Boer in de ban van
milieu
M
Verhoalen van alle dag,
natuurlék mee un sauske
De hazelnoot bloeit; het voorjaar is begonnen
Stichting helpt bij
omgaan met regels
ONDERWEG
in d'n böögerd
woensdag 30 januari 2002
Op een akkerbouwbedrij f op Tholen wordt de grond geïnjecteerd met mest.
Of de boeren het leuk vin
den of niet, de milieure
gels waaraan'ze zich moeten
houden, worden strenger.
Onderdeel van het aange
scherpte beleid is het ver
minderen van de uitstoot van
mineralen (vooral mest) en
bestrijdingsmiddelen naar
het milieu. Dat vraagt een
andere benadering van de
boeren en om ze daarmee een
handje te helpen, is in Zee
land half 1999 de stichting
Minas en Middelen Meester
(MMM) opgericht.
Naast de provincie hebben
daarin zitting: de Zuidelij
ke Land- en Tuinbouw Organi
satie, het Zeeuws Agrarisch
Jongeren Kontakt, de Zeeuwse
Milieu Federatie en de twee
Zeeuwse waterschappen. Na
een ruime aanloopperiode be
gint de stichting MMM op toe
ren te komen.
Dat partijen de handen ineen
hebben geslagen in de vorm van
een stichting noemt Richard
van Bremen, provinciaal mede
werker en vice-voorzitter van
de projectgroep MMM, een
unieke constructie. „Alle partij
en die ermee te maken hebben,
zitten bij elkaar. Dat is belang
rijk, want je hebt wel draagvlak
nodig om resultaten te kunnen
bereiken." Hij wijst erop dat de
individuele landbouwers zich
nog wat afwachtend opstellen
en vindt dat wel begrijpelijk.
„Ze zien het allemaal op zich af
komen en alles lijkt tegelijk te
gebeuren." Juist daarom ziet hij
voor de stichting waarin het 'he
le veld' vertegenwoordigd is,
een nuttige taak weggelegd.
Strengere normen hanteren is
niet zomaar een hobby van de
politiek. Ze zijn nodig om tot
wenselijke verbeteringen te ko
men. Van Bremen geeft aan dat
met de invoering van een zoge
naamde Minas-boekhouding
(Minas staat voor mineralen af-
gifte-systeem) - met ingang van
2002 verplicht - een grote stap
voorwaarts is gemaakt. Een
boer moet precies kunnen ver
antwoorden hoeveel mest hij
gebruikt en het bijhouden van
een boekhouding betekent dat
agrariërs zorgvuldiger te werk
moeten gaan. Het is ook een be
langrijke bijdrage aan de oplos
sing van de mestproblematiek
in Nederland.
Projectgroeplid Jos Goossen,
medewerker van het water
schap Zeeuws-Vlaanderen,
maakt duidelijk dat het terug
dringen van de invloed van be
strijdingsmiddelen op het op
pervlaktewater (en in mindere
mate ook op het grondwater)
geen overbodige luxe is. Er zijn
landelijk normen vastgesteld
waaraan de kwaliteit van het
oppervlaktewater moet vol
doen. Volgens Goossen worden
die normen in Zeeland op de
meeste plaatsen niet gehaald.
„Je hebt enkele wateren - bij
voorbeeld geïsoleerde kreken -
die niet of nauwelijks door de
landbouw worden beïnvloed.
D aar haal j e de normen wel.Hij
voegt eraan toe dat de natuurlij
ke aanwezigheid van zoute kwel
in de meeste delen van de pro
vincie het voldoen aan de nor
men wel extra moeilijk maakt.
Wat heeft de stichting sinds
haar oprichting gedaan? Van
Bremen: „Voor veel afstemming
gezorgd. En een plan van aan
pak gemaakt, maar ook concre
te zaken aangepakt.
Er is een handboek gemaakt
voor het opstellen van bedrijfs-
(milieu)plannen, er zijn studie
groepen gevormd (waarmee
zo'n vijfhondex-d ondernemers
bereikt zijn)er zijn studiedagen
gehouden en diverse projecten
gesteund, over mechanische
loofdoding, mechanische on-
kruidbestrijding en voorjaars-
aanwending van dierlijke mest.
Momenteel gaat veel aandacht
uit naar de certificering." Bij
certificering komen onder meer
aan de orde beperking van het
mestgebruik, meer niet-chemi-
sche activiteiten en betere ar
beidsomstandigheden. Het heb
ben van een certificaat is nog
niet verplicht, maar zal dat eer-
langs wel zijn. Er zijn verschil
lende certificatie-niveaus
waarmee een boer zich kan on
derscheiden: basis-, product- en
bedrijfscertificaat. „De markt
vraagt steeds meer om certifice
ring", zegt Goossen. Het draagt
ook bij om de uitgangspunten
van de stichting MMM (minder
mest, minder middelen) te ver
wezenlijken.
Goossen vertelt dat het gebruik
van bestrijdingsmiddelen in de
provincie in kaart is gebracht.
„Gekeken is welke middelen
worden gebruikt, hoeveel en
voor welke teelten. Op basis
daarvan is becijferd hoe groot
de milieubelasting van de ver
schillende teelten is. Voor elke
teelt blijkt slechts een handje
vol actieve stoffen bepalend te
zijn voor de belasting. Als je de
meest belastende middelen
weglaat, kom je overeen met de
normen van de milieukeur."
Ruim honderdvijftig boeren in
de provincie zijn bezig met cer
tificering, meldt Van Bremen.
De meesten werken aan een ba-
siscertificaat. De provinciaal
medewerker beschouwt deze
agrariëi"s als echte vooilopers.
Hij hoopt dat het aantal snel
toeneemt en noemt het vex'heu-
gend dat 34 boex-en mikken op
een bedrijfscertificaat milieu
keur, het hoogste niveau. Het
streven was in 2002 zo'n dertig
bedrijven met een bedrijfscerti
ficaat in de provincie te hebben;
dat aantal is nu al overschx-eden.
De stichting MMM is bezig met
het opzetten van een internetsi
te, waarop belangstellenden al-
foto Dirk-Jan Gjeltema
les over minas en middelen kun
nen vinden. Goosen: „We hopen
reacties te krijgen in de vorm
van e-mails. Ook de waterkwa
liteitsmetingen gaan we op de
site zetten en informatie over
de projecten." Gedeputeerde
A. Poppelaars, voorzitter van
de stichting, neemt de internet
site 13 februari in gebi'uik. De
twee leden van de projectgroep
onderstrepen dat aan een goede
communicatie veel belang
wordt gehecht.
Daarom worden 31 januai'i (in
De Vfoone te Kapelle) en 13 fe
bruari (in De Halle te Axel) twee
thema-avonden belegd (aan
vang 20.00 uur). Het gebruik
van bestrijdingsmiddelen en de
invloed op het oppervlakte- en
gx-ondwater staat daarbij cen
traal. Bezoekers krijgen inzicht
in de stand van zaken, een ak
kerbouwer die meedoet aan de
milieukeur vertelt over zijn er
varingen en een medewerker
van de Unie van Waterschappen
houdt een inleiding over de rela
tie tussen het Lozingenbesluit
open teelt en veehouderij, drift
en toelatingsbeleid.
Rinus Antonisse
Op Neeltje Jans is zaterdag een
wandelexcursie met als thema
eenden, geox'ganiseex'd door
stichting Het Zeeuwse Land
schap en Vereniging Natuurmo
numenten. Gidsen geven uitleg
over de typische deltavogels in
het gebied, zoals bergeenden,
eidereenden en smienten. De
excursie begint om 14.00 uur bij
het bordje van Het Zeeuwse
Landschap en Natuurmonu
menten aan de Oosterschelde-
kant van de parkeerplaats van
Waterland Neeltje Jans. De
wandeling duurt ongeveer twee
uur.
Dialectschx-ijver JuliënBlommaert: „Wanniër ik mén verhoalen schrijf én vertel in puurKauters, zin er
vil te veel mensen die atter gjinlap van snappen." foto Peter Nicolai
ritme. Vandaar dat ze onmis
kenbaar in de verhalen van
Blommaert terugkomen.
Jao, jaojoengen, zegt onze kras
se Axelaar, als we terugkomen
op de mentaliteit van het Land
van Hulst, dat is zöjoengen, da's
'êêl ander volk dan 'iere. 's Zon
dags de wienkels open in Ulst,
maojoengen, dazöj'ieretochnii
moeten doene 'óór.
Gevx-aagd naar de erkerxning
van het Zeeuws, kijkt hij wat
rond en schudt dan zijn hoofd.
An 'k zo'n kaorte zou opstieren
voel'k me net als in 'n ontivikke-
liengsland mee de vraoge: Me-
nister, stier nog 's een zak mee
riist. Ook Blommaert heeft zo
zijn mening over deze actuali
teit. Van mij maggut, ik zetter
gjinne stap veur. Lot os ammel
mar un bitjsje normal doen en os
energie én inzet gebruiken vur
belangrijkere diengen
Hij staat op en rommelt wat in
de kast. Met een handvol papie
ren zet hij zich aan tafel en laat
mij een kort gedicht lezen.
Rinus Willenxsen
G'helpt mè toch,
Maria, ik ken mén kruske allien
nie droagen,
Mar Gij zx mén moeder, dorrom
komm'uk bi aa,
Wilde Gij on da manneke van aa
is nie vroagen,
Ofdatt' dur is evekus zén scho-
ars oonder aatl
Ik weet üt wel, ik leef nie, zju, as
eigenlek zou moete,
En lék ast de Paster op de prik-
stoeljuk zee,
Marjirrlék, ik zeggüt ier oonder
a voete,
Ik prubber ut, mar't valt gorten
die je nie mee,
Ik zin gjinnen heiligen en ik leeft
nie in un kljuster,
Nië, gewüün in de wjèreld, dus
dat zeg genoeg,
Mar dat manneke van aa is toch
dun trjuster?
Toe vroag 't is,
G'helpt mè toch ee?
Juliën Blommaert
Agenda
Zondagmiddag 3 februari orga
niseert 't Kerkje van Ellesdiek
weer een meezingmiddag in
't Kerkje aan de van Hattum-
straat in Ellewoutsdijk. Er
wordt gezongen uit een breed
samengesteld repertoire van al
gemene volksliederen, smart
lappen, zottigheid, gezangen,
canons en Zeeuwse liedjes.
Cees Hoogesteger begeleidt de
samenzang op piano. Ester Vi-
see (dwax-sfluit) en Marieke Bro-
kamp (viool) verzorgen deze
middag twee keer een intermez
zo. De middag begint om 14.30
uur en de entree bedraagt 3,40
euro.
Ieder heeft zo zijn eigen stijl,
maar deze man heeft wel een
heel specifieke manier van
schx-ijven en vertellen. Dat is
niet alleen vanwege zijn dialect:
koit en zakelijk, waai'door de
fantasie van de luisteraar flink
aan het werk wordt gezet. Het is
ook poëtisch. We hebben het
over Juliën Blommaert, de man
uit Hulst, die zich bedient van
het dialect van De Kauter, een
plaatsje dat als Nieuw-Namen
op de kaaxt van Nederland te
vinden is.
Blommaert begon lang geleden
met gelegenheidsverhalen te
schrijven voor het cax-navals-
blad De Mollen uit Nieuw-Na
men. Dat sloeg zo aan, dat ook
de redactie van de schoolkrant
bij hem aan de bel trok. Maar de
mensen van Hulsterloo, de
plaatselijke voetbalclub, wisten
hem ook te strikken voor bijdra
gen en zo werd hij eigenlijk zon
der er zelf ex-g in te hebben, de
plaatselijke levex'ancier van
verhalen, gedichten en liedjes.
Inderdaad, een heel breed kla
vier, maar dat moet ook gezegd
worden, Blommaext had het al
direct in zijn vingex-s. En dat al
lemaal in dialect. Nog vóór dat
er een schrijfcursus werd geor-
ganiseerd, was hij dus al vak
kundig bezig met onderdelen
voor vertelavonden. Aan de
jaarlijkse vertelavonden in Den
Dullaert, geox-ganiseerd door
Van Bij Ons, nam hij acht keer
deel. „Het was door George
Sponselee dat ik benadei'd werd
en toen was ik natuuxiijk daar
na een veel gevx-aagde verteller
tijdens feestavonden in heel het
Land van Hulst." En Blom
maert genoot exwan, net als zijn
toehooixlers. Op de vraag hoe
lang hij nu eigenlijk al bezig is
met deze vertelmicldagen en
avonden zegt hij: Zjun dertig
joar.
Leutige dingen
Blommaext is niet iemand die
veel ophef maakt over zijn ver-
haalkeuze. Als we hem vragen
waarover hij nu eigenlijk
schrijft, is hij kort en duidelijk.
Overiva schrijv'uk mjistal? Ei-
gexilék over van alles. Int begin
ut mjistover leutige dingen, mar
de leste jaoren juk over serjeuze
oonderwerpen, worrin ik dan
toch prubbeer iet en taarun bits-
je humor in te verwérken. Om
datter vraag nar was, heb ik in
december juk un stik of vier
lcerstverhoalen geschreven en
wiste vertellen.
Nu is het schrijven in een of an
der dialect altijd moeilijk, maar
als je het voor je zelf schrijft,
dan valt het nog mee. Het kost
wat meer tijd dan in het Neder
lands, maar het is te doen. Wie
daarom het dialect van Nieuw-
Namen moet lezen als buiten
staander, die zal daar toch wel
heel wat moeite mee hebben.
Want de dox-pen langs de grens
in Oost-Zeeuws-Vlaanderen
hebben allemaal een dialect dat
nauw aansluit met dat van het
Land van Waes. De dialectgx-ens
ligt daar een paar kilometer
noordelijker dan de landsgrens.
Oost-Zeeuws-Vlaanderen is
heel rijk aan dialecten. Om te
beginnen het dialect van het
Land van Axel, dat van het
Land van Hulst, de stad Hulst
had nog een apaxi dialect, dat
bijna niet meer gesproken
wordt en dan dus de dorpen
langs de grens. Natuurlijk ver
staan die mensen mekaar alle
maal. En zeker die eigenaardige
woorden, zoals de wjèr waar
mee bijvoorbeeld in Koewacht
de heg, de haag wordt aange
duid. D'aoge zegt onze Axelaar
en dan begint hij een beetje te
gniffelen. Jao, jao, achter d'aoge
ee, zeggen ze dan met een knip-
öóge. Juliën Blommaeii? Aohn
den diejen die altiid verteltJao,
die kom van d'n Kauter.
Blommaert schrijft op zén Kau
ters. En dat heeft zijn beperkin
gen, want zoals dat bij de meeste
dialectsprekers het geval iszegt
ook Blommaert dat het dialect
van zijn dorp eigenlijk nergens
anders zo goed wordt gespi'oken
als daar. De dorpen ei'orn heen
hebben eigenlijk ook wel een
aardig dialect, maar het beste...
Wannier ik mén verhoalen
schrijf én vertel in puur Kauters,
zin er vil te veel mensen die atter
gjin lap van snappen, zeker asse
nie van de Kauter zelf kommen.
En wat doet hij dan? Dan schrijf
en vertel ik in un toch wat oage-
past Kauters dialect. Dan deenk
ik, datter toch wel redelék wat
belangstelling zal zijn. Niet te
veel oangepast, mar zuust ge
noeg, want het moet Kauters
blijven.
De onderwerpen zijn net als het
dialect, van alle dag. Geen on
derwerpen die gezocht zijn,
maar hex'kenbax'e situaties. Ik
schrijf gjin sprookjes, g'jin fabel
tjes, mar ik probeer onderwer
pen als humor en problemen
(eenzaamheid, misplaa:ste
trots, gierigheid, egoïsme etc.)
te verwerken. Niet dat ik mij ge
roepen voel om te moraliseren,
mar gewüün dingen van alle
dag, vurral woar gebeurd, soms
overgoten natuurlék mee un
sauske.
Allicht heeft Blommaert nog
een heleboel plannen. Met zijn
verhalen over Guust en Camiel
heeft hij bewezen dat hij de juis
te toon kan zetten. Voor mensen
van buiten deze stx-eek lijken die
vertellingen soms wat ruw en
hard, maar zaken als het katho
lieke geloof en het caféleven
hebben nu eenmaal in het Land
van Hulst en de grensstreek een
eigen plaats in het dagelijkse
Riek (55) en Adri (59)
Hoogstrate telen op tien
hectare bij Kloetinge, in
een maatschap met doch
ter Arianne (30), appels,
peren en pruimen. In het
dorp verkopen ze de eigen
producten plus groenten
vanuit de schuur van hun
boerderij aan de Zomer-
weg. Elke week klappen ze
uit de boomgaard.
Hoe stormachtig de wind ook
waait, de hoge temperatu
ren brengen voorjaarsboden in
de boomgaard. „Het gras kleurt
groener, de vogeltjes fluiten tus
sen de stormvlagen door en we
hebben zelfs al een lijster horen
zingen." Een zekere voorjaars
bode is voor Adri ook de rups,
hier en daar is hij er al eentje te
gengekomen. „Een grauwbrui
ne rups die net deed of hij een
bladsteeltje was. Het kan een
rups wezen van de agaatvlinder,
al zie je die vaker in zijn felgroe
ne vorm. Dan is hij veel kwets
baarder want in februari is hij
het enige frisgroene in de hele
boomgaard. Dat weten de vo
geltjes ook. De agaat vlinder zelf
is beter gecamoufleerd: een
nachtvlindertje wat precies een
verdord blaadje lijkt."
De agaatvlinder en andere vroe
ge rupsen worden niet bestre
den in de boomgaard. „Ze doen
geen kwaad en ze komen niet in
groten getale voor. Ik let er altijd
alleen op omdat ik ze als voor
jaarsbode zie. Dan gaat het weer
de goeie kant op. Bovendien heb
je tijdens het snoeien wat te
doen als je op zulke dingen kunt
letten."
Ook op schadelijke, of potenti
eel schadelijke beestjes letten
Adri en zijn twee collega's tij
dens de lange snoeidagen. Op de
kommaschildluis bijvoorbeeld,
die volgens Adri beter ape-
staartjeschildluis zou kunnen
heten. „Want zo ziet zijn schild
je eruit. Kommaschildluis is
nooit een probleem geweest
want met de middelen die we
vroeger gebruikten, gingen ze
onherroepelijk dood. Nu we ge
richt op specifieke organismen
spuiten, is de kommaschildluis
overal buiten gevallen. Hij kan,
honkvast gehuisvest onder zijn
schildje, overal tegen. Er zijn
maar twee toegestane middelen
waaraan hij sneuvelt: vrucht-
boomcarbolineum en minerale
olie. Dat moet je spuiten als alles
in rust is en als het droog is, bij
voorkeur met een zonnetje. Je
spuit het spul erop en alles ver
brandt. Een nadeel is dat alle
natuurlijke vijanden van pla
gen die we ook niet willen, even
eens het loodje leggen. Sommige
fruittelers, steeds minder, spui
ten sowieso tegen schildluis,
omdat ze dan schone bomen
hebben. Maar ik zie het nut niet
van schone bomen. Al die mos
jes en roofbeestjes hou ik graag
in bedrijf."
„Probleem bij de schildluis is de
tolerantie van de keurmeester;
die is nul. Als je één schildluis op
een vrucht hebt, kan het zijn dat
heel je partij wordt afgekeurd.
Ze misdoen niet veel, maar in
het buitenland zijn ze er doods
benauwd van. Wij kijken nu tij
dens de snoei of we kom
maschildluizen zien. Hebben
we een boom, dan markeren we
die. Alleen die boom en zijn
naaste buren worden gespoten.
De natuurlijke vijanden in de
rest van de boomgaard leven
vrolijk verder."
Intussen is het vergaderseizoen,
na een korte onderbreking, ook
weer begonnen. Deze week ging
het in de fruittelersorganisatie
over bemesting en binnenkort
informeren de handelaren hun
klanten weer over gewasbe
schermingsmiddelen. „Het gaat
er tegenwoordig vooral over
welke middelen nu weer verbo
den worden en hoe je zo goed
mogelijkje oogst kunt bescher
men met de spullen die nog wel
mogen. Er mag steeds minder en
op zich is dat niet slecht. Het is
alleen jammer dat in andere
landen alles nog wel tien jaar is
toegestaan. Wat ook vervelend
is, is de import van fruit dat be
spoten is met stoffen die hier
streng verboden zijn."
Nu het voorjaar lijkt te begin
nen, is er één vruchtboom die al
bloeit: de hazelnoot. „De piep
kleine rode vrouwelijke bloe
metjes bloeien inmiddels: de
manneljesbloemen ontwikke
len snel." Adrie en Riek hebben
geen hazelnoten voor commer
ciële doeleinden. „Alleen hier
en daar een struik in een hoekje.
Genoeg om het eerste leven te
zien komen."
Mieke van der Jagt