Alsof Hitchcock schildert Droombeelden uit Duizend-en-één-nacht Rimpelige buik geen probleem 23 Rembrandts vrouwen Dubbelexpositie Toon Verhoef Marius Bauer donderdag 6 september 2001 loop der tijden is deze volslanke schone zowel met Saskia, als met haar navolgsters Geertje en Hendrickje in verband ge bracht. Wie deze vrouw is, die het gordijn van haar bedstede wegtrekt en zo verlangend of aanmoedigend haar slaapka mer inkijkt, of wie zij moet voorstellen, is onbekend. Getuige de afbeeldingen - zeker van de schaarser geklede dames - was slankheid in die dagen geen schoonheidsideaal. Rem brandt was niet bang om de lagen vet, de hangborsten, rim pelige buiken en pukkels op het lichaam te tonen, hetgeen hem postuum nog heel wat afkeu rende kritieken opleverde. Een van zijn biografen kwalificeer de zijn vrouwelijke naakten zelfs als 'walgelijk'. De 'naar het leven' geschilderde vrouwen voldoen niet aan de huidige nor men of aan het klassieke ideaal van schoonheid. „Deze vormen zouden een ijsbeer op de vlucht jagen", merkte een criticus wei nig genereus op. Het intrigerende en het mysteri euze achter zijn werk was voor de Royal Academy of Arts in Londen aanleiding om een magnifieke en niet te missen tentoonstelling te organiseren rond 'de vrouwen van Rem brandt'. Uit veertig musea zijn meesterstukken - maar liefst dertig schilderijen - en tiental len etsen en tekeningen bijeen gebracht, Uit het Hermitage in St.-Petersburg, uit de privé- collectie van koningin Eliza beth, uit München, Dresden, Washington en Madrid. In Ne derland is uiteraard geleend bij het Rijksmuseum, maar ook uit collecties in Leiden, Den Haag, Groningen, en Rotterdam is ge put. Het 'Portret van een vrouw van 62 jaar oud' - mogelijk Sas- kia's zus Aeltje, vorig jaar voor 72 miljoen gulden bij Christie's gekocht door kunsthandelaar Robert Noorman uit Maas tricht, is ook present. Hans Jacobs Rembrandts Women22 september tot en met 16 december in Londen in de Royal Academy of Arts. Dagelijks van 10-18 uur, vrijdag tot 22 uur. Catalogus 22,50 pond. (paperback) doen. Zijn werk vraagt heel veel constructie en techniek. Clif ford Still („al vielen diens schil derijen in het echt tegen"), Cy TwomblyPollock, Tapies heten zijn voorbeelden, al is hun in vloed niet of nauwelijks zicht baar in zijn werk. Een program ma of ideologie, zegt hij niet te hebben. „In feite probeer ik steeds weer opnieuw te begin nen." De laatste j aren is het wat rustig geweest rond Verhoef. Dat kwam mede doordat zijn galerie Ait Project in Amsterdam er mee stopte. Bovendien ontstaan zijn schilderijen langzaam. Hij maakt er hooguit vijf per jaar. Dat nu twee musea tegelijker tijd aandacht besteden aan zijn werk, noemt hij toeval. „Beide waren met iets bezig. Omdat in het voorjaar ook een expositie volgt bij mijn nieuwe galerie Onrust in Amsterdam, konden dingen gecombineerd worden." Het werk op papier is nog maar uiterst zelden te zien geweest. „Eigenlijk is het ook nooit mijn bedoeling geweest het te tonen. Hendrik Driessen van De Pont komt hier af en toe en vond het bijzonder. Het is een soort esta fette. De tekeningen geven iets door aan een schilderij en stel len me in staat verder te wer ken", zegt Verhoef. Gerrit van den Hoven Exposities Toon Verhoef: Werken op papier in De Pont Tilburg, t/m 6 ja- nuari 2002; Schilderijen in de ere- zaal van het Stedelijk Museum Am sterdam, t/m 21 oktober. Gelijk de familie van een pas geboren baby kijken kunst kenners en historici steeds weer met een rozig oog naar de door Rembrandt vereeuwigde vrou wen. Zoals een oma in haar kleinkind al duidelijk familie trekjes ziet - de 'oortjes van tan te Alie' en de 'neus van zijn moe der' - worden aan vrouwen op Rembrandts schilderijen, teke ningen etsen kenmerken toege kend. Van zijn echtgenote Saskia van Uylenburgh en zijn latere huis- en bedgenotes Geertje Dirks en Hendrickje Stoffels. Maar al leen van Saskia weten we - door een tekening die enkele dagen na hun verloving in 1633 is ge maakt en een ets met een zelf portret samen met haar - hoe ze eruit zag. Van de andere twee zouden we dat graag willen weten. Aange nomen wordt dat ze ook model hebben gestaan. De intimiteit van bijvoorbeeld de tekeningen 'vrouwen in bed' suggereert dat, en ook het geluk dat de herhaal delijk geschilderde lentegodin Flora uitstraalt, wordt graag in verband gebracht met het lief desleven van de schilder. Maar onduidelijk blijft in hoeverre Rembrandts vrouwen ook her kenbaar in zijn werk zijn terug te vinden. Zo heeft de National Gallery in Londen mogelijk een 'Hend rickje Stoffels' in huis. Dat wordt afgeleid uit het feit dat Rembrandt halverwege de jaren 1650 opeens meer donkerharige vrouwen begon te schilderen, dit in contrast tot de eerdere 'blonde dames' die verwant schap toonden met de vroeg ge storven Saskia. Ook het Metro politan Museum of Art in New York heef t zo'n schilderij, waar van algemeen wordt aangeno men dat het Hendrickje voor stelt. Bewijzen zijn er echter niet. De jonge Hendrickje - het dienstmeisje, dat volgens de normen van de tijd in zonde met Rembrandt samenleefde en hem ook een dochter schonk - heeft vrijwel zeker naakt voor haar minnaar geposeerd, maar het zou ongewoon zijn geweest in dien Rembrandt zijn partner daarbij herkenbaar had afge beeld. Naakt was in de kunst niet ongebruikelijk, maar in ontklede staat poseren was dat wel. Dat was in die tijd vooral het werk van publieke vrouwen, die immers geen reputatie meer hadden te verliezen. Het blijft dus giswerk, zoals blijkt uit het prachtige schilde rij 'Vrouw in bed' uit de Natio nal Gallery of Scotland. In de Atheria, 1635. f n twee musea is deze I maanden werk te zien van Toon Verhoef. De Pont in Tilburg toont werken op papier, het Stedelijk Museum in Amsterdam ruimde de erezaal leeg voor Verhoef s recente schilderijen. Een gesprek met een schilder die altijd abstract is blijven werken. Toon Verhoef duwt de ver slaggever een serie kleine te keningen in de hand. „Maak ze niet kwijt", zegt hij„Anders ben ik verloren." Schetsjes zijn het. Ze passen in de hand. In kleur, soms met din gen over elkaar heen geplakt. Het zijn de voorschetsen voor de acht grote schilderijen die Ver hoef maakte voor het Stedelijk Museum in Amsterdam. Zijn werk mag dan de indruk maken spontaan te zijn ont staan, de realiteit is anders. Ver hoef weet precies wat hij gaat doen. Is de voorschets uitgeko zen, dan is het een kwestie van omzetten naar een groot for maat en naschilderen. Al is dat laatste weer niet zo eenvoudig als het klinkt. Verhoef: „Al werkend komen er natuurlijk toch wel afwijkin gen. Halverwege gaat het schil derij zelf dingen in werking zet ten. Verder wil ik verhullen hoe het gemaakt is. Het schilderij moet een natuurlijke indruk maken." De exposities in De Pont in Til burg en in het Stedelijk Museum in Amsterdam maken het werk van Verhoef (Voorburg, 1946) beter inzichtelijk. Het Stedelijk toont in de erezaal recente schil derijen, De Pönt stelt het werk op papier centraal. In zijn atelier, vlakbij Volendam en pal aan de boorden van het IJsselmeer, schuift de schilder grote deuren van zijn tot atelier verbouwde boerenschuur hele maal open, zodat het licht bin nenstroomt. Grote schilderijen, van circa drie bij vier meter, staan tegen de muren. Met brede armgebaren geeft hij zijn werk wijze aan. Vaak werkt hij met verschillen de soorten materialen. Hij plakt vormen op, schildert in lagen over elkaar heen die hij later weer deels wegschuurt en krabt. Een foto van zichzelf wil hij niet („de kunstenaar in zijn atelier, brr, niks voor mij"), maar een onderhoudend prater is hij wel. Over kunst in het algemeen en vooral over film, zijn grote pas sie. Met name over Alfred Hitchcock, de 'master of sus pense'. En welk een toeval dat juist on langs in Parijs een tentoonstel ling openging die de verbanden tussen Hitchcock en beeldende 1966) waar hij tegen de stroom in moest roeien. Verhoef: „Je kunt pas abstract gaan werken als je stillevens en portretten beheerst, zeiden ze tegen me. Moest ik ook modelte kenen. Dat ik na een jaar werd weggestuurd, was een bevrij- ding." Als zoon van een Philips-top- man groeide hij op in Eindho ven. Zijn jeugd bracht hij door in Buenos Aires, en in Argenti nië leerde hij abstracte kunst waarderen. Na een verblijf in Wales en Johannesburg werd hij in 1968 toegelaten tot Ateliers 63, toen nog in Haarlem. Daar vond hij zijn eigen stijl. Verhoef maakte naam met lan ge, smalle verticale doeken in sobere kleuren. Een poging om weg te raken van het idee dat een schilderij een soort land schap is. „Het was een manier om een ingeslopen kijkgewoonte te frustreren", zegt hij nu. Later werden zijn schilderijen be dachtzamer en helderder. Het verticale formaat liet hij los. Nu, in zijn recente doeken, is hij weer wat uitbundiger. Een kwestie van leeftijd, denkt hij ,Ik ben nu minder gereserveerd Bovendien geef ik les aan jonge mensen die zich helemaal niet meer vast willen leggen op een stijl, maar heel eclectisch zijn. Misschien dat me dat onbewust beïnvloedt." De tekeningen dienen daarbij om zijn geest los te maken. Plij krabbelt en plakt tot er iets ont staat waar hij wat mee kan kunst laat zien. Verhoef wijst op de bijdrage van Christel Rau- smüller Sauer in de catalogus die beide exposities begeleidt. „Hitchcock was een meester in het opbouwen van spanning rij te trekken en hen vast te hou den door dieptes te suggereren die er natuurlijk niet zijn. Vor men, kleuren, het handwerk van de schilder en de compositie gaan een spel aan met de kijker Vormen en kleuren gaan een spel aan met de kijker. met een reeks zorgvuldig opge bouwde weinig spectaculaire momenten. In haar artikel legt ze uit dat ik hetzelfde principe volg", zegt hij. Die overeenkomst met Hitch cock is er inderdaad. Verhoef probeert kijkers in zijn schilde- en zorgen voor spanning in zijn schilderijen. Verhoef is een van Nederlands meest vooraanstaande abstrac te schilders. Zijn hele schilders leven werkt hij alzo. Ook tijdens zijn korte verblijf op de Rijks academie in Amsterdam (1965- Straat in Cairo. Nu de hele wereld aan onze voeten ligt en we met groot gemak van de ene cultuur naar de andere 'hoppen', is het moeilijk voor te stellen hoe het de reizigers zo'n honderd jaar geleden verging. Wat dreef iemand als de schilder en etser Marius Bauer (1867- 1932) rond 1900 naar Egypte of India? En is het werk van deze oriëntalist voor altijd verbonden met het leven aan het begin van de vorige eeuw? Het zijn vragen waar de ruim tachtig geëx poseerde werken uit museale en particuliere collecties op de dubbeltentoonstelling in Zutphen (Museum Henriette Polak en het Stedelijk Museum) niet direct een antwoord op geven. Daarvoor moeten we ons verdie pen in de manier waarop Bauer te werk ging, waardoor hij zich liet inspireren, hoe hij zich voorbereidde op zijn verblijf in het nabije en verre oosten, hoe hij zijn reisin drukken verwerkte en bewerkte, wat hij meenam en wat hij achterliet. Het werk van Bauer is in zekere zin confron terend: het werpt de moderne reiziger terug in de tijd. Het laat een wereld zien die defi nitief voorbij is en die alleen met de grootst mogelijk verbeeldingskracht nog kan wor den teruggehaald. Tegelijkertijd is het tijd loos. Bauer tekende en schilderde een wereld die misschien wel nooit zo heeft be staan, althans niet in de periode dat hij er was. Het was de wereld van 'Duizend-en- één Nacht', die voor zijn geestesoog in de straten van Bagdad, Damascus en Cairo tot leven kwam. In de catalogus die bij de tentoonstelling op initiatief van de Bauer Documentatie Stichting is verschenen, legt J. de Hond uit dat Bauer zich sterker aangetrokken voelde door het droombeeld dan door de werkelijk heid. In zoverre zou Bauer ook nu nog heel goed met de oosterse wereld uit de voeten kunnen.,Het moeilijke is niet de werkelijk- heid na te bootsen, het moeilijke is haar te vergeten", heeft hij zelf eens gezegd. De Hond: „Het werk dat teruggaat op reis- studies en foto's blijft altijd iets sprookjes achtigs hebben, en dat komt niet alleen door Bauers techniek, zijn penseelvoering, kleurstelling, intuïtieve lijnvoering en het onaffe, schetsmatige karakter ervan. Ook de figuurgroepen die hij toevoegt, dragen bij aan het fantastische karakter van zijn oeuvre Voorts laat Bauer alle verwijzin gen naar westerse invloeden zorgvuldig weg." De droombeelden van Bauer waren in ster ke mate verbonden met Sheherazades ver tellingen uit 'Duizend-en-één-Nacht'. Ze bepaalden zijn perceptie van de Oriënt. Bauer bezat een zestiendelige Franse verta ling die hij tijdens het lezen illustreerde met in totaal 2925 tekeningen en aquarellen. Maar daarnaast werd zijn geest gevoed door de Bijbel, reisgidsen ën oosterse fictie van Flaubert, Beckford, Loti en Morier. En na tuurlijk had hij als een soort oerbeeld te allen tijde het plakboek van zijn vader in zijn hoofd (te zien op de tentoonstelling), met romantische plaatjes van exotische oorden, Arabische prinsen, en oosterse schonen. Wie met zoveel geestelijke bagage op reis gaat, komt niet thuis met 'kiekjes' van de werkelijkheid. Met enige minachting sprak Bauer dan ook over schilders die op locatie werken. Over een Franse collega bijvoor beeld, die hij ontmoette in het Indiase Agra: „Dat was er zo een die alles op de plaats zel ve maakt, zodat ieder wel geloven moet dat Indië er zo uitziet, 't Was alles knap en han dig, maar de man begreep niets van het ware moois." Hoezeer hij ook was gericht op de pracht en praal, de franje, en de sfeer van steden, tem pels en moskeeën, Bauer gebruikte zijn reisindrukken vooral om zijn verbeelding aan het werk te zetten. 'Onhollands' werd zijn werk daardoor nooit. Zijn etsen doen sterk denken aan Rembrandt. Het kleurge bruik in zijn schilderijen en aquarellen is zacht en atmosferisch. Maar met zoiets als de Haagse School en het Amsterdamse im pressionisme wilde Bauer niets te maken hebben. Hij was een oriëntalist, die neer keek op het 'eeuwig dwepen met sloten en plassen'. De oosterse landenwaren de enige plek waar Bauer volgens eigen zeggen kon aarden. „Juist dat verre vind ik altijd een grote aantrekking", schreef hij eens. „Ja, het kan me niet 'ver' genoeg zijn! En hoe vreemder en wonderlijker alles is, des te meer ik geniet. Maar ik geloof dat ik het rei zigers bloed in de aders heb! Jinke Hesterman Expositie: Marius Bauer, Oriëntali-st - Museum Henriette Polak en Stedelijk Museum Zutph'en, t/m 11 november. Toon Verhoef over zijn werk: „Het schilderij moet een natuurlijke indruk maken.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2001 | | pagina 23