpot staat en treuren wij
nog niet.
Wansmaak
Integendeel, wij werpen onze deken van zwaarmoe
digheid af en slaan aan het feesten. Waarbij ons sym
bool in opleiding en zijn gade lijdzaam moeten
aanzien hoe we afstand doen van iedere vorm van
fijnzinnigheid. Willem-AIexander en Maxima heb
ben maar te aanvaarden dat hun gelaten prijken op
inferieur aardewerk, dat hun beeltenissen worden
gereproduceerd op blikken hagelslag en zakdoekjes
en dat de middenstand etalages inricht alsof de jacht
op de Wereldbeker van de Wansmaak is geopend. Ze
moeten maar accepteren dat op grote schaal het
volkslied muzikaal wordt verkracht, dat de kruising
tussen een jeugdig varken en een Cupido op hen
wordt losgelaten en dat het eerbetoon wordt verzorgd
door onthoofde etalagepoppen. Het is feest en wij
moeten en zullen massaal ons gebrek aan creativiteit
demonstreren. Daar worden we een beetje blij van.
Hoewel, laten we eerlijk zijn, al tijdens de voorberei
ding van de festiviteiten worden we soms even bekro
pen door de vraag waar het allemaal goed voor is en of
het niet wat minder kan. Het is leuk hoor, op de televi
sie te horen verkondigen dat het land uit zijn dak is
gegaan, maar we kijken intussen uit naar het moment
waarop we weer aan het zaniken kunnen slaan over
de gemaakte kosten en de doorwerking daarvan in de
hoogte der belastingen, over de vraag of Maxima haar
jurk nou echt niet door een Nederlandse couturier
had kunnen laten ontwerpen en over de religieuze
richting die uit Het Huwelijk voortkomende kinder
tjes moeten inslaan.
Niettemin, het moment waarop het grote neuzelen en
jeremiëren, het klagen en kritiseren worden voortge
zet, ligt nog een weekeinde van ons verwijderd.
Maandag is er, naar algemeen wordt aangenomen,
weer een dag. Ook dan houden we best nog van Oran
hanjüüh, maar wel gewoon; dat is al gek genoeg.
Nog twee nachtjes slapen; dan zal de ons zo vertrouw
de zwaartekracht zich weer doen gelden.
A.J. Snel