T achtigers
vanaf de
buitenkant
Nuttige wegwijzer voor
de verdwaalde lezer
PZC
Een levende taal ontwikkelt zich anyway alle kanten op
Kinderjaren onder de doem van de Veteraan
Sneeuw m pluisjes katoen
Joost Niemöller
29
Naipaul aan
zijn vader
Oneliners en
soundbites
donderdag 31 januari 2002
en schrijver die het op zich neemt een specifieke
periode in de recente geschiedenis in een roman te
vatten, met het oogmerk het clichébeeld dat over
die tijd bestaat bij te stellen, moet bij voorbaat kunnen
rekenen op ieders sympathie. In Broers probeert Joost
Niemöller een andere kant van de jaren tachtig te laten zien.
De jaren tachtig van de vori
ge eeuw mogen zich de
laatste tij d weer in een sterk toe
nemende belangstelling ver
heugen. Eerder kwamen in dit
kader de j aren zestig en zeventig
aan de beurt. Simpel een kwes
tie van nostalgie bij de genera
ties van mensen rond de veertig,
blijkbaar de leeftijd waarop
men opeens verlekkerd gaat te
rugkijken naar de eigen jeugd.
Naar Beatles, provo en Maag
denhuis of disco, punk en Itali
aanse cinema, al naar gelang de
leeftijd.
Inmiddels is de generatie aan de
beurt, die in de jaren tachtig
jong was en is het verlangend te
rugkijken naar de eerste uitzen
dingen van MTV, naar de op
komst van coke en de plastic
pop van Duran Duran en Span-
dau Ballet begonnen. De wee
moed richt zich nog net niet op
Reagan en Thatcher, want nos
talgie heeft de zelfreinigende
neiging alleen het goede te wil
len behouden.
De jaren tachtig hadden, net als
elk decennium, wel degelijk an
dere, donkere kanten. Rechtse
wereldleiders, koude oorlog,
kruisraketten, de opkomst van
aids. Een donkere maar tegelij
kertijd toch positieve kant was
het bestaan van een bloeiende
subcultuur, in zowel de schil
derkunst als de muziek.
In De Week van de Jaren Tachtig
van Radio 2 wordt de groep stee
vast over het hoofd gezien, maar
zeer populair in die jaren was
Joy Division, een Engelse new
waveband. De zanger van de
groep uit Manchester, de ge
kwelde epilepticus Ian Curtis,
pleegde zelfmoord aan de voor
avond van de eerste Ameri
kaanse tournee. Op dat moment
had Joy Division nog maar één
officiële elpee uitgebracht,
Sinds Renate Dorrestein, die
met Heden ik een bij vlagen
vrolijk boek over de ziekte ME
schreef, hebben we niet meer
zo'n montere en mondige zieke
schrijfster.gehad zoals nu Sjuul
Deckwitz. De auto's van mijn
vader is een vermakelijke ro
man over een verschrikkelijke
neurologische aandoening, het
verlammende Syndroom van
Guillain-Barré.
Behalve een opgewekt ziekte
verslag van een schrijfster die
plotseling getroffen wordt door
een zeldzame allesverlammen-
de kwaal waar eigenlijk niets
aan te doen valt, is De auto 's van
mijn vader ook nog een onder
zoek naar de beweegredenen
van een gehate vader. Tot stillig
gen veroordeeld - er kan nog
maar de tweede was al klaar
toen Curtis zich verhing.
De platen horen bij de belang
rijkste popmuziek die de vorige
eeuw heeft opgeleverd, maar
aan de oppervlakte kwam de
muziek nooit. Dit 'zwarte mar
mer' was te donker en te onheil
spellend om voor massale con
sumptie en waardering in
aanmerking te komen. Baan
brekend was de muziek wel;
angstaanjagend en van een bui
tenaardse schoonheid nog al
tijd. De door producer Martin
Hannett zo prominent naar vo-
ren gemixte drums en bas bij Joy
Division werden eerst het han
delsmerk van New Order, de
groep die overbleef na Curtis'
dood, en zetten vervolgens aan
tot de house-rage.
In die tijd, begin jaren tachtig,
was Joost Niemöller hoofdre
dacteur van het alternatieve
popblad Vinyl, warempel het
eerste muziekblad dat ooit seri
eus aan de bejaarde poten van
Oor wist te zagen. Niemöller
laat zijn nieuwe roman, Broers,
spelen in de subcultuur waarin
Joy Division populair was en hij
voert diverse malen teksten van
Ian Curtis op om de gemoeds
toestand van zijn hoofdpersoon
Rudolf Verburg te beschrijven.
Een gewaagde onderneming,
want het is moeilijk vast te stel
len hoeveel basiskennis van de
subcultuur je als schrijver aan
wezig mag veronderstellen bij je
publiek. Iedereen weet nog wie
minister Brinkman was in die
tijd, maar Ian Curtis, was die
echt zo beroemd? Niemöller
heeft gekozen voor de dagboek
vorm (met merkwaardige
cesuren), zodat het lijkt of we
een verslag van dag tot dag krij
gen.
Maar Rudolf Verburg heeft niet
de moeite genomen de alledaag-
Sjuul Deckwitz
slechts met één vinger op de lap
top, de 'draagbare geestelijke
gezondheid' worden gewerkt -
se gebeurtenissen op te schrij
ven. Op een dag wordt melding
gemaakt van 'de aanslag'. De le
zer heeft de foto op het omslag
nodig om te weten dat hier mo
gelijk de aanslag op schilder
Rob Scholte wordt bedoeld, in
november 1994; het verlate ein
de van een tijdperk.
Rudolf is een wat eenzame en
wereldvreemde jongeman. Een
kunstjournalist met een erg be
perkte blik op de wereld. Dat
komt niet in de laatste plaats
omdat hij zich omgeven weet
door een familie die nauwelijks
bestaat. Dat klinkt tegenstrij
dig, maar zijn vader is op raad
selachtige wijze vennoord, zijn
raadselachtige moeder zwijgt
en zijn broer is al even raadsel
achtig verdwenen. Ze zijn er dus
niet of nauwelijks, maar ze
staan wel tussen Rudolf en de
wereld. Hij is die jongen wiens
schilderende broer verdwenen
is, die jongen wiens vader ver
moord werd. Raadsels waar Ru-
dolf geen antwoord op krijgt.
De kringen waarin hij zich be
weegt zijn al even raadselach-
wordt de schrijfster in toene
mende mate aan haar jeugdja
ren herinnerd, die allerminst
gelukkig waren.
De vader, inmiddels overleden,
was 'een als heer verkleed
beest', een woordenloze drei
gende aanwezigheid in een ge
zin dat voor hem sidderde.
Jarenlang sloeg hij zijn beide
kinderen, de zoon in de schuur
en de dochter steevast aan tafel.
„Altijd die tafel, altijd dat zwij
gende eten, altijd op een onver
wacht moment die vuist tegen je
hoofd - omdat je het zout liet
vallen, of omdat je om de span
ning te verlichten scheel keek
naar je broer, of omdat je be
leefd pudding weigerde."
De zwaarte van dit onderwerp
wordt op een wonderlijke ma
tig. Als kunstjournalist komt hij
in contact met tal van jonge
kunstenaars. Het is alom ach
terklap, leugens, gekonkelfoes
en gedraai. Maar de twee kun
stenaars om wie de scene werke-
lijk draait, Hans Decker en
Frank van Maastricht, komt hij
nergens tegen. Ze blijven net zo
afwezig als Rudolfs familie. Dat
zegt natuurlijk veel over de een
zaamheid en onvermogens van
Rudolf, maar het heeft toch
vooral het ongewenste effect dat
de lezer het gevoel heeft niet tot
de kern van de gebeurtenissen
toegelaten te worden. Rudolf
blijft een buitenstaander, en
ook nog eens een buitenstaan
der die, zeker voor een journa
list, weinig oog heeft voor leven
en details van alledag.
Wat Niemöller goed doet, weegt
niet op tegen wat hij nalaat.
Prachtig zijn zijn beschrijvin
gen van het kunstenaarswereld
je en jargon uit die tijd. Conclu
sie: louter highbrow gelul van
pseudo-kunstenaars gevangen
in een hinderlijke hiërarchie die
ze zelf nodeloos in stand hou-
nier verlicht door het leed dat de
schrijfster in het heden treft.
Wie is er toe in staat om vrolijk
en vrolijkmakend te schrijven
over de eigen incontinentie?
Deckwitz. Hyper laconiek ana
lyseert ze haar eigen lichamelij
ke onvermogens, die in schril
contrast staan met haar scherpe
geestelijke vermogen.
Ook de medepatiënten op de af
deling neurologie, allemaal
demente bejaarden, worden on
beschroomd neergezet als de
menselijke wrakken die ze ge
worden zijn.
Een hartsvriendin, net als zij
zelf een jonge weduwe, staat
haar tijdens haar ziekte stevig
bij. Maar weer curieus is de
vriendschap van de intelligente
schrijfster met het André Rieu-
den. Mooi is ook hoe de schrijver
de gedachtewereld van Rudolf
beschrijft. Inclusief de sinistere
kantjes, zoals zijn voorliefde
voor 'geslaagde meisjes met
perfecte halzen die al kwette
rend de orde ontregelen' en zijn
neiging overal broer-broer ver
houdingen te zien.
Maar wat Niemöller helaas niet
doet, is er een echt tijdsbeeld
van maken. Daarvoor verkeert
cle lezer te veel in het hoofd van
Rudolf en te weinig in de stra
ten, stegen, kraakpanden en
vleermuisholen van het Amster
dam uit die tijd. Mogelijk neemt
iemand als Rudolf Verburg dat
soort couleur locale niet in zijn
dagboeken op, maar de roman
kan niet zonder. Niemöller is er
niet in geslaagd het persoonlijk
leed en leven van Rudolf naar
een niveau te tillen dat het in al
gemeenheid iets zegt over die
periode.
Theo Hakkert
Joost Niemöller: Broers. Roman -
Uitgeverij De Bezige Bij, 287 blz
€18,50.
achtige type muzakmaker die
met een gebroken been en hand
ook in het ziekenhuis ligt. Be
halve dat ze allebei entertainer
zijn - zij met haar columns en
verhalen - hebben ze nog iets ge
meen: hun vader was Indië-ve-
teraan.
Beiden ondergingen ze als kind
de 'Doem van de Veteraan', een
nare jeugd die gedomineerd
werd door een verknipte vader.
„Voor geld kan je snoep kopen -
geen vadervrije wereld" laat de
schrijfster zichzelf als kind
doodleuk denken.
Margot Engelen
Sjuul Deckwitz: De auto's van mijn
vader - Uitgeverij Querido, 306 blz.
€18,50.
Nu ons onderwijs meer be-'
lang hecht aan praktische
zaken als economie, foutloos
spellen of desnoods voedings
leer, dreigt een groot cultureel
universum voor de meeste men
sen gesloten te blijven. Welke le
zer is nooit verdwaald in het
mythologische of bijbelse laby
rint, waarin schrijvers, theater
makers of componisten ons
meevoeren? Wie heeft er nog
zo'n grondige kennis van Griek
se of Germaanse mythologie, de
bijbel, filosofie of psychologie,
dat hij bijvoorbeeld moeiteloos
alle romans van Simon Vestdijk
kan lezen? Voor zoekenden in de
doolhof van onze overrijke cul
tuur heeft prof. dr. Maarten
Het was een prachtig, ontroe
rend moment: V.S. Naipaul
(1932) die vocht tegen de tranen
Daar stond - in Stockholm, de
cember vorig jaar - even niet de
als bot en cynisch bekend staan
de schrijver. Maar een geroerd
man, als een kind zo blij met zijn
grote onderscheiding, de Nobel
prijs voor de literatuur 2001.
Misschien had de op Trinidad
geboren schrijver daarbij zijn
vader in gedachten, die al snel
overtuigd was van het talent
van zijn zoon, zoals blijkt uit het
recentelijk vertaalde boek Een
briefwisseling tusseti vader en
zoon. Daarom ook ondersteun
de de vader de studie van zijn
oudste zoon in Oxford van har
te.
Daar, in het verre Engeland,
groeide de jonge Naipaul uit tot
een groot en succesvol schrijver,
al mocht de vader het zelf niet
meer meemaken. Die stierf aan
een hartaanval ver voordat zijn
zoon doorbrak.
Naipauls succesverhaal begon
in 1961 met A house for Mr.Bis-
was ('Een huis voor meneer Bis-
was'), Naipauls meesterwerk
dat over zijn jeugd gaat en een
onomwonden eerbetoon aan
zijn vader is. Zijn vader, een
journalist en drukker die zelf
een bundel (ook in het Neder
lands vertaalde) verhalen
schreef over de Indiase, koloni
ale gemeenschap, gaf hem lite
raire adviezen die de stijl en het
karakter van Naipauls werk
sterk hebben beïnvloed.
Een briefwisseling tussen vader
en zoon vertelt de geschiedenis
van Naipauls eerste moeizame
jaren in Engeland. Vidiadhar
Surajpresad - Vidia voor intimi,
Vido voor familie - kwam daar
aan in 1950. Hij vertrok op 18-
jarige leeftijd uit Port of Spain
op Trinidad naar Londen, hij
verruilde het zonnige Caribi
sche eiland voor het grauwe,
toen nog armoedige Engeland.
Hij kende het land alleen van
verhalen, van school, van horen
zeggen dus. Weinig verraste
hem aanvankelijk, alleen het
'mooie licht' trof hem. Makke
lijk had hij het niet. Hij was on-
Timmer nu een boeiend naslag
werk geschreven, dat vooral
voor de literaire lezer een bron
van kennis is.
De encyclopedie Van Anima tot
Zeus combineert in één band
kennis die anders uit verschil
lende naslagwerken bijeenge
sprokkeld moet worden: mytho
logie, religie, alchemie,
cultuurgeschiedenis en analyti
sche psychologie. Op het terrein
van de analytische psychologie
is uitgegaan van de Jungiaanse
stroming, maar andersdenken
de stromingen komen ook aan
bod, zij het wat minder ruim
hartig. Geen boek om achter el
kaar uit te lezen, maar wel boei
end om door te bladeren en hier
handig in de omgang met andere
studenten en vooral met meis
jes. Hij kon niet dansen, had
geen tafelmanieren. Het kli
maat stond hem tegen. Na vele
jaren begreep hij nog steeds de
seizoenen niet. Hij zag prachti
ge planten en bloemen, maar
welke tijd van het jaar het was,
hij had geen flauw idee.
In de brieven aan zijn vader en
in die aan zijn oudere zuster
Kamla, die studeerde in India,
spreekt hij soms met opperste
verbazing over de weerberich
ten. Op 1 december 1950 schrijft
hij vanuit University College,
Oxford, aan zijn zuster: 'Het zal
je misschien interesseren dat ik
ongeveer een week geleden mijn
eerste sneeuw heb gezien. Het
kwam naar beneden in kleine
pluisjes katoen en na twee uur
was de aarde ermee bedekt,
maar de straten niet.' En aan
zijn moeder schrijft hij, met de
herfst in de lucht, dat hij elke
dag naar de bomen kijkt om de
verkleuring van hun blad tijdig
op te merken. En zo zitten de
brieven vol met kleine observa
ties, die later ook zijn boeken
zouden kenmerken. Pas eind ja
ren zestig, toen hij een poos op
het Engelse platteland ging wo
nen, leerde hij het ritme van de
jaargetijden kennen.
In Engeland voelde Naipaul
zich vooral eenzaam, zoals uit
de brieven valt op te maken. De
eenzaamheid was hij niet ge
wend. Hij kwam immers uit een
grote familie van emigranten
die via India op Trinidad terecht
was gekomen. Dat gevoel van
eenzaamheid is hij nooit meer
kwijtgeraakt. Maar zonder die
eenzaamheid, vertelde hij later,
zou hij literair niet zijn gerijpt,
en daar wat langer te blijven
hangen. Zo staat er veel in over
de symbolische betekenis van
dieren,.van aap tot zwaan.
Grondig pakt de encyclopedie
uit over de eenhoorn. Dit dier is
dan ook het symbool van deug
den als: moed, wijsheid, zuiver
heid en kracht, grootheid en
adeldom, gespiritualiseerde
seksualiteit en rechtschapen
heid. Het lemma maakt in ieder
geval begrijpelijk waarom dit
wonderdier niet bestaat.
Mieske van Eek
Maarten Timmer: Van Anima tot
Zeus - Uitgeverij Lemniscaat,
€65,95.
zou hij niet de schrijver zijn ge
worden die hij nu is. Domweg
door te vertrekken kon hij zich
zelf ontplooien en 'zichzelf wor
den'.
Zijn familie miste hij niet. Hi]
voelde zich sowieso in zo'n grote
familie niet thuis. Een familie
biedt je wel onderdak, is een
toevluchtsoord voor als je plat
zak en berooid bent, maar de
ruimte is te beperkt, er ont
breekt privacy.
OpjongeleeftijdwistNaipaulal
dat hij schrijver zou worden .ITij
zag het schrijverschap als een
verheven roeping, iets wat de
mensen in zijn cultuur volko
men vreemd was. Hij kwam im
mers uit een cultuur waar
verhalen vertellen vooral een
mondelinge geschiedenis had,
literatuur speelde daarin geen
rol. Hij wilde kortom schrijver
worden in een cultuur die geen
behoefte aan schrijvers had.
Met zijn vader correspondeerde
hij uitvoerig. Zijn vader deed
hem adviezen aan de hand over
het schrijven van verhalen en
romans, reportages en artikelen
voor kranten. Wat opvalt in de
correspondentie is dat vader en
zoon eikaars gelijken zijn, ze
gaan met elkaar om als broers,
als vrienden, als collega's. Daar
mee ontstijgt dit brievenboek
het genre van het egodocument.
Hoe ambitieus de vader zelf ook
moge zijn, hij gelooft heilig in
het talent van zijn zoon, die ijve
rig bezig is zichzelf te bewijzen.
Als je verneemt van de plotse
linge dood van vader Naipaul,
van deze zachtmoedige man,
leef je dan ook mee met het
troosteloze gezin. Maar het
boek gaat niet uitsluitend over
de schrijverij, of over het weer.
Wat deze briefwisseling ook de
moeite waard maakt, is dat je
een inkijkje krijgt in de wereld
en de cultuur van een Hindoe-
staanse familie in West-Indië.
Nico de Boer
V.S. Naipaul: Een briefwisseling
tussen vader en zoon - vertaald door
Guido GolkeUitgeverij Atlas,
€22,64.
Toen onze verliefde prins op 6 maart 2001
enigszins gespannen door het journaille
werd benaderd over zijn potentiële schoon
vader en de discussie over 's mans verleden,
zei hij in het verre Amerikaland: „Als de dis
cussie maar niet gevoerd wordt in oneliners
en soundbites." Mooie, indrukwekkende
woorden, goeie tekstschrijver. Prachtig Ne-
derengels - een van de weinige niet erkende
talen die op grote steun kunnen rekenen.
Het Nederlands heeft immers de deuren
opengezet. Het Amerikaanse Engels heeft
zich als een groeihormoon in ons genesteld.
De computertaal, de tele dit en dat, de jon
gens en meisjes van de reclame en cle media,
de sportievelingen en ook wijzelf - het kan
niet op. Lifestyle, communities, the show
must go on, engineering. Voornamen als Pa
trick, Percy, Jim, Francis, Bob, Jay en Jerre-
my. Look-a-like, self-kick-fase. Anyway,
safesex en magazine, prime time en gla
mourland, yes or no.
In een handzaam boekje heeft Emile Bode
een verzameling van dit soort woorden aan
gelegd. Een collectie ter lering en vermaak.
Geen taalkundige analyse van ontlening in
dit boekje te vinden. Geen beschrijving van
taalpolitiek en taalverandering moeten we
erin zoeken. Af en toe oogt een opmerking
als kritiek: 'De Engelse taal heeft het Neder
lands als een virus geïnfecteerd'. Daar blijft
het bij. Zo'n verzameling is wel curieus: de
samensteller heeft er heel veel gevonden en
weet ook wat die uitdrukkingen en woorden
allemaal betekenen. Het boekje heeft echter
reeds na korte tijd toch een onvoldaan ge
voel: hoe komt het dat in onze taal alles
mag? Waarom gebeurt dat in Frankrijk veel
minder? Kun je er iets aan doen? Moet je er
iets tegen doen? Hoe ontwikkelen natuurlij
ke talen zich? Wat is de invloed van actieve
taalpolitiek? Dat lijken me wel interessante
vragen. Voor antwoorden moet je in dit
boekje niet zijn.
Een verwant wérk heeft Bas Hageman sa
mengesteld met zijnBarbarismenwoorden-
boek. Na een inleiding ter lengte vaneen au
toweg de samensteller vertelt dat hij in een
auto rijdt en op een gebouw naslagwerken
ziet staan - krijgen we een uiteenzetting van
wat barbarismen zijn. Hij definieert ze als
'woorden, woord- of zinsconstructies dan
wel uitdrukkingen en zegswijzen die zonder
noodzaak min of meer letterlijk uit andere
talen zijn overgenomen in het Nederlands'.
Zonder noodzaak kennelijk is dat cruciaal.
Als er geen Nederlands woord of uitdruk
king voor iets is en we het vreemde woord
gebruiken betreft het geen barbarisme. Het
is in de ogen van velen niet zo erg. Het is de
vraag of zo'n omschrijving valt te handha
ven. Taalgebruikers gaan zo niet met hun
taal om. Die denken trouwens nergens bij
na. Taalgebruikers weten ook zelf nauwe
lijks hoe en wat ze spreken. Dat mensen hun
eigen taal echt kunnen beoordelen is daar
om een fictie. Zoiets vergt training, om het
woord oefening niet te gebruiken. Je moet
beschikken over technische termen om over
taal te kunnen spreken. Je moet weten waar
je op moet lettenwatje wel en niet kunt ver
gelijken. Je moet kortom bijna een gediplo
meerde taalkundige zijn. Bij de gewone
taalgebruiker gaat spreektaal alle kanten
op. Die is ingebed in een maatschappelijk
verband van medetaalgebruikers waar hij
zich op straffe van een outcast te worden
niet van kan losmaken. Doet hij dat wel, dan
wordt hij een geïsoleerde mopperkont.
Toch wordt dit standpunt niet overal nor
maal gevonden. Kort geleden onderzocht
een bedrijf dat daarvoor betaald wordt, te
lefonisch wie dialect sprak in dit gewest. De
antwoorden zijn niets waard: sprekers kun
nen dat niet beoordelen. Ze kunnen hoog
stens vertellen wat ze denken dat ze spre
ken. Doorgaans is dat standaardtaal met
een regionale vlek in de klanken en af en toe
een uitdrukking van hun ouders of grootou
ders. Over him woordvolgorde of de manier
waarop ze nieuwe woorden maken kunnen
ze niet veel zeggen. Terwijl dat toch de kern
van hun grammatica is. Per definitie zijn de
uitkomsten van dit soort enquêtes waarde
loos. Het zijn waarderingsvragen: hoe
waardeert iemand zijn taal als die wat vlek
ken heeft in de uitspraak?
Barbarismen (in de sfeer van uitdrukkingen
en woorden) zitten helemaal aan de buiten
kant van ons taalvennogen. Ze zijn sterk
aan invloeden en mode onderhevig. Voor
een deel verdwijnen ze weer. Als het blijver
tjes zijn passen we ze op alle mogelijke ma
nieren aan. We zorgen voor adaptatie. Het
woord doorsnee is in de ogen van sommigen
een germanisme, van Durschnitt. Maar we
hebben dat mooi een acceptabel uiterlijk
gegeven en gaan vervolgens er van alles
meedoen: meervouden als doorsnedes of
doorsnees. Samenstellingen als Doorsnee
automobiel, doorsneementaliteit. Geen
probleem. Zo zie je dat wat aanvankelijk
vreemd is, vrij gemakkelijk zijn weg vindt.
Tegenwoordig lees je nogal eens 'in het licht
van'- een anglicisme. So what? Of het Duit
se 'in het raam van' als afwisseling van 'in
het kader van'. Neem 'zich realiseren' geen
mooi woord. Het is een barbarisme. To reali
ze was de bron, maar we hebben het volgens
de Nederlandse grammatica wedekerend
gemaakt met 'zich'. Een kniesoor die er
werk van maakt. Zo gaat het bijna altijd.
Wat niet wil zeggen, dat je mag doen wat je
wilt. Maar overdreven purisme is net zo we
reldvreemd als een pur sang barbaars Ne
derlands. Als je heel ver terug gaat - tot kort
na het paradijs of de toren van Babel - is er in
een taal betrekkelijk weinig eigens.
Het is in het algemeen zo dat je taalgebruik
alleen met harde taalpolitiek kan beïnvloe
den. Natuurlijk niet met een kaartenactie.
In Barbarismen is er een rijke collectie op
genomen van woorden die we ontleend heb
ben aan vreemde talen. Het aardige is dat de
schrijver een accurate toelichting geeft. Zo
weet je dat recentelijk een vertaling is van
recently en dat er onverbloemde Neder
landse woorden zijn die het zelfde zeggen:
'kort geleden, onlangs, pas geleden, sinds
kort'. Zo wordt ook rechtmatig behandeld
en wereldvreemd en nog veel meer.
Puristen en bewonderaars van de eigen ziel
in de eigen taal kunnen aan dit boekje veel
plezier beleven. Er is een vervelende bij
komstigheid: de uitgebreide literatuurlijst
bij dit boekje laat zien, dat er over het on
derwerp veel geschreven is en dat er veel an
dere boekjes zijn. Ook zeer dure en uitge
breide. Voor wie die niet wil hebben, is dit
een betrekkelijk goedkoop en aardig second
best.
Lo van Driel
Emile Bode: Oneliners Soundbites. De onstuit
bare opmars van het Nederengels - Uitgeverij
Bzztöh, €9,-. Den Haag:
Joost Niemöller: gewaagde onderneming.
foto Klaas Koppe
V.S. Naipaul ziet het schrijverschap als een verheven roeping.
foto Chris Ison/Reuters