PZC Nooit als andere kinderen 23 Daantjes Dagboek stiéi JT m - zaterdag 22 september 2001 Heieen, Daantje en Ad de Wit op deRing van Oud-Sabbinge. foto Dirk-Jan Gjeltema De tekst op het geboortekaart je luidde: 'Intens gelukkig zijn wij met de geboorte van onze zoon We noemen hem Daan Johannes Adriaan' Ze hadden er een gedichtje van Hans Bouma bij laten afdrukken: De geboorte van een kind is als het begin van alle dingen: een wonder, hoop, dromen vol toekomst. 1VT"egen maanden nadien stelden -LN den de artsen de diagnose: oste- opetrose, een woekerende botziekte. De ouders van Daan werden voor een bijna wurgend dilemma geplaatst. Als ze Daantje niet lieten opereren, zou hij hoogstwaarschijnlijk niet ouder dan twaalf jaar worden. Als ze het wél zouden laten doen - wat voor leven ging hun zoon dan tegemoet? De ziek te had zijn zicht reeds weggenomen; dreigde hem ook het gehoor te ontne men; deed zijn hoofdje veel te hard groeien en wanneer andere kinderen een blik in het wandelwagentje wier pen, was de reactie steevast: 'wat heeft hij een rare bobbel op zijn hoofd.' Een dood öf een ernstig lichamelijk gehandicapt kind, dat was de keuze waarvoor Ad en Heieen de Wit (Oud- Sabbinge) stonden. Ze kozen voor het laatste. „Want als we dat niet hadden gedaan, hadden we eigenlijk gezegd: 'we willen geen gehandicapt kind'." Bijna een half jaar verbleef Daantje in het Leids Universitair Medisch Cen trum. In die periode hielden zijn ou ders een dagboek (Daans Diary) bij dat zij via e-mail onder een groot aan tal familieleden, vrienden, kennissen en collega's verspreidden. Enerzijds om te voorkomen dat ze avoncl-aan- avond urenlang aan de telefoon moes ten hangen om steeds maar weer het zelfde verhaal te vertellen. Anderzij ds om hun'zorgen en hun twij f els van zich af te schrijven. Binnen en buiten de familie- en kennissenkring werden de afleveringen met grote belangstel ling en veel gevoelens van medeleven gelezen. In de kerk werden foto's van Daantje opgehangen, op het werk werden de berichten uit Leiden op het prikbord bevestigd. „Er stonden on geveer zeventig adressen op de mail- list. Maar elk mailtje werd weer door gestuurd. Ik denk dat de dagboeken op die manier bij enkele honderden mensen terecht zijn gekomen." Nu komen er geen e-mails meer. Om dat er geen nieuws te melden valt. Dat is mooi. Want geen nieuws is goed nieuws; met Daantje gaat het - de omstandigheden in aanmerking genomen - naar wens. Ad de Wit: (32, account-manager bij een bankinstelling): „In feite werd Daan gezond geboren. Maar tijdens de eerste maanden bleek dat zijn ge zichtsvermogen achteruit ging." Het zou nog een aantal maanden duren voordat duidelijk werd wat er aan de handwas: osteopetrose, een ziekte die Daantjes botten harder deed groeien dan zijn lichaam aankon. Heieen de Wit: (31, docente aan het ROC-Zee- land): „Je droomt, je hebt allerlei ideeën over hoe het met je kind in de toekomst zal gaan. En als dan blijkt dat er iets mis is, betekent dat een kei harde klap." Een beenmergtransplantatie zou de ziekte mogelijk kunnen stoppen. Art sen in Goes klonken vrij somber over de kans van slagen. Te Leiden werden hoopgevender woorden gesproken: een transplantatie kon, maar garan ties werden niet verstrekt; het was niet ondenkbaar dat Daan de ingreep niet zou overleven. En bovendien: zelfs na een succesvolle behandeling zou Daan nooit als andere kindei-en worden. Heieen: „Dat was heel moeilijk. Als we het niet deden, was de kans heel groot dat Daantje tussen zijn zesde en twaalfde jaar zou overlijden. Als we het wél deden: wat voor toekomst wacht hem? Wat komt hij allemaal tegen? Hoe kun je hem daar tegen beschermen? Je moet een keus tussen leven en dood maken. Ik heb een hele poos met die vragen gewors teld. Maar ik kwam steeds op hetzelf de antwoord uit: beenmergtranplan- tatie." Ad: „De dokter zei: 'welke beslissing je ook neemt, als je die samen neemt, is dat altijd de goede. Ik was er heel ra tioneel in. Ik zei meteen: 'we doen het. Voor mij was één van de argmnenten: stel, dat Daantje na een paar jaar in een rolstoel had gezeten en me ge vraagd had: 'pappa, waarom heb je het niet gedaan?', had ik dan moeten zeggen: 'pappa durfde niet'?" Het werd dus transplanteren. De kwestie was vervolgens: wie fungeert als donor; Ad of Heieen? De artsen schudden hun hoofd. Beter van niet. Want wanneer een van beiden het zou laten doen, was de kans dat Daantje overleefde slechts één op de zes. Heeft alles met genen te maken. Ad: „Er waren drie mogelijkheden: ikzelf, met een geringe kans van sla gen; een externe donor óf misschien via een broertje of zusje. Nou, Daantje is ons enig kind, maar dan maak je nog een broertje of zusje. In theorie had dat gekund." Heieen: „Dat klinkt een beetje wrang, ja. Maar je gaat ver als je een ernstig ziek kind hebt. Wij hebben niet voor die derde mogelijkheid gekozen, maar ouders die dat wél doen, kan ik heel goed begrijpen." De reacties uit de naaste omgeving waren hartverwarmend. „Er waren mensen die zeiden: 'Als jullie geen ge schikte donor kunnen vinden, wil ik het wel doen. Alleen voor Daantje'." Maar er werd een geschilde donor ge vonden. Heieen: „Het is waarschijnlijk heel stom, maar op het moment dat we Daan naar het ziekenhuis brachten, hebben we thuis alle kinderspullen uit zicht gezet. Misschien om alvast een beetje te kunnen wennen aan hoe het zijn als hij er niet meer was." Uit Daans Diary, deel 1: De komende tijd wordt het voor Daan erop of eronder. Daan is op dit mo ment optisch niet ziek. Alleen is er de wetenschap dat hij achteruit zal gaan. (...)Daan krijgt een decontami- natiekuur, oftewel, hij wordt zoveel mogelijk ontsmet. Op 13 februari wordt hij definitief overgebracht naar zijn gesteriliseerde flow en is er geen lijfelijk contact meer mogelijk. Vanaf die datum krijgt Daan ook de chemokuur toegediend, waarmee zijn eigen beenmerg wordt vernietigd en er geen beenmerg meer aangemaakt zal worden. Heieen: „Daantje heeft zes weken in die flow, een soort plastic tent, gele gen. Veertien maanden was hij toen. Het is heel moeilijk om je kind zes we ken lang niet te kunnen aanraken. Vooral als het jou wil aanraken en je zeggen moet: dat mag niet Daan. Het effect daarvan melkten we pas goed toen de flow weer open ging. Daan, zestien maanden was hij toen, wilde niet meer met ons knuffelen. Hij snap te het gewoon niet meer-. Het heeft ze ker twee weken geduurd voordat hij uit zichzelf weer een kusje wilde ge ven en zich lekker tegen me aan wilde nestelen. Want dat mocht immers niet?" Op het werk werd alle begrip getoond. Ad en Heieen de Wit kregen van hun werkgevers volop gelegenheid om zo vaak en dicht mogelijk bij Daan te zijn. Maandenlang verbleven zij in een Ronald McDonaldhuis. „In zo'n Ronald McDonaldhuis heerst saamhorigheid. Je zit allemaal in het zelfde schuitje. Als je niks wilt vertel len, hoef je dat niet. Je voelt elkaar aan. Je hoeft niet uit te leggen dat je kind ernstig ziek iswant anders zou j e daar niet zitten. Het is e'en hoop ellen de bij elkaar, dat is waar. Maar daar gaat ook iets hoopvols van uit. Hoe be roerd het ook is met j ou w kindhet kan altijd nóg erger. Dat is een merkwaar dig soort troost." Uit Daans Diary, deel 4: Daan wordt ziek. Na weken om de he te brij heen te hebben gedraaid, is het gevecht nu echt begonnen. Moeilijk? Ach, zeg maar pittig. Op zondag 4 maart kreeg Daan voor de laatste keer chemokuur toegediend. Elke dag gaat hij een beeje achteruit. De weken die volgen zijn weken vol van spanning. In hun dagboeken schrijven Ad en Heieen dat Daan pijn heeft, dat Daan zich beroerd voelt, dat Daan medicijnen krijgt die zelfs op doktersrecept niet zo maar te verkrij gen zijn. Ze schrijven over sondes en infusen. En wat melden zij over zich zelf? Dat zij hun ups en downs hebben en dat ze reikhalzend uitzien naar de zesde maart, de dag waarop Daan zijn nieuwe beenmerg krijgt. Ad: „Voor de donor is zoiets vrij pijn lijk. Ze prikken midden in je botten. Voor de ontvanger is het minder pijn lijk; die krijgt het afgetapte beenmerg als een soort Ranja-achtige vloeistof toegediend via een infuus." Een daarop volgend dagboek begint met een juichkreet: Het zit erin!!! Vanaf dat moment is de toonzetting opgewekt. Daan knapt zienderogen op, aan zijn bed verschijnt prins Wil- lem-Alexander die een bezoek aan het ziekenhuis brengt, artsen noemen de transplantatie geslaagd. Ad en He- leen de Wit zien uit naar de paasda gen, want als alles goed gaat, kunnen ze die misschien thuis doorbrengen. Samen met Daan. En jawel, op Goede Vrijdag rijden ze naar huis. 'Dit zal voorlopig de laatste diary worden', noteren Ad en Heieen. De deceptie is, een week later, groot. Uit Daans Diary, deel 8: Toch een deel 8? Ja, helaas. Sinds vrijdag 20 april is Daan weer opgeno men in het ziekenhuis van Leiden. Op letterlijk Goede'Vrijdag 13 april mochten wij met z'n drieën naar huis. Vol goede moed en vertrouwen. De paasdagen waren daarom dan ook heel bijzonder. Onze woning opge fleurd met het grote boeket van de kerk en met bloemen van diverse men sen - het kon eigenlijk niet meer stuk. Totdat Daan op de avond van paas maandag besloot om zijn eten niet meer binnen te houden. En dat nog steeds niet doet. Het nieuwe beenmerg leek zich thuis te voelen in Daans lichaam. Maar het breekt cellen af in zijn huid en dar men. Daar wordt Daan weer héél ziek van. Heieen: „Je hebt hem mee naar huis gekegen, je wilt hem niet meer afge ven. Maar wij moesten hem naar de Intensive Care brengen, in de weten schap dat bijna geen kind dat een beenmergtransplantatie heeft onder gaan en op de IC terecht komt, het overleeft." Ad: „Het was zó kantje-boord, ik dacht: 'we krijgen Daan niet meer te rug'." De medici laten termen vallen als 'graft versus host', hetgeen zoveel wil zeggen als afstotingsverschijnselen. Daantje verzwakt en - zoals Heieen en Ad het in een van de dagboeken om schrijven - 'vliegt een beetje uit de bocht'. Er blijkt een staphylocócccus aureus in zijn bloed te zitten. 'Mooie naam voor een etterig, eng beestje. Een bacterie die iedereen gewoon met zich meedraagt, maar als zij in de bloedsomloop terecht komt, leidt dat tot bloedvergiftiging. En daar rea geert ook Daan op. Daans hartslag had pieken van 229 slagen per mi nuut, en zijn bloeddruk lag onder de dertig'. Een behandelend arts laat zich ontvallen: „Dat houdt hij geen dagpardon, dit is niet goed voor hem." Daan houdt wél vol en mag, het is dan eind juni, naar huis. Voorgoed. Hopen Ad en Heieen. Uit de laatste aflevering van Daan's Diary, juli 2001: Inmiddels hebben heel wat mensen uit ons dorp Daan gezien. Dat krijg je als je de voorkant van je huis gaat schilderen en Daan op de stoep in de box of in de loopauto zit. Ook de kin deren uit het dorp aanschouwen hem met open mond. De stérkste reactie is van een jochie aan de overkant: 'Blind zijn lijkt me niet zo goed voor je ogen. Met andere woorden, we pakken de draad weer op. 'De geboorte van een kind is als het begin van alle dingen: Een wonder, hoop, dromen vol toekomst'. Eenentwintig maanden is Daantje nu. Ad: „Met een beetje geluk gaat hij straks als een gewone, zij het blinde, jongen door het leven. Hebben we dat geluk niet en stopt de groei, dan zal Daan niet veel groter worden dan een lilliputter." Heieen: „Daan is en blijft een gehan dicapt kind. En we zullen hem moeten leren om te gaan met het feit dat hij anders is dan anderen." Ad: „Wat voor toekomst heeft een blind kind? Als Stevie Wonder nooit een piano had gekregen, was het niet veel met hem geworden. Ik hoop dat wij er in slagen om Daan datgene te geven wat nodig is om de talenten die hij in zich heeft, te ontwikkelen." Willem van Dam

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2001 | | pagina 23