PZC Platen gaan graag kopje onder Snotolf zuigt zich stevig vast aan ondergrond De dynamiek van een natuurgebied 22 22 23 23 weerwoord Stille hei ligt op de stoep van Zeeland Oude Haven Zierikzee onveranderd As dien boot nii mêê vaort Arnemuiden kreeg veel te verduren bijzonder blauw woensdag 15 augustus 2001 De Mergus van stichting Het Zeeuwse Land schap tuft met een kalm gan getje door het blakke water van de Westerschelde. Op weg naar de Hooge Platen ten noorden van Hoofdplaat. Het natuurgebied - een com plex van schorren, slikken en zandplaten, omgeven door de diepe stroomgeulen van de Westerscheldemonding - ziet er bij laagwater uitge strekt uit. Er ligt dan zo'n 1.800 hectare droog. Bij hoogwater is dat terugge bracht tot zestig hectare en bij springvloed blijft maar vijf hectare vrij van het wa ter. Die dynamiek, gekop peld aan eb en vloed, maakt de Hooge Platen tot een van de bijzondere gebieden in Zeeland. Het aantal keren dat de Hoo ge Platen, die rond 1800 al de huidige vorm kregen, hele maal kopje onder gaat, wordt steeds geringer, vertelt René Beijersbergen, districtshoofd zuid van Het Zeeuwse Land schap. Dat komt doordat het ge bied steeds verder opzandt. Een ontwikkeling die voor planten en dieren nogal wat veranderin gen teweeg brengt, legt hij uit. Overspoeling is goed voor het gebied. Dan blijft de vegetatie open. Het zijn juist de pionier soorten onder de vogels die dat nodig hebben, die moeten niets hebben van ruigte." Tegen het opzanden is niet veel te doen, voor zover het om een natuurlijk proces gaat. In het water van de Westerschelde zit altijd veel slib, dat steeds neer slaat op de platen. In het Ver dronken Land van Saeftinge is hetzelfde aan de gang. De na tuurlijke gang van zaken wordt wel onnatuurlijk versterkt, weet Beijersbergen. Het voort durende baggeren en storten in de rivier veroorzaakt meer zandtransport. Hij is dan ook niet gelukkig met de Vlaamse wens de Westerschelde steeds verder te verdiepen. „Eerst maar eens de rivier een aantal jaren met rust laten en goed on derzoek doen." Hoewel de Hooge Platen breed erkend zijn als natuurgebied, is er geen beschermde status. Het betekent dat recreanten met bootjes er regelmatig gebruik van maken. Zo te zien is er ken nelijk niks leuker dan bij de pla ten af te meren en met koelbox op het strand neer te strijken. Vanaf de Mergus zijn verschil lende activiteiten waar te ne men. De overlast voor met name de vogels valt wel mee, zegt Beijersbergen. „Maar loslopen de honden, dat is een crime. Dat mensen niet snappen dat ze zo iets niet moeten doen, begrijp ik niet." Zo 'n 1800 hectare van de Hooge Platen valt bij laagwater droog. foto's Peter Nicolai ten hebt. Belgische parasailers zijn nog wel eens vervelend. Een leuke sport hoor, maar ze moe ten niet op de platen landen." De Bol, waarvan circa vijf hec tare begroeid is, ligt centraal in het gebied. Het zijn de echte kustvogels, zoals sterns, plevie ren en kluten, die er broeden. De Hooge Platen is voor deze dieren één van de laatste toevluchts- ooi'den in Zeeland. Maar ook voor vogels die op doortocht zijn en bijtanken is het complex onmisbaar. In de toptijd augus tus/september verblijven er 40- tot 50.000 stuks, zoals bonte strandloper, kanoetstrandlo- per, rosse grutto, zilverplevier en wulp. De krombekstrandlo- per is er heel kort: twee weken per jaar. Even de buik voleten en dan verder naar het zuiden. Dwergstern, visdief en grote stern voelen zich goed thuis op de platen en de barre milieuom standigheden zijn voor hen een zien zich te vestigen. Net als de zilvermeeuwen worden ze zo veel mogelijk geweerd. De visdief jes hebben een paar heel slechte jaren gehad; dit sei zoen broeden er 1.300 koppels, met een reproductie van gemid deld 1,5 jong per jaar. Beijers bergen: „Dat is veel. Ze leggen twee tot drie eieren. Als ze één jong grootbrengen kun je in je handen wrijven. Dat is perfect." De tachtig dwergsternparen brachten samen 45 jongen groot en dat is voor hun doen goed. Districtshoofd Beijersbergen geeft aan dat behalve een goed broedgebied ook de voedsel voorziening voor de sterns van veel belang is. „Het luistert alle maal erg nauw. Veel wind, re genbuien, lossende baggersche pen, kunnen roet in het eten gooien." De sterns eten magere zandspiering, maar als de jon gen er zijn moet jonge, vette ha ring op het menu staan. Elk jong kan zeven tot acht vissen per dag aan en de ouders zijn zolang het licht is in de weer daarvoor. Beijersbergen maakt zich zor gen over de beschikbaarheid van voldoende voedsel. Als er niet genoeg haring is, zijn er minder sterns. Baggeractivitei- ten en hogere stroomsnelheden als gevolg ervan, doen er ook geen goed aan. De vogels kun nen dan moeilijker vissen uit het water oppikken. Landelijk zijn er de laatste jaren 12.000 kop pels grote sterns (ooit waren dat Medewerkers van Het Zeeuwse Landschap houden voortdu rend toezicht om uitwassen te voorkomen. Bij mooi weer lig gen er wel veertig tot vijftig bootjes. De recreanten laten het meest kwetsbare gebied, de ho ger gelegen de Bol waar de vo gels broeden, meestal met rust. „Dat ze daar niet moeten komen is goed ingeburgerd bij de wa tersporters. Ze respecteren dat het rustig moet blijven. Het gro te geluk is dat je veel vaste klan- pluspunt. Dat er zo nu en dan nesten wegspoelen is een inge calculeerd risico. De grote stern streek in 1987 voor het eerst neer en klom van 85 naar 3.100 koppels Ze doen het goed, al hebben ze veel last van zilver meeuwen. „Sterns verdedigen zich slecht, het zijn een beetje sukkeltjes. Ze laten zich oprol len als doetjes", aldus Beijers bergen. Problemen zijn er ook met ratten, die door het minder overspoelen van de platen kans .Vs' 'V Is het weer op Maria Hemelvaart uitgelezen, zo zal de ganse herfst voortreffelijk wezen Onze-Lieve- Vrouw- Hemelvaart is 15 augustus) Nieuwe weerwoorden zijn welkom bij de redactie PZC, postbus 18, 4380 AA Vlissingen.faxOJlS- 470102, e-mail redactie@pzc.nl er 40 .000). Ongunstige factoren, zoals de watervervuiling, zijn teruggedrongen. Soorten als aalscholver en lepelaar doen het daardoor weer goed. De sterns blijven hangen. Volgens Beij ersbergen moet dat wel door voedseltekort komen. Een extra reden om de Hooge Platen als één van de belangrijkste kust- vogelreservaten in Nederland te koesteren. Rinus Antonisse Buitengebied is een wekelijkse bijlage over natuur en landschap, land- en tuinbouw, streektaal en streekcultuur, visserij, recreatie en vrije tijd. Vragen, opmerkingen en suggesties zijn welkom bij de redactie van de PZC, postbus 18, 4380 AA, Vlissingen, fax 0118-470102, e-mail redactie@pzc.nl Langs de Zeeuwse kusten leven meer dan honderd verschillende vissoorten in het zoute water. Slechts een paar soorten, zoals schol, tong, paling en haring zijn algemeen be kend, niet in de laatste plaats omdat ze veel gegeten worden. Sportvissers slaan nog wel eens soorten aan de haak die wat minder bekend zijn. Een ervan is het beest dat in dialect be kend staat als een 'lompe'. Zoals dat wel vaker gaat met dialectnamen, wordt de naam soms gebruikt voor andere dieren dan waar die oorspron kelijk voor bedoeld was. Zo worden vissen als de zeeduivel of de zeedon- derpad ook wel 'lompe' genoemd, maar oorspronkelijk komt de naam toe aan de vis die hiernaast wordt af gebeeld, de snotolf. Andere volksna men voor het dier zijn onder meer strontvreter, paddevis en steenzuiger. Om met de laatste naam te beginnen: die is gebaseerd op het feit dat volwas sen snotolfen zich met behulp van hun vergroeide buikvinnen vastzuigen aan de ondergrond. Ze hebben een heel sterke zuigkracht. Zo is het ver haal bekend van een gevangen snotolf die in een emmer water werd gedepo neerd. Na een kort verblijf in de em mer had het dier zich zo vastgezogen dat aan de staart van het dier de hele emmer met inhoud kon worden opge tild. Geen erg diervriendelijk experi ment overigens, maar dat terzijde. Lange tijd werd aangenomen dat vol wassen snotolfen hun hele leven vast zittend op de bodem doorbrengen. Maar dat blijkt niet het geval, want De PZC heeft een stuk Oosterscheldenatuur geadopteerd. Het gaat om de Rumoirtschorren en de Slikken in de Krabbenkreek, achterin de Ooster- schelde. Ook het schorretje voor de Oesterput, langs de noordkust van Noord-Beveland behoort bij het geadopteerde gebied. De krant betaalt mee aan het behoud van dit bijzondere stukje Zeeland, door een sponsor bijdrage aan Het Zeeuwse LandschapIn 'Bijzonder blauw' wordt het wel en wee van het reservaat belicht en bovendien komen er regelmatig verte genwoordigers van de unieke flora en fauna ter sprake. inmiddels zijn ze ook vrijzwemmend in de bovenste waterlaag waargeno men. Anders zou de maaginhoud van onderzochte dieren ook moeilijk te verklaren zijn. Daarin zijn onder meer eieren van de schol, ribkwallen en ge wone kwallen aangetroffen. In de Zeeuwse kustwateren is het echter re gel dat de dieren vastgehecht zitten op de bodem. Ze komen hier namelijk om te paaien. In de paaitijd en in de periode erna (globaal tussen april en november) eten snotolfen niet. Hun maag is dan gevuld met water. De roze gekleurde eitjes (tot zo'n 135.000 per dier!) wor den afgezet in april, boven de laagwa- terlijn. Ze vallen dus tijdens ieder tij een poosje droog. In Noord-Europa worden de eieren soms zwart gemaakt en vervolgens geëxporteerd als 'kavi aar'. De eitjes worden gedurende de perio de dat ze in het water liggen door het mannetje van de snotolf bewaakt. Hij ventileert de eimassa met behulp van zijn borstvinnen, om te zorgen dat ze voldoende zuurstof krijgen. Aange nomen wordt dat de onbevruchte en zieke eitjes door het mannetje worden verwijderd of opgegeten. Overigens is het mannetje weerloos tegen allerlei natuurlijke vijanden. Tijdens laag water zijn dat bijvoorbeeld meeuwen en spreeuwen en gedurende hoogwa ter storten andere vissoorten zich op het broed. De jonge snotolfen leven vrijzwem mend in het water en gedragen zich zeer actief. Ze komen tot vlak onder de kust, en een enkele keer als het stormt, belanden ze in het vloedmerk, waar ze natuurlijk gedoemd zijn om dood te gaan. Jonge snotolfen zijn fel gifgroen van kleur en daardoor sprin gen ze direct in het oog. Volwassen exemplaren zijn wat soberder ge kleurd, maar nog steeds bijzonder fraai om te zien. Snotolfen planten zich normaal ge sproken voort in wateren waar een harde ondergrond aanwezig is, zoals bijvoorbeeld rotsachtige bodem. Vaak wordt beweerd dat in Zeeland van nature geen hard substraat voor komt, maar dat klopt niet helemaal. In het Slaak, grenzend aan de Ru moirtschorren liggen uitgebreide veenbanken die alleen met heel laag water droogvallen. Het zijn veenpak- ketten die voor het begin van onze jaartelling gevormd zijn, onder puur zoete omstandigheden. Het zijn de oorspronkelijk inheemse harde sub straten. Ook elders in de Ooster- en Westerschelde komen dergelijke veenbanken voor. Pas in later tijd zijn door menselijk toedoen kunstmatige rotsbodems ontstaan in de vorm van zeeweringen, pieren en nollen. Juist die harde bodems herbergen vaak een zeer rijk planten- en dierenleven, waar we niet zuinig genoeg op kunnen zijn. Chiel Jacobusse Volwassen snotolf in de Oosterschelde. foto Marco Faasse

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2001 | | pagina 21