Ridders tegen het kwaad
In de grond geen kwade jongens
Vrouwen zijn net parkeerplaatsen
PZC
Koud met een
gloeiend randje
Jan Tetteroo: Bozoc
Roman van Maïra
Papathanassopoulou
24
Letterkundig
Museum
Netwerk van
Mart Smeets
Tweede roman
Van der Jagt
donderdag 16 augustus 2001
ozoc is de titel van
de nieuwe roman
van Jan Tetteroo
(het pseudoniem van het
schrijversduo Hans
Münstermann en Jacques
Hendriks). Bozoc is de
afkorting van: Burgers
Onbestrafte Zonden
Onderzoeks Commissie. Een
groepje Amsterdamse
mannen kan de verloedering
van Nederland niet langer
aanzien en neemt het recht in
eigen hand. „Waarom gooit u
die rommel zomaar op
straat?"
De politie verschuilt zich
achter een onbereikbaar
telefoonnummer. De rechters
laten de ergste schurken wegens
een vormfout lopen. De straten
van onze steden zijn een jungle
geworden. Je hoeft slechts een
krant door te bladeren om zo'n
beeld van Nederland te krijgen.
Iedereen praat erover, maarnie-
mand is bij machte er iets aan te
doen. De mannen uit Bozoc wei
geren zich bij deze situatie neer
te leggen.
Arnold Hollander, die zich ont
popt als de natuurlijke leider
van deze moderne ridders, heeft
er ferme ideeën over: „Wat we
nodig hebben is de grootste
mentale omwenteling sinds de
Middeleeuwen. We zitten nu zo
dicht op elkaar op deze planeet
dat één enkele rotte appel ons
allemaal kan besmetten. Er is
geen ruimte om die appel in zijn
eentje lekker te laten wegrotten.
De wereld is te vol om nog lan
ger blij uit te roepenleven en la
ten leven De tijd van tolere
ren is voorbij."
Iet terkundige
kroniek
Denk niet dat Bozoc een sim
plistische roman is in de trant
van: sla erop, moeilijkheid op
gelost. In het boek worden juist
op een originele wijze de gren
zen van verantwoordelijkheid
en bemoeizucht, van overlast en
vrijheid, van gedogen en ingrij
pen verkend. Door de groteske
aanpak van Tetteroo wordt het
hele probleem zelfs gerelati
veerd.
Misschien maar goed ook: moe
ten we ons werkelijk hevig op
winden over hondenpoep, over
spel en fietsers op het trottoir?
De mannen van Bozoc maken
In Bozoc van Jan Tetteroo wordt gestreden tegen de verloedering van Nederland.
foto PauI Stolk/ANP
zich er wél druk over. Een van
hen spreekt politieagenten er
zelfs op aan dat ze niet tegen de
fout-fietsers optreden. „Daar is
geen beginnen aan", zegt er een
wijselijk. „Er is geen draagvlak
voor", weet een ander. Waarop
de fanatieke Flip hen toevoegt:
„Het is niet voor niks dat jullie
het pispaaltje van de stad zijn
geworden."
Hij heeft zich op een dag voorge
nomen: „Jij bent een ridder."
Drie vrienden doen met hem
mee: Matti, de schooldirecteur
Willem („de huidige generatie
scholieren is honderd keer ge-
disciplineerder dan het perso
neel") en de voormalige bad
meester Tarzan. Vier nette
burgers die 'het' niet meer ne
men. Dat klinkt mooi en edel.
Maar waaruit bestaat 'het' ei
genlijk? Ingrijpen wanneer een
meisje door een man wordt mis
handeld: dat lijkt helemaal in
orde. Een automobilist krachtig
tot de orde roepen die een fietser
raakt en vervolgens door wil rij
den: het verdient instemming.
Tetteroo laat evenwel zien dat
wanneer goede burgers zich ge
roepen voelen het kwaad te stui
ten er al vlug dubieuze dingen
kunnen gebeuren. Want wie
controleert de controleurs? „El
ke vlegel zou aangepakt wor-
patrouilleren. voeren een grillig
lik-op-stuk beleid. Maar een
theorie heeft men niet, waar
door het clubje uiteen dreigt te
vallen.Tot de welsprekende Ar
nold Hollander op het toneel
verschijnt. Hij zorgt voor een
den", beloven de mannen
elkaar. Maar daarbij blijkt in
begrepen dat de stadsduiven
(„vliegende ratten zijn het!")
met alle middelen bestreden
worden.
En er hoort ook bij dat een rivaal
in de liefde een lesje wordt ge
leerd. Bij Bozoc is men boos over
van alles en nog wat: „de toene
mende stomheid in de wereld.
De genetische krankzinnigheid,
de institutionele diarree." Ze
nieuwe bezieling. Ze zouden een
jury moeten vormen „die het
slechte bestraft en het goede be
loont."
De beloning wordt de zoge
noemde Burgerschapsprijs.
Men weet geen andere kandi
daat te bedenken dan de vrien
din van Tarzan, spoedig al weer
diens ex-vriendin. Kort na de
prijsuitreiking bereikt de ro
man z'n climax. De periode van
woorden is voorbij, het wordt
tijd voor daden wanneer Hol
lander zijn makkers om hulp
vraagt omdat er een inbreker in
zijn huis is. Maar de moed zinkt
de mannen al snel in de schoe
nen wanneer de crimineel een
pistool trekt. Wat staat hen te
doen? Willem weigert zich te la
ten opsluiten en slaat de boef in
een opwelling dood met een me
talen paraplustandaard. Is dit
nog eerlijke bescherming of een
misdaad?
Het is een van de grote dilem
ma's in het strafrecht hoe ver je
mag gaan om jezelf, je naasten
en je bezit in zo'n situatie te ver
dedigen. Het hoogste recht ligt
hier heel dicht bij het hoogste
onrecht.
De vrienden besluiten de beslis
sing niet aan justitie over te la
ten. Ze dumpen de dode in
plaats van de politie te waar
schuwen. Later wordt een lijk
opgevist, maar dat blijkt van
Arnold Hollander te zijn. In
middels is de politie Bozoc op
het spoor gekomen. De mannen
worden absurd genoeg aange-
Een letterkundig museum is
er vooral voor dode schrij
vers. Nalatenschappen, manu
scripten, familiekiekjes, het
hoort er allemaal thuis. Dat
vindt ook Arnon Grunberg,
springlevend schrijver te New
York Hij zou graag in het Let
terkundig Museum in Den Haag
zijn laatste rustplaats vinden.
Grunberg wil als mummie in het
museum terecht komen. T.z.t.
De kunstenares Toos Jansen is
inmiddels aan de slag geweest
met de sarcofaag waarin het ge
mummificeerde lichaam van de
dan wijlen Arnon Grunberg
neergelegd zou kunnen worden.
Directeur Korteweg van het
Letterkundig Museum en Grun
berg hebben ook al een kleine
correspondentie gevoerd over
de afwikkeling van een en an
der. Het schijnt, aldus een publi
catie in het meinummer van
'Juffrouw Ida', huisorgaan van
het museum, nog niet helemaal
rond, omdat de wet op de lijkbe
zorging wel eens roet in het eten
zou kunnen gooien, maar er
wordt aan gewerkt.
Het gesol met het nog niet be
staande lijk van Arnon Grun
berg komt het Letterkundig
Museum mooi van pas, want
daar is de tentoonstelling 'Ver
geten in de slaap der eeuwen.
Schrijvers en de dood' te zien.
Geen thema ligt meer voor de
hand voor een museum dan dit.
Grafschriften zijn een waar lite
rair genre bovendien. Het beste
komt ongetwijfeld van Cees
Buddingh' wiens 'Hier ligt Gijs
van Amerongen/ in de grond
geen kwade jongen' maar moei
lijk te overtreffen lijkt.
In de loop van de decennia ver
zamelde het museum heel wat
gegevens rond sterf- en
doodsbedden van schrijvers.
Begrafenissen, lijkredes, doods
portretten, in memoriams,
rouwcirculaires en vele andere.
Zo vers na de dood van een ge
liefde is de familie maar wat
graag bereid van alles af te
staan om de herinnering zo le
vend mogelijk te houden.
Zo is het museum in de loop dei-
tijd de trotse eigenaar geworden
van het doodshemd van Van
Oudshoorn, post mortem foto's
van Eddy du Perron (opvallend
gaaf, want overleden na een
hartaanval), Herman Heijer-
mans en anderen. Die doodspor
tretten zijn overigens niet alle
maal een onverdeeld genoegen
om te bekijken. Met name het
gelaat van Slauerhoff is door de
tering getekend. Jan Kal dichtte
naar aanleiding van deze foto
het sonnet 'Slauerhoff's Pren
tenboek', waaruit de volgende
strofe komt:
Niet te bereiken meer voor
blaam of lof,/
ligt daar mijn held, met uitge
teerde nek,/
verstijfd en koud onder zijn
laatste dek,/
voor eeuwig stilgevallen, stof
tot stof
De oudste doodsparafernalia op
de tentoonstelling gaan terug
tot het schrijfstersduo Betje
Wolf en Aagje Deken. De meest
recente betreffen het begrafe
nisspektakel van Annie M.G.
Schmidt, wier kist, overladen
Arnon Grunberg
met bloemen, per boot over de
Amstel naar de laatste rust
plaats op Zorgvlied werd ge
bracht.
Dodenmaskers zijn er ook. Van
Bilderdijk werd er een gemaakt.
Maar de opmerkelijkste is uiter
aard die vanHélène Swarth, ge
maakt van was en in een halve
walnoot gestopt. De familie van
de schrijfster Francijntje de
Boer, een Friese dichteres die
net niet nationale roem wist te
vergaren, schonk het museum
een ware grafsteen. Vijfentwin
tig jaar geleden werd haar graf,
stammend uit 1852, geruimd.
Nu staat het in het museum.
Wie na een bezoek aan deze ten
toonstelling zijn doodsfantasie-
en nog niet heeft gestild, mag
een bod uitbrengen op Grun-
bergs sarcofaag. Want bij nader
inzien wil deze toch maar niet.
Jan-Hendrik Bakker
Letterkundig Museum, Den Haag
Vergeten in de slaap der eeuwen.
Schrijvers en de dood - tot 19 no
vember. Opendi-vr 10-17 uur, za.
en zo. 12-17 uur.
klaagd omdat ze „een criminele
organisatie (vormden) met het
doel de misdaad op te sporen en
te bestrijden." De autoriteiten
zijn verbolgen: de weerbare
burgers zouden voor een 'wette
loze maatschappij' zorgen. Het
publiek vindt juist dat het recht
is hersteld. Voortaan loopt nie
mand meer door als er rottig
heid op straat gebeurt.
Jan Tetteroo verliest, ondanks
zijn hang naar het karikaturale,
de nuance nooit uit het oog in
zijn boek over de dolende rid
ders tegen het kwaad. Er komen
geen antwoorden op de inge
wikkelde vragen. Maar het is al
bijzonder dat deze vragen in de
Nederlandse literatuur - waar
a-socialen even zeldzaam zijn
als in een vooroorlogse villawijk
en iedereen zich wacht voor een
incorrect woord - worden ge
steld.
Hans Warren
Jan Tetteroo: Bozoc - L.J. Veen, 208
pag., f 32,90.
Bestaat er iets saaiers dan
sport? Beslist niet! Er valt in
feite over sport niet meer te mel
den dan dat een voetbalclub met
zoveel doelpunten verschil
heeft verloren, dat een hardlo
per zoveel seconden over zijn
traject heeft gedaan, dat een
wielrenner zoveel achterstand
heeft, opgelopen. Wie de uitslag
kent, weet eigenlijk alles. Om de
verschrikkelijke verveling die
onlosmakelijk met sport ver
bonden is te verdrijven, zijn de
verhalen over sportslieden tot
grote bloei gekomen.
Doping is een eindeloze bron
voor dergelijke geheel overbo
dige verhalen die toch veel af
trek vinden. Woorden die nie
mand wat zeggen, kunnen dooi
de sportjournalistiek zelfs van
de ene dag op de andere een be
grip worden. Dé sportterm van
deze zomer is misschien nand-
rolon. Door een affaire rond een
bekende voetballer heeft ieder
een plotseling een mening over
het middel.
Mart Smeets, televisiepersoon
lijkheid en auteur, heeft be
kwaam op deze actualiteit inge
haakt in zijn boek Netwerk. Het
is een haastig, maar zeker ook
handig in elkaar gezette roman.
De hoofdfiguur doet overigens
niet aan voetbal maar aan ten
nis. Max Kwenter heet hijEen
personage voor de helft geba
seerd op realiteit, voor de helft
voortgekomen uit fantasie. In
elk geval geeft de schrijver een
beeld van het wereldje van de
toptennisspelers, van het me
diageweld dat rond hen woedt
én van him sport. Hij kan boei
end vertellen over 'de andere
stuit van de bal' wanneer op
gravel in plaats van op gras
wordt gespeeld. Hij heeft ook
wel eens een aardige vergelij
king. De minnares van de
hoofdpersoon, of eigenlijk een
van zijn vele minnaressen, heeft
naar zijn zeggen „de typische
afstandelijkheid van sommige
Franse vrouwen: koud met een
gloeiend randje."
Smeets' roman is al met al een
geslaagd voorbeeld van lichte
literatuur, met een opening die
je meteen bij de kern van de
zaak brengt, met een kluchtige
plot, met een mengeling van
vermaak en lering. De auteur
noodzaakt je even stil te staan
bij de vraag wat doping in
houdt, waar toelaatbaar her
stellingsmiddel eindigt en ver
boden stof begint.
We zien in de loop van het ver
haal Max Kwenter tot een ster
uitgroeien. Hij is heel goed in
het enkelspel, en vrijwel onver
slaanbaar in het gemengd dub
bel. Daarbij is de Noorse
schoonheid Anne-Britt Chris-
tensson zijn partner. Een jonge
vrouw met wie hij nooit wat
heeft gehad, en dat is heel
vreemd voor zo'n onweerstaan
bare veroveraar als hij. Er gaan
verhalen dat ze lesbisch zou
zijn, misschien heeft dat ermee
te maken. Kwenter leidt een le
ven zonderzorgen. Hij speelt,
hij heeft succes, hij krijgt verder
alle wouwen die hij hebben wil.
Een van zijn geliefden is Colet
te, een official van de tennis-
bond, de koude vrouw met het
gloeiende randje. Zij redt de
veelbegeerde jongeman, 'hot
property', wanneer er een do-
pingschandaal rond hem dreigt
te ontstaan.
Is de nummer één van de wereld
op de tennisbaan ook een kam
pioen in bed? In z'n sport wil hij
„op alle ondergronden goed
zijn", Colette geeft daaraan een
verrassende erotische draai.
Netwerk zal ongetwijfeld de let
terkundige dopingcontroles
doorstaan. Maar even zeker is
dat het boek niet bestand is te
gen een cliché-inspectie.
Mart Smeets is een grootver
bruiker van versleten wendin
gen. Regen komt bij hem 'met
bakken uit de hemel'. Een
plensbui kan 'roet in het eten
gooien'. En op een keer verloopt
Kwetters eerste service 'voor
geen meter'. Toch een klein
wonder dat er nu een leesbare
roman is over tennis, de slaap-
verwekkendste sport van alle
maal.
H.W.
Mart Smeets: Netwerk. Roman-U.
Veen, 192 pag., f 19,90.
De mysterieuze schrijver
Marek van der Jagt publi
ceert in maart volgend jaar zijn
tweede roman: Gstaad 95-98.
Centraal in deze roman staat
Franyois Lepeltier, zoon van
een Duits kamermeisje en een
voorbijtrekkende handelaar in
ganzendons uit de Elzas.
Lepeltier staat bekend als de
erotomaan van Gstaad en als
een man die er een hoogst eigen
aardige manier van verzamelen
op na houdt.
De in Wenen wonende Van der
Jagt (1967) deed vorig jaar op
opzienbarende wijze zijn intre
de in de Nederlandse literatuur.
Nadat de jury van de Anton
Wachterprijs zijn roman De ge
schiedenis van mijn kaalheid
had uitgeroepen tot het beste
debuut van de afgelopen twee
jaar en de schrijver had gewei
gerd die prijs in ontvangst te ne
men, rees het vermoeden dat
achter de naam Van der Jagt de
auteur Arnon Grunberg schuil
ging-
Het gevolg was een nationale
zoektocht naar de geheimzinni
ge schrijver.
Mart Smeets: veel clichés.
foto CeesZorn/GPO
proza
Marian Boyer: Het engelen
transport. De hoofdpersoon in
deze debuutroman trekt, na een
noodlottige gebeurtenis, haar
eigen plan. Zij creëert een eigen
werkelijkheid, die verontrus
tend en ontroerend tegelijk is.
Marian Boyer (1954) werkte,
voordat ze schrijfster werd, als
actrice en regisseur. Uitgeverij
De Geus, 189 blz., geb., 34,25.
vertaald
Julian Gough: Juno en Juliet. De
zusjes Juno en Juliet, een eenei
ige tweeling, krijgen tijdenshun
eerste studiejaar al snel nieuwe
vrienden.
Tijd om zich te vervelen hebben
ze niet: ze worden achtervolgd
door een stalker, vinden een
prachtig appartement en knj-
gen te maken met een onbeant
woorde liefde. Er is bijna te veel
van alles, in elk geval te veel
werkelijkheid om te kunnen
verwerken.
De twee zusjes leren uiteinde
lijk met vallen en opstaan de
spelregels van het leven en de
liefde. Het verhaal over een
bondgenootschap tegen de boze
buitenwereld. Vertaling: Sjaak
de Jong.
Uitgeverij Bert Bakker, 324
blz.,/36,50.
Drie mannen en een vrouw is een geknip
te titel voor de onlangs in Nederlandse
vertaling verschenen roman van de Griekse
schrijfster Maïra Papathanassopoulou. In
de oorspronkelijke versie, afgelopen jaar
een groot succes in Griekenland, heette het
boek 'De giftige verbindingen van arseni
cum', maar het is verstandig geweest van
vertaalster Hanka de Haas-de Roos zich
daarvan niets aan te trekken. Drie mannen
en een vrouw: in die vijf woorden kun je de
288 bladzijden van deze roman uitstekend
vervatten.
Het lijkt wel of de schrijfster een psycholo
gisch experiment heeft uitgevoerd. Wat ge
beurt er wanneer een vrouw tussen drie
mannen kan kiezen? De rivaliteit tussen de
drie mannen wordt bestudeerd, maar even
goed de niet minder dwaze reactie van de
vrouw.
Om het experiment nog wat pikanter te ma
ken is een van de mannen een homoseksu
eel, heimelijk verliefd op zijn grootste con
current in de strijd om de gunsten van de
Maïra Papathanassopoulou (geb. 1967)
werd vorige zomer bekend in Nederland en
Vlaanderen met haar debuut De Judaskus,
het verhaal van een vrouw die besloot de
rollen in haar huwelijk om te draaien. Ze
laat zich niet langer gebruiken, maar maakt
van haar man een lustobject. Het eigentijd-
vensverhaal van Eleni te verbinden. Ze gaf
de feiten zonder theorie en zonder conclu
sie, zonder mening en zonder moraal.
Dit geldt ook allemaal voor de nieuwe ro
man over Charis, Petros, Lazaros en Zoë:
drie eenzame heren en een winkeldochter.
Zoë is zevenendertig jaar, vrij aantrekkelijk
Maïra Papathanassopoulou
se proza uit Griekenland had geen goede
naam, het was vaak al te zwaarwichtig, al te
dogmatisch, al te historisch beladen ook.
Maar deze jonge schrijfster brak de ban met
haar wervelende tragikomedie. Ze weer
stond de verleiding levenslessen aan het le
en nog altijd niet getrouwd. Tot grote erger
nis van haar moeder die zulke grote plannen
voor haar had gehad, maar nog altijd geen
kleinkind in de armen kan houden.
Zoë valt steevast voor de verkeerde man
nen: mannen die wel een avontuurtje willen,
maar geen huwelijk. Ooit had ze gehoopt
dat Lazaros, een violist, de ware was. Hij
bleek echter homoseksueel te zijn. Ze ble
ven altijd goede vrienden en klagen dikwijls
hun nood bij elkaar: „Waar zijn de juiste ke
rels?" Wanneer Lazaros zijn lieveling en zijn
woning kwijt is, ziet hij een advertentie: de
weduwnaar Charis zoekt een huisgenoot.
Charis is 'voorwaardelijk dood', zegt hij
zelf, het lukt hem niet zich los te maken van
zijn gestorven echtgenote.
Hij hoopt dat nieuw gezelschap voor nieuw
leven zal zorgen. Juist wanneer Lazaros bij
hem intrekt, wordt tegenover het huis Pe
tros door zijn vriendin op straat gezet. Hij,
een verwoed rokkenjager, gaat graag op de
uitnodiging in zich bij Charis en Lazaros
aan te sluiten.
De drie vrienden worden vijanden wanneer
Zoë verschijnt. Het was een saaie boel in
huis geweest. „De monniken op de Heilige
Berg Athos konden er prat op gaan dat ze
daar meer plezier maakten", had Petros van
de andere twee gevonden.
Nu wordt alles anders. De drie mannen en
de vrouw belanden in een woeste draaikolk
van emoties. Vooral de afgunst van Lazaros
kent geen grenzen. Hij is jaloers op Zoë dat
zij het met Petros aanlegt, de man van zijn
geheime dromen. Evengoed is hij jaloers op
Petros omdat die z'n hartsvriendin inpalmt.
Lazaros had Zoë graag aan de degelijke
Charis gekoppeld. Die heeft interesse, zij
niet. Maar ook Petros wordt teleurgesteld,
„Vrouwen zijn net parkeerplaatsen: de bes
te zijn al bezet", overweegt hij op een gege
ven moment.
Maïra Papathanassopoulou kiest geen par
tij in de strijd tussen de seksen. Ieder is in
haar ogen even goed, of eigenlijk even
slecht. Op vrolijke toon haalt ze alle illusies
onderuit. Een verrassende roman over de
óndere kant van de liefde, het verheven ge
voel dat zo'n lelijk gezicht kan hebben.
H.W.
Maïra Papathanassopoulou: Drie mannen en een
vrouw. Vertaald door Hanka de Haas-de Roos
Uitgeverij Prometheus, 288 pag., f 36,50.