Wat Jomanda kan, kan Piet toevallig ook
Rechtbank is selectief bij hanteren bekentenissen
Piet en Esther Leeuwenburg,
tussen normaal en paranormaal
zaterdag 26 januari 2002
Ze zijn altijd samen. „Altijd.
Hele dagen. Dag en nacht."
Piet Leeuwenburg (Vlissingen,
1939) lacht. Geen heel brede lach;
het is meer een lach die het even
wint van zijn bedachtzaamheid.
Maar als hij het over zijn vrouw
Esther (Souburg, 1943) heeft,
trekken de wolken voorbij en licht
er van binnen iets opEsther is zij n
tegenpool; zo uitbundig als hij ge
reserveerd is. Een warme, aardse
verschijning, die zorgt dat haar
helderziende echtgenoot zich niet
tezeer in de geestenwereld ver
liest. En is Piet zwijgzaam, Esther
vult de stilte met een niet aflaten
de woordenstroom. Vaak maakt
zij zijn zinnen af als hij nog slechts
drie woorden heeft gesproken.
Piet beperkt zich dan tot een be
vestigend knikje. Een interview
met Esther, is dus een interview
met Piet en andersom. Piet: ,,We
kunnen niet zonder elkaar. We zit
ten..." „...altijd op een lijn", vult
Esther aan.
Nadat ze elkaar in 1958 op de Vlis-
singse kermis ontmoetten, was
het al snel duidelijk: dit is voor altijd.
Piet kijkt ernstig naar Esther. „Kun je
natuurlijk wel zeggen: 'we blijven al
tijd bij elkaar', maar dat weet je toch
nooit zeker. Jij kan toch iemand te
genkomen waar je smoorverliefd op
wordt. En dat kan mij ook overkomen.
We zijn en blijven maar mensen."
In 1965 trouwden ze, van huis uit. De
verkeringstijd duurde vanwege de
grote woningnood maar liefst zeven
jaar. En ze wilden niet zomaar een
huis. Zodra de gloednieuwe flats aan
de Van Halstraat in Vlissingen waren
afgebouwd, trouwden ze. Daar, op
nummer 21 drie hoog, werd twee jaar
later Robèr geboren. Een jaar en een
dag later kwam Patrick. Meer kinde
ren hebben ze nooit gekregen. „Jij
wou er nog meer", zegt Piet. Maar hij
had zo'n gevoel, wist eigenlijk zeker:
er komen er maar twee. En zo was het
ook.
Huisje-boompje-beestje en twee kin
dertjes. Esther was huisvrouw en had
een bijbaantje bij de Miro. Piet werkte
onder meer als lasser, als
meubelstoffeerder en als beveili-
gingsbeamte bij de Schelde. Maar zo
rond zijn dertigste kwam de onrust,
want er was iets wat hij al die jaren
weggeduwd had. Als jochie van een
jaar of zeven al was Piet er flink om
gepest. „Ik speelde met kinderen die
er niet waren, als ik van school naar
huis toe liep. Maar dat kreeg ik pas in
de gaten door de reacties van mijn
klasgenootjes. Toen ik thuis vertelde
dat ik daarmee gepest werd, heeft
mijn moeder me uitgelegd dat ik niet
gek was, maar helderziend. En dat die
speelgenootjes overleden kindertjes
waren. Ze vertelde het op een begrij
pelijke, kinderlijke manier. Zij had
dat ook, en zij kon net zoals ik nu men
sen van hun pijn afhelpen. Vroeger
noemden ze dat een strijker, omdat je
met je handen strijkende bewegingen
maakt boven het lichaam. Maar ik
noem mezelf liever 'paratherapeut'."
Last
Dat is nu, maar jarenlang probeerde
Piet 'normaal' te zijn. Jarenlang ei--
voer hij zijn gaven als een last. „Din
gen van anderen voelen en zien, en
ruiken en horen en weten. Ontzettend
vermoeiend was dat vroeger, toen ik
dat nog niet had leren afsluiten. Als er
iemand voor me stond bij de kassa,
met veel rugpijn of zo, dan had ik die
zó wel willen vastpakken om er iets
voor te doen. Want dan pakte ik die
pijn zó op."
En dan?
„Dan zat je er dag en nacht mee. Alle
ellende die ik van de mensen oppikte.
Dan zat ik 's nachts doodsbang op, met
angst en pijn. Niet durven slapen, niet
naar het toilet durven. Dat is heel ang
Piet en Esther Leeuwenburg.
stig geweest." Pas rond zijn dertigste
kreeg hij het onder controle. „Zodra
of ik stop met iemand behandelen -
dertig, veertig seconden later - gaat de
pijn bij mij weg. Ik kan niet uitleggen
hoe ik dat geleerd heb. Het heeft er
mee te maken dat je goed onderscheid
leert maken tussen wat bij jou hoort
en wat van die ander is."
Zijn vrouw wist al voor haar trouwen
dat Piet 'iets' had, want het was alge
meen bekend dat zijn moeder een
strijker was. Daar werd over gefluis
terd. Ook Esther vond het aanvanke
lijk maar vreemd en griezelig. Tot de
nieuwsgierigheid het van haar angst
won en ze samen gingen praten over
wat dat nou eigenlijk was, waardoor
hij soms gewoon opeens wist: dat en
dat gaat er gebeuren. Waar andere
echtelieden wel eens uit elkaar willen
groeien op het pad van de persoonlijke
ontwikkeling, bleven de twee tegen
polen samen oplopen. Piet besloot
meer te gaan doen met de bijzondere
gaven die hij had, Esther stortte zich
op de voetreflexologie en daarnaast
gingen beiden zich verdiepen in elec-
tro-acupressuur en orthomoleculaire
geneeswijzen. Piet was 33 toen hij als
paratherapeut begon, maar het duur
de nog elf jaar voor hij zijn baan bij de
Schelde opzegde om zich helemaal te
wijden aan wat hij als zijn roeping er
voer.
De dag waarop Piet aspirant-lid van
de Nederlandse Federatie van Para
normale Natuurgenezers (NFPN)
werd, was voor hem een keerpunt. Het
begin van een heel ander leven. De
ommekeer heeft hen vrienden gekost,
goede vrienden zelfs. Piet en Esther
weten best dat lang niet iedereen hun
geloof in het heil van de alternatieve
of paranormale geneeswijzen deelt.
Dat het misschien wel kwaad kan - de
naam Sylvia Millecam valt -dat er
bedriegers zijn. Dat er ook in dit we
reldje haat en nijd is, en concurrentie.
Neem nou Jomanda, die claimt één
van de vier mediums ter wereld te zijn
die het allemaal heeft: helderwetend.
heldervoelend, helderruikend en hel-
derhorend. Laat Piet dat nou toevallig
ook hebben. Voor de niet-helderwe-
tende buitenstaander blijft het alle
maal een beetje koffiedik kijken.
Toch? O ja, het echtpaar heeft er ken
nis van genomen, van de standpunten
van de Stichting Scepsis, van de kri
tiek, dat het allemaal niet bewezen is.
Piet knikt, Esther knikt mee. „Tuur-
lijk sta ik open voor die kritiek. Lees
ik allemaal", zegt Esther. „Maar ik
vind het wel eens heel onterecht.
Neem nou die homeopathie, dat ze een
heleboel middeltjes uit het zieken
fonds willen gooien. Ik weet ook wel
dat je niet alles met homeopathie kunt
genezen, maar heel veel mensen heb
ben er baat bij." Esther zal het worst
wezen of dat dan komt door een
'werkzame stof' of door het geloof er
in. „Zelfs aandacht kan genezen. Ge
woon een luisterend oor. Jij kan den
ken: 'wat zit die man te ouwehoeren',
maar ik luister gewoon. En als hij dan
achteraf zegt: 'nu ben ik helemaal op
geknapt', doet dat me goed."
Sinds vier jaar werken Piet en Esther
als orthomoleculair genezer met elec-
troacupunctuur. Esther moet zich he
lemaal op haar apparatuur verlaten
voor een diagnose, maar Piet heeft
daarnaast zijn gaven. Soms is praten
genoeg. Soms magnetiseert hijEsther
probeert dat uit te leggen: „Een soort
oyerbrengen van energie op het li
chaam hè, eigenlijk." Piet: „Ik luister
naar mijn gevoel. En via mijn gevoel
zoeken mijn handen de plaats op waar
ik wezen moet en geven energie door.
Uit de kosmos." Daarbij ondervindt
hij hulp van wat hij 'geestelijk bege
leiders' noemt. „Ik heb er verschillen
de. Het ligt eraan waar iemand voor
komt. Bij kanker bijvoorbeeld heb ik
een speciale begeleider. Die voel ik.
Vroeger zag ik die persoon dan ook
daadwerkelijk staan. Dat is gelukkig
niet meer zo. Dat is namelijk heel in
tensief, als je een begeleider helder
ziend waarneemt en dan tegelijk aan
die patiënt moet uitleggen wat je van
die begeleider doorkrijgt. Ik heb lie
ver zoals het tegenwoordig gaat: een
flits van helder weten als de patiënt
binnenkomt.Helder ruiken doet Piet
ook. En, zoals te verwachten valt:
ziekten ruiken niet lekker. Soms zelfs
zo verschrikkelijk, dat Piet hen daar
boven verzocht heeft of dat hem asje
blieft bespaard kan blijven: „Of ik
dan hier loop of buiten, die lucht gaan
niet uit mijn neus weg." Tjsa, en wat
zeg je dan, als je 'doorkrijgt' dat ie
mand een hele erge ziekte heeft? Piet
mag geen diagnose stellen. Hij is ten
slotte geen arts. „Dus als ik nou door
krijg dat er iets ernstigs aande hand is,
kan ik het niet ronduit zeggen. Dat
zou een diagnose zijn. Ik moet dus
proberen die persoon op de een of an
dere manier naar zijn huisarts te krij
gen. Gaat u eens naar uw huisarts,
vraag ik dan, en laat u eens helemaal
goed nakijken voordat wij verder
gaan. Ik ben dat trouwens ook ver
plicht. Ik mag me niet op medisch ge
bied begeven. En dat is zo jammer;
want dan zou de samenwerking veel
en veel mooier zijn." Kijk: hij kan die
kanker niet weghalen. Maar pijn weg
nemen en energie geven, dat wel,
daarvan is Piet overtuigd. „Wat dus
niet wil zeggen dat de kwaal weg is."
Helaas,constateert hij, de contacten
met huisartsen zijn nogal eens proble
matisch. „Erg moeilijk. In Brabant
gaat dat makkelijker dan hier in Zee
land. Er zijn er wel een paar die inte
resse tonen, maar die willen het voor
hun collega's niet weten."
Coma
Een voorbeeld. „Die jongen had een
ongeluk gehad op Tweede Kerstdag
en ik werd erbij gehaald. Toen ik in het
ziekenhuis kwam, waren ze daar net
bezig pijnprikkels te geven. Ik stelde
me aan de arts voor, ze kijkt me aan en
zegt: 'met u heb ik niets te maken'.
'Dat klopt', zei ik, 'maar zijn moeder
vind het heel belangrijk dat ik er wel
ben'. Op dat moment krijg ik door dat
hij binnen tien minuten in coma gaat,
dus ik zeg dat tegen die arts. Maar die
zegt alleen maar: 'wilt u zich nu ver
wijderen, ik heb niets met u te maken'
Ik ga achter de glaswand staan waar
ook zijn moeder stond, vertel haar dat
die jongen in coma gaat en terwijl ik
met haar praat, glijdt hij weg. Alle
toeters en bellen gaan rinkelen, er ko
men nog meer medici bij. Heeft geen
zin meer, zeg ik tegen de moeder.
„En toen zag ik op de muur verschij
nen: 2,5 maand en 3 uur. Dat werd
voor mij geschreven. Op die dag zou
hij uit coma komen en dat heb ik tegen
de moeder gezegd. Die arts is toen zo
kwaad geworden dat ze me uit het zie
foto Lex de Meester
kenhuis heeft laten zetten. Maar toen
die jongen 2,5 maand en 3 uur later
daadwerkelijk bijkwam, heeft ze wel
haar excuses aangeboden. Later heb
ik nog wel heel goed samengewerkt
met de fysiotherapeut, voor de revali
datie.De jongen was helemaal ver
stijfd toen hij uit coma kwam, maal
ais ik erbij kwam en zijn voeten pakte,
kon hij zijn armen en benen weer be
wegen."
Het is prachtig als je mensen op ziet
knappen, zegt Piet. „Dat zijn de mooie
dingen, maar je maakt ook trieste din
gen mee. Meestal ben je de laatste
strohalm. Zijn ze het hele medisch cir
cuit afgelopen, en dan komen ze bij
mij." Esther: „Maar hij kan niet tove
ren." Piet: „Soms lukt het gewoon
niet. Dan hoort zo iemand niet bij
mij."
Het medium mag dan vele gaven heb
ben, zijn eigen toekomst kan hij niet
voorspellen. „Net zomin alsikmijnei
gen pijn kan weghalen. Ik wü trou
wens niet eens weten wat me te
wachten staat. Maar ik heb wel het ge
voel dat Esther en ik nog lang niet
klaar zijn." Esther knikt. Piet heeft
hier nog een hoop te doen. „Het gaat
nog verder hoor. Mijn bedoeling is, al
leen hier praktijk te hebben. Ik heb nu
ook praktijk in 's-Hertogenbosch, in
Rosmalen zitten we in een gemeen
schapshuis samen met de dokter en
het consultatiebureau en we doen
huisbezoeken in Zeeuws-Vlaande-
ren."
En waar eindigt de rit? Met de dood, of
gaat het verder? Piet, op dit gebied in
zekere zin een ervaringsdeskundige,
mag het zeggen: „Met reïncarnatie.
Hoe kan ik dat nog ontkennen? Daar
voor heb ik te veel overledenen ont
moet. Overal hoor. Kan gewoon bij de
Hema zijn." Esther aarzelt. Ze zou zo
graag ook op dit punt één lijn trekken,
maar ze laat eerlijk ruimte voor haar
twijfel: „Het...zou me verbazen als er
dan niets was."
Ondine van der Vleuten
Een timide vrouw van vierentwintig jaar, die haar
tranen niet wist te bedwingen toen ze voor de
meervoudige kamer van de rechtbank in Middelburg
werd geconfronteerd met haar daden. Iets aandoen
lijks had ze. Voor de toehoorders was het niet makke
lijk haar te zien als een furie, die eind 2000 meerdere
malen haar toen vijfjarig zoontje mishandelde. Een
maal takelde ze het kind zo toe dat het buiten bewust
zijn raakte. De moeder bekommerde zich daar niet
om en liet haar zoontje een hele nacht in bewusteloze
toestand liggen, waarbij er een aanmerkelijke kans
was dat het kind zou sterven. Later werd geconsta
teerd dat de jongen een breuk in de schedel had opge
lopen. Bij zulke handelingen past niet het beeld van
een kwetsbare vrouw, die bij herhaling verklaart dat
ze er alles aan wil doen om haar kind terug te krijgen
en het voortaan goed te verzorgen. „Daar heb ik altijd
voor geleefd", zei ze onlangs tegen de rechter. „Ik wil
rust terugvinden in mijn leven en meewerken aan een
behandeling om ooit mijn kind terug te krijgen."
De vrouw leek voor de rechtbank in een schemertoe
stand te verkeren. Vrijwel geen vraag van rechter
A.M.P. Gakeer beantwoordde ze concreet. Over wat
ze eerder tegen de politie had gezegd, zei ze nu: „Ik
was al heel ver heen. Ik weet niet of de verklaringen
die ik daar gaf de waarheid zijn." En: „Ik besef het
nog niet.En:,Ik heb vaakbij de politie gezeten maar
ik was er naar mijn gevoel niet echt bijIk kan me van
Balans is een rubriek over rechtspleging
veel feiten niets herinneren." Achter haar optreden
ging een verhaal schuil dat aanzienlijk meer elemen
ten bevatte dan ter zitting duidelijk werd. Een ver
haal dat al voor oktober 2000 begon. De vrouw woon
de met haar zoontje in Vlissingen bij haar vriend, de
vader van het kind. Die relatie liep stuk na een stroom
ellende en de vrouw besloot in te trekken bij een ande
re man. Die had ook eerder een relatie gehad waaruit
twee kinderen waren voortgekomen. Na een juridi
sche procedure waren die twee kinderen aan zijn zorg
toevertrouwd.
In de maanden oktober en november van 2000 leefde
het nieuwgevormde vijftal onder één dak. In die pe
riode mishandelde de vrouw haar zoontje meerdere
malen door hem te slaan en met hem te smijten. Op
een bepaald moment greep de buitenwacht in. Het
kind belandde in het ziekenhuis en de politie werd op
de hoogte gesteld. In eerste instantie hield de vrouw
zich tijdens verhoren op de vlakte. Later verklaarde
ze dat de man bij wie ze sinds kort inwoonde haar
zoontje had mishandeld. Nog later bekende ze: ze had
het kind zelf lichamelijk zwaar beschadigd en daar
bij was het niet bij slaan en gooien gebleven. Ze had
haar zoontje diens eigen braaksel laten opeten en
diens eigen urine laten drinken, zei ze tegen de poli
tie. Waarbij ze aanduidde dat ze soms 'over de rooie
ging, buiten zinnen raakte en zichzelf niet onder con
trole' had. „Ik ben zelf ook mishandeld", verklaarde
ze verder. En: „Als ik boos ben, verander ik gewoon."
Voor het feit dat ze de man bij wie ze onderdak had ge
vonden had beschuldigd van de mishandelingen had
ze twee verklaringen. Die man had wel overwicht op
haar zoontje en dat frustreerde haar want het kind
luisterde niet naar haar, vond ze. Bovendien wilde ze
een ander de schuld in de schoenen schuiven, omdat
ze bang was dat anders haar zoontje uit huis geplaatst
zou worden.
De rechtbank aanvaardde deze week de verklaringen
uit het proces verbaal als bewijs. De vrouw werd ver
oordeeld tot een jaar gevangenisstraf waarvan 131
dagen voorwaardelijk werden opgelegd. In de prak
tijk betekent dat dat de vrouw niet de gevangenis
ingaat: ze heeft een lange periode van voorlopige
hechtenis achter de rug en die worden van haar straf-
termijn afgetrokken. De rechtbank acht terbeschik
kingstelling niet noodzakelijk, onder meer omdat ze
geen gevaar meer oplevert voor haar zoontje dat in
een pleeggezin is opgenomen. Zij wordt overigens,
met als stok achter de deur de vooi*waardelijke straf,
wel gedwongen een behandeling te ondergaan. Des
kundigen stelden een persoonlijkheidsstoornis bij
haar vast en zagen na onderzoek 'pedagogische on
macht' achter haar gedi*ag.
Eén aspect van de zaak werd slechts terloops belicht.
Officier van Justitie F. van Es duidde bij behandeling
van de zaak aan dat de vrouw een valse aangifte heeft
gedaan, toen ze de man bij wie ze woonde beschuldig
de van de mishandeling. De officier meende dat de
rechtbank met dat feit rekening moest houden. De
rechtbank deed dat niet. In de motivering bij het von
nis wordt geconstateerd dat de verdachte ter terecht
zitting ontkende een valse aangifte te hebben gedaan.
„De rechtbank zal hiei*mee bij haar strafoplegging
derhalve geen rekening houden."
Dat is merkwaardig. De rechtbank maakt op ondui
delijke gronden een selectie uit de px-ocessen verbaal.
Een deel van de verklaringen van de vrouw wordt ge
zien als toereikend bewijs en een ander deel wordt
zonder nadere onderbouwing terzijde geschoven.
Als, vooral op grond van bekentenissen die de vrouw
tegenover de politie heeft afgelegd, bewezen geacht
wordt dat zij schuldig is aan poging tot doodslag, dan
is het tenminste onvolledig de bekentenis over de val
se aangifte buiten beschouwing te laten. Het is duide
lijk dat het mishandelde kind het meest van alle be
trokkenen beschadigd is. Maar ook de man, die de nu
veroordeelde vrouw en haar kind onderdak verleen
de, heeft averij opgelopen. Hij is, nadat hij was be
schuldigd, geruime tijd in hechtenis gehouden en
heeft bijna een jaar lang zijn eigen kinderen, die bij
een pleeggezin waren ondergebracht, slechts bij uit
zondering kunnen zien.
De man is, juridisch gezien, niet van alle smetten vrij
zo is overwogen toen hij werd vastgezet. Niettemin,
de familiekamer van het Haagse Gerechtshof, heeft
op 19 september van het vorig jaar geconstateerd dat
de man niet langer werd verdacht van mishandeling
en beslist dat hij zijn kinderen weer zelf mag verzor
gen. Ook met die feiten had de Middelburgse recht
bank in de ovei*wegingen bij het vonnis in de straf
zaak tegen de vrouw, rekening kunnen houden. Het is
onbevi'edigend dat dat niet is gebeurd. Wellicht krijgt
de zaak een vervolg en verschijnt de timide vrouw an
dermaal voor de rechter.
A.J. Snel