T achtigers vanaf de buitenkant Nuttige wegwijzer voor de verdwaalde lezer PZC Een levende taal ontwikkelt zich anyway alle kanten op Kinderjaren onder de doem van de Veteraan Sneeuw m pluisjes katoen Joost Niemöller 29 Naipaul aan zijn vader Oneliners en soundbites donderdag 31 januari 2002 en schrijver die het op zich neemt een specifieke periode in de recente geschiedenis in een roman te vatten, met het oogmerk het clichébeeld dat over die tijd bestaat bij te stellen, moet bij voorbaat kunnen rekenen op ieders sympathie. In Broers probeert Joost Niemöller een andere kant van de jaren tachtig te laten zien. De jaren tachtig van de vori ge eeuw mogen zich de laatste tij d weer in een sterk toe nemende belangstelling ver heugen. Eerder kwamen in dit kader de j aren zestig en zeventig aan de beurt. Simpel een kwes tie van nostalgie bij de genera ties van mensen rond de veertig, blijkbaar de leeftijd waarop men opeens verlekkerd gaat te rugkijken naar de eigen jeugd. Naar Beatles, provo en Maag denhuis of disco, punk en Itali aanse cinema, al naar gelang de leeftijd. Inmiddels is de generatie aan de beurt, die in de jaren tachtig jong was en is het verlangend te rugkijken naar de eerste uitzen dingen van MTV, naar de op komst van coke en de plastic pop van Duran Duran en Span- dau Ballet begonnen. De wee moed richt zich nog net niet op Reagan en Thatcher, want nos talgie heeft de zelfreinigende neiging alleen het goede te wil len behouden. De jaren tachtig hadden, net als elk decennium, wel degelijk an dere, donkere kanten. Rechtse wereldleiders, koude oorlog, kruisraketten, de opkomst van aids. Een donkere maar tegelij kertijd toch positieve kant was het bestaan van een bloeiende subcultuur, in zowel de schil derkunst als de muziek. In De Week van de Jaren Tachtig van Radio 2 wordt de groep stee vast over het hoofd gezien, maar zeer populair in die jaren was Joy Division, een Engelse new waveband. De zanger van de groep uit Manchester, de ge kwelde epilepticus Ian Curtis, pleegde zelfmoord aan de voor avond van de eerste Ameri kaanse tournee. Op dat moment had Joy Division nog maar één officiële elpee uitgebracht, Sinds Renate Dorrestein, die met Heden ik een bij vlagen vrolijk boek over de ziekte ME schreef, hebben we niet meer zo'n montere en mondige zieke schrijfster.gehad zoals nu Sjuul Deckwitz. De auto's van mijn vader is een vermakelijke ro man over een verschrikkelijke neurologische aandoening, het verlammende Syndroom van Guillain-Barré. Behalve een opgewekt ziekte verslag van een schrijfster die plotseling getroffen wordt door een zeldzame allesverlammen- de kwaal waar eigenlijk niets aan te doen valt, is De auto 's van mijn vader ook nog een onder zoek naar de beweegredenen van een gehate vader. Tot stillig gen veroordeeld - er kan nog maar de tweede was al klaar toen Curtis zich verhing. De platen horen bij de belang rijkste popmuziek die de vorige eeuw heeft opgeleverd, maar aan de oppervlakte kwam de muziek nooit. Dit 'zwarte mar mer' was te donker en te onheil spellend om voor massale con sumptie en waardering in aanmerking te komen. Baan brekend was de muziek wel; angstaanjagend en van een bui tenaardse schoonheid nog al tijd. De door producer Martin Hannett zo prominent naar vo- ren gemixte drums en bas bij Joy Division werden eerst het han delsmerk van New Order, de groep die overbleef na Curtis' dood, en zetten vervolgens aan tot de house-rage. In die tijd, begin jaren tachtig, was Joost Niemöller hoofdre dacteur van het alternatieve popblad Vinyl, warempel het eerste muziekblad dat ooit seri eus aan de bejaarde poten van Oor wist te zagen. Niemöller laat zijn nieuwe roman, Broers, spelen in de subcultuur waarin Joy Division populair was en hij voert diverse malen teksten van Ian Curtis op om de gemoeds toestand van zijn hoofdpersoon Rudolf Verburg te beschrijven. Een gewaagde onderneming, want het is moeilijk vast te stel len hoeveel basiskennis van de subcultuur je als schrijver aan wezig mag veronderstellen bij je publiek. Iedereen weet nog wie minister Brinkman was in die tijd, maar Ian Curtis, was die echt zo beroemd? Niemöller heeft gekozen voor de dagboek vorm (met merkwaardige cesuren), zodat het lijkt of we een verslag van dag tot dag krij gen. Maar Rudolf Verburg heeft niet de moeite genomen de alledaag- Sjuul Deckwitz slechts met één vinger op de lap top, de 'draagbare geestelijke gezondheid' worden gewerkt - se gebeurtenissen op te schrij ven. Op een dag wordt melding gemaakt van 'de aanslag'. De le zer heeft de foto op het omslag nodig om te weten dat hier mo gelijk de aanslag op schilder Rob Scholte wordt bedoeld, in november 1994; het verlate ein de van een tijdperk. Rudolf is een wat eenzame en wereldvreemde jongeman. Een kunstjournalist met een erg be perkte blik op de wereld. Dat komt niet in de laatste plaats omdat hij zich omgeven weet door een familie die nauwelijks bestaat. Dat klinkt tegenstrij dig, maar zijn vader is op raad selachtige wijze vennoord, zijn raadselachtige moeder zwijgt en zijn broer is al even raadsel achtig verdwenen. Ze zijn er dus niet of nauwelijks, maar ze staan wel tussen Rudolf en de wereld. Hij is die jongen wiens schilderende broer verdwenen is, die jongen wiens vader ver moord werd. Raadsels waar Ru- dolf geen antwoord op krijgt. De kringen waarin hij zich be weegt zijn al even raadselach- wordt de schrijfster in toene mende mate aan haar jeugdja ren herinnerd, die allerminst gelukkig waren. De vader, inmiddels overleden, was 'een als heer verkleed beest', een woordenloze drei gende aanwezigheid in een ge zin dat voor hem sidderde. Jarenlang sloeg hij zijn beide kinderen, de zoon in de schuur en de dochter steevast aan tafel. „Altijd die tafel, altijd dat zwij gende eten, altijd op een onver wacht moment die vuist tegen je hoofd - omdat je het zout liet vallen, of omdat je om de span ning te verlichten scheel keek naar je broer, of omdat je be leefd pudding weigerde." De zwaarte van dit onderwerp wordt op een wonderlijke ma tig. Als kunstjournalist komt hij in contact met tal van jonge kunstenaars. Het is alom ach terklap, leugens, gekonkelfoes en gedraai. Maar de twee kun stenaars om wie de scene werke- lijk draait, Hans Decker en Frank van Maastricht, komt hij nergens tegen. Ze blijven net zo afwezig als Rudolfs familie. Dat zegt natuurlijk veel over de een zaamheid en onvermogens van Rudolf, maar het heeft toch vooral het ongewenste effect dat de lezer het gevoel heeft niet tot de kern van de gebeurtenissen toegelaten te worden. Rudolf blijft een buitenstaander, en ook nog eens een buitenstaan der die, zeker voor een journa list, weinig oog heeft voor leven en details van alledag. Wat Niemöller goed doet, weegt niet op tegen wat hij nalaat. Prachtig zijn zijn beschrijvin gen van het kunstenaarswereld je en jargon uit die tijd. Conclu sie: louter highbrow gelul van pseudo-kunstenaars gevangen in een hinderlijke hiërarchie die ze zelf nodeloos in stand hou- nier verlicht door het leed dat de schrijfster in het heden treft. Wie is er toe in staat om vrolijk en vrolijkmakend te schrijven over de eigen incontinentie? Deckwitz. Hyper laconiek ana lyseert ze haar eigen lichamelij ke onvermogens, die in schril contrast staan met haar scherpe geestelijke vermogen. Ook de medepatiënten op de af deling neurologie, allemaal demente bejaarden, worden on beschroomd neergezet als de menselijke wrakken die ze ge worden zijn. Een hartsvriendin, net als zij zelf een jonge weduwe, staat haar tijdens haar ziekte stevig bij. Maar weer curieus is de vriendschap van de intelligente schrijfster met het André Rieu- den. Mooi is ook hoe de schrijver de gedachtewereld van Rudolf beschrijft. Inclusief de sinistere kantjes, zoals zijn voorliefde voor 'geslaagde meisjes met perfecte halzen die al kwette rend de orde ontregelen' en zijn neiging overal broer-broer ver houdingen te zien. Maar wat Niemöller helaas niet doet, is er een echt tijdsbeeld van maken. Daarvoor verkeert cle lezer te veel in het hoofd van Rudolf en te weinig in de stra ten, stegen, kraakpanden en vleermuisholen van het Amster dam uit die tijd. Mogelijk neemt iemand als Rudolf Verburg dat soort couleur locale niet in zijn dagboeken op, maar de roman kan niet zonder. Niemöller is er niet in geslaagd het persoonlijk leed en leven van Rudolf naar een niveau te tillen dat het in al gemeenheid iets zegt over die periode. Theo Hakkert Joost Niemöller: Broers. Roman - Uitgeverij De Bezige Bij, 287 blz €18,50. achtige type muzakmaker die met een gebroken been en hand ook in het ziekenhuis ligt. Be halve dat ze allebei entertainer zijn - zij met haar columns en verhalen - hebben ze nog iets ge meen: hun vader was Indië-ve- teraan. Beiden ondergingen ze als kind de 'Doem van de Veteraan', een nare jeugd die gedomineerd werd door een verknipte vader. „Voor geld kan je snoep kopen - geen vadervrije wereld" laat de schrijfster zichzelf als kind doodleuk denken. Margot Engelen Sjuul Deckwitz: De auto's van mijn vader - Uitgeverij Querido, 306 blz. €18,50. Nu ons onderwijs meer be-' lang hecht aan praktische zaken als economie, foutloos spellen of desnoods voedings leer, dreigt een groot cultureel universum voor de meeste men sen gesloten te blijven. Welke le zer is nooit verdwaald in het mythologische of bijbelse laby rint, waarin schrijvers, theater makers of componisten ons meevoeren? Wie heeft er nog zo'n grondige kennis van Griek se of Germaanse mythologie, de bijbel, filosofie of psychologie, dat hij bijvoorbeeld moeiteloos alle romans van Simon Vestdijk kan lezen? Voor zoekenden in de doolhof van onze overrijke cul tuur heeft prof. dr. Maarten Het was een prachtig, ontroe rend moment: V.S. Naipaul (1932) die vocht tegen de tranen Daar stond - in Stockholm, de cember vorig jaar - even niet de als bot en cynisch bekend staan de schrijver. Maar een geroerd man, als een kind zo blij met zijn grote onderscheiding, de Nobel prijs voor de literatuur 2001. Misschien had de op Trinidad geboren schrijver daarbij zijn vader in gedachten, die al snel overtuigd was van het talent van zijn zoon, zoals blijkt uit het recentelijk vertaalde boek Een briefwisseling tusseti vader en zoon. Daarom ook ondersteun de de vader de studie van zijn oudste zoon in Oxford van har te. Daar, in het verre Engeland, groeide de jonge Naipaul uit tot een groot en succesvol schrijver, al mocht de vader het zelf niet meer meemaken. Die stierf aan een hartaanval ver voordat zijn zoon doorbrak. Naipauls succesverhaal begon in 1961 met A house for Mr.Bis- was ('Een huis voor meneer Bis- was'), Naipauls meesterwerk dat over zijn jeugd gaat en een onomwonden eerbetoon aan zijn vader is. Zijn vader, een journalist en drukker die zelf een bundel (ook in het Neder lands vertaalde) verhalen schreef over de Indiase, koloni ale gemeenschap, gaf hem lite raire adviezen die de stijl en het karakter van Naipauls werk sterk hebben beïnvloed. Een briefwisseling tussen vader en zoon vertelt de geschiedenis van Naipauls eerste moeizame jaren in Engeland. Vidiadhar Surajpresad - Vidia voor intimi, Vido voor familie - kwam daar aan in 1950. Hij vertrok op 18- jarige leeftijd uit Port of Spain op Trinidad naar Londen, hij verruilde het zonnige Caribi sche eiland voor het grauwe, toen nog armoedige Engeland. Hij kende het land alleen van verhalen, van school, van horen zeggen dus. Weinig verraste hem aanvankelijk, alleen het 'mooie licht' trof hem. Makke lijk had hij het niet. Hij was on- Timmer nu een boeiend naslag werk geschreven, dat vooral voor de literaire lezer een bron van kennis is. De encyclopedie Van Anima tot Zeus combineert in één band kennis die anders uit verschil lende naslagwerken bijeenge sprokkeld moet worden: mytho logie, religie, alchemie, cultuurgeschiedenis en analyti sche psychologie. Op het terrein van de analytische psychologie is uitgegaan van de Jungiaanse stroming, maar andersdenken de stromingen komen ook aan bod, zij het wat minder ruim hartig. Geen boek om achter el kaar uit te lezen, maar wel boei end om door te bladeren en hier handig in de omgang met andere studenten en vooral met meis jes. Hij kon niet dansen, had geen tafelmanieren. Het kli maat stond hem tegen. Na vele jaren begreep hij nog steeds de seizoenen niet. Hij zag prachti ge planten en bloemen, maar welke tijd van het jaar het was, hij had geen flauw idee. In de brieven aan zijn vader en in die aan zijn oudere zuster Kamla, die studeerde in India, spreekt hij soms met opperste verbazing over de weerberich ten. Op 1 december 1950 schrijft hij vanuit University College, Oxford, aan zijn zuster: 'Het zal je misschien interesseren dat ik ongeveer een week geleden mijn eerste sneeuw heb gezien. Het kwam naar beneden in kleine pluisjes katoen en na twee uur was de aarde ermee bedekt, maar de straten niet.' En aan zijn moeder schrijft hij, met de herfst in de lucht, dat hij elke dag naar de bomen kijkt om de verkleuring van hun blad tijdig op te merken. En zo zitten de brieven vol met kleine observa ties, die later ook zijn boeken zouden kenmerken. Pas eind ja ren zestig, toen hij een poos op het Engelse platteland ging wo nen, leerde hij het ritme van de jaargetijden kennen. In Engeland voelde Naipaul zich vooral eenzaam, zoals uit de brieven valt op te maken. De eenzaamheid was hij niet ge wend. Hij kwam immers uit een grote familie van emigranten die via India op Trinidad terecht was gekomen. Dat gevoel van eenzaamheid is hij nooit meer kwijtgeraakt. Maar zonder die eenzaamheid, vertelde hij later, zou hij literair niet zijn gerijpt, en daar wat langer te blijven hangen. Zo staat er veel in over de symbolische betekenis van dieren,.van aap tot zwaan. Grondig pakt de encyclopedie uit over de eenhoorn. Dit dier is dan ook het symbool van deug den als: moed, wijsheid, zuiver heid en kracht, grootheid en adeldom, gespiritualiseerde seksualiteit en rechtschapen heid. Het lemma maakt in ieder geval begrijpelijk waarom dit wonderdier niet bestaat. Mieske van Eek Maarten Timmer: Van Anima tot Zeus - Uitgeverij Lemniscaat, €65,95. zou hij niet de schrijver zijn ge worden die hij nu is. Domweg door te vertrekken kon hij zich zelf ontplooien en 'zichzelf wor den'. Zijn familie miste hij niet. Hi] voelde zich sowieso in zo'n grote familie niet thuis. Een familie biedt je wel onderdak, is een toevluchtsoord voor als je plat zak en berooid bent, maar de ruimte is te beperkt, er ont breekt privacy. OpjongeleeftijdwistNaipaulal dat hij schrijver zou worden .ITij zag het schrijverschap als een verheven roeping, iets wat de mensen in zijn cultuur volko men vreemd was. Hij kwam im mers uit een cultuur waar verhalen vertellen vooral een mondelinge geschiedenis had, literatuur speelde daarin geen rol. Hij wilde kortom schrijver worden in een cultuur die geen behoefte aan schrijvers had. Met zijn vader correspondeerde hij uitvoerig. Zijn vader deed hem adviezen aan de hand over het schrijven van verhalen en romans, reportages en artikelen voor kranten. Wat opvalt in de correspondentie is dat vader en zoon eikaars gelijken zijn, ze gaan met elkaar om als broers, als vrienden, als collega's. Daar mee ontstijgt dit brievenboek het genre van het egodocument. Hoe ambitieus de vader zelf ook moge zijn, hij gelooft heilig in het talent van zijn zoon, die ijve rig bezig is zichzelf te bewijzen. Als je verneemt van de plotse linge dood van vader Naipaul, van deze zachtmoedige man, leef je dan ook mee met het troosteloze gezin. Maar het boek gaat niet uitsluitend over de schrijverij, of over het weer. Wat deze briefwisseling ook de moeite waard maakt, is dat je een inkijkje krijgt in de wereld en de cultuur van een Hindoe- staanse familie in West-Indië. Nico de Boer V.S. Naipaul: Een briefwisseling tussen vader en zoon - vertaald door Guido GolkeUitgeverij Atlas, €22,64. Toen onze verliefde prins op 6 maart 2001 enigszins gespannen door het journaille werd benaderd over zijn potentiële schoon vader en de discussie over 's mans verleden, zei hij in het verre Amerikaland: „Als de dis cussie maar niet gevoerd wordt in oneliners en soundbites." Mooie, indrukwekkende woorden, goeie tekstschrijver. Prachtig Ne- derengels - een van de weinige niet erkende talen die op grote steun kunnen rekenen. Het Nederlands heeft immers de deuren opengezet. Het Amerikaanse Engels heeft zich als een groeihormoon in ons genesteld. De computertaal, de tele dit en dat, de jon gens en meisjes van de reclame en cle media, de sportievelingen en ook wijzelf - het kan niet op. Lifestyle, communities, the show must go on, engineering. Voornamen als Pa trick, Percy, Jim, Francis, Bob, Jay en Jerre- my. Look-a-like, self-kick-fase. Anyway, safesex en magazine, prime time en gla mourland, yes or no. In een handzaam boekje heeft Emile Bode een verzameling van dit soort woorden aan gelegd. Een collectie ter lering en vermaak. Geen taalkundige analyse van ontlening in dit boekje te vinden. Geen beschrijving van taalpolitiek en taalverandering moeten we erin zoeken. Af en toe oogt een opmerking als kritiek: 'De Engelse taal heeft het Neder lands als een virus geïnfecteerd'. Daar blijft het bij. Zo'n verzameling is wel curieus: de samensteller heeft er heel veel gevonden en weet ook wat die uitdrukkingen en woorden allemaal betekenen. Het boekje heeft echter reeds na korte tijd toch een onvoldaan ge voel: hoe komt het dat in onze taal alles mag? Waarom gebeurt dat in Frankrijk veel minder? Kun je er iets aan doen? Moet je er iets tegen doen? Hoe ontwikkelen natuurlij ke talen zich? Wat is de invloed van actieve taalpolitiek? Dat lijken me wel interessante vragen. Voor antwoorden moet je in dit boekje niet zijn. Een verwant wérk heeft Bas Hageman sa mengesteld met zijnBarbarismenwoorden- boek. Na een inleiding ter lengte vaneen au toweg de samensteller vertelt dat hij in een auto rijdt en op een gebouw naslagwerken ziet staan - krijgen we een uiteenzetting van wat barbarismen zijn. Hij definieert ze als 'woorden, woord- of zinsconstructies dan wel uitdrukkingen en zegswijzen die zonder noodzaak min of meer letterlijk uit andere talen zijn overgenomen in het Nederlands'. Zonder noodzaak kennelijk is dat cruciaal. Als er geen Nederlands woord of uitdruk king voor iets is en we het vreemde woord gebruiken betreft het geen barbarisme. Het is in de ogen van velen niet zo erg. Het is de vraag of zo'n omschrijving valt te handha ven. Taalgebruikers gaan zo niet met hun taal om. Die denken trouwens nergens bij na. Taalgebruikers weten ook zelf nauwe lijks hoe en wat ze spreken. Dat mensen hun eigen taal echt kunnen beoordelen is daar om een fictie. Zoiets vergt training, om het woord oefening niet te gebruiken. Je moet beschikken over technische termen om over taal te kunnen spreken. Je moet weten waar je op moet lettenwatje wel en niet kunt ver gelijken. Je moet kortom bijna een gediplo meerde taalkundige zijn. Bij de gewone taalgebruiker gaat spreektaal alle kanten op. Die is ingebed in een maatschappelijk verband van medetaalgebruikers waar hij zich op straffe van een outcast te worden niet van kan losmaken. Doet hij dat wel, dan wordt hij een geïsoleerde mopperkont. Toch wordt dit standpunt niet overal nor maal gevonden. Kort geleden onderzocht een bedrijf dat daarvoor betaald wordt, te lefonisch wie dialect sprak in dit gewest. De antwoorden zijn niets waard: sprekers kun nen dat niet beoordelen. Ze kunnen hoog stens vertellen wat ze denken dat ze spre ken. Doorgaans is dat standaardtaal met een regionale vlek in de klanken en af en toe een uitdrukking van hun ouders of grootou ders. Over him woordvolgorde of de manier waarop ze nieuwe woorden maken kunnen ze niet veel zeggen. Terwijl dat toch de kern van hun grammatica is. Per definitie zijn de uitkomsten van dit soort enquêtes waarde loos. Het zijn waarderingsvragen: hoe waardeert iemand zijn taal als die wat vlek ken heeft in de uitspraak? Barbarismen (in de sfeer van uitdrukkingen en woorden) zitten helemaal aan de buiten kant van ons taalvennogen. Ze zijn sterk aan invloeden en mode onderhevig. Voor een deel verdwijnen ze weer. Als het blijver tjes zijn passen we ze op alle mogelijke ma nieren aan. We zorgen voor adaptatie. Het woord doorsnee is in de ogen van sommigen een germanisme, van Durschnitt. Maar we hebben dat mooi een acceptabel uiterlijk gegeven en gaan vervolgens er van alles meedoen: meervouden als doorsnedes of doorsnees. Samenstellingen als Doorsnee automobiel, doorsneementaliteit. Geen probleem. Zo zie je dat wat aanvankelijk vreemd is, vrij gemakkelijk zijn weg vindt. Tegenwoordig lees je nogal eens 'in het licht van'- een anglicisme. So what? Of het Duit se 'in het raam van' als afwisseling van 'in het kader van'. Neem 'zich realiseren' geen mooi woord. Het is een barbarisme. To reali ze was de bron, maar we hebben het volgens de Nederlandse grammatica wedekerend gemaakt met 'zich'. Een kniesoor die er werk van maakt. Zo gaat het bijna altijd. Wat niet wil zeggen, dat je mag doen wat je wilt. Maar overdreven purisme is net zo we reldvreemd als een pur sang barbaars Ne derlands. Als je heel ver terug gaat - tot kort na het paradijs of de toren van Babel - is er in een taal betrekkelijk weinig eigens. Het is in het algemeen zo dat je taalgebruik alleen met harde taalpolitiek kan beïnvloe den. Natuurlijk niet met een kaartenactie. In Barbarismen is er een rijke collectie op genomen van woorden die we ontleend heb ben aan vreemde talen. Het aardige is dat de schrijver een accurate toelichting geeft. Zo weet je dat recentelijk een vertaling is van recently en dat er onverbloemde Neder landse woorden zijn die het zelfde zeggen: 'kort geleden, onlangs, pas geleden, sinds kort'. Zo wordt ook rechtmatig behandeld en wereldvreemd en nog veel meer. Puristen en bewonderaars van de eigen ziel in de eigen taal kunnen aan dit boekje veel plezier beleven. Er is een vervelende bij komstigheid: de uitgebreide literatuurlijst bij dit boekje laat zien, dat er over het on derwerp veel geschreven is en dat er veel an dere boekjes zijn. Ook zeer dure en uitge breide. Voor wie die niet wil hebben, is dit een betrekkelijk goedkoop en aardig second best. Lo van Driel Emile Bode: Oneliners Soundbites. De onstuit bare opmars van het Nederengels - Uitgeverij Bzztöh, €9,-. Den Haag: Joost Niemöller: gewaagde onderneming. foto Klaas Koppe V.S. Naipaul ziet het schrijverschap als een verheven roeping. foto Chris Ison/Reuters

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 29