Je moet hard kunnen wezen Wie niets toevoegt aan het bedrijf, kan vertrekken PZC Piet Prince, lijkdienaar Journalist Martin van Ameron- gen lijdt aan een inoperabele vorm van slokdarmkanker maar rookt niettemin als een ketter. Zijn grafschrift ligt al klaar: 'Hier rust Martin van Amerongen, in de grond een goeie jongen'. zaterdag 19 januari 2002 Lijkdienaar Piet Prince uit Vlissin- gen zou nog niet weten wat er op zijn eigen grafsteen moet komen te staan. Terwijl de man vanwege zijn werk toch vrijwel dagelijjks met de dood wordt geconfronteerd en hij in middels al een eind naar de tachtig loopt. Zelfs de kleine aanreiking 'goe de wijn behoeft geen krans' uit de con ference die wijlen Fons Jansen ooit hield over een accurate doodgraver, bezorgt hem geen inspiratie. Maar Prince kan er wel om lachen. Net zoals hij er de humor van inziet als mensen op straat naar hem wijzen en luid hoorbaar melden: 'Da's geen goeie daar, die heeft al half Vlissingen be graven.' Begraven, dat moeten ze straks met Prince ook maar doen. Cremeren is niets voor hem. ,,Je gaat dan op in vuur en vlam. Die hitteNee, ik wil be graven worden." Verscheiden De 78-jarige Piet Prince 'tekenaar Jac. Prince was mijn neef) is al zijn halve leven veel met de dood bezig. In een grijs verleden was hij aanzegger, ging hij gekleed in een met tressen be hangen zwart pak en drukte hij op deurbellen. Nadat er open was gedaan nam hij de hoge hoed af ('in het begin was dat nog een steek') en maakte op plechtige toon bekend wie er in de naaste omgeving was verscheiden. ,,Mijn vader typte dat uit en ik las het voor: 'Heden is overleden....', je kent dat wel. Ik was daar soms een hele morgen voor onderweg, want ook de bakker en de slager en een aantal par ticulieren die ergens anders woonden, stonden op het lijstje waar ik langs moest." Voorts deed Prince de afleggingen: het wassen en opnieuw aankleden van overledenen, haren kammen, des noods een beetje opmaken zodat ze er netjes bijliggen als familie en beken den afscheid komen nemen. Het rege len van rouwdiensten zat ook langdu rig in zijn pakket. De laatste tijd treedt de Vlissinger alleen nog maar op als drager. Omdat menig uitvaart- bedrijf hem inhuurt, weet Prince blin delings de weg op alle Walcherse do denakkers. „En er is geen kerk op Walcheren of ik ben er geweest." Loopjongen Prince komt uit een kleine familie.,Ik was thuis enig kind. Daardoor kreeg ik veel aandacht. Dat is nog te mer ken. Ze zeggen dat ik een verwend mannetje ben." Geen baantje zo vreemd, of de Vlissinger was er voor te porren. „Twaalf ambachten, dertien ongelukken", zegt hij met gevoel voor zelfspot. „Als een baas een rijksdaal der meer betaalde, dan ging ik daar naartoe. Daardoor heb ik altijd kun nen rondkomen." Zijn eerste baantje: loopjongen van De Nijs, een plaatse lijke winkelier in huishoudelijke arti kelen. Dat leverde weer allerlei ande re karweitjes op, want, zeiden ze: 'Je bent toch op route'. Hij was bakker, dreef een fietsenstal ling bij het station, bezorgde medicij nen aan huis. Dat was nog in de tijd dat de doosjes met poeders en pillen door de apotheker met inkt werden beschreven. Als het regende tijdens het rondbrengen met de Solex, kon dat problemen opleveren: de inkt liep uit zodat soms niet duidelijk meer te lezen was wat en hoeveel er geslikt moest worden. Prince heeft het toen meer dan eens te horen gekregen: 'Ah, je wilt me zeker dood hebben', want dat bezorgen van medicijnen combi neerde hij in die tijd al met zijn begra- feniswerk. De eerste contacten met het uitvaart wezen dateren uit de jaren zestig. Ze waren thuis niet blij toen Piet vertelde dat hij zich als lijkdienaar had aange meld: 'Moet je dat nou gaan doen?' „Maar ja, ik kreeg wel viereneenhalve gulden voor een dienst." Dat waren drukke tijden. Na een poos zette Prin ce daar een punt achter: „Ik kreeg op een gegeven moment zoveel belas tingpapieren. dat ik de enveloppen niet meer open durfde maken. Toen ben ik maar bij een onderaannemer van De Schelde gaan werken." Tegen de tijd dat Prince met pensioen ging, was er een groot gebrek aan dra gers. Daardoor kwam het dat hij zijn oude stiel weer oppakte. „Ik kan ge woon niet stilzitten. Ik heb geen hob by's of zo. Een boek lezen? Niks voor mij. De krant? Effe gauw deurblade ren, naar de advertenties kijken en dan is het voor mij klaar." Rouwkamers Prince heeft de tijd meegemaakt dat er thuis rouwkamers werden opgezet. Er waren geen speciale centra. Over ledenen werden meestal thuis opge baard. Prince kwam dan met zwarte, grijze of paarse gordijnen en metstan gen aanzetten en bouwde daarmee een soort baldakijn om het bed heen. Die traditie bestaat niet meer. „Nog maar een enkele keer willen de mensen de overledene graag thuis hebben." Het leiden van diensten was ook niet ieders werk.',, Je moest je pre- velementje doen, goed met de familie kunnen opschieten en je netjes en be leefd gedragen." Prince heeft tal van veranderingen rond begrafenissen meegemaakt. „Als er een klein kindje gestorven was, moest je een riem omdoen om steun te hebben voor dat kistje en dan droeg j e dat zo naar het graf. Maar dat is al heel lang geleden hoor.Net als het spannen van lakens voor de ramen in het sterfhuis. En het dragen van een zwarte band om de arm als er een fa zen. Mijn baas had gezegd: 'Er liggen vijf mannen. Daar moet je een boeren man van meenemen'. Die moesten mijn maat en ik naar Koudekerke brengen, waar een rouwkamer was in gericht. Toen ik daar klaar was, riep ik cle familie. Of ze maar eens naar hun vader wilde komen kijken." De fami-' lie keek haar ogen uit: wat was vader veranderd! „Bleken wij de verkeerde uit Bethesda te hebben meegenomen. Het is in die tij d allemaal in de doofpot gegaan. Maar ik heb nooit meer ie mand van die f amilie hoeven te begra ven." Laatst herleefde een oud gebruik toen milielid dood was. „Sommigen gingen zelfs zes weken helemaal in het zwart." Vroeger, toen werd nog respect ge toond voor een voorbij trekkende be grafenisstoet. „Mensen bleven stil staan en namen de pet of de hoed af. Dat zie je niet meer. Ze fietsen nu soms rustig door een begrafenisstoet heen. Ik vind dat een beetje schofterig." Voordat Prince het vergeet te vertel len: hij heeft één keer in zijn loopbaan in het uitvaartwezen iets heel verve lends meegemaakt. „Ik moest jaren terug in het Bethesdaziekenhuis we- iemand uit Domburg naar zijn laatste rustplaats werd gebracht in een rouw koets die werd voortgetrokken door een met zwarte doeken omhuld span paarden. „Dat kwam allemaal met een trailer en paardenwagens vanuit het midden in het land naar Zeeland. Ik zal maar niet zeggen wat het heeft gekost eer ze hier waren. Het is wel mooi om te zien, maar met auto's gaat het veel vlugger. Dat zou nu ook niet meer kunnen met paard en wagen Dan ben je uren onderweg. En ik heb nu wel eens dagen met vier rouwdien sten." Dat kon in het verleden organi satieproblemen geven. Vooral als pre dikanten lang aan het woord bleven en er een andere dienst pal achteraan kwam. Prince heeft het een predikant een keer voorgehouden: 'Dominee, maak nou eens dat je het op tijd doet'. Dat heeft-ie geweten: de predikant was zo kwaad dat hij zijn hoedje stond te verfrommelen. Hij zou het wel eens van de kansel af roepen wat die Prince had durven zeggen. Vrouwen Cremeren komt nu bijna even vaak voor als begraven„Ik had in het begin maar twee of drie crematies in een jaar. Daarvoor moest ik helemaal naar Amsterdam. Dat kostte je een dag, maar je kon nergens anders terecht omdat er niks was." De dragers heb ben een strop aan die vele crematies: „Dat kan één man doen. Bij een be graafplaats loop je met zes dragers en een aanspreker." Tegenwoordig lopen er ook vrouwen tussen de dragers. Trouwens, dat dra gen is niet meer wat het is geweest. Prince: „Vroeger liep je met een baar en moest je onderweg even rusten. Nu gaat die kist op een karretje. Bij be grafenissen in Veere wordt er nog steeds gedragen. Of ze laten een kar retje uit Middelburg komen." Soms staat het zwart van het volk rond een graf, maar het komt net zo goed voor dat niemand de overledene uitgeleide doet. Omdat er geen familie is of bekenden niet komen opdagen. Prince: „Dan zeg ik wel eens tegen de andere dragers: laten wij daar nou even bij stilstaan en uit fatsoen ook een schepje zand gooien. Je hebt ver der soms begrafenissen waar de men sen kwaad naar elkaar zitten te kij ken. Dan klopt het niet in de familie. Ja, dat maak je ook allemaal mee." Wat je verder vroeger niet had is die opsmuk van nu. Luxe kisten. En na af loop soep en kroketten of zelfs koude buffetten, met wat te drinken erbijEr zijn mensen die zich daar aan storen. Prince: „Je hoort wel eens zeggen: 'Het is toch geen feest?' Ik geef daar niet om. Dat moeten de mensen zelf weten." Dik veertig jaren van omgang met Magere Hein, het raakt de Vlissinger zijn koude kleren niet. „Natuurlijk leef ik mee met de mensen. Toch ben ik daar heel makkelijk in. Dat moet je ook kunnen. Ik let wel eens op de an dere dragers. Soms zie ik er een 'n traantje wegpinken. Dan denk ik: je bent er toch niet erg geschikt voor. Want je moet hard kunnen wezen." Leed „Laatst had ik een heel gesprek met mijn dokter", wil Prince op de valreep nog even kwijt. Hij zei: 'Wat u doet, zou ik niet willen doenEn toen zei ik 'Wat u doet dokter, zou ik weer niet willen doen. Want u ziet het leed van de mens. En als het gebeurd is, komen wij pas'." Jacques Cats Ontslag is niet meer wat het geweest is. Zelfs als het economisch goed gaat, sneuvelen banen bij grote onder nemingen met duizenden tegelijk. Te gelijkertijd moeten diezelfde bedrijven halsbrekende toeren uitha len om werk nemers aan te nemen en aan zich te bin den. Loopbaanadviesbureau Lee Hecht Harrison onderzoekt deze paradox al jaren. Het gaat heel goed met dit bedrijf. U bent ook een prima werknemer. Toch ont slaan we u." Wie dat te horen krijgt van zijn baas, zal even met de oren staan klapperen. Maar toch gebeurt het dagelijks. Werkne mers zien hun baan sneuvelen omdat aan deelhouders vinden dat de onderneming nog hogere winsten moet maken. Functies die te weinig opleveren, worden geschrapt. In deftige woorden heet het dan 'reorganise ren om de winst- of toekomstpositie te ver beteren'. „De tijd dat je baan alleen nog op het spel stond als het bedrijf failliet dreigde te gaan, is definitief voorbij", zegt Paul Donkers, manager bij 's werelds grootste loopbaan adviesbureau Lee Hecht Harrison. Slechts zo'n twee van de tien ontslagen zijn nog een gevolg van financiële problemen. Zo'n zes jaar geleden werd hierdoor nog driekwart van alle ontslagen veroorzaakt. Toekomst Het gedwongen vertrek van werknemers heeft tegenwoordig vooral andere oorza ken. Ontslagreden nummer één is dat het bedrijf de toekomstpositie wil verstevigen. „In ongeveer eenderde van alle ontslaggol ven is dat zo", schat Donkers. Ook bij fusies en overnames (één op de vijf) moeten veel werknemers hun biezen pakken omdat alle dubbele functies worden geschrapt. Ook komt het steeds vaker voor dat bedrijven simpelweg de behoefte hebben aan mede werkers die andere dingen kunnen dan het zittende personeel. Bijvoorbeeld omdat het productieproces verandert. De permanente ontslagrondes zijn in Ne derland begonnen halverwege de jaren ne gentig. „Toen vonden wij het nog heel bizar als we van een succesvol bedrij f de opdracht kregen om honderden ontslagen werkne mers te begeleiden naar een nieuwe baan", vertelt Donkers. „Nu is het eerder regel dan uitzondering." De afgelopen jaren zijn vooral de chefs (het middenkader) de laan uitgestuurd. Daarnaast moesten veel admi nistrateurs en technici het ontgelden. Bedrijven willen met regelmatige ontslag rondes voorkomen dat er massaontslagen gaan vallen, zoals die halverwege de jaren tachtig vielen. „Iedereen herinnert zich nog wel de dagelijkse acties van vakbonden. Maar ontslagen waren niet te voorkomen, want de bedrijven stonden er financieel te slecht voor. Eén van de oorzaken was juist dat ze veel te veel mensen op de loonlijst hadden staan, waar ze al tijden niets meer mee konden. Pietje mocht dan blijven op een zogenoemde parkeerplek, omdat hij al twintig jaar bij het bedrijf in dienst was. Nu doen bedrijven dat niet meer. Ze willen voortdurend slank, concurrerend en veer krachtig blijven." Beurs Donkers ziet ook duidelijk een verband met de toename van het aantal bedrijven dat de laatste jaren naar de beurs is gestapt. „Dan krijgen de bedrijven ineens te maken met aandeelhouders. Die eisen als het even tegenzit, dat het bedrijf in turbotempo een koerswijziging maakt. Dus hebben bedrij ven geen tijd meer om hun oude personeel om te scholen voor een nieuwe baan. Nee, ze moeten hen ontslaan en vertrouwen erop dat ze op de arbeidsmarkt wel snel nieuw personeel kunnen vinden." Prestatiebeoordelingen leiden ook tot veel ontslagen. „Een toenemend aantal bedrij ven houdt tegenwoordig al zijn werknemers tegen het licht. Ze kijken of ze wel genoeg gepresteerd hebben. Degenen die te weinig toegevoegde waarde hebben voor de onder neming, worden verzocht te vertrekken", zegt Donkers. Hij vindt het prima dat bedrijven ook men sen ontslaan terwijl ze er financieel roos kleurig voorstaan. „Voor de werknemers die weg moeten heeft het grote voordelen. Be drijven reorganiseren immers met een goed gevulde portemonnee. Daardoor mogen mensen weg met goudgerande regelingen en wil de werkgever veel geld neerleggen om een bureau in te huren dat een andere baan voor hen zoekt. Ze worden dus niet zomaar op straat gezet." Nieuw is wat ABN Amro onlangs deed. Daar moeten zesduizend voltijdbanen sneuvelen. Driekwart van het personeel kreeg een brief thuis dat ze mogen vertrek ken omdat ze overbodig zijn en hun baan dus op het spel staat. Wie vrijwillig vertrekt, krijgt een premie. Voor jongeren bedraagt die één maandsalaris per gewerkt jaar. Voor ouderen het dubbele. De bank hoopt dat er van de 29.000 werknemers zoveel mensen zelf de benen nemen, dat ze niemand meer gedwongen hoeven te ontslaan. De belang stelling is overweldigend, een kleine zeven duizend werknemers hebben aangegeven gebruik te willen maken van de regeling. Veel meer dan verwacht. Donkers denkt dat ABN Amro hiermee enorm de mist in gaat.Alle werknemers die goed in de markt liggen (jong en een hoge opleiding) zullen vertrekken. Terwijl werk nemers die een kleinere kans lopen ander werk te vinden juist blijven. Dat zijn tegelij kertijd werknemers waarmee de bank ook minder kan. Het is echt onbegrijpelijk dat een topbedrijf zo'n fout maakt." Knullig Het valt Donkers op dat bedrijven die knul lig reorganiseren daarna vaak kampen met personeelstekorten. Meestal komt dat door dat de werknemers die wel mogen blijven gedemotiveerd raken. Ze hebben veel colle ga's zien vertrekken en dat veroorzaakt on rust. Op den duur vrezen ze voor hun eigen baan en gaan verder solliciteren. „Het zou mij niets verbazen als we binnenkort weer overal vacatures zien van de ABN omdat de bank kampt met een enorm personeelste kort." Ook bij bedrijven waar een reorganisatie te lang duurt, signaleert Donkers vaak een leegloop. Vaak komt dat doordat het bedrijf het personeel niet goed op de hoogte houdt van het verloop van de reorganisatie. Dan worden mensen bang en ontevreden en gaan ze weg." Onrust Peter Sluis weet daar alles van. Hij heeft ja ren als manager gewerkt in verschillende bedrijven die allemaal te maken kregen met een reorganisatie. „Steeds wanneer een re organisatie begon, zag je dat er onrust ont stond. Bij één bedrijf was zelfs tijdens de re organisatie helemaal niet duidelijk hoe het bedrijf er daarna uit moest zien. Managers zaten op een gegeven moment alleen nog maar sollicitatiebrieven te schrijven. Na een paar maanden waren alle sleutelfiguren vertrokken. Ook alle dertigers hadden een nieuwe baan gevonden. Het werd een zoot je." Door werknemers worden ontslagron des lang niet altijd meer als een ramp ge zien. Donkers: „De afgelopen jaren zijn ze anders tegen hun werk gaan aankijken. Vroeger deden ze alles voor hun baas. Als ze hun baan kwijtraakten, waren ze immers alles kwijt. Nu zijn ze best loyaal, maar te gelijkertijd realistisch. Al hebben ze een prima baan, ze blijven netwerken, trainin gen volgen, hun curriculum vitae bijhouden en alert op andere banen. Ze staan als het ware in de startblokken om van baan te ver anderen als het hen niet meer bevalt. Werk nemers doen een permanente stoelendans." Sylvia Marmelstein Piet Prince: „Vroeger liep je met een baar enmoest je onderweg even rusten. Nu gaat die kist op een karretje. foto Lex de Meester

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 27