Over Zeeuws
erfgoed raak je
niet uitverteld
In de peren wordt nu met andere maten gemeten
in d'n böögerd
woensdag 3 oktober 2001
Wagenhuis omgeving Terneuzen. foto Peter Nicolai Boerentuin op Walcheren. foto Dirk-Jan Gjeltema
Op verzoek van de PZC-
redactie begon Gerard
Smallegange in 1999 voor de
bijlage Buitengebied aan een
serie over boerderij en en hun
omgeving. Het succes van
Erfgoed zorgde ervoor dat
inmiddels 82 artikelen zijn
verschenen. De trouwe fans
kunnen gerust zijn: voorjaar
2002 begint Smallegange
aan een nieuwe reeks. ,,Ik
ben nog niet uitverteld", zegt
hij. De eerste 53 verhalen uit
Buitengebied zijn gebun
deld in het boek Op 't Hof
dat wordt uitgegeven door
de Koperen Tuin in Goes en
op 4 oktober verschijnt. Als
het aan de auteur ligt, komt
er ook een tweede deel.
Hij heeft iets met boerderijen
en streekeigen erven. Niet
zo verwonderlijk voor iemand
die geboren en getogen is op een
boerderij ('ik heb boerengenen
in m'n bloed') en altijd gewerkt
heeft bij agrarische standsorga
nisaties. Gerard Smallegange,
neergestreken in een beeldbe
palend spulletje aan de rand van
Nisse, wilde boer worden. Dat
ging niet door, want de traditie
wil dat de boerderij naar de
oudste zoon gaat en hij is de
jongste. Het werd een studie
rechten aan de Vrije Universi
teit in Amsterdam, met als bij
vak wel agrarisch recht.
Even heeft Smallegange nog ge
twijfeld: moest het misschien de
Landbouwhogeschool Wage-
ningen worden? „Planten zijn
leuk, maar ik hoef ze niet zono
dig onder de microscoop te
ontleden. Mensen zijn minstens
zo leuk als planten." Dus geen
agrarische, maar een juridische
opleiding. Die keus bracht hem
bij verschillende agrarische
standsorganisaties in Den
Haag, Haarlem en Goes. Hij is
sinds enige tijd op rust gesteld
en dat biedt gelegenheid zich
met veel elan te werpen op het
behoud van de historische boer
derijen en erven in Zeeland.
Netwerk
Niet alleen vechten voor het in
standhouden van waardevol
cultureel erfgoed, ook het vast
leggen van allerlei bijzonderhe
den over gebouwen, streeker-
ven, symbolen, gebruiken,
economische omstandigheden
en sociale verhoudingen. Veel
historie dreigt met de oude
boerderijen en hun bewoners
verloren te gaan. Smallegange
(60) heeft in de hele provincie
een netwerk opgebouwd van in
formanten. „Ik heb overal op de
eilanden mensen zitten die er
wat van afweten, zowel boeren
als arbeiders.. Die vormen een
erg belangrijke bron van infor
matie."
Hij werd zich de waarde en uit
straling van 'ouderwetse' boer
derijen voor het eerst echt
bewust tijdens de watersnood
ramp van 1953. De in 1370 be
dijkte Oosterlandpolder bij
Wolphaartsdijk, waar de Smal-
leganges sinds 1800 boerden,
liep onder water. De familie
werd door een Yersekse vissers
boot uit haar benax'de positie
bevrijd. „Toen we in die grote
vissersboot over het erf van de
boerderij voeren besefte ik pas
goed: alles is weg en dat komt
nooit meer terug. We zijn wel
opnieuw begonnen, maar het
was heel anders. Voor mijn ge
voel is op dat moment het oude
Zeeland opgehouden. Het was
echt een waterscheiding."
Zwartwit-foto
Een tweede moment waardoor
hij bewuster naar boerderijen is
gaan kijken kwam tijdens de
studie in Amsterdam. In het
Stedelijk Museum was een ex
positie van abstracte schilderij
en ingericht. Daartussen hingen
foto's van Cas Oorthuys en Aart
Klein over boerderijen. Smalle
gange: „Ik zag die zwart-witte
schuren voor het eerst met an
dere ogen. Ik ben beter om me
heen gaan kijken en besefte dat
je die boerdex-ijen alleen in Zee
land ziet en elders in het land
niet." Een zwartwit-foto van
Klein hangt nog altijd op een
opvallende plaats in de woon
kamer.
Gedurende zijn werk bij de
standsorganisaties was Smalle
gange regelmatig in de gelegen
heid aandacht te besteden aan
boerderijen en er-ven. Hij
schx-eef onder meer voor het
blad 19NU van de stichting Pu
blic Relations Land- en Tuin
bouw. Met Zeeuwse foto's van
Wim Riemens. „Die had op een
gegeven moment foto's van
mendeuren in allerlei kleuren
en maten. Daar heb ik een arti
kel bij geschreven. Zo zijn de
Zeeuwse boerdex-ijen extra gaan
leven."
Een auto-ongeluk haalde hem
lange tijd uit de circulatie. Tij
dens het revalidatieproces zei
echtgenote Joke: ga toch wat
met boex-derijen doen. „Op m'n
krukken ben ik naar de boerde
rij gegaan die het dichtste bij
huis was. Heel Zeeland volgde.
En in 1998 heb ik de Boerdex-ij-
enstichting opgericht."
Hondenvet
Boerderijen inventaxiseren, er
ven opnemen, foto's maken,
mensen benaderen. Oral histo
ry. Praten over varkenshokken,
over hofhonden, de sociale posi
tie van de mensen. Over de ver
houdingen op de boerderijen, de
ver-halen erachter. „Jxxist die
heb ik boven water proberen te
halen. Ik kwam de enorme ver
schillen in de behandeling te
gen, van personeel en tussen
boeren onderling. Grote boeren
op Tholen en Noord-Beveland
waren nogal steil voor hun per
soneel. Ik weet van een boer
waar de arbeiders elke week
door een luikje hun geld kregen
aangex-eikt. Tot m'n stomme
verbazing ontdekte ik dat ze
hondenvet als geneesmiddel ge
bruikten. Dat hoor je van een
oude boer, dan ga je verder zoe
ken en dan kom je op een ge
schrift van de pastoor in 's-Hee-
renhoek uit 1854, die dat had
opgeschreven."
Smallegange krijgt op wat hij
bij lezingen vertelt en in artike
len schrijft veel reacties. „Je
doet de raarste ontdekkingen,
als je maar doorspit. Ik hoox-de
eens een liedje overkantjööi
snieën. Voor je het weet heb je
vier liedjes over het vuile werk
op de boerderijEr is enorm veel
symboliek, dat heb ik nooit ge
weten. Ik heb de makelaars bo
ven water gehaald. Je houdt
daarover een lezing in Arnemui-
den en dan hoor je dat ze die
symbolen ook in de mast van
vissersschepen hingen. Je kunt
verbanden leggen. Dat maakt
het zo leuk. Ik hoor iedere keer
weer nieuwe vex-halen, invals
hoeken waai-aan ik nooit zelf
gedacht heb."
Volgens Smallegange neemt de
belangstelling voor het agrari
sche erfgoed toe. „De wereld is
zo groot gewox-den dat iedereen
Gerard Smallegange: „Je doet de raarste ontdekkingen, als je maar doorspit."
weer belang gaat hechten aan
de regionale identiteit. Je mag
weer Zeeuws praten. Er is zo
veel uniform gebouwd, dat de
mensen weer kijken naar oude
situaties. De mensen hechten
meer aan wat er aan streekeigen
dingen over is. Je kunt het niet
redden, maar wel de mensen be
wust maken en voorkomen dat
het snel verdwijnt. Ik merk wel
bij boeren en vooral boerinnen
dat ze er oog voor hebben. Er is
een categorie die kan het geen
bal schelen wat er met het erf
goed gebeurt. Die is kleiner dan
je denkt."
Rinus Antonisse
foto Dirk-Jan Gjeltema
Gerard W. Smallegange: Op 'l
Hof. Bundeling artikelen eerder
verschenen in de serie Erfgoed
in de PZC-bijlage Buitenge
bied. Uitgave de Koperen Tuin
Goes, f 50,13 of €22,75.
Riek (53) en Adri (59)
Hoogstrate telen op tien
hectare bij Kloetinge, in
een maatschap met doch
ter Arianne (30), appels,
peren en pruimen. In het
dorp verkopen ze de eigen
producten plus groenten
vanuit de schuurvan hun
boerderij aan de Zomer-
weg. Elke week klappen ze
uit de boomgaard.
Nu wordt pas goed duidelijk hoe be
droevend het met de perenoogst
gesteld is. „Je krijgt bijna tranen in je
ogen als je bij de Doyenné du Cornice
komt", vertelt Adri. „Omdat het zulke
grote, zware peren zijn, met zo'n stug,
hard steeltje, krakken ze bij een beetje
wind al van de bomen. Dan zie je onder
de boom zo'n zootje rijpe peren liggen.
In normale jaren heb je daar niet eens
erg in. Nu er maar een paar hangen, valt
elke gevallen peer je op." Daarbij komt
dat de Doyenné uiterst kwetsbaar
blijft, ook als die geplukt is. „Soms
steekt zo'n hard steeltje in het vrucht
vlees van een andere peer en dan kun je
'm ook weggooien.
Doyenné du Cornice is zo'n ouderwetse,
sappige peer waarbij het sap je langs de
ellebogen loopt. Je moet een beetje
voorover buigen om ze te eten. „Niet
meer dan een bolletje sap met een velle
tje erom, zei mijn vader altijd." Adri is
het met de Amsterdammers eens: „Pe
ren mot je kenne suige."
Schaarste heerst ook in de Gieser Wil
deman, de beste stoofpeer aller tijden.
„Ik heb evenveel kisten als vorig jaar,
alleen waren het vorig jaar voorraad-
kisten van 400 kilo en nu van die vei
lingkistjes met 25 kilo erin." Gelukkig
heeft Adri bij een kennis al een paar
kisten op de kop kunnen tikken. „Voor
de klanten in de schuur. We kunnen een
kleine hoeveelheid gekoeld opslaan in
het celletje bij de schuur want die klan
ten kun je geen nee verkopen. Een an
dere kennis, die in de Zak een redelijke
oogst heeft gehad, komt deze week met
nog eens duizend kilo.
Naar de veiling zullen dit jaar geen
Gieser Wildemannen van ons gaan,
hooguit om ze voor onszelf op te slaan."
Riek zoekt uit stoofperen ook elk jaar
de 'schijtertjes': kleine, kromme, onrij
pe peertjes die enkele klanten graag
kopen om er bloemstukjes mee te ma
ken.
Antiek appeltje
Dezelfde kweker uit de Zak levert de
Maatschap Hoogstrate elk jaar een
voorraad Zoete Ermgaard, een antiek
zoet appeltje dat wordt gebruikt voor
het stoven. „Daar kun je vosse soppen
mee maken", zegt Riek, „althans de Be-
velandse variant. Vosse soppen bestaat
uit verse worst en zoetje appeltjes, in
één pan gekookt. Voor hete bliksem zijn
ze ook geschikt: aardappels, zoete ap
pels en uien, bij elkaar gekookt en ge
stampt." Zelf heeft de Maatschap geen
Zoete Ermgaard staan omdat de pluk
samenvalt met de Conference.
Nu de peren zo schaars zijn, rijzen de
prijzen de pan uit. Adri heeft al veiling-
prijzen gezien van rond de vijf gulden
per kilo. „Maar dat kan het perenjaar
niet goedmaken. Als je een halve oogst
hebt, lukt het nog wel maar ik ben bang
dat we de 20 procent niet halen dit
jaar." Adri zou Adri niet zijn als hij er
toch niet een zonnige zijde aan zag.
„Vorig jaar, toen we stikten in de peren,
kwam je soms met een lading peren op
de veiling, die direct in de interventie
moesten. Dat is een eufemisme voor dat
je er geen cent voor krijgt. Dan zeiden
ze: 'je hebt geluk, want daar is net een
koeienboer die jou fx*uit wel voor niks
wil hebben'. Dan was je nog blij ook
want anders moestje je spullen, waar je
een licel jaar voor gewerkt had, tegen
betaling ergens gaan storten. Die ellen
de zullen we dit jaar niet hebben."
Dit seizoen zal, zeker in de peren, met
heel andere maten worden gemeten
dan in het vorige. Gingen vorig jaar
puntgave peren nog in de interventie,
nu zullen zelfs peertjes met een plekje
eraan nog in de etalages van de delica-
tessenwinkels belanden. „Ook met de
appels zal het wel meevallen. De beste
appels zijn voor de veiling, om in de
winkels te worden verkocht. De iets
mindere zijn 'voor de schil'. Die worden
geschild en in stukjes aan bakkers ver
kocht. Daarna heb je de 'kroet' dat is de
appelmoes en bij overvloed dan nog de
'interventie'.
Er is wel meer anders dan vorig jaar.
„Toen was het kortebroekenweer, nu
trekken we drie lang over elkaar aan."
Mieke van der Jagt