Ik heb me graag willen branden
Alleen Cor Blok begreep Tolkien
ambacht
Kunst als
Corneille 80 jaar
Illustrator
In de ban
van de ring
staat dit beroep te gaan uitoefe
nen, moet je van het volgende
voorzien: Liefde, Ontzag, Ge
hoorzaamheid en Volharding."
Dat is andere taal dan Diederik
Kraaypoel in zijn onlangs ver
schenen uitgave voor de jonge
kunstenaar uitslaat.
Matig eten en drinken is even
eens een voorwaarde voor goed
kunstenaarschap, aldus de au
teur. Je (schilders-)hand moetje
sparen en ontzien, anders gaat
het beslist mis. Seks is hoege
naamd uit den boze: „Er is een
andere oorzaak die, als je eraan
toegeeft, je hand zo onzeker kan
maken dat hij meer zal beven en
veel meer zal trillen dan de bla
deren doen in de wind, en dit is
te veel genieten van het gezel
schap van vrouwen." Vrouwen
staan bij hem sowieso niet hoog
aangeschreven: „Voor we verder
gaan wil ik jou tot in detail de
juiste verhoudingen van een
mannenlichaam geven. Die van
de vrouw zal ik overslaan, want
zij heeft geen perfecte verhou
dingen."
Maar het merendeel van het
boek staat vol interessante re
cepten. Hoe bijvoorbeeld olie
gemaakt kan worden in een (zelf
te fabriceren) veldoventje en
hoe je die olie vervolgens het
beste kunt drogen, namelijk in
de zon en bij voorkeur wanneer
die 'in de leeuw staat' (augustus
Ook de vervaardiging van var
kensharen- en hermelijnen pen
selen: Cennini schrijft er uitvoe
rig en beeldend over.
Een aantal van de beschreven
materialen is gelukkig nauwe
lijks meer te krijgen en de han
delingen die ermee moeten wor
den verricht leveren beslist
zieken, zo niet doden op. Zo is
het verhitten en gieten van lood
wit aan de orde van de dag.
Maar veel, heel veel van wat
Cennini beschrijft is ook van
daag de dag wel degelijk bruik
baar En nogmaals: het is heer
lijkgeschreven.
Rob Schoonen
Cennino Cennini: Het handboek van
de kunstenaar (II Libro dell'Arte) -
vertaling Hendrik van den Bossche
en Hilde Theuns. Uitgeverij Con
tact, 27,18
donderdag 10 januari 2002
alpennen voor
ABN-AMRO,
wijnetiketten voor
Albert Heijn en
sausschaaltjes voor Duyvis.
Het is maar een greep uit het
oeuvre van Corneille, de man
die ooit tot de voorhoede
behoorde van Cobra. De
naam Corneille staat nu
symbool voor de kunstenaar
die zijn ziel aan de
commercie verkocht. Maar
bijna 80 jaar oud leeft
Corneille er goed van en gaat
hij vrolijk reizend en nog
altijd gepassioneerd door
het leven. En bewonderaars
genoeg.
Elke rechtgeaarde schilder
heeft Max Doerner in zijn
atelier liggen. Beduimeld, vol
verf- of houtskoolviekken ligt
het boek Schilderkunst, materi
aal en techniek binnen handbe
reik. Voor wie schildert, is dit
hét handboek. Je gooit bij wijze
van sprekennog eerder jepense-
len het raam uit dan dat je je
Doerner verkwanselt. Maar
Doerner krijgt concurrentie,
want uitgeverij Contact heeft de
euvele moed gehad om II Libro
dell'Arte van Cennino Cennini
te laten vertalen en uit te geven.
En Het handboek van de kunste
naar is werkelijk een fantasti
sche uitgave.
Toegegeven, Vasari on techni
que van de terecht zeer geprezen
Giorgio Vasari mag er ook zijn,
maar dit boek van de 14e-eeuw-
se schilder is simpelweg een
must voor wie zich in schilder
kunst interesseert. Het is een
tijdgebonden uitgave, maar dat
maakt het werk niet minder
boeiend. Hoe je goud moet aan
brengen op perkament; over het
karakter van loodwit; de manier
om een drapering te schilderen
in fresco of hoe je papier een in
digo-tint moet geven: Cennini
geeft het in beknopte hoofd
stukjes haarfijn aan. Boeiend,
ook omdat de schrijver tussen
de regels door heel bedekt com
mentaar levert op 'de' schilder
en zijn praktijk.
Van Cennini zelf is weinig be
kend. Hij werd geboren in Colle
di Valdelsa (provincie Siena)
omstreeks 1360 en overleed
waarschijnlijk rond 1427. Hij
leerde het kunstambacht van
zijn vader Andrea om al na een
j aar naar Florence te gaan, waar
hij gedurende tien jaar werkte
bij Agnolo Gaddi. Diens opa
was opgeleid door Giotto en
Cennini heeft overduidelijk een
zwak voor die revolutionaire
schilder: „Zijn vakmanschap
was geperfectioneerder dan dat
van wie er ooit na hem gekomen
zijn."
Voordat Cennini zijn kennis
omtrent materialen en technie
ken te berde brengt, waar
schuwt hij de beginnende
kunstenaar: „Jij, die door een
verheven geest deze ambitie
hebt opgevat en op het punt
Madonna met kind
Hommages in het Cobra Mu
seum, in Museum Jan van
der Togt en in commerciële gale
ries. Want Corneille wordt deze
zomer tachtig. Zelf begrijpt hij
niet goed waarom dat nou zo no
dig gevierd moet worden. „Wie
dat heeft bepaald", zegt hij qua-
si-verontwaardigd. „Waarom is
82 jaar niet heuglijk? Of 72? Die
getallen zijn net zo onzinnig."
Toch worden vanwege dit me
morabele feit nu reeds diverse
tentoonstellingen aan hem ge
wijd, waarbij de aandacht zich
vooral richt op zijn beginperio
de. Te beginnen met de expositie
'Het Hongaarse avontuur - Ont
moeting met de Europese
School' in het Cobra Museum
voor Moderne Kunst in Amstel
veen.
Corneille vertrekt in 1947 naar
Hongarije - zijn eerste naoor
logse reis - waar hij enkele
maanden verblijft en in contact
komt met avant-gardekunste-
naars van de Europese School
(Európai Iskola). Wanneer hij
spreekt over die periode, begin
nen zijn ogen te stralen. „Ik ben
daar terecht gekomen omdat ik
een Hongaarse dame kende die
een hele mooie kunstcollectie
bezat. Hongarije is een fantas
tisch land, het Hongaarse volk is
vreselijk artistiek en de kunste
naars zijn te kwalificeren als be
gaafd. Muziek en dans zijn sterk
vermengd met het dagelijks be
staan, dat is echt heel wat an
ders dan het leven in Holland
dat volksmuziek ontbeert."
In die late jaren veertig ver
kocht Corneille niet zo goed als
nu. Toen misschien niet zo leuk
voor hem, maar voor de bezoe
ker van nu wel prettig, want bij
na al het werk uit die periode is
bewaard gebleven. Uit zijn drie
ateliers in Parijs - van onder tot
boven volgestouwd met boeken,
kunstwerken van zowel eigen
hand als van collega's én vele
Afrikaanse beelden - kwamen
uit alle hoeken en gaten kunst
werken tevoorschijn.
„Je kunt niet spreken van een
bepaalde thematiek die in dat
werk overheerst, want ik was
toen als een razende aan het
zoeken naar, het klinkt wat cli
ché, nieuwe wegen. Eigenlijk
gaat het werk alle kanten op.
Dat is ook niet zo raar, want ik
moest uiteenlopende invloeden
verwerken. Die Hongaren heb-
Corneille: „Als iktijd had zou ikalles wat ik aanraak willen ontwerpen en beschilderen."
ben bijvoorbeeld niets met de
Latijnse wereld, gevoelsmatig
liggen ze dichterbij Duitse en
Oostenrijkse schilders zoals
Paul Klee, Kirchner, Karl
Schmidt-Rottluff en Oskar Ko-
koschka. Werk van die kunste
naars kende ik helemaal niet,
want ik kwam zo uit de oorlog
en het enige waar ik artistiek
binding mee had, was de Franse
kunst. Matisse bijvoorbeeld."
„De Hongaren haalden daar
voor een beetje hun neus op. Bij
de Hongaren was de lijnvoering
veel harder, ze hebben ook een
heel ander karakter dan bij
voorbeeld de Fransen. Honga
ren zijn echte vechtjassen, dat
strijdbare zie je terug in hun
kunst. Waar bij de Fransen de
romantische droom in de kunst
overheerst, regeert bij de Hon
garen de nachtmerrie en hoewel
ik grote waardering heb voor de
kunst uit die regionen, ben ik
meer een late romanticus. Ik
voel me thuis bij romantiek, bij
ronde, zachte vormen, bij sier
lijke lijnen en ook voel ik me als
een vis in het water in een poëti
sche stad zoals Parijs."
Hoewel zijn ouders er aan het
eind van de jaren veertig fel op
tegen waren dat hij zich in de
woelige lichtstad vestigde, is
Corneille er toch gaan wonen.
„Toen ik koos voor het kunste
naarschap in Parijs was mijn
vader kwaad en mijn moeder
verdrietig. Zij schreef mij dat ik
er voor moest waken niet van
armoede onder een brug terecht
te komen, want in het beroep dat
ik uitoefende - dat woord zette
zij overigens tussen haakjes -
waren er maar weinigen die
slaagden. Maar bovenal waar
schuwde zij mij voor de gevaar
lijke vrouwen."
Lachend vervolgt hij: „En ach
ja, ik heb me graag willen bran
den zoals een vlinder zijn vleu
gels aan een kaarsvlammetje
brandt. Dan maar een beetje
verschroeide vleugels. Waarmee
ik niet wil zeggen dat ik een Ca
sanova ben, want Casanova ver
zamelde vrouwen zoals ik Afri
kaanse beelden verzamel. Ik
heb vrouwen heel graag bemind
en ik heb prachtige momenten
gekend. Vrouwen hebben de
verleiding, de Fransen hebben
.daar zo'n mooi woord voor: sé-
duction."
Als klein jongetje had hij niet de
jongensdroom om later kunste
naar worden. Veel eerder zag
Cornelis Guillaume van Bever-
loo, zoals Corneille eigenlijk
heet, zichzelf in de hoedanig
heid van boekhandelaar. Die
liefde voor lezen heeft hij nog
steeds. Zelfs onder tafels liggen
de boeken opgestapeld.
„Op de rommelmarkt kocht ik
vroeger boeken voor een kwart
je om deze vervolgens weer aan
buren en vrienden door te ver
kopen voor twee kwartjes. Ik
reed met mijn fiets, zwaar bela
den met boeken de straten rond
en ik wist op een gegeven mo
ment precies wie wat mooi vond
en ik verdiende er een aardig
centje mee." Dat handelsin
stinct en het besef welke mensen
wat mooi vinden, is hem wel
licht tijdens zijn carrière als
kunstenaar goed van pas geko
men. Want Corneille is succes
vol in kunstzaken. Over geld
hoeft hij zich geen zorgen te ma
ken, zijn werk is wijd en zijd
verspreid; galeries over de hele
wereld tonen werk van hem, be
drijven en particulieren met
grote en kleine portemonnee
verzamelen zijn kunst.
Zodoende bezit hij niet alleen
een aardig buitenhuis in Italië
met een natuurlijke bron voor
de deur waarin hij - als het niet
te koud is - zwemt, maar ook is
hij de gelukkige eigenaar van
een huis net even buiten Parijs,
voormalig eigendom van één
van- de minnaressen van roman
schrijver Honoré de Balzac.
Levensgenieter, avonturier en
gepassioneerd kunstenaar Cor
neille reist nog steeds met veel
plezier en energie de wereld
rond, is doorgaans aanwezig op
de openingen van zijn tentoon
stellingen of dat nu in Italië,
Zwitserland, Rusland of Israël
is. Als de tijd het toelaat, is Cor
neille van de partij. Velen
bewonderen de kunstenaar
Corneille, maar niet minder
verguizen hem vanwege zijn
eindeloze reeks commericiële
activiteiten en merchandising.
Stropdassen, kussentjes, vloer
kleden, wijnetiketten, saus
schaaltjes, niets is hem'te dol.
Hij kent uiteraard de verwijten.
„Als ik tijd had zou ik alles wat
ik aanraak willen ontwerpen en
beschilderen. Stoelen, tafels,
bestek, noem maar op. Dat is in
herent aan het creatief zijn. Ik
verdien bovendien helemaal
niet zoveel met dat soort werk.
Ik breng het ontwerp in reke
ning en spreek verder niets af
over verkoop per oplage, dat
vind ik allemaal te veel gedoe. Ik
heb ook geen agent die dat soort
dingen voor mij regelt. Ik doe al
les zelf. Moeheid ken ik niet, ik
kan bijna niet rusten, dat crea
tieve en actieve huist in mij.
Mijn dag begint om half negen,
ik mijmer wat na en sta voor
zichtig op. Ik ben niet iemand
voor wie de morgenstond goud
in de mond heeft. Een oude dag
is voor mij een jonge dag. Ik kom
heel langzaam op dreef's Och
tends doe ik de noodzakelijke
dingen zoals boodschappen
doen en naar de bank gaan of ik
bezoek een atelier waar litho's
van mij worden gedrukt. Dan ga
ik net als de Fransen uitgebreid
lunchen en daarna ga ik naar
het atelier waar ik tot een uur of
tien 's avonds doorwerk. Om de
dag laat in de avond af te sluiten
met een goed diner. Dus ik werk
zeker zo'n tien uur per dag."
Corneille benadrukt andermaal
hoe groot bij hem de levenslust,
de energie en de passie nog is.
„Ik word nu 80, maar in mijn
kop ben ik anders. Jongere da
mes zijn regelmatig nog geïnte
resseerd in mijLaatst was ik op
een opening in België en een
foto CoosVersteeg/GPD
vrouw van net 40 kwam ge
knield voor mij zitten, vertelde
mij vervolgens haar hele leven
en daagde mij zowaar uit. Vroeg
of ze de nacht met me door
mocht brengen. Maar vrouwen
die door mijn succes op mij af
komen, die vertrouw ik meestal
niet."
Succes, hij neemt het woord zelf
in de mond, begeleidt zijn werk
nu al meer dan een halve eeuw.
En het is allemaal begonnen met
Cobra. Wanneer hij die tijd me
moreert, constateert hij dat het
een fantastische periode was.
„Wij schopten tegen deuren, dat
hebben we echt terdege en flink
gedaan. Wij deden vlak na de
oorlog dingen die andere kun
stenaars niet deden. Ik weetniet
of we al die aandacht, die maar
voortduurt, verdienen. Maar
wat we hebben gedaan, heeft
wel heel veel teweeg gebracht."
Roos van Put
Exposities Corneille: 'Het Hongaar
se Avontuur - ontmoeting met de
Europese School', Cobramuseum
voor Moderne Kunst, Sandberg-
plein 1-3, Amstelveen. Di. t/m zo.
11-17 uur, 20 jan. t/m 17 maart. Bij
de tentoonstellingen verschijnt de
publicatie 'Mijn avontuur in Buda
pest - Corneille 1947'. Tevens ver
schijnt een publicatie met werk van
de Hongaarse School.
Retrospectieve Corneille, Museum
Jan van der Togt, Dorpsstraat 50,
Amstelveen, do. t/m zo. 13-17 uur,
april t/m mei.
Vlucht van een kleurrijke vogel,
vroeg en recent werk van Corneille,
Galerie Elisabeth Bieman de Haas,
Nieuwe Spiegelstraat 44, Amster
dam. Di. t/m vrij. 11-8 uur, za. t/m
ma. 13-17 uur. T/m 15 maart.
Tolkien-illustratie van Cor Blok.
Zijn Tolkien-boekomslagen gingen vijf
tien drukken lang mee, maar geen lezer
kende zijn naam. Tolkien zelf vond zijn
werk echter bijzonder genoeg om in huis te
hangen en nu blijkt Lord of the Rings-regis-
seur Peter Jackson ook een fan. Toch nog er
kenning voor illustrator Cor Blok? Veertig
jaar geleden maakte hi j zi j n laatste Tolkien -
prent, maar zijn werk wil maar niet verge
ten worden.
Een hele generatie Tolkien-lezers kent ze:
de wonderlijke omslagen die de vx-oege Pris
ma pockets van In de Ban van de Ring sier
den. Het zijn speelse, bijna naïeve afbeel
dingen. Lichamen zijn niet meer dan een
ovaal, met een cirkel als hoofd. Het perspec
tief doet middeleeuws aan en de kleuren
zien er gewassen uit. Toch zijn ze direct her
kenbaar als scènes uit de boeken.
Frodo Balings wordt onzichtbaar voor de
verbaasde'ogen van de gasten in herberg De
Steigerende Pony. Orks tillen Frodo boven
hun hoofden mee naar een onbekende be
stemming. En Arwen de Elf doodt samen
met Pepijn de vorst van de Ringgeesten. De
illustraties zijn totaal niet in de realistische
stijl die zo kenmerkend is voor het fantasy-
genre. Hoe kan het ook, dat moest in 1965
nog goed en wel geboren worden. Het waren
juist de goedkope pocketedities van In de
Ban van de Ring die de hype creëerden die
zou uitmonden in een compleet nieuw lite
rair genre. De maker van de boekomslagen
heeft daar geen weet van gehadZijn bijdra-
ge aan de Tolkien-geschiedschrijving was
eenmalig. Zijn naam: Cor Blok.
Enigszins verbaasd is Cor Blok (67) wel als
hij na enig speurwerk in België wordt getra
ceerd. „Het is voor mij een beetje verleden
tijd. En Tolkien, ik ben geen échte fan. The
Silmarillion vond ik niet om door te ko
men."
In een plaatsje pal onder Maastricht geniet
de emeritus hoogleraar moderne kunst te
Leiden van zijn pensionering. Blok werkt ér
aan een nieuw project, een collectie collages
gebaseerd op historische gravures. Werk
dat duidelijk in het verlengde ligt van zijn
eerste schreden op het artistieke pad. Op de
Koninklijke Academie van Beeldende Kun
sten in Den Haag ontwikkelde Blok midden
jaren vijftig de kunstgeschiedenis van een
niet bestaand land: Barbarusië. Miniaturen
en wandschilderingen, van Bronstij d tot he
den. Hij schreef er onder de naam Thomas
Slackenmeel een hilarisch boekje over,
waarin onder meer de heiligenverering rond
Sanctus Clausus en zijn knecht Petrus Ni
ger aan bod komt. Er kwam een tentoonstel
ling in het Haags Gemeentemuseum, waar
geregeld bezoekers informeerden waar nu
precies Barbarusië op de kaart lag.
Blok: „In de kunstgeschiedenis zie je dat er
stijlen en scholen naast elkaar bestaan, en
dat die vaak een hele specifieke vormgeving
hebben. Denk aan het Mexicaanse beeld
schrift, of de Egyptische hiërogliefen. Dat
was iets wat me interesseerde. Het woord
beeldcode was toen nog niet in zwang, maar
zo zou je het nu noemen. Ik heb toen voor de
Barbarusische kimst middeleeuwse stijlen
ontworpen die aanleunden tegen bestaan
de. Het was spannend om te kijken wat je
met zo'n beeldcode kunt overbrengen. Hoe
je met het liefst zo min mogelijk middelen
toch een verhaal in beeld kunt brengen. Het
is eigenlijk dezelfde interesse die stripteke
naars hebben."
Toen Blok eind jaren vijftig The Lord of the
Rings las, besloot hij zijn Barbarusische er
varingen los te laten op het werk van Tol
kien. „De techniek die ik bij The Lord of the
Rings hanteerde komt ook uit de Barbarusi
sche kunst, omdat ik op dat moment minia
turen en wandschilderingen wilde maken
die er bestaand uitzagen, alsof er een tijd
overheen was gegaan. Toen heb ik een stijl
ontwikkeld waarbij je met gouache of krijt
een tekening maakt op dun Japans zijdepa
pier. Je schildert met gouache een onder
grond op gewoon papier, en tezwijl die nog
nat is gaat het zijdepapier eroverheen."
„Er zijn allerlei verfijningen mogelijk, want
als ik kleur ga invullen kan dat zowel aan de
voorkant als afin de achterkant van het zij
depapier, wat een doorschijnend effect
geeft. De techniek is vrij simpel. Waar het
vooral op aan komt is de toestand van de on
dergrond Al s het te droog is pakt het niet, en
als het te nat is sl aat het door. Ik heb ook wel
goudverf of stukjes zilverpapier gebruikt.
Dat viel echter niet om te zetten in druk.
Tientallen Lord of the Rings-studies heeft
Blok gemaakt, maar thuis kan hij maar wei
nig laten zien. Enkele jaren geleden ver
kocht hij het grootste deel van de collectie
aan een verzamelaar.
Via contacten met de Engelse uitgever van
Tolkien komt Blok begin jaren zestig bij de
schrijver thuis in Oxford. „Dat was een heel
prettige ontmoeting, hij was een aardige
man. Het deed me een beetje denken aan het
bezoek van Frodo bij Bilbo in Rivendel, zo'n
kamer vol rondslingerende paperassen. Hij
had wel vaker illustraties van zijn werk ge
zien, maar dit beviel hem wel. Tolkien was
namelijk tegen geïllustreerde uitgaven. Hij
had zelf ook illustraties gemaakt, maar die
wilde hij niet in de boeken hebben. Je moest
lezers geen beeld opdringen, vond hij. Met
alle recente ontwikkelingen en zeker ook de
films zou hij helemaal niet blij zijn ge-
weest." Tolkien koopt twee werken van
Blok, en krijgt er één cadeau.
Blok mag Tolkien dan decennia geleden
vaarwel hebben gezegd, de Tolkien-ge-
meenschap zelf is Blok niet vergeten. Een
zoekopdracht op internet brengt zijn naam
verscheidene malen boven water. Op de fan
sites die gewijd zijn aan Tolkien-illustrato-
ren heeft Blok een uitstekende reputatie. De
werken die circuleren krijgen onveranderd
veel lof. Alleen Bloks werk prikkelt de fan
tasie, is het meest gehoorde compliment.
Ook uit een geheel andere hoek komt erken
ning. Toen regisseur Peter Jackson de om
slag van De reisgenoten (deel 1 van In de
Ban van de Ring) werd voorgehouden, wist
uitgerekend hij te vertellen dat de mysteri
euze illustrator de Hollander Cor Blok was.
Blok was geen geschikte inspiratiebron
voor Jackson, maar hij vond de werken zeer
origineel. En Jackson weet wat er zoal ge
maakt is. Toen hij begon aan de voorberei
dingvan The Lord of the Rings nam hij con
tact op met de Leidse boekhandelaar René
van Rossenberg. Zijn verzoek: stuur alle
Tolkien-illustraties die je hebt per expresse
naar Nieuw-Zeeland. Rossenberg runt de
internetwinkel The Tolkien Shop, en heeft
het meeste wel in huis. Zo kwam het boek
The Realms of Tolkien in het bezit van Jack
son, waarin vier platen van Blok staan afge
beeld.
Het is de Leidse boekhandelaar die onthult
wat er met de drie werken is gebeurd die
Blok aan Tolkien verkocht. Toen Van Ros
senberg de jaarlijkse bijeenkomst van Tol-
kien-liefhebbers in Oxford, de Oxenmoot,
bezocht, raakte hij in gesprek met Tolkiens
dochter Priscilla. Die kende de werken van
Blok heel goed, want ze hingen bij de schrij
ver in de gang. Na de dood van Tolkien in
1973 verhuisden ze naar zoon Michael en te
genwoordig hangen ze in de woonkamer
van diens dochter. Inmiddels had de familie
geen idee meer waar ze vandaan kwamen,
Van Rossenberg kon aan die onzekerheid
een einde maken. Want een echte Blok, daar
moet je zuinig op zijn.
Mark van den Tempel
Voor meer informatie: René van Rossenberg,
www.tolkienshop.com; uitgave: 'Realms of Tol
kien', Collins, Harper, 1997.