Klimaat blijft onvoorspelbaar
PZC
Geen ozongat op noordelijk halfrond
Ingevoerde mieren
verstoren ecosysteem
Onderzoek naar gevolgen van verdere opwarming
12
Nieuwe radijs op de markt
Boerenleven voorkomt allergieën
Herfstkleuren beschermen blad
Aardbevingonderzoek de diepte in
Komeetkern
ontrafeld
Aardappelziekte bedwongen
maandag 15 oktober 2001
Nederland wordt warmer en dus nog waterrijker.
foto Wietze Landman/GPD
WAGENINGEN - Het Wageningse Plant Research Interna
tional heeft samen met Koppert Trading twee nieuwe, gezon
de groenten ontwikkeld. Op je bord lijken ze op tuinkers
maar het zijn radijsjes. De nieuwe radijzen heten sangoensa-
kura.
Sango's groeien op water en de kiemplantjes worden in zijn
geheel gegeten, net als bij taugé. Sakura's groeien op cellulose
en worden voor consumptie net boven de wortel afgesneden,
In de meer luxe restaurants zijn ze al te vinden.
Het bijzondere van deze groenten is hun hoog gehalte aan
anthocyaan, een medicinale stof (flavonoïd) die beschermt te
gen kanker, hart- en vaatziekten en nachtblindheid. De on
derzoekers benadrukken dat de plantjes tot stand zijn geko
men zonder genetische manipulatie. De gezonde radijzen zijn
het resultaat van klassieke kruisingen van verschillende inte
ressante radijssoorten. GPD
WAGENINGEN - Opgroeien op een boerderij vanaf jonge
leeftijd biedt bescherming tegen de ontwikkeling van astma,
hooikoorts en andere allergieën. Langdurige blootstelling
aan een agrarisch milieu als kind vermindert overgevoelig,
heidsreacties op latere leeftijd. Door een verhoogd contact
met bacteriën en andere micro-organismen is volgens onder
zoekers een sterker immuunsysteem ontstaan.
Dat blijkt uit een studie onder bijna drieduizend ouders in
Oostenrijk, Duitsland en Zwitserland. De ouders werd ge
vraagd naar het bestaan van allergische reacties bij hun kin
deren tussen de zes en dertien jaar oud. Hieruit bleek, dat de
kinderen die in hun eerste levensjaar al regelmatig in stallen
rondhingen en boerderijmelk dronken, minder kans hadden
op astma dan kinderen die dat pas later deden. Dezelfde lage
re kans was er op hooikoorts en overgevoelige ogen. GPD
MADISON - Onderzoekers van de universiteit van Wisconsin
in Madison hebben een nieuwe theorie over de herfstkleuren
van boombladeren. Volgens deze opvatting werken de ge
vormde rode pigmenten in het blad van eik, esdoorn en kor
noelje als een zonnescherm.
„De pigmenten beschermen het gevoelige bladweefsel inde
herfst wanneer de bomen hun voedingsstoffen terugwinnen
uit hun bladeren", zegt bosbouwer Bill Hoch. „Bomen moeten
zo veel mogelijk van deze voedingsstoffen opslaan voordat
het blad valt." GPD
DELFT - Wetenschappers van onder meer de TU Delft, de
Vrije Universiteit Amsterdam en de Universiteit Utrecht
gaan deze weken tot zo'n dertig kilometer diepte de grond on
derzoeken om het ontstaan van aardbevingen beter te kunnen
begrijpen. Nooit eerder werd de Nederlandse bodem op een
dergelijke diepte onderzocht.
Het onderzoek naar de diepere bodemlagen is volgens de we
tenschappers noodzakelijk om het ontstaan van aardbevin-
gen beter te kunnen verklaren. Tot nog toe is er weinig bekend
van de Nederlandse ondergrond dieper dan vijf kilometer, i
Voor Zuid-Limburg zijn er zelfs nauwelijks gegevens be
schikbaar die verder gaan dan een kilometer. Dit terwijl de j
aardbevingen van 1992 bij Roermond op meer dan vijf tien ki
lometer diepte ontstonden.
Het onderzoek beperkt zich tot de aardkorst, die zo'n 25 tot 30
kilometer dik is. De wetenschappers wekken met springstof
fen geluidsgolven op, die weerkaatsen.
Hieruit kunnen de onderzoekers de eigenschappen van de
aardkorst afleiden. Het onderzoek duurt tot en met 20 okto
ber. ANP
door Martijn Hover
AMSTERDAM - Sinds kort is
het officieel, want bekrachtigd
door het Koninklijk Nederlands
Meteorologisch Instituut: ook
Nederland verkeert in de greep
van de klimaatverandering die
de aarde momenteel teistert als
gevolg van menselijke activitei
ten. De afgelopen tien jaar was
het in ons land 0,80 graden Cel-
cius warmer dan gemiddeld
over de periode 1961-1990.
Het wordt steeds warmer in Ne
derland. Bedroeg het 'jaarge
middelde' (het gemiddelde van
alle in de loop van een jaar ge
meten temperaturen) tussen
1961 en 1990 nog 9,40, tussen
1991 en 2000 was dat 10,20. Dat
is een stijging die wetenschap
pers over het algemeen 'signifi
cant' noemen, wat 'veelbeteke
nend' betekent. Zo bedoelen
dan eigenlijk te zeggen dat er
waarschijnlijk iets aan de hand
is.
Toch hield het KNMI als het
ging om de specifieke gevolgen
van de klimaatverandering
voor ons land tot voor kort de
nodige slagen om de arm. „Het
weer in Nederland is nu een
maal van nature erg wisselval
lig", klonk het meestal. „Daar
door is het erg moeilijk om vast
te stellen in hoeverre schomme
lingen in ons klimaat het gevolg
zijn van een externe invloed als
het 'broeikaseffect', of dat ze
voortkomen uit de typische wis
selvalligheid van het Neder
landse weer."
Computermodellen
Zorgvuldige berekeningen met
behulp van steeds geavanceer
dere computermodellen hebben
de KNMI-weerkundigen er ech
ter inmiddels van overtuigd dat
de opwarming van de aard-at
mosfeer ook voor Nederland
niet zonder gevolgen is geble
ven. „De opwarming van 0,8
graden die we de afgelopen tien
jaar hebben gezien, blijkt voor
zeker de helft het gevolg te zijn
van het feit dat het op de hele
aarde als geheel warmer is ge
worden. De andere helft komt
voor rekening van ons eigen zee
klimaat, dat toevallig net ook
tien wat warmere jaren mee
maakte", zegt KNMI-onderzoe-
door Ben Apeldoorn
PASADENA - De ruimtesonde
Deep Space I (DS-I) blijkt tij
dens zijn bezoek aan de komeet
van Borrelly uitstekend gefunc
tioneerd te hebben. Voor de
tweede keer in de geschiedenis
werden foto's gemaakt van een
komeetkern.
Net als de kern van de beroemde
komeet van Halley, die in maart
1986 door de Europese onder-
zoekssonde Giotto van nabij
werd gefotografeerd, blijkt ook
Borrelly's kern de vorm van een
aardappel te hebben. Hij is al
leen twee keer zo klein.
Het heeft enkele dagen geduurd
voor de eerste door het in okto
ber 1998 gelanceerde ruimte
voertuig gemaakte foto's in het
aardse grondstation waren be
werkt. NASA's Jet Propulsion
Laboratory (JPL) in Pasadena,
Californië gaf ze onlangs vrij
Op die opnamen is een reusach
tige 'aardappel' te zien met lich
te en donkere plekken, glooien
de terreinen en scherp omhoog
stekende richels met daartussen
diepe dalen. De lichtste plekken
lijken de plaatsen te markeren
waar stof en gas door zonne
warmte uit de kern vrijkomen.
Dit materiaal, dat voornamelijk
uit het middengedeelte van de
komeetkern blijkt te komen,
vormt de voor kometen zo ka
rakteristieke staart. De aardap-
pelvormige kern van de komeet
van Borrelly heeft een grootste
lengte van acht kilometer. Dat is
twee maal kleiner dan de kern
van de veel bekendere komeet
van Halley die zestien kilometer
lang is.
DS-I projectleider dr. Mare
Rayman van het JPL werd ly
risch toen de eerste digitale re
gistraties van de DS-I van de
komeetkern waren herleid tot
herkenbare beelden. „Onvoor
stelbaar en ongelofelijk", zegt
Rayman. „De DS-I was meer
een testobject omdat hij voor
het eerst was uitgerust met een
ionenmotor die overigens feil
loos bleek te werken. Anders
was dat met de andere instru
menten. De afgelopen jaren trad
het ene technisch/elektronische
mankement na het andere op.
Soms werkten we dag en nacht
door om de problemen met nieu
we software te verhelpen."
„Toen enkele ster-sensoren, die
de DS-I in de juiste stand moes
ten gehouden, uitvielen werd de
boordcamera opnieuw gepro
grammeerd om die taak over te
nemen."
De camera werkte perfect tij
dens de vlucht van de DS-I-son-
de langs de kern van de komeet
van Borrelly.
ker Rutmer Jeelderda. Met an
dere woorden: voor hetzelfde
geld hadden wij een periode
meegemaakt waarin het Neder
landse klimaat een 'dipje' van -
0,4 graden doormaakte. In dat
geval zou de netto temperatuur
stijging dus 00 hebben bedra
gen? „Dat klopt wel ongeveer",
bevestigt Jeelderda. „Daardoor
is het voor ons ook erg moeilijk
om te voorspellen wat de netto
gevolgen van een verdere op
warming van de aard-atmosfeer
voor de komende tien jaar in
Nederland gaan betekenen. We
gaan er vooralsnog van uit dat
het jaargemiddelde voor het
volgende decennium in De Bilt
tussen de 9,5 en 10,5 graden zal
komen te liggen. Die marge lijkt
erg groot. Het zou betekenen dat
in het 'gunstigste' geval de ge
middelde temperatuur in ons
land weer terug zou zijn op het
niveau van de periode 1961-
1990. In het 'ongunstigste' geval
zouden we uitkomen op een
temperatuur die gemiddeld nog
0,3 graden hoger ligt dan in de
afgelopen tien jaar."
Aan die onzekerheid is voorlo
pig niets te doen, legt Jeelderda
uit. „Het gaat uiteindelijk om
het onderkennen van 'trends' in
het klimaat", vertelt hij. „Maar
daarvoor moet je beschikken
over een lange periode van be
trouwbare gegevens. Weerkun
digen hebben eigenlijk pas sinds
anderhalve eeuw de beschik
king over zulke data. Als we die
hadden voor - pakweg - de laat
ste duizend jaar, zouden we al
lerlei trends waarschijnlijk
gemakkelijker kunnen herken
nen."
Een klimaateffect waarvan ze
bij het KNMI vooralsnog bij
voorbeeld niet overtuigd zijn, is
de invloed van stedelijke agglo
meraties op het plaatselijke kli
maat. De Amsterdamse kli
maatdeskundige J.H. van Boxel
is ervan overtuigd dat die in
vloed bestaat.
Naar aanleiding van de bijzon
der zware buien die de vorige
maand huishielden in Rotter
dam in omgeving, liet de aan de
Universiteit van Amsterdam
verbonden klimatoloog weten
dat deze 'ongetwijfeld' samen
hingen met het zogenaamde
'stadsklimaat'. Volgens Van
Boxel kan de temperatuur in en
boven een stad hoger liggen dan
in de omliggende gebieden.
Daarnaast zit de stadsat-
mosfeer vol met deeltjes (stof,
roet, luchtverontreinigingen)
die als kernen kunnen dienen
waarop waterdamp conden
seert tot druppeltjes die uitein
delijk in de vorm van regen naar
beneden komen.
Een andere factor is volgens de
Amsterdamse wetenschapper
de toenemende hoogbouw in
onze grote steden. Die duwt de
lucht die komt aanwaaien als
het ware omhoog. Stijgende
lucht koelt af en als zij genoeg
waterdamp bevat, condenseert
die tot regen. GPD
door Peter de Jaeger
DAVIS - De kleine Argentijnse
mier verdringt in Afrika lokale
miersoorten. Ingrijpender is
nog dat de zwarte mier het com
plete ecosysteem ernstig ver
stoort. Dat vernietigend effect
van een ingevoerde soort is voor
het eerst aangetoond in Zuid-
Afrika door onderzoekers van
de universiteit van Californië in
Davis.
Caroline Christian onderzocht
het fijnboslandschap in het Ko-
gelberg-reservaat in Zuid-Afri-
ka, dat bekend is om zijn grote
bio-diversiteit. Spontane bos
branden woeden om de vijftien
tot. dertig jaar, waarbij de mees
te volwassen planten het loodje
leggen. Nieuwe planten groeien
uit de zaden die door lokale mie
ren in de grond zijn begraven.
Christian ontdekte dat planten
die afhankelijk zijn van deze
mieren niet meer opkomen na
een brand.
„Al langer bestaat de vrees dat
vreemde indringers de gunstige
relaties tussen dieren en planten
kunnen verstoren. Wanneer de
ze interacties essentieel zijn
voor het hele ecosysteem kan er
zelfs een waterval aan andere
effecten op de leefgemeenschap
uit voortvloeien", zegt Christi
an.
Het in de grond stoppen van za
den door mieren is van belang
voor een derde van alle planten
in het fijnbos, dat vooral bestaat
uit struiken en heesters.
Vers gevallen zaden trekken
mieren aan die ze meenemen
naar hun nest. Verschillende
mieren hebben voorkeur voor
verschillende zaadgrootten. Sa
menwerkende mieren dwepen
met grote zaden, terwijl alleen
opererende mieren met de klei-
nere exemplaren zeulen. Als de
zaden niet onder de grond wor
den gestopt, worden ze opgevre
ten door knaagdieren.
De Argentijnse mier begraaft
geen zaden, maar roeide wel
binnen een paar jaar twee plaat
selijke soorten uit. Twee andere
mieren kunnen ongestoord be- j
staan naast de indringer. De
verdrongen miersoorten kozen
de grotere zaden, terwijl de an- i
dere zweren bij de kleine.
„Grote zaden in 'veroverde' ge
bieden hebben dus minder kans
te worden begraven en te wor
den gegeten door ratten en eek
hoorns. Terwijl de kleine zaden
onaangetast blijven", zegt
Christian. Om het effect van de
vreemde mier te testen op de j
plantengemeenschap voerde zij
experimenten uit met gecontro
leerde bosbranden. Veel plan-
tenzaden van het fijnbos heb
ben vuur nodig om te kiemen.
De meeste nieuwe groei ont-
staat daarom in het jaar na de
brand. Na het plat branden van
een door de Argentijnse mier in
genomen gebied kwamen er tien
keer zo weinig planten op uit
grote zaden, vergeleken met ge
bieden waar die zwarte mier i
niet zit.
Een verontrustende ontdek-
king, noemt Christian haar j
vondst. „Het bewijst, dat we
zeer voorzichtig moeten zijn
met de introductie van vreemde
diersoorten. Er kunnen onver
moede gevolgen zijn voor het
hele ecosysteem." GPD
door Ben Apeldoorn
WASHINGTON - Machtige
luchtbewegingen in de damp
kring blijken verantwoorde
lijk te zijn voor het feit dat we
maar één ozongat hebben, dat
boven Antarctica, en niet twee.
De luchtbewegingen worden
in stand gehouden door land-
massa's en bergketens op het
noordelijke halfrond, waar
door hier een dergelijk gat niet
ontstaat. Tot die conclusie
komt de Amerikaanse kli
maatdeskundige Paul New
man. Overigens is het zeer de
vraag of we hier op het noorde
lijk halfrond nooit met een
ozongat te maken zullen krij
gen.
Al tientallen jaren breken kli-
matologen en geofysici zich
het hoofd over de vraag
waarom er wel boven het zuid
poolgebied een elk jaar terug
kerend ozontekort is en niet
boven het noordpoolgebied. Al
is het bekend dat de lucht bo
ven het noordpoolgebied door
gaans niet zo koud is als die bo
ven Antarctica (extreme kou
speelt een belangi-ijke rol bij
ozonafbraak) - maar hoe komt
dat?
„Het komt doordat er op het
noordelijke halfrond veel meer
land is dan op het zuidelijke
halfrond, waar het waterop
pervlak ruwweg drie keer zo
groot is als dat van land", zegt
dr. Paul Newman, een geofysi
cus van NASA's Goddard
Space Flight Center. „Op het
noordelijke halfrond komen
bovendien veel meer hoogge
bergten voor. Land wordt ster
ker en sneller dan water door
de zon opgewarmd en die
warmte wordt snel afgegeven
aan de lucht erboven. Boven
dien blijkt de relatief warme
lucht door hooggebergten om
hoog te worden gestuwd tot in
de stratosfeer; de luchtlaag bo
ven de troposfeer waarin wij
leven. In de stratosfeer, die op
zo'n twaalf kilometer hoogte
begint, bevindt zich ook onze
ozonlaag."
„Mijn onderzoek bracht aan
het licht dat dergelijke omhoog
gerichte luchtverplaatsingen
geweldig uitgestrekt zijn.
Soms omspannen ze de hele
aarde. Ze zorgen er onder meer
voor dat de gemiddelde tempe
ratuur in de stratosfeer boven
de Noordpool vijf tot tien gra
den warmer is dan boven de
Zuidpool. De sterkste invloed
op deze enorme luchtbewegin
gen gaat uit van de Himalaya,
waar zich ook de hoogste ber-
Een deel van de Himalaya, de Dhaulagiri-bergketen, in centraal-Nepal. De Himalaya is de belangrijkste leverancier van warme lucht
naar de stratosfeer boven het noordelij ke halfrond. foto N ASA/G P D
gen bevinden. De Andes in
Zuid-Amerika en de Rocky
Mountains in de Verenigde
Staten zijn ook reuzen, maar
hun ligging is meer noord-zuid
en dat is ook de overheersende
luchtbeweging ten noorden en
ten zuiden van de evenaar.
Daarom is de invloed van de
Himalaya-keten als om
hoogstuwer van warme lucht
veel groter."
Newman heeft voor zijn on
derzoek gebruik gemaakt van
grote aantallen meetgegevens
die de laatste twintig jaar over
de gehele aarde tot stand kwa
men. Gegevens zoals het verti
cale temperatuurverloop in de
dampkring van dag tot dag,
luchtstromingen, de vochtig
heid en de chemische samen
stelling van de lucht, dus welke
stoffen en gassen erin voorko
men. De metingen werden ge
daan door de vele honderden
weerstations op aarde, weer
ballonnen, satellieten en vlieg
tuigen.
Verklaring
Door sommige onderzoekers is
al eens eerder geroepen dat de
verschillen in de verdeling van
land en water tussen de beide
halfronden een verklaring
zouden kunnen vormen voor
het feit dat er boven het noord
poolgebied geen ozontekorten
optreden. Maar welk mecha
nisme daar dan verantwoorde
lijk voor was, was onbekend.
Mogen we dus stellen dat we
hier nooit het risico zullen lo
pen op overdoses ultraviolette
(uv) straling door ozontekor
ten zoals boven Antarctica?
„Niet helemaal of misschien
wel helemaal niet", aldus Ne
wman. „In 1997 ontstond grote
zorg toen ook boven het noord
poolgebied ozontekorten wer
den gemeten. Het weer boven
het noordelijke halfrond was
toen echter een tijdlang danig
van slag, waardoor veel min
der verticale luchtstromingen
optraden. De stratosfeer boven
de noordpool koelde toen af tot
kouder dan onder de 80 graden
onder nul. Bij die temperatuur,
die elk jaar ook optreedt boven
Antarctica als daar de winter
op z'n eind loopt, breken che
mische verbindingen af zoals
chloorfluorkoolwaterstoffen,
de beruchte cfk's, ozonmolecu-
len het sterkst af." „We moeten
afwachten of de verticale war
me luchtbewegingen met het
geleidelijk opwarmen van on
ze aarde wel in stand blijven.
Globale opwarming hoeft al
lerminst te betekenen dat de
stratosfeer dan ook mee op
warmt. Het zou er wel eens veel
kouder door kunnen worden
omdat broeikasgassen als
kooldioxide en methaan zich
vooral in de troposfeer opho
pen."
„De warmteafgifte van de con
tinenten kan daardoor gestag
neerd worden. En dan zitten
we hier op het noordelijke
halfrond niet alleen met het
probleem van steeds ingrij
pender klimaatveranderingen
maar ook nog eens met toene
mende ozontekorten. Echt, één
zo'n gat is al meer dan genoeg.
GPD
AMSTERDAM - Onderzoekers
van de universiteit van Amster
dam hebben een stof gemaakt
die afrekent met het aardappel-
cystenaaltje, een kleine worm
die jaarlijks zorgt voor veel
schade in een pieperveld. De
chemische verbinding houdt de
wormpjes voor de gek. Nog
voordat de aardappels worden
geplant, zorgt de stof ervoor dat
de aaltjes uit hun 'winterslaap'
ontwaken. Bij afwezigheid van
de knollen sterven de wormpjes
een hongerdood.
Normaliter barsten de aaltjes in
het voorjaar uit hun bescher
mende jasje (een cyste) door de
waarneming van een stof die
wordt uitgescheiden door de
wortel van de aardappelplant.
Elke cyste is een volwassen
vrouwtje met honderden be-
vx-uchte eicellen. De jonge
wormpjes dringen de wortels
binnen en parasiteren op de
plant. Dat leidt tot achterblij
vende groei en een lagere op
brengst. Vandaar de naam aard
appelmoeheid.
De Amsterdamse chemici zoch
ten naar een milieuvriendelijke
manier om de cystenaaltjes te
verwarren. Hun strategie be
stond uit het namaken van de
lokstof die jonge piepers via hun
wortelstelsel uitscheiden en
waar de aaltjes op afkomen. Het
gaat om solano-eclepine A,
waaiwan de structuur sinds
1992 bekend is. De onderzoe
kers slaagden erin de ingewik
kelde structuur synthetisch na
te bootsen. Ze testen de biologi
sche werking en die is veelbelo
vend. GPD