Na de laatste boot werd het stil Zelfs de kwallen op het strand waren sympathiek Altijd vaderdag Zeeuws Vlaanderen Eddy van Vliet Herman Kakebeeke Duitse bannelingen in Oostende erman Kakebeeke houdt een pleidooi voor de open en heldere poëzie. Dat is opmerkelijk. Literatuurwetenschap en poëzierecensenten houden zich bij voorkeur bezig met gesloten of hermetische poëzie. Het zoeken naar steeds diepere gelaagdheden is een academische jacht naar de duisternis achter de woorden. In deze trend zijn generaties Neerlandici en in hun kielzog recensenten opgeleid om vooral het cryptische gedicht met de messen van hun intellect open te snijden, plakje na plakje. Hoe interessant ook, dichters als Lucebert, Favery, Ouwens en anderen zijn niet het meest geschikt om jonge mensen voor de poëzie te winnen. In tegendeel: Al dat moeizame gegraaf naar en in mogelijke diepten en diepzinnigheden heeft generaties jonge mensen kopschuw gemaakt voor poëzie. Steeds weer die kostbare uren van nachtelijke stilte. Al is die stilte niet meer zo diep als vroeger." In de tijd dat Herman Kakebeeke (1932) werkzaam was in onderwijs, schoolbegeleiding en kunstzinnige vorming, heeft hij er zich voor ingezet jonge mensen in contact te brengen met poëzie en gaf hij tal van cursussen over jeugdliteratuur. Hij verliet op zijn der dejaar Zeeland al, maar bleef door fa milie en afkomst zijn leven lang ver bonden met het Zeeuwse land beneden de Westerschelde. Poëzie van hem ver scheen in bloemlezingen in Zeeuws Lichten in Licht Zeeuws. Het gedicht lees ik als een korte hel dere notitie, een soort miniatuur- schilderijtje. Opvallend sober taalgebruik. Weinig poëtische stijl middelen. Wat maakt deze notitie toch opmerkenswaard „Je gebruikt de typering 'miniatuur schilderij t je'. Daar kan ik mij wel in vinden. Zelf gebruik ik wel eens de be naming: foto, momentopname. Maar dan een momentopname met een lange geldigheid. Het gedicht gaat terug op een oude herinnering, uit de tijd dat ik vaak logeerde bij mijn grootmoeder in Walsoorden. Vanuit de tuin of het zol derraam kon ik dan in de verte de auto 's zien die van Perkpolder van de boot af kwamen. Na de laatste boot werd het stil." „Zeeuws-Vlaanderen werd dan bijna een eiland, geen bootverbinding meer en de grens was toen nog echt een grens. Intussen is er wel een en ander veran derd, maar in wezen is het nog zo. Op het eerste gezicht heeft het ge dicht geen diepere lagen, deelt het gewoon de 'objectieve' werkelijk heid mee. Zitten er diepere lagen in, of vind je een suggestieve keuze uit een stukje van de werkelijkheid vol doende overtuigingskracht te heb ben om te boeien? „Er moet niets in een gedicht. De lezer maakt uit of hij er iets mee aankan, of het hem iets te zeggen heeft. Dat kan het naar boven halen van een sluime rend beeld zijn. En als iemand verder gaat denken, bijvoorbeeld over wat verloren is gegaan, iets wat bedreigd wordt - denk maar aan die onzalige tunnel - dan kom je misschien in de buurt van een diepere laag. Maar ik kan mij niet voorstellen dat ik een gedicht ga schrijven met in mijn achterhoofd de gedachte: hoe kan ik er zoveel moge lijk lagen in aanbrengen." Ik denk dat de kracht van het ge dicht dan ook zit in wat ik een (ver zwegen tegenstelling) zou noemen. (Hier) waar rust is, tegenover elders waar rust ontbreekt. „Daar raak je inderdaad een wezenlijk punt aan. Ik kom vaak in Zeeuws- Vlaanderen en ik geniet dan volop van de ruimte en de stilte, 's Avonds op de fiets door de polder rijden is een bijzon dere ervaring. Als ik dan terug ben op mijn flat in Den Haag valt mij het ver schil nadrukkelijk op. Ik doe daar niet nostalgisch over, het is gewoon een constatering, maar een die voor mij en misschien ook voor anderen de moeite waardis." Toch lijkt er een kleine inconsequen tie in het gedicht te zitten: het is nacht en volstrekt stil, maar toch is er het ruisen van de bomen en het dreunen van machines. „Mijn grootmoeder woonde een paar honderd meter van de Scheldedijk. Vooral 's avonds, als de dagelijkse ge luiden verstomd waren, kon je het dreunen van de scheepsmachines goed horen. Een zwaar vertrouwenwekkend geluid. Dat vond ik toen en dat vind ik nog steeds. Juist door dat dreunen en het boomgeruis werd de stilte nog eens extra benadrukt. De dingen zijn er ten slotte dankzij hun tegenstelling." De schepen die voorbijgaan in de nacht doen mij ergens aan denken, maar ik kan niet thuisbrengen waar aan. „Leuk dat je dat opmerkt. Al jaren loop ik met in mijn hoofd de titel van een boek dat ik nooit gelezen heb, maar diè wonderlijk genoeg opdook, toen ik met het gedicht bezig was: Ships that pass in the night. De zin die jij bedoelt is daar de letterlijke vertaling van." Hoe sta je tegenover 'hermetische poëzie'? Heb je een bepaalde opvat ting over poëzie? „Om met het tweede deel van je vraag te beginnen: poëzie is voor mij commu nicatie - een vreselijk woord, maar ik weet zo gauw geen beter - in gebalde vorm." ,Ik heb het dan over poëzie die onder de ogen van lezers komt. Een dichter kan voor zichzelf schrijven, dan kan hij on belemmerd zijn gang gaan los van alle conventies. Zodra je echter je poëzie aan de openbaarheid prijs geeft, houdt dat een verstandhouding met de lezer in. Je wil toch, althans ik wil dat, dat er iets overkomt. Die inhoud dus mag dan niet overweldigd worden door de vorm. Daarmee wil ik niet zeggen dat de lezer alles op een presenteerblaadje moet krijgen aangeboden. Er mag best nog iets te raden blijven, dat pas bij her haalde lezing naar boven komt. Johan na Kruit heeft dat mooi verwoord: 'als je goed leest, ontdek je dat er iets zingt tussen de regels.' Dat komt in de buurt van Nijhoff's: 'Lees maar, er staat niet waterstaat'." Wat de hermetische poëzie betreft: een dichter kan er natuurlijk voor kiezen op zo'n subjectieve manier te schrijven dat hij slechts voor een se lect groepje ingewijden - of zij die menen dat te zijn - verstaanbaar is. Een tijdje geleden heb ik me vrij in tensief bezig gehouden met de poë zie van Ouioens, een zeer hermeti sche dichter. Van rechttoe-rechtaan lezen was geen sprake. Het was eer der een speurtocht. Maar die kan heel bevredigend zijn. Je moet dan wel genoegen nemen met meer vra gen dan antwoorden. Hoe komt bij jou een gedicht tot stand? „Wil je wel geloven dat ik me dat nog nooit heb afgevraagd. Van een aantal gedichten weet ik dat er een waarne ming aan ten grondslag ligt. Ik denk dat 'Zeeuws Vlaanderen' daar een voorbeeld van is. En dan is er een aantal dat teruggaat op een persoonlijke ervaring, een emotie. Ja, dat zijn de twee uitgangspunten. Daar begint het mee en dan volgt inder daad dat proces van wikken en wegen. Denken dat je het hebt, om dan bij her lezing toch weer te gaan schrappen en te gaan schaven." Kun je iets vertellen over je activi teiten op het gebied van jeugdlitera tuur. „Laat ik mij beperken tot enkele die mij na aan het hart liggen. In de jaren '70 heb ik meegewerkt aan een kinder boekenprogramma voor de KRO- schoolradio. De bedoeling ervan was kinderen kennis te laten maken met boeken, waaraan ze wellicht plezier konden beleven. In het verlengde daarvan lag 'De speel- werkbriefdie ik j aren lang voor de kin derboekenweek samenstelde. Een ver zameling ideeën, boektitels en gedich ten rond een bepaald thema, bedoeld voor leerkrachten in het basisonder wijs. Verder noem ik mijn betrokken heid bij de oprichting en de inrichting van het kinderboekenmuseum, een on derdeel van het letterkundig museum in Den Haag. Daar ben ik nog steeds een beetje trots op. Verder houd ik mij nu nog bezig met 'Dichter aan huis', 'Kinderen en poëzie' en geef ik nu en dan een workshop over jeugdlitera tuur." Inspireert jou, wonend in Den Haag, Zeeland nog speciaal? „Ik ben een Zeeuw op afstand. Ik voel me Zeeuw, maar toch op een andere manier dan iemand die in die provincie woont. Toen ik drie jaar was, trokken mijn ouders naar 'Holland'. Daar heb ik verder mijn leven doorgebracht. Maar Zeeland was altijd op de achter grond aanwezig en sinds een jaar of vijftien kom ik er dikwijls voor korte of langere tijd." „Zeeland inspireert, maar dat heeft er waarschijnlijk ook mee te maken dat ik me er minder gejaagd voel en meer tijd neem om te lezen en te schrijven." Lou Vleugelhof Als na de laatste boot de auto's door de polders zijn verzwolgen is het hier nacht zoals een nacht moet zijn - stilte en duisternis tussen twee dagen wie nóg niet slaapt hooit nu doorheen het ruisen van de bomen machines dreunen van schepen die voorbijgaan in de nacht. donderdag 25 oktober 2001 In de poëzie van Eddy van Vliet is het altijd vaderdag. Steeds weer komt hij terug op de man die voorjaar 1956, toen de toe komstige dichter een jongen van dertien was, uit zijn leven ver dween. „Ik schreef het reeds meer. Die morgen/ liep hij van de keuken naar de straatdeur/ en kwam niet meer", dichtte hij in de bundel Jaren na maan. Het is niet meer dan logisch dat Van Vliets nieuwe gedichtenboek Vader heet. Het geheel werd weliswaar opgedragen aan de dochters van de auteur, maar is volledig gericht tot zijn vader: „Je hebt er recht op. Nu je nog leeft./ Evenmin als de wijnkrui ken, de veestapel/ en de lemen soldaten, samen met de keizers begraven,/ zullen post mortem uitgesproken woorden baten.// Vandaar dat ik je vraag: aan vaard/ dit gedicht en neem er de tijd voor/ me tegen te spreken./ Ieder geweten heeft recht op zijn verleden." Waarmee de aard van dit bijna tachtig pagina's lange dicht werk, bestaande uit vierregelige strofen die meer opvallen door hun simpele ontroerende kracht dan door een geraffineerde lite raire vorm, voldoende duidelijk is. Hij schreef een soort biogra fie in verzen. Bedoeld om alsnog begrip voor de onbegrepen man te krijgen. Maar vooral bedoeld om op de valreep alles goed te maken. Daar was kennelijk gro te haast bij. „Is dit gedicht ge drukt/ zit ik in mijn bed recht overeind te staren/ naar je doodsbericht", voorziet de schrijver. Ofwel in een meer subtiele formulering: „De woorden rijden op tanende adem." Vader is al met al een van zijn in teressantste bundels geworden. Daar moet meteen aan worden toegevoegd dat er sinds 1992 een doem over het werk van de ze Vlaamse dichter ligt. Dat heeft te maken met een 'Portret zonder rimpels' dat de letter kundige Benno Barnard toen aan hem wijdde. Deze gedroeg zich in dat opstel als iemand die wanneer een ander een mop probeert te vertellen overhaast de pointe onthult. Barnard zag scherp dat Van Vliets gedichten tegelijkertijd memoires zijn: „Met een kapinstrument be werkte brokstukken van zijn le ven." Maar hij diste zo gretig biografische bijzonderheden op dat het werk van de dichter enigszins overbodig wordt. Ook Vader werd op voorhand voor een deel door Barnards plompe loslippigheid bedorven. Het verhaal van grootvaders Willem Brakman: Vrij uitzicht. Collectie essays uit de periode 1985-2000, waarin Brakman zich vooral toont als een geën gageerd, maatschappijkritisch auteur, die zich uitspreekt over deugden, de autobiografie, de economie, het geld, de positie van de literatuur en het aandeel van de filosoof Adorno in dit al les. Uitgeverij Querido, 282 blz., 47,38. Carl Friedman: Dostojevski's paraplu. Een keuze uit de co lumns die Carl Friedman in het dagblad Trouw publiceerde. Dostojevski's paraplu, Fried- mans vierde boek, verschijnt 26 oktober. Uitgeverij G.A. van Oorschot, 150 blz., 27,55. Pauline Slot: Tegenpool. Roman over kinderen en kinderloos heid, de darwiniaanse strijd tussen broers en zussen en de onverwachte troost van vreem den. Van Pauline Slot (1960) verschenen eerder de romans Zuiderkruis en Blauwbaard. De Arbeiderspers, 216 blz., 32,61. Gerard Bes: Liever liefde dan gedichten. Biografie van de dichter Hans Lodeizen (1924- 1950). Hans Lodeizens korte le ven is nog nooit uitvoerig be schreven. Zijn jeugd in een rijk gezin in Wassenaar, zijn ver houding met zijn vader, zijn langzame groei naar het schrij- huwelijk: de commentator heeft de geheimen al verklapt. De ontmoeting van de vader en de moeder van de dichter: Barnard beschreef het al vóór Van Vliet z'n mond open kon doen. In sommige gevallen is hij zelfs be ter op de hoogte dan de dichter. Gaat het in diens werk slechts over 'een auto voor de deur', Barnard noemde moeiteloos het merk en het kentekennummer. Gelukkig kon hij niet weten hoe het leer in de auto rook, en zo zijn er méér details en emoties waardoor de poëzie niet redde loos in de toelichting is onderge gaan. Het is vooral de eerlijk heid waardoor dit lange gedicht treft. Want de omstandigheden noopten de auteur niet alleen tot grote spoed, maar ook tot grote openhartigheid. Deze laatste kans moest worden aangegre pen om alles te zeggen wat onge zegd bleef. Zonder terughoudendheid schrijft hij over zijn vader die „de uitsnijdingen/ van avond jurken" een stuk interessanter vond dan „de jeuk verwekken de/ schilfers op (de) armen en benen" van z'n kind. Hij vertelt hoe de achterblijvers, de moe der en de zoon, zich overgaven aan een „ascese van de trots" na zijn vertrek. En hij dicht over de „kleine brandnetel van ver raad" die hij voelde op de dagen dat z'n vader gebruik maakte van het bezoekrecht. „Hij nam hem mee uit naar de bioscoop, trakteerde op etentjes in deftige restaurants en wijdde hem in de kleinsteedse verrukking van het Antwerpse nachtleven in", be richtte Barnard. Elementen die in het gedicht allemaal terugke ren. Er volgen jaren „waarin we el kaar nauwelijks zagen", schrijft Van Vliet, maar ook perioden van intensief contact. Dit poë- zieboek vertelt een verhaal van onbegrip en toenadering, ver loochening en liefde. Van de ge kwelde en beminde zoon voor wie het al bijna zestig jaar va derdag is. Hans Warren Eddy van VlietVader - Uitgeverij De Bezige Bij, 80pag./ f 33,06. ven, het besef van zijn homosek sualiteit, zijn ziekte, de publica tie van zijn eerste poëzie vlak voor zijn dood. Deze biografie last leven en poëzie onlosmake lijk aan elkaar. Uitgeverij Ba lans, 343 blz., geb., 55,09. Diane Broeckhoven: De buiten kant van Meneer Jules. Naast haar werk als freelance journa liste publiceerde Diane Broeck hoven (Antwerpen, 1946) een twintigtal jeugdboeken. De bui tenkant van Meneer Jules, een verhaal over omgaan met gemis, is haar tweede roman voor vol wassenen. De eerste, Het ver keerde keelgat, verscheen in 1998. Uitgeverij The House of books, 78 blz., geb., 27,54. Rita Muilwijk: Degeluktheorie. De relatie tussen het meisje Zee en haar moeder is danig ver stoord geraakt. Zee zwalkt door het leven en klampt zich vast aan theologische theorieën, tot het moment dat zij James leert kennen. Hij loochent het be staan van God en verkondigt de geluktheorie: ieder mens dient te streven naar het grootst mo gelijke geluk, voor het grootst mogelijk aantal mensen. Roman van Rita Muilwijk (1950) die in 1999 debuteerde met de novel- lenbundel Bloedkoralen. Uitge verij Meulenhoff, 224 blz. 39,56. ttUAAJ4C De wereld achter een Zeeuws gedicht. Dat is het thema van de serie gesprekken, die elke twee weken in de bijlage Kunst Cultuur wordt gepubli ceerd. Lou Vleugelhof kiest samen met de dich ter een gedicht. Een ge dicht dat zijn wonels in Zeeland heeft en zonder Zeeland ongeschreven ivas gebleven. Vandaag: Lou Vleugelhof in gesprek met Herman Kakebeeke. Herman Kakebeeke: „Ik kom vaak in Zeeuws-Vlaanderen en ik geniet dan volop van de ruimte en de stilte. foto Lex de Meester Stefan Zweig De zomer van 1936 was de tijd van de Olympische Spelen in Berlijn, de tijd dat de Spaanse Burgeroorlog uitbrak, de tijd dat Frankrijk door een volksfront werd geregeerd, de tijd dat in Moskou de show processen begonnen. Voor de Vlaamse lite raire journalist Mark Schaevers is het echter vooral de zomer van Oostende. Ver rassend veel Duitse schrijvers en intellectu elen, uitgeweken voor Hitier en de zijnen, belandden in deze periode in de badplaats. Waarom daar? Voornamelijk toch door toe val, al is het opmerkelijk dat heel wat van de emigranten aangenaam getroffen werden door het lage prijspeil in België. Al staat daar een klacht over het plaatselijke drank aanbod tegenover: „Het bier is niet te drin ken, alleen de heel dure wijn deugt, en de zoete aperitieven vervelen na het vierde glas en blijven nazeuren in het hoofd. De sterke drank is altijd duur, bijna nooit goed," Zo vat Schaevers samen wat Irmgard Keun aan haar mecenas berichtte. De schrijfster is een van de hoofdpersonen in dit boek waarin de zomer van 1936 wordt gerecon strueerd. Voor even was Oostende een lite rair centrum, een van de hoofdsteden van het Exil. Voor het essay, op luchtige toon ge schreven, moesten vele foto's worden beke ken en tal van boeken worden gelezen. On danks of misschien dankzij al die studie maakt het geheel bijna de indruk van een ooggetuigenverslag. Het begon voor de au teur allemaal met een paór zinnen van Irm gard Keun. Ze zit in een café in Oostende en daar stappen niemand minder dan Stefan Zweig en Joseph Roth binnen. Machthebbers Keun was een veelbelovende schrijfster. Met haar twee eerste boeken had ze veel succes. De nieuwe machthebbers waren minder verrukt: het zou om 'ontuchtige ge schriften' gaan en om 'asfalt-literatuur met anti-Duitse tendens'. Ze ontvluchtte haar land, met niet veel meer dan haar talent en haar uitstraling. Schaevers typeert haar als „een heel goeie schrijfster, licht van zinnen, geestig, grillig, scherp en met een onder werp dat haar ligt: wat is het een moderne vrouw te zijn in het Duitsland van haar da gen." Toch raakte ze in vergetelheid, de omstan digheden maakten haar en vele anderen tot geknakte beloften. Ze vond alles even aan genaam in Oostende, zelfs de kwallen op het strand hadden haar sympathie. „Keine Na zis mehr!", jubelde ze in een van de vele brieven aan de Amerikaanse man die steeds weer voor geld moest zorgen. Onbewust fungeerde Keun als een kwar tiermaakster. Tal van andere Duitse litera toren, veelal met een joodse achtergrond, zouden haar volgen naar Oostende. Egon Erwin Kirsch bijvoorbeeld, die bekend stond als razende reporter. Net zoals bij vele van de in ballingschap levende schrijvers het geval was, werd zijn werk in Amsterdam uitgegeven. Het debiet voor hun boeken was beperkt, omdat de markt in Duitsland voor hen gesloten bleef. Daarom hadden de meesten van hen het niet breed. Voor Joseph Roth, in de zomer van 1936 eveneens pre sent in Oostende, was dat géén reden zijn bestaan van 'grand seigneur' op te geven. Ook in dit boek trekt hij vanwege zijn kleur rijke levensstijl alle aandacht naar zich toe. Hij was een begenadigde schrijver, maar evengoed een geweldige drinker en een fan tastische bedelaar. Vooral Stefan Zweig, de welgestelde succe sauteur, wist hij steeds weer geld af te trog gelen. Natuurlijk ontbrak ook deze niet op het zomerse appèl in Oostende. Volgens Keun zag hij „eruit zoals een cinemalief hebber zich een schrijver voorstelt." Het klikte niet tussen hen. Des te beter liep het tussen haar en Roth. Ze werden op een ge heel eigen wijze mimiaars en stimuleerden elkaar tot een 'schrijfolympiade'. Al te lang hield hun verhouding niet stand. „Van mij wilde hij iets maken dat ik niet was", heeft Keun beweerd. Inmiddels ver schenen nog veel meer coryfeeën. Arthur Koestier en Ernst Toller bijvoorbeeld. Met z'n allen zorgden ze voor een bijzonder hoofdstuk in de geschiedenis van de Vlaam se badplaats. Een hoofdstuk dat door Mark Schaevers met veel verve wordt verteld: de zomer van 1936, de zomer van Oostende, de zomer van 'Keine Nazis mehr'. Hans Warren Mark Schaevers: Oostende, de zomer van 1936 - Uitgeverij Atlas, 144 pag./ geïllustreerd/ f 34,90.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2001 | | pagina 25