PZC Keramisch servies in nieuw jasje Aaibaar velours met tijgerprint 39 Huizenkoper heeft meer behoefte aan hypotheek op maat Totaal rvs Aaibare distels zaterdag 12 januari 2002 Roestvrij staal, glas en kunststoffen hebben het keramische servies deels van tafel verdrongen. Maar de veranderende eetcultuur stelt eisen aan presentatie en gebruik. Ruimte voor een meer eigentijdse visie op 'ou derwetse' kopjes en schotel tjes. Een verschraling van het ser vies. Zo omschrijft Matthias Keller de ontwikkeling die het serviesgoed de laatste decennia heeft doorgemaakt. Keller is co ordinator design van het Euro pees Keramisch Werkcentrum (EKWC), dat kunstenaars en vormgevers faciliteiten en on dersteuning biedt om zich in het werken met keramiek te bekwa men. Een van de productgroe pen waar het EKWC zich onder meer mee bezighoudt is het ke ramisch massaproduct bij uit stek: servies. Een productgroep die het de afgelopen jaren niet echt makkelijk heeft gehad. Keiler:,Het 36-delig servies dat bij de uitzet wordt aangeschaft, bestaat bijna niet meer. Kopjes en schoteltjes zul je in de meeste keukenkastjes nog wel vinden, al hebben die ook vaak plaats moeten maken voor de mok. Maar de soepterrine bijvoor beeld is een product dat je bijna niet meer op tafel tegenkomt." De oorzaak van de 'teloorgang' van het traditionele servies is volgens Keiler te vinden in de komst van nieuwe materialen als kunststof. Ook de verande rende eetcultuur speelt een rol. ,,Het gebruik van servies hangt daar nauw mee samen. Kijk naar de Verenigde Staten. Ko ken en thuis uitgebreid eten komt daar in veel huishoudens nog maar sporadisch voor. Een uitgebreid servies is dus niet meer noodzakelijk en dat zie je weer terug in het serviesaanbod in de winkels." Zo ver als in de VS is het volgens hem in Nederland nooit geko men. „Momenteel gaan we zelfs de andere kant uit. We koken en tafelen steeds uitgebreider en langer." Nieuwe kansen voor het aloude servies? „Jazeker, maar wel in een nieuw, eigen tijds jasje." Vraag is of er aan zo'n alledaags product als servies nog wel een nieuw jasje kan worden gege ven. Uit de resultaten van een van de projecten waar het EKWC aan deelnam, blijkt dat dit wel degelijk mogelijk is. On der de noemer 'Idee op tafel' bogen zes ontwerpers uit ver schillende disciplines zich op verzoek van het EKWC over het zogenaamde professionele por selein, dat in de horeca en zorg instellingen gebruikt wordt. „De opdracht was een nieuwe visie op dit serviesgoed te ont wikkelen. Niet eenvoudig om aan een product dat zo'n sterke traditie heeft iets nieuws toe te voegen", aldus Keiler. De ontwerpen zijn vorig jaar april tijdens de Internationale Meubelbeurs in Milaan gepre senteerd en, volgens Keller, met enthousiasme ontvangen. Een aantal ontwerpen is nu ver krijgbaar. Zoals het 'Theeser viesje' van industrieel ontwer per Miriam van der Lubbe. Zij nam voor haar ontwerp koppen met koffie-en theeaanslag als voorbeeld. Het 'vies' 'theeser viesje' is opgenomen in de col lectie van meubelproducer.t Hidden. Snackschalen Jan Broekstra, de enige vai de zes ontwerpers met een kerami sche achtergrond, liet zijn .icht schijnen over de snackschalen uit de jaren zestig. Het resultaat: schalen van verschillende Het 'Theeserviesje' van ontwerper Miriam van der Lubbe. Zij nam voor haar ontwerp koppen met koffie-en theeaanslag als voorbeeld. foto GPD groottes die tegen elkaar wor den geschoven. Dit ontwerp wordt momenteel verder ont wikkeld voor Mosa Porselein, dat ook in het project 'Idee op tafel' participeerde. Keiler: „Serviesgoed is nog lang geen uitontwikkeld product. De strakke eisen die aan servies - en dan met name aan hotelservies - werden gesteld, worden door technische ontwikkelingen minder belangrijk. Stapelbaar hoeft het in veel gevallen niet meer te zijn, omdat het in krat ten gaat die in de vaatwassers geschoven kunnen worden." Momenteel wordt bij het EKWC, gevestigd in Den Bosch, gewerkt aan een nieuw project dat keramisch servies in de kij ker moet zetten. Kunstenaar en ontwerpster Simone van Bakel, onder meer bekend van de serie 'Can You feel it' (een serie kom men van geglazuurd aardewerk met brailleteksten op de wand) gaat samen met beeldend kun stenaar en kok Henri Roquas met servies aan de slag. „Kera miek moet je beleven", stelt Kei ler. „Met het komende project laten we zien dat dit ook voor servies opgaat." Patricia Weijmans trum: 073-6124500 Op internet: www.ekwc.nl De houding van grote hypo theekverstrekkers schiet steeds meer consumenten in het verkeerde keelgat. De behoefte aan een hypotheek op maat neemt toe. Zowel grote als klei ne adviseurs broeden op alter natieven. Het is het verhaal van de kip en het ei. Wie moet er blij zijn? De consument die een lening bij de hypotheekverstrekker af mag sluiten of de hypotheekver strekker die een nieuwe klant aan zijn bestand kan toevoegen? Eigen woningbezit in Neder land groeit nog steeds. Uit re cente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat het aantal koopwoningen in Nederland vorig jaar opnieuw is gestegen. In 2000 bestond 52,2 procent van het totale aanbod uit koopwoningen, een stijging met 0,3 procent ten opzichte van 1999. Sinds 1990 is het aantal koopwoningen met 800.000 ge stegen. Volgens Kees van de Kerk van de Hypotheker Associatie - de overkoepelende organisatie van de Hypotheker - gaat het groot ste deel van de kopers nog steeds in zee met een grote financiële instelling. Of met 'de grote mer ken', zoals hij ze noemt. Dat heeft vooral te maken met hun bekendheid, met een naam die vertrouwd klinkt. „Maar meest al zijn ze niet het goedkoopst. Ze hoeven ook niet zonodig goed koop te zijn, omdat ze toch wel klanten krijgen." Maar maatwerk? Dat vind je volgens Van de Kerk niet bij dergelijke banken. „Ze gaan uit van een standaardpakket waai de klant ingepast kan worden. Eerder maatconfectie dan een maatpak." Voor zo'n maatpak is kennis no dig. En die ontbreekt bij de meeste consumenten. Volgens Van de Kerk zijn de meeste Ne derlanders óf niet geïnteres seerd in de zakelijke kant óf snapt hij de materie domweg niet. „We hebben dat wel eens onderzocht: driekwart van de klanten die via ons een hypo theek afsluit, weet niet wat hij afgesloten heeft." Toch groeit volgens Van de Kerk de vraag naar een hypotheek op maat. Jos Quaedflieg van het re latief kleine adviesbureau Vo gelaars van den Bor onder- schijft die uitspraak. Hij vermoedt dat steeds meer Ne derlanders de 'betuttelende' houding van geld verstrekkers zat zijn. Het is één van de rede nen waarom Vogelaars van den Bor vijf j aar geleden is ontstaan. „Want voor die betuttelende houding is geen wettelijke ba sis." In het adviesbureau hebben een aantal verzekeringsexperts en voormalig bankdirecteuren de krachten gebundeld. Als een ei gentijdse Robin Hood proberen die de regeltjes te ontkrachten, die door geldverstrekkers als 'vaststaand' worden be schouwd. En daaraan is behoef te. „Negentig procent van onze klantenkring bestaat uit door stromers, uit mensen die erva ring hebben en mondiger wor den." Een bank heeft een eigen pro duct dat gekoppeld is aan een eigen verzekering. Een tussen persoon kan een lening en ver zekering bij verschillende par tijen afsluiten. En de spaarpot kan daarnaast ook nog eens op een andere plek staan. Wat daarvan het voordeel is? Van de Kerk van de Hypotheker: „Bij de Rabobank kun je goedkoop geld lenên, maar is de polis rela tief duur. De rente van de lening is aftrekbaar, de polis niet." Het loont dus om polis en lening te scheiden. Dat is volgens Quaedflieg het belangrijkste verschil tussen bank en tussenpersoon. „De bank duwt de klant in een keurslijf. Dat is gemakkelijk want dat betekent minder ad ministratie." Volgens zijn colle ga Johan Hilhorst typeert dat de houding van banken: „Ze vra gen niet wat je wilt betalen, maar vertellen wat j e moet beta len." Vogelaars van den Bor in Breda gaat uit van een flexibel pakket. Quaedflieg: „Hoe kan ik bij een veranderende situatie het plan zo aanpassen dat ik toch in mijn huis kan blijven wonen. Wij kij ken niet zozeer welke geldver- strekker de laagste rente heeft, maar hoe ver we met een bank kunnen gaan; welke afspraken we met ze kunnen maken. We willen veranderingen aanbren gen zonder tussenkomst van een bank. Met geldverstrekkers die niet meegaan in onze afspraken doen wij geen zaken." Paul Geerts Rood, donkergroen en oudro- ze waren jarenlang favoriet, maar de jonge consument kiest voor naturel, lila en paars. Aai baar velours heeft een verjon gingskuur ondergaan. „We heb ben het naar de jeugd gebracht" aldus de enige producent in Ne derland. Nu ook in koeien- of tijgerprint. Hij noemt zichzelf een onderne mer. Daarover doet directeur Jan van Hout van de Koninklij ke Textielfabrieken J.A. Ray- makers Co in Helmond niet moeilijk. Hij is een type dat han dig is met cijfertjes en gemakke lijk in de omgang. Want dat Bourgondische Brabantse zit er wel degelijk in. Maar aan passie geen gebrek. Van Hout vertelt met verve over het oorspronkelijke familiebe drijf, dat sinds 1770 bestaat; over de crisisjaren in de textiel industrie en over overlevings strategieën. Maar als hij zijn be zoeker langs de stalen velours in de bescheiden showroom loodst, spreekt plotsklaps zijn hart. „Wat ik het mooie van ve lours vind? Het materiaal leeft. Het is honderd procent natuur lijk, het is mooi, het is chic." Raymakers is velours. Of flu weel of pluche, zoals het pro duct ook wel heet. Begin jaren tachtig telde Nederland nog zes bedrijven die de aaibare stof produceerden, maar het Hel- mondse bedrijf overleefde als enige de crisis. Nu rolt er jaar lijks zo'n drie miljoen meter doek van de weefgetouwen in Gemert. Het grootste deel daarvan is bestemd voor de pro ductie van gordijn- en meubel stoffen. Een klein deel wordt verwerkt in kleding. Volgens Van Hout is 98 procent van de velours in de Nederlandse woonkamers afkomstig van Raymakers. Jeugd Raymakers groeide groot in de negentiende eeuw. „Het bedrijf heeft alles op textielgebied ge daan", aldus Van Hout die sinds 1986 directeur van het bedrijf is. Maar de malaise in de jaren en zestig en zeventig van de vorige eeuw vroeg om een reactie. Be gin jaren tachtig sloeg het be drijf een nieuwe richting in. „Sindsdien zijn we gespeciali seerd in pool weefsel of velours." Die keus voor kleinschaligheid betekende uiteindelijk de red ding voor Raymakers. En de toen ontwikkelde filosofie staat -hoewel de zaken inmiddels aanzienlijk beter gaan- nog Moderne naast klassieke velours: Raymakers heeft een brug geslagen naar de jonge consument. foto Jurriaan Balke steeds hoog in het vaandel ge schreven. Een echt familiebe- dri j f is het niet meer, hoe wel met de overname van een fabriek in Engeland de erven Raymakers weer een plekje in de onderne ming hebben. „Hoe goed je ook verkoopt, als je als bedrijf niets doet aan pro ductontwikkeling gaat het fout", schetst Van Hout de stra tegie van het bedrijf. „Er zijn nog steeds mensen die bij ve lours denken aan het ouderwet se interieur van opa en oma. Wij proberen producten te ontwik kelen die voor iedere leeftijds groep interessant zijn. We hebben velours naar de jeugd toegebracht." Een blik in de showroom van Raymakers maakt duidelijk wat Van Hout daarmee bedoelt. Klassiek ve lours hangt naast zachte stoffen met dierenprints, schouwbur- grood naast trendy pastels. „Vijftien jaar geleden produ ceerden we uitsluitend unikleu- ren, sindsdien passen we tech nieken als krassen, borstelen en bedrukken toe. We zijn in de motieven gegaan, want niet al leen kleur, ook dessins zijn be langrijk. We houden voeling met de markt, we bezoeken de belangrijkste textielbeurzen in Frankfurt, Brussel en Como." Rechtstreeks is het product voor de consument te koop bij onder andere Hema en Bijenkorf. Maar Raymakers levert vooral aan woontextielproducenten als Kobe, Deja, Frisco, Artelux, Christian Fishbacher en Chi- vasso. „We ontvangen signalen van verkopers, sommige klan ten ontwikkelen bijvoorbeeld zelf dessins." Volgens exportmanagers Dirk Hagemeyer en Léon Lemmen speelt de markt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van nieuwe producten. Kleuren die in de straat opduiken, dringen steeds sneller door in het interi eur. „Kleuren", zegt Lemmen. „Dat is onze sterke kant. We be schikken over een archief van achtduizend verschillende kleuren." Ook op dat terrein is de klein schaligheid een sterke troef. „Als een klant daarom vraagt, kunnen we ook vijftig meter leveren", aldus Hagemeyer. „Ie dere klant heeft een eigen iden titeit en wil het liefst exclusivi teit." Dat het bedrijf een brug gesla gen heeft naar jonge consumen ten blijkt uit de vraag naar naturelkleurig velours. Hage meyer: „Rood, donkergroen, goud en oudroze waren jaren lang de topkleuren. Nu zijn in Nederland naast naturel ook li la en paars populair." Hoewel het grootste deel ver kocht wordt in het buitenland, blijft Nederland een belangrij ke markt. Lemmen: „Nederland is een echt gordijnenland. Hier wordt per gezin gemiddeld 55 meter gordijnstof gebruikt, in het buitenland 15 meter." Paul Geerts In de eigentijdse keuken is een fornuis, achterwand en af zuigkap van roestvrij staal niet echt bijzonder. Producent Ma- rynen biedt ze daarom gedrieën aan. De collectie bestaat uit twee roestvrij stalen fornuizen (vanaf 545,1200 gulden), die in hoogte verstelbaar zijn. De gasfornuizen zijn voorzien van een vlambeveiliging en vonkon- steking. Het type CMC 60 PR is uitgerust met een wokbrander. De bijpassende schouwafzuig- kap kost 249 548,-). De ach terwand kost€ 115 (ƒ253,-). Niet alle distels prikken. Sommige zien er vervaar lijk uit, maar tot je verrassing blijk je ze toch zonder tuin- handschoenen aan te kunnen pakken Een voorbeeld van zo'n schaap in wolfskleren is de al- penkruisdistel, eryngium alpi- num. De puntige kraag die de bloem omgeeft blijkt bij aanra king zacht als zijde. Misschien heeft dat iets te maken met het feit dat de alpenkruisdistel geen echte distel is, maar in feite tot de familie van de schermbloe- men hoort. Maar aan de andere kant, de beroemde -en be schermde- blauwe zeedistel, eryngium maritimum, is ook geen echte distel en die prikt wèl. Naast onechte distels die niet prikken zijn er ook planten die wel tot de distelfamilie horen, maar die toch aaibaar zijn. Zo'n plant is de moesdistel, cirsium oleraceum, een nauwelijks ge- stekelde plant met bleekgele bloemhoofdjes aan meer dan een meter lange, gegroefde sten gels. Het enige lid van de familie cirsium dat het als tuinplant heeft gemaakt is cirsium rivula- re 'atropurpureum', een aaibare distel met bordeauxrode bloe men -een zeldzame kleur, en daarom gewild. De plant bloeit in juni en -als je de uitgebloeide bloemen op tijd wegknipt- in sepiemuei luccsica nug ccuKcer. Het is geen goedkope plant en dat heeft te maken met het feit dat hij niet gemakkelijk te ver meerderen is. Het tegenovergestelde geldt voor cirsium heterophyllum, een soort met lilaroze bloemen. Geen lelijke plant: uit een rozet die groen van boven is en viltig grijs aan de onderkant, rijzen de stevige bloemstengels op met aan hun uiteinden twee tot vijf flinke bloemen in de vorm van een ronde schilderkwast. Een duidelijk verticaal accent in de tuin en een goede snijbloem. Maar pas op: cirsium heterop hyllum is een woekeraar van de eerste orde die in een jaar tijd uitlopers van meer dan een me ter lengte kan maken. Er is nog een cirsium die je op tuincentra tegenkomt: cirsium japonicum met soms wel twee meter lange bloeistengels, en ro ze, lila of witte bloemhoofdjes. Geen prikker, maar evenmin spectaculair. De meest tot de verbeelding sprekende ongewapende distel is de kardoen, een plant met reusachtig zilvergrijs blad en paarse bloemen. De geblan cheerde midribben van het blad worden als groente gegeten, vooral door landgenoten van Turkse afkomst. Wie zijn kar doenen als sierplant gebruikt moet terdege met hun omvang rekening houden; een groep van drie neemt in de border wel vijf vierkante meter in beslag en de polsdikke bloemstengels wor den tot drie meter hoog. De mooiste -en grootste- bloem van alle distels is die van de arti sjok. Als mijn artisjokken bloei en, sta ik altijd weer in hevige tweestrijd. Want ik smul van 'bloemen in den knop gebro ken' dat wel, maar ik kan ze toch maar moeilijk zonder wroeging oogsten. Alleen de wetenschap dat de artisjok niet gegarandeerd winterhard is en dus misschien het volgende jaar toch niet zal halen, maakt het eten van de bloemknop van de artisjok draaglijk. Maar wie ruimte heeft kan van twee wal letjes eten: die plant artisjokken in de border voor de sier en zaait een rijtje om op te eten in de moestuin. In een goede zomer bloeit de artisjok in één jaar uit zaad. Romke van de Kaa

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 39